De 44 objecten van ‘De Rozenkruisers Revolutie’ – tentoonstellingsboekje – open middag Rozenkruisers Haarlem

LEES OVER DE OPEN MIDDAG OP ZONDAG 25 SEPTEMBER 2022

DOWNLOAD HET TENTOONSTELLINGSBOEKJE ‘DE ROZENKRUIsERS REVOLUTIE’

De tentoonstelling De Rozenkruisers Revolutie is nog tot en met 30 september 2022 te bezoeken in Haarlem. Een mooie gelegenheid om dat te doen is op zondag 25 september. Dan is er namelijk een open middag (van 13.30 t/m 17.00 uur) met meerdere activiteiten in het J. van Rijckenborghcentrum, het gebouwencomplex van het Gouden Rozenkruis in Haarlem. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk deel te nemen aan de lezing ‘Rozenkruisers door de eeuwen heen’  om 14.00, 15.00 en 16.00 uur. Het tentoonstellingsboekje bevat veel achtergrondinformatie. Het is verkrijgbaar in gedrukte vorm voor 2,50 en kan gratis worden gedownload als pdf.  Hieronder volgen de inleiding en een beschrijving van de 44 objecten die tentoongesteld zijn. 

INLEIDING

Vanwaar het woord ‘revolutie’? Volgens verhalen van zeventiende-eeuwse tijdgenoten wilde de geheimzinnige Broederschap van het Rozenkruis de bestaande wereldorde omverwerpen en de hele maatschappij hervormen. Omdat ze ook kritiek hadden op de kerk werden ze aangezien voor ketters. Fabel en feit komen allebei aan bod in de tentoonstelling De Rozenkruisers Revolutie, die van 4 t/m 30 september te zien is in het J. van Rijckenborgh-centrum in Haarlem, Bakenessergracht 1.

DOWNLOAD HET TENTOONSTELLINGSBOEKJE ‘DE ROZENKRUIsERS REVOLUTIE’

De beweging is genoemd naar de stichter Christian Rosenkreutz, zogenaamd een middeleeuwse monnik. Hij reisde rond op zoek naar wijsheid, en vond die vooral in het oosten, in Arabië en Noord-Afrika. Degenen die de figuur van Rosenkreutz rond 1610 bedachten, zijn de aanstichters van de ‘revolutie’ en de eerste echte rozenkruisers. Ze wilden liever anoniem blijven, want ze begrepen zelf al dat hun ideeën op weerstand zouden stuiten.

Vanuit modern standpunt valt moeilijk te begrijpen waarom zij die juist het goede met de hele mensheid voorhadden, zo aangevallen werden. Ze pleitten in voorzichtige bewoordingen voor een universeel christendom, wilden gratis gezondheidszorg voor iedereen en vonden dat de wetenschap meer moest openstaan voor nieuwe ontwikkelingen en voor (verloren gegane) oude wijsheid, zoals die van de Egyptische wijze Hermes Trismegistus.

Te zien is waar zij hun ideeën en idealen vandaan haalden, hoe ze daarmee naar buiten traden in hun manifesten en hoe de strijd in de zeventiende eeuw verder – op papier – werd uitgevochten. Hun gedachtegoed werd ook later weer opgepakt door moderne religieuze bewegingen: we vinden het terug in de theosofie en de antroposofie, bij de vrijmetselarij en bij de hedendaagse rozenkruisersgroeperingen. Het was een inspiratiebron voor religieuze denkers als Helena Blavatsky, Rudolf Steiner, Max Heindel, Harvey Spencer Lewis en Jan van Rijckenborgh.

DOWNLOAD HET TENTOONSTELLINGSBOEKJE ‘DE ROZENKRUIsERS REVOLUTIE’

1 DE ROZENKRUISERS REVOLUTIE

Wonderbaarlijke tekenen aan de hemel

De plotselinge verschijning van kometen of andere onverklaarbare hemellichamen veroorzaakte tot in de zeventiende eeuw vrees of verwachting. Was zo’n ongewoon hemelverschijnsel ‘een bode van verdriet of van geluk’, zoals de dichter en diplomaat Constantijn Huygens (1596-1687) het verwoordde? De nieuwe ster die in 1604 werd waargenomen veroorzaakte grote opwinding onder astronomen en astrologen, want hij stond voor het oog vlakbij de planeten Mars, Jupiter en Saturnus, samen bekend als de trigonus igneus of ‘vurige driehoek’. Dit laatste was op zich al een bijzonder verschijnsel omdat het dezelfde stand van de planeten als bij het begin van de wereld zou zijn. Nu dit in 1604 opnieuw gebeurde, zou het kunnen wijzen op een Nieuw Begin.

De nieuwe ster werd ook genoemd in de Confessio fraternitatis, het tweede van de drie zogeheten ‘rozenkruiserspamfletten’ die in 1614 en 1615 verschenen. In de Confessio fraternitatis is sprake van een ‘geweldig teken van Gods zwaarwegende besluit’: Gods voorzienigheid openbaarde zich immers ook in hemeltekenen zoals deze. De rozenkruisersbroederschap zag dit geweldige teken als een voorbode van een door hen voorgestane ‘hervorming van de hele wijde wereld’.

Hun boodschap sloeg enorm aan en veroorzaakte een stortvloed aan reacties, zowel voor als ook tegen. De tegenstanders kwamen vooral uit de orthodox-christelijke hoek, de voorstanders werden gegrepen door het streven om op een meer bezielde wijze om te gaan met de natuur en de wereld. Het Collegium fraternitatis, een prent van de meestergraveur Matthäus Merian, zit vol met symbolische verwijzingen en hints naar de Broederschap en de commotie die eromheen was ontstaan.

Een nieuwe ster

De verschijning van de supernova hield de gemoederen bezig. Was het een teken dat er grootse dingen stonden te gebeuren of was het een voorteken van naderend onheil? De nuchterste uitleg van de nieuwe ster die in 1604 aan de hemel verscheen, kwam van de astronoom Johannes Kepler, die er in 1606 over schreef in zijn De Stella Nova in pede Serpentarii. Het effect dat wordt uitgeoefend door hemelverschijnselen, betoogde hij, bestaat meestal hieruit dat als iemand de nieuwe ster als een gunstig teken opvat, deze persoon door dit geloof tot ongekende prestaties kan komen. Hij bracht de ster niet in verband met de eindtijd, zoals anderen deden. De ster had veel te betekenen, schreef hij, maar dan als bijkomstigheid. De verschijning ervan is goed voor de portemonnee van drukkers, omdat iedere theoloog, filosoof, arts en wiskundige er wel iets over wil schrijven.

BESTEL MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS

Het gebouw

1 Daniel Mögling, Speculum sophicum rhodo-stauroticum.Manuscript, na 1618, afbeelding
Deze tekening is een getrouwe kopie van de originele druk uit 1618. Het oog wordt meteen getrokken naar het wonderlijke gebouw op wielen in het midden. Het is een verbeelding van wat letterlijk in het eerste rozenkruisersmanifest, de Fama fraternitatis, staat: ‘Ook zal ons gebouw, al zouden honderdduizenden mensen het van nabij gezien hebben, voor de goddeloze wereld in eeuwigheid onberoerd, onaangedaan, onzichtbaar en volkomen verborgen blijven.’ Alle andere details hebben evenzeer te maken met die opzienbarende drie pamfletten.
Origineel in UB Zürich, Collectie Oskar Schlag

2 Fama fraternitatis. Oder Entdeckung der Bruderschafft dess löblichen Ordens dess RosenCreutzes. Frankfurt 1617
De Broeders van het Rozenkruis riepen gegadigden expliciet op om zich te melden als ze lid wilden worden van de Broederschap: ‘Ook kan ieder die zijn naam opgeeft er zeker van zijn met een onzer hetzij mondeling (…) hetzij schriftelijk in contact te komen’. Maar hoe dan? Misschien diende het adres van de drukker in Kassel als poste restante? Op de prent van Daniël Mögling (zie nr. 1) zien we een aantal brieven heen en weer vliegen; brieven aan de broeders, maar ook van de broeders, aan I.D.C. en T.S. De initialen I.D.C. staan voor Julianus de Campis, het pseudoniem van de jurist en alchemist Christoph Welling; T.S. is Theophilus Schweighart, een pseudoniem van Daniël Mögling.
Julianus de Campis’ Sendbrieff werd opgenomen samen met een andere instemmende reactie van de arts Georg Molther uit Wetzlar (die beweerde een heuse Broeder van het Rozenkruis te hebben ontmoet in zijn stad), in deze herdruk van zowel de Fama als de Confessio fraternitatis. Op de gravure komt Julianus de Campis’ naam twee keer voor: als geadresseerde maar ook als ‘sterke man’ wiens arm uit een van de ronde ramen van de burcht steekt en een zwaard vasthoudt.
Mögling was naast groot voorstander van de Rozenkruiserbroederschap ook een groot bewonderaar van Christoph Welling. Er was voor hem geen twijfel over mogelijk dat de Rozenkruisersbroederschap de wereld veel goeds en niets kwaads bracht. In zijn verweerschrift ‘Rosa florescens’ tegen Friedrich Grick, ooit medestudent van Mögling aan de Universiteit van Tübingen, schrijft hij wat de Broederschap voor ogen stond. Zij wilden slechts ‘God en hun medemens naar hun beste vermogen dienen, de natuur ontdekken en haar geheimen aanwenden ten bate van de christelijke wereld’. Met deze verwijzing naar het ontdekken en veredelen van de natuur plaatst Mögling de rozenkruisers tegelijkertijd in een alchemistische context.
BPH

3 E.D.F.O.C.R. sr [= Christoph Welling], Gründtlicher Bericht, von dem vorhaben (…) der löblichen Bruderschafft dess Rosen Creutzes. Frankfurt 1617
Christoph Welling, alias Julianus de Campis, was ooit bevriend met de auteur van de rozenkruisersmanifesten, Johann Valentin Andreae, tijdens diens jaren in Tübingen. Het pamflet, dat anoniem verscheen, zou zijn geschreven door een van de ‘voornaamste Broeders van het Rozenkruis’, een predicaat waar Andreae het zeker niet mee eens zou zijn geweest omdat hij de alchemistische praktijk uiteindelijk afwees. Welling en Mögling wilden daarentegen juist de Broederschap in een meer alchemistische richting sturen. Wel worden degenen die slechts op zoek zijn naar goud en geld afgewezen in dit pamflet, waarin een allegorische passage over de ware alchemistische weg te vinden is: ‘in het midden van de aarde of het centrum van de wereld ligt een berg, die alleen te bereiken is voor hen die waardig zijn, zodat ze de tinctuur kunnen bereiden.
BPH

4 Robert Fludd, Utriusque cosmi…historia. Oppenheim 1618
In bijna alle prenten door hervormde graveurs wordt de Drieëenheid als volgt verbeeld: Christus als het Lam Gods, de Heilige Geest als een duif en God als het tetragrammaton, een van de Hebreeuwse godsnamen. Dit omdat de hervormden het tweede gebod: ‘Gij zult geen godenbeelden maken’, in acht namen, in tegenstelling tot katholieke kunstenaars, die God als eerbiedwaardige grijsaard op een wolk bleven afbeelden.
Op deze gravure zien we het tetragrammaton onder het alziend oog van God. Een smekeling richt de handen naar boven. In de lichtstraal staat een spreuk uit een van de psalmen: ‘Onder de schaduw van uw vleugels, Jehova’, tevens de laatste woorden van de Fama fraternitatis. Of dit verband op toeval berust of bewust is gelegd, weten we niet. Robert Fludd was weliswaar een bewonderaar van het rozenkruisersgedachtegoed, maar heeft zelf gezegd dat hij de manifesten nog niet kende toen hij dit werk schreef.
BPH

Roos en kruis

5 Portret van Johann Valentin Andreae
De lutherse predikant Andreae geportretteerd op oudere leeftijd, lang nadat hij de Chymische Hochzeit schreef en zijn bemoeienis met de rozenkruisers had afgedaan als ‘jeugdzonde’. Het was vermoedelijk het familiewapen van Andreae dat de Tübinger jurist Christoph Besold op het idee bracht dat Andreae de bedenker van de figuur Rosenkreutz zou kunnen zijn: het schuine kruis met de rozen komt terug in de kleding van de pelgrim Christian Rosenkreutz in de Chymische Hochzeit. Hij heeft vier rozen op zijn hoed en twee gekruiste rode banden over zijn schouders, als een soort sjerp (zoals beschreven in de tweede dag). Daarnaast wist iedereen in die tijd dat een kruis met een roos naar Luther verwijst: de zogenaamde lutherse roos is een enkele witte roos met in het midden een rood hart met een zwart kruis. Dit beeld zal ongetwijfeld ook geresoneerd hebben in de hoofden van de opstellers van de manifesten.
BPH

De Rozenkruisersmanifesten

‘Manifesten’ is eigenlijk de latere, moderne benaming voor de beginselverklaringen van de rozenkruisers: de Fama (Oproep), de Confessio (Geloofsbelijdenis) en de in romanvorm geschreven Chymische Hochzeit (Alchemische bruiloft). Ze riepen niet op tot een volksopstand; ze waren in de eerste plaats gericht aan de geleerden en vorsten: de beleidsmakers van toen. Terwijl de Fama het programma voor de hervorming van wetenschap en maatschappij bevat en de Confessio daar een nadere toelichting op geeft, wijst de Chymische Hochzeit de innerlijke weg, via een inwijdingsritueel, die moet leiden tot een persoonlijke transformatie.

Het was wel een slimme zet om voor te wenden dat de rozenkruisersbroederschap al rond 1394 gesticht was door Vader-Broeder Christian Rosenkreutz: zo leek het bestaan een voldongen feit en geen controversiële nieuwlichterij. Als reactie kwam er een stroom pamfletten, vooral uit de hoek van theologen en academici. Velen wilden lid worden van de Broederschap maar vroegen zich af waar ze zich aan konden melden, anderen bestreden op felle toon de nieuwe ideeën. We weten inmiddels dat de man achter de oorspronkelijke ideeën Tobias Hess was, jurist en arts uit de school van Paracelsus en spil van een groep van vrijzinnige, ontevreden lutheranen in het Zuid-Duitse Tübingen.

LEES OVER DE MANIFESTEN VAN DE ROZENKRUISERS EN COMMENTAREN DAAROP

6 Allgemeine und General Reformation der gantzen weiten Welt. Beneben der Fama fraternitatis. Kassel 1614 (1e druk)
Ingekleed als de biografie en de reisverslagen van Christian Rosenkreutz is de Fama in feite een oproep tot ingrijpende hervormingen. Het hervormingsprogramma is niet puntsgewijs uitgewerkt, maar het is wel duidelijk welke kant het op moet: studeerkamergeleerdheid moet worden ingeruild voor het lezen van het ‘Boek der Natuur’. Geleerden moeten zelf onderzoek doen op het gebied van theologie, geneeskunst en natuurwetenschappen. Ervaring in plaats van speculatie. De Broeders maken een stevig statement door te zeggen dat niet langer de woorden van de paus, Aristoteles en Galenus voor de enige waarheid moeten doorgaan, want zo blijft alles bij het oude.
Sinds 1610 circuleerden er al handschriften van de Fama. Toen al kregen twee geleerden de tekst in handen: de jurist Christoph Besold uit Tübingen en de stadsarts Adam Haslmayr in Tirol. Deze eerste druk verscheen buiten medeweten van de schrijvers, die misschien helemaal (nog) niet de bedoeling hadden om hun idealen met een breed publiek te delen. Hun ideeën werden ineens op straat gegooid door deze publicatie. Besold was trouwens ook degene die Johann Valentin Andreae als vermoedelijke auteur aanwees van de manifesten en heel lang geloofde men dat. Andreae was in 1610 pas 24, een van de jongsten van de intellectuele vriendengroep rond Tobias Hess uit Tübingen die, naar we nu weten, gezamenlijk het rozenkruisers-ideaal schiepen.
De mens wordt in de manifesten aangesproken op zijn potentieel als wezen geschapen naar Gods evenbeeld, niet als een machteloos, met de erfzonde belast schepsel dat alleen dankzij genade van boven zijn zondige natuur kan overwinnen. Hij is een mondig wezen dat leeft in harmonie met de goddelijke natuur en hij kan door zijn daden de wereld helpen herstellen in zijn oorspronkelijke, door God bedoelde staat, een boodschap ontleend aan de hermetische traditie.
De Confessio of Geloofsbelijdenis, die geldt als het tweede manifest, was apart al in het Latijn verschenen, maar in een derde druk van de Fama werd nu ook de Duitse tekst opgenomen. Hierin is de sfeer van verwachting van de eindtijd sterk aanwezig, voorspeld door de nieuwe ster uit 1604. De 37 artikelen of grondslagen gaan vooral in op de bestudering van de hemel en de aarde, om de mens als microkosmos te kunnen begrijpen. In de Confessio is voor het eerst sprake van de verspreiding van de Fama in vijf talen over heel Europa, maar ondanks deze grootse plannen is dat er niet van gekomen. Antwoorden mochten overigens ook gestuurd worden in elke taal die men maar wilde.
BOV

‘Chymische Hochzeit’

In den beginne van het rozenkruisersontstaansverhaal was er een literair meesterwerk van een rebelse student uit Tübingen. Wat later als derde manifest de wereld inging, was in feite als eerste geschreven, al in 1607. De hoofdpersoon van de (alchemistische) vertelling is Christian Rosenkreutz, die gemodelleerd is naar Don Quichot. Rosenkreutz wordt voor een bruiloft uitgenodigd. Het ‘alchemistisch huwelijk’ is een begrip uit de alchemie: de symbolische benaming van het proces waarbij de tegendelen (mannelijk-vrouwelijk) verenigd worden, meestal in zeven stadia. In het verhaal duurt de tocht naar het kasteel en het bruiloftsritueel dan ook zeven dagen. Rosenkreutz ondergaat een aantal beproevingen en wordt dan samen met de andere gasten ingewijd, niet als rozenkruiser, maar in de Orde van de Gouden Steen. Als een tweede Don Quichot maakt hij zich op om alle ‘misleidende alchemistische schelmenboeken’ te vernietigen. Ook Heinrich Khunraths boek met de vier theosofisch-alchemistisch-kabbalistische prenten hoort daarbij.

De nieuwe ridders ontvangen de orderegel, die net als in de Fama uit vijf punten bestaat. Het lijkt een gruwelijke wending te nemen als hij ook de onthoofding van de zojuist getrouwde koning en koningin moet bijwonen, maar de lezers van toen begrepen dat hij als ingewijde nu bevoorrecht was om getuige te zijn van een alchemistisch transmutatieproces, waarbij het echtpaar ook weer tot leven werd gewekt en gezuiverd werd. Hierdoor moest de lezer begrijpen dat de mens innerlijke, spirituele veranderingsprocessen kan doormaken.

Niemand van de auteurs die hebben meegewerkt aan de manifesten heeft zich ooit bekendgemaakt, behalve Johann Valentin Andreae, die later in zijn autobiografie zei dat hij deze roman geschreven heeft, in 1607: hij was toen 21 jaar en werkzaam als huisleraar. Hij doet het dan af als onbelangrijk niemendalletje, omdat hij later afstand nam van alles waardoor hij met de rozenkruisers in verband kon worden gebracht, maar het is wel zijn meest gelezen boek. De figuur Rosenkreutz vertoont wel enige kenmerken van Andreae zelf, die trouwens goed bekend was met de alchemistische praktijk. Hij assisteerde zijn vader met experimenten, maar toen die zijn hele vermogen eraan verloor, veranderde Andreae’s houding radicaal. Als Rosenkreutz op pad gaat, kleedt hij zich als een pelgrim en draagt hij een hoed met vier rozen en twee rode, gekruiste banden over zijn schouders. Dit verwijst rechtstreeks naar het familiewapen van de Andreaes: een Andreaskruis (een schuin kruis) met vier rode rozen.

Tussen 1614 en 1617 waren er zoveel als zeven drukken van de Fama en drie van de Chymische Hochzeit verschenen, en in de jaren daarna honderden antwoorden, maar in de achttiende eeuw was de Broederschap een stukje vergeten geschiedenis geworden. Tot er belangstelling kwam vanuit vrijmetselaarskringen en de daaraan verwante Gold- und Rosenkreuzer: uit die hoek komt de heruitgave van zowel de Fama als de Chymische Hochzeit. Bij de historische rozenkruisers was echter geen sprake van een hiërarchische structuur; zij wilden een spirituele gemeenschap zijn zonder organisatie en met slechts een paar orderegels. We moeten ook niet uit het oog verliezen dat er nooit een echt functionerende Broederschap is geweest. Dat werd anders in de achttiende eeuw: de ‘Gouden Rozenkruisers’ en de vrijmetselarij waren bestaande broederschappen die wel een gradensysteem en ceremoniën kennen. Daarnaast concentreerden de Gold- und Rosenkreuzer zich bijna uitsluitend op het alchemistische werk.

7 Chymische Hochzeit Christiani Rosencreutz anno 1459. Z.p., 1616 [3e druk].
Deze piraat-uitgave, waarvan we nog steeds niet weten waar hij gedrukt is, is beroemd vanwege het zogenoemde ‘zegel’ van Christian Rosenkreutz op de titel. Het is een symbool geworden voor het rozenkruisersgedachtegoed. Zo wordt het gebruikt door Waite op de cover van zijn The Real History of the Rosicrucians (1887) en door Van Rijckenborgh op het omslag van zijn uitgave van de Aurora van Jacob Böhme. Het is in feite een variant op het monas-symbool of Mercuriusteken dat voorkomt in de marge bij de uitnodiging voor de koninklijke bruiloft, maar dan ondersteboven. Het monas-teken is bedacht door John Dee (Monas hieroglyphica 1564) maar het is niet gezegd dat de auteurs van de manifesten het rechtstreeks daaraan ontleenden: dezelfde houtsnede komt ook voor in een alchemistisch werk uit 1609.
BPH

De schrijver van het ‘vierde Rozenkruisersmanifest’

Daniel Mögling (1596-1635) kwam uit een vooraanstaande familie van wetenschappers en geleerden, waaronder advocaten, filosofen en artsen. Hij studeerde filosofie en medicijnen aan diverse universiteiten en kende Johann Valentin Andreae, de auteur van de rozenkruisersmanifesten. In Andreae’s autobiografie wordt hij genoemd als een van de studenten die bij hem zijn opwachting had gemaakt.

Hoewel hij hoopte de rozenkruisersbeweging in een meer alchemistische richting te sturen, deelde Mögling de idealen van de rozenkruisers- broederschap. Zo stond de broederschap kritisch tegenover de al te slaafse afhankelijkheid van boekengeleerdheid – iets wat hem zeer aansprak. In een brief aan zijn vriend Bonaventura Reihing uit 1617 schreef hij:

‘Ik wou dat de wereld mijn school was, diverse landen mijn leraren, menselijke daden mijn boeken, gedachte-uitwisseling mijn alfabet, prinselijke hoven mijn klaslokalen en ik de proefsteen van alles. (…) Wij zijn zo verzot op boekenwijsheid en hebben geen oog voor de dingen zelf. We weten dat iets gebeurt, maar niet waarom.’

Mögling besprak de Broederschap zeer lovend in een aantal werken die in 1618 werden uitgebracht. Ze werden onder de aandacht gebracht van Landgraaf Philipp von Hessen-Butzbach, die hem aanstelde als hofarts.

8 Daniel Mögling, Speculum sophicum rhodo-stauroticum. Handschrift ca. 1650
Dit werk is wel ‘het vierde rozenkruisersmanifest’ genoemd. Met zijn ‘Wijs- heidsspiegel van het Rozenkruis’ eerde de 22-jarige Daniel Mögling de Broederschap van het Rozenkruis in woord en beeld. De gravures in de oorspronkelijke druk van 1618, van de hand van Matthäus Merian, gelden als de meest gedetailleerde en tegelijkertijd kunstzinnigste verbeelding van het gedachtegoed van de rozenkruisers: in dit handschrift zijn ze heel getrouw gekopieerd. Hun oproep tot een algehele hervorming van de wereld en tot onderzoek van de goddelijke natuur zette de jonge arts in vuur en vlam. Deze afbeelding doet denken aan de beroemde Oratorium-Laboratorium-gravure in het Amphitheatrum sapientiae aeternae (1595) van Heinrich Khunrath, een collega-arts en alchemist. Bovenin Möglings gravure heft een onderzoeker bezwerend de handen ten hemel. De alchemist beneden kan onder Gods bescherming het werk in het laboratorium voorbereiden en voltrekken. De relatie tussen Ergon, het hoofdwerk of hoofdzaak, en Parergon, het bijwerk of bijzaak, is de relatie tussen ‘ora et labora’, bid en werk, tussen kennis van God en kennis van de natuur, waardoor de geheimen van de macro- en de microkosmos worden geopenbaard.
BPH

9 Daniel Mögling, Poculum pansophiae in: Geheime Figuren. Handschrift 1943
Deze afbeelding van de ‘Beker van de Alwijsheid’ komt uit Möglings Speculum rhodo-stauroticum maar werd opgenomen in de editie van de Geheime Figuren van 1785, en daaruit weer gekopieerd in dit twintigste-eeuwse handschrift. De mens wordt hier voorgesteld als een spiegel van hemel en aarde. Onder de gevleugelde cirkel met daarin het tetragrammaton dat ook op de prent van het Collegium fraternitatis te vinden is (zie nr. 1), staan de woorden ‘Omnia ab Uno’, alles komt voort uit het Ene. Dat Ene brengt de natuur voort, die volgens de klassieke filosofie opgebouwd is uit de vier elementen vuur: (Ignis), aarde (Terra), water (Aqua) en lucht (Aer). De vlieger van de vier elementen is met één punt verbonden aan de natuur en met de andere aan een cirkel met ‘Azot’, een begrip dat door Paracelsus werd uitgewerkt en verwijst naar mercurius, maar tegelijkertijd ook een geneesmiddel is tegen alle ziekten: de steen der wijzen dus. Al deze elementen vormen het plantenrijk, het minerale rijk en het dierenrijk, waar de mens toe behoort. Hier staan de woorden ‘Omnia ad Unum’, alles keert terug naar het Ene, hier de mens. Daaronder staat te lezen: ‘Tibi veritas simplex’: dit is een simpele waarheid voor je.
BPH

De Rozenkruisers in de Nederlandse Republiek

Was er een rozenkruisersbeweging in de Nederlandse Republiek? Er zijn maar heel weinig gedrukte reacties bekend, niet meer dan een vijftal – veel minder dan in Duitsland, maar er werd wel heel wat óver de rozenkruisers gediscussieerd en geschreven, in dagboeken, in historische verhandelingen, in notulen en processtukken. Positieve reacties zijn zeldzaam; meestal wordt de beweging kritisch besproken of geridiculiseerd, zoals op de spotprent te zien is in de vitrine (nr. 11).

Feit is dat de Staten van Holland en West-Friesland in 1625 advies vroegen over de rozenkruisers aan de theologische faculteit van de Universiteit Leiden. Bij netelige kwesties gebeurde dat wel vaker. De Staten waren bezorgd om deze ‘voortwoekerende en zich ook in de Lage Landen verspreidende broederschap’. In 1615 was er namelijk een Nederlandse vertaling van de Fama en de Confessio verschenen, de vroegste vertaling in een andere taal. Waar die gedrukt is en wie de vertaler was, weten we niet met zekerheid. Er zijn aanwijzingen dat hij in Amsterdam verscheen en dat de dichter/tekenaar Paulus de Kempenaer erachter zit, van wie ook enkele religieus getinte handschriften bekend zijn.

De geraadpleegde theologen, vier strenge calvinisten, leken aller- eerst bezorgd te zijn vanwege de eigenzinnige koers die de rozenkruisersbroederschap uitzette: de broeders bevalen weliswaar de Heilige Schrift aan, maar wilden zelf hun oordeel vellen. Ook beweerden ze te kunnen profete- ren. Dit tartte het kerkelijke gezag, want de ware gelovige hield zich aan de Schrift zoals die door de predikant werd uitgelegd. Maar waarschijnlijk was men nog het bangst dat de rozenkruisers de maatschappij zouden kunnen ontwrichten.

10 Fama fraternitatis, oft ontdeckinge van de Broederschap. Amsterdam 1615 afbeelding
Dat er enthousiasme was in onze regio voor de rozenkruisers blijkt uit deze vertaling van de Fama, die al een jaar na de oorspronkelijke druk verscheen. In Engeland verscheen die vertaling pas in 1652; uit Frankrijk kwamen sinds 1623 wel reacties, maar geen vertaling van de manifesten. Wie de Nederlandse vertaling maakte, weten we niet, maar een goede kandidaat zou Paulus de Kempenaer kunnen zijn, die al in juli 1615 in een ongepubliceerd manuscript (Boruchtia) over Damcar schreef, de stad die Christian Rosenkreutz op zijn reizen aandeed. Omdat ‘Damcar’ niet bestaat (het is een verschrijving voor Damar, dat in Jemen ligt), en alleen in de Fama genoemd wordt, moet de Kempenaer de Fama al halverwege 1615 gekend hebben. Hij vatte de boodschap uit de manifesten op als een oproep tot religieuze tolerantie, zoals ook Coornhert die voorstond, zegt hij.
Origineel Koninklijke Bibliotheek, Den Haag

11 Prent van Pieter Nolpe, naar een tekening van Pieter Jansz Quast, ca. 1650
Volgens het onderschrift worden hier leden van de ‘Broederschap van het Roode Kruis’ op de korrel genomen. Zijn dat de rozenkruisers? En wie is de schilder die het gelaat van de Antichrist schildert op iemands achterwerk? Deze gebukt staande man wordt de ‘gissende profeet’ genoemd. Moet hij een astroloog verbeelden, gezien de astrologische tekens op zijn kroon? Links van hem staat de duivel. Zijn rechterhand met puntige nagels houdt het hemd van de haveloze, gebukte man vast, een hoorn steekt door zijn hoed. De geportretteerde op de bil van de ‘profeet’ heeft een zwaard in de hand. Hij is de Antichrist, die volgens de christelijke overlevering de eindtijd inluidt.
Deze prent houdt verband met twee kunstenaars met een destijds twijfelachtige reputatie: dichter en toneelschrijver Mattheus Tengnagel en schilder Johannes Torrentius. In het satirische toneelstuk De geest van Tengnagel uit 1652 wordt Tengnagel postuum als ‘Broeder van het Rode Kruys’ opgevoerd. De prent zou op het vermeende losbandig leven van Tengnagel en de Broeders slaan: ze komen samen in een zaal van het ‘overdaedig (= grenzeloos, mateloos) Huis’. Tengnagel verwijst bovendien in een van zijn toneelstukken, Frik, naar Torrentius, die ervan werd verdacht een rozenkruiser te zijn. Het ligt voor de hand om te denken dat de schilder op de prent Torrentius moet zijn. Mogelijk is de prent in zijn geheel zelfs gebaseerd op een scène uit een toneelstuk.
De Haarlemse schilder Johannes Torrentius, die in 1627 werd gearresteerd is een extreem voorbeeld van de negatieve reacties die de rozenkruisers opriepen. Torrentius werd gemarteld en als ketter tot de brandstapel veroordeeld, maar het vonnis werd omgezet in twintig jaar tuchthuis. Hij had echter bewonderaars in de hoogste kringen. De Engelse koning Karel I wist hem in 1630 vrij te krijgen en benoemde hem tot hofschilder.
In het pamflet ‘Leids veer-schuyts-praetgen’ (Leiden 1628) wordt hij onder meer een godslasteraar, een schuinsmarcheerder en een tovenaar genoemd. Over de rozenkruisers wordt niets gezegd; de uiteindelijke tenlastelegging noemt de Broederschap ook niet. De dichter Constantijn Huygens zegt in zijn autobiografie dat het gerucht ging dat aan het pigment dat Torrentius gebruikte ‘harmonieuze klanken ontlokt zouden worden; zoiets dus als de harmonie der sferen’. Het echte schandaal (de ketterij) was dat Torrentius de Bijbel een boek vol fabels noemde, bijeengeraapt door ‘een of andere monnik’, en dat deze zogenaamde Heilige Schrift werd gebruikt om het volk dom en bang te houden. Zijn misdaad was dus dat hij het waagde het gezag van de Bijbel in twijfel te trekken. Uit de verhoren blijkt echter dat Torrentius alles ontkende en zich moedig hield.
BPH

Reacties uit alle windstreken

Het eerste rozenkruisersmanifest, de Fama fraternitatis, drong aan op niets minder dan een hervorming van de ‘hele wijde wereld’. De Fama was weliswaar gericht aan de geleerden en hoofden van Europa, maar ook de minder geleerde, gewone man zou profijt hebben van de hervormingen. Daarom ook werd het eerste manifest in de volkstaal geschreven, en niet in het Latijn, de taal van de geleerden. Deze dringende oproep was niet aan dovemansoren gericht. Er volgde een stroom aan positieve en negatieve reacties, vooral uit de Duitse landen, maar ook uit andere delen van Europa. De een wilde bijzonder graag lid worden van de Broederschap, de ander wees de ‘fabel’ af. Van beide partijen liggen boeken in de vitrines: van beroemde voorstanders als Robert Fludd, Michael Maier en Daniel Mögling en van beruchte tegenstanders als Friedrich Grick en Andreas Libavius.

Toch werd ook onder de voorstanders gevreesd dat het initiatief niet zou slagen. Zo zei iemand:
Ik heb mijn twijfels bij de hervorming van de hele wereld zoals jullie die voor ogen hebben, want er staat nogal wat op het spel. Niet alleen de filosofen en de artsen, maar ook de machthebbers en de theologen zullen zich tegen jullie keren. Maar ik verzeker jullie dat ik jullie goed gezind ben en blijf.

En zo geschiedde. De eerste vijandige reacties kwamen van artsen. Zij beschouwden de rozenkruisers als volgelingen van de door hen verketterde Zwitserse medische hervormer Paracelsus. Ze werden al gauw gevolgd door theologen, die de Broederschap zagen als een nieuwe en mogelijk gevaarlijke sekte, een die niet zozeer de religie wenste te hervormen als wel te vervormen. De machthebbers werden ook ongerust. Zo vond in Marburg in 1620 een eerste proces tegen aanhangers van de Broederschap plaats. Al gauw werd het woord ‘rozenkruiser’ een van de synoniemen voor alles wat door de gevestigde orde werd verafschuwd.

12 B.M.I. Assertio oder Bestätigung. Danzig 1616
‘B.M.I.’, achter wie de theoloog en alchemist Raphael Eglin wordt vermoed, diende aan het hof van de beroemde Landgraaf Moritz van Hessen in Kassel, de stad waar ook begin maart 1614 de eerste twee rozenkruisersmanifesten waren gedrukt. Deze reactie verscheen in het Latijn, gedateerd 22 september 1614, wat betekent dat Eglin een van de eersten was die positief berichtte over de Broederschap van het Rozenkruis. In de vitrine ligt de Duitse vertaling die twee jaar later verscheen.
Eglin werkt volop mee aan de legendevorming rondom het rozenkruis. Hij doet zich voor als een junior-rozenkruiser en houdt de mythe in stand volgens welke de Broeders van het Rozenkruis geacht werden door de wereld trekken: zelf is hij op zijn derde rondreis (‘in tertia Apodemia sua’). De Broeders van het Rozenkruis zijn goed onderlegd en kunnen op hun reizen spreken met de Fransen, de Italianen, de Spanjaarden en de Polen in hun eigen taal. De thuisbasis van de rozenkruisers bevindt zich volgens hem in een bosrijke streek in Duitsland. Moeilijk te vinden, dus!
BOV

13 Janus Berger Pannonius, Sendtschreiben, 1614, in: Fama fraternitatis. Kassel 1615 (2e druk)
Degenen die de eerste en volgende herdrukken van de manifesten uitgaven, voegden ter ondersteuning van hun ideeën steeds meer en steeds weer andere reacties toe: die herdrukken verschillen dan ook onderling allemaal. De allereerste druk bevatte Haslmayrs Antwort, dat toen al circuleerde. In deze tweede druk is de Duitse vertaling opgenomen van een andere vroege reactie, waarvan het Latijnse origineel ook al voor de eerste druk verschenen was, alleen getekend met de initialen I.B.P. Hierachter gaat vermoedelijk Janus Berger Pannonius schuil, hoogleraar in de medicijnen in Praag, die met Oswald Crollius had samengewerkt aan diens invloedrijke alchemistische boek Basilica Chymica. Volgens Pannonius hadden de Broeders goddelijke wijsheid en kennis over alle natuurlijke dingen onthuld. Hij verwachtte dat dankzij deze kennis een nieuw tijdperk zou aanbreken.
Pannonius had getwijfeld of de Broederschap wel echt bestond, maar toen een vriend van hem een reactie ontving namens de rozenkruisers, heeft hij zijn brief met het verzoek lid te mogen worden toch maar gepubliceerd. Van die verzonden reactie aan die vriend is ons helaas niets bekend, en het valt te betwijfelen of die er echt geweest is; de initiatiefnemers hulden zich na de publicatie van de manifesten immers in absoluut stilzwijgen.
BOV

14 Michel le Blon, Antwort oder Sendbrief an die von Gott erleuchte Bruderschafft vom Rosen Creutz. Amsterdam 1615
Met vreugde, aandacht en verwondering had hij de Fama gelezen: zo luidde de reactie van Michel le Blon, de kunsthandelaar, graveur en diplomaat die een stukje voorbij het Huis met de Hoofden, op de Keizersgracht 236-238 gewoond heeft. Hij is geboren in Frankfurt en verhuisde rond 1610 naar Amsterdam. Van hem is bekend dat hij een groot bewonderaar en propagandist was van het visionaire werk van Jacob Böhme; zijn belangstelling voor het rozenkruisersideaal ligt in het verlengde daarvan. Veelzeggend voor zijn en- thousiasme is de snelheid waarmee hij reageerde: op 31 augustus 1615 had hij de Duitse tekst in handen gekregen, en dit antwoord dateert van enkele dagen later: 4 september.
BOV

15 Florentinus de Valentia [= Daniël Mögling] Rosa florescens. Z. pl.1617
Tijdens zijn studie kreeg Mögling het aan de stok met Friedrich Grick uit Wezel, een groot satiricus die een aantal pamfletten schreef over de Broederschap onder de pseudoniemen Irenaeus Agnostus (‘vreedzame niet-weter’) en F.G. Menapius (de Menapiërs waren een volk ter hoogte van het huidige België/Limburg; Grick werd geboren in Wezel). Mögling besloot een aantal traktaten uit te brengen ter verdediging van het Rozenkruis, waaronder Pandora sextae aetatis (1617) en Speculum sophicum rhodo-stauroticum (1618), beide geschreven onder het pseudoniem Theophilus Schweighardt. Dit is zijn repliek op Gricks Fortalitium scientiae, waarin hij een aantal van Gricks schimpscheuten probeert te weerleggen. Of hij daartegen opgewassen was? Mögling was duidelijk een deugdzaam jong mens waar het de Broederschap betrof, en Grick minder dan deugdzaam, eerder ondeugend. De Broederschap, zegt Mögling, laat zich echt niet uit de tent lokken voordat de tijd daar is, ook al vuurt Grick honderd lasterschriften op hen af. De oproep tot reformatie die de rozenkruisers hebben doen uitgaan is een innerlijke. De meeste mensen zullen volharden in de boosheid, maar degenen die een reine woning voor de Heer willen worden, zullen in dit leven nog Gods wonderen ervaren, want hij woont in de mens.
BPH

16 Michael Maier, Silentium post clamores hoc est, tractatus apologeticus. Frankfurt 1617
Letterlijk vertaald luidt de titel van dit werk: ‘Stilte na het geschreeuw’, een toespeling op het stilzwijgen dat werd betracht na de publicatie van de Fama fraternitatis (‘Fama’ kan worden vertaald als gerucht, mare). In dit prachtige verweerschrift daagt Maier de critici uit die beweren dat de Broederschap niet bestaat omdat zij zich na de publicatie van de manifesten niet kenbaar heeft gemaakt. Niemand kreeg immers antwoord op het verzoek toe te mogen treden, zoals wel expliciet werd beloofd.
Wie aan het bestaan van de Broederschap twijfelt, schrijft hij, dient er goed aan te bedenken dat oude volken als de Grieken, de Egyptenaren en de Arabieren ook dergelijke geheime genootschappen kenden. Waarom zou het dan absurd zijn dat ze heden ten dage nog steeds bestaan? Overigens besteedt Michael Maier ook in dit werk een heel hoofdstuk aan het panacee dat de rozenkruisers volgens hem in hun bezit hadden: ‘Das unter der Geheimnussen der Societet R.C. in Teutschland, auch die Universal Medicin, und nach Gottes Erkandtnuss das höchste Gut begriffen’: onder de geheimen van de Broederschap R.C. in Duitsland dient ook het universele geneesmiddel te worden verstaan, dat volgens goddelijk inzicht het hoogste goed is.
In een eerder boek, Themis aurea behandelt de arts en alchemist Maier in twintig hoofdstukken de grondslagen van de Broederschap. In de eerste drie hoofdstukken bespreekt hij in het algemeen hun wetten, die van de godin Themis zouden afstammen – in de Griekse mythologie was Themis de personificatie van de goddelijke gerechtigheid. Vervolgens bespreekt hij de zes orderegels die in de Fama fraternitatis worden opgesomd, waarbij het opvalt dat hij veel ruimte biedt aan de eerste orderegel, namelijk dat ‘niemand van hen een ander beroep zou uitoefenen dan het genezen van de zieke mens, en wel kosteloos’. Hij weidt breed uit over de (alchemistische) geneeskunst van de rozenkruisers, zodat bijna de helft van het boek gaat over het universele geneesmiddel waar de Broederschap patent op zou hebben.
Aan het einde stelt Maier min of meer ter geruststelling dat de rozenkruisers in het geheel geen reformatie of revolutie nastreven, zoals hen vaak voor de voeten wordt geworpen. De enige reformatie waar ze op hopen, is dat de rooms-katholieke kerk, die ‘hoer van Babylon’, tot het ware (lutherse) geloof mag overgaan. Maar dat zijn Gods zaken. De rozenkruisers vormen geen gevaar voor staat of kerk: ze dienen God, bestuderen de Bijbel, genezen gratis, onderzoeken de geheimen van de natuur en kunnen zo ‘uitzonderlijke en wonderbaarlijke zaken bewerkstelligen’.
BPH

17 Robert Fludd, Apologia compendiaria. Leiden 1616
De Engelse geleerde Robert Fludd heeft meer dan twintig filosofische, medische en wetenschappelijke werken geschreven, maar opvallend is dat de eerste drie publicaties van hem over de rozenkruisers gaan. De eerste was deze Apologia. Eigenlijk is deze korte verdediging slechts een voorloper van een langer geschrift, dat een jaar later zou verschijnen, ook in Leiden: Tractatus apologeticus integritatem Societatis de Rosea Cruce denfendens. Deze Tractatus is voornamelijk een verdediging tegen de aanval van Andreas Libavius, Analysis, met de Apologia als voorwoord. Wat hierbij het meest opvalt, is dat Fludd de Fama en de Confessio niet zelf gelezen heeft, maar alleen gebruikmaakt van de citaten die Libavius eruit haalt! Dit betekent hoogstwaarschijnlijk dat Fludd gewoonweg niet aan de originele teksten kon komen, want hij was beslist een van de meest enthousiaste aanhangers van het gedachtegoed. Hij had tussen 1598 en 1604 rondgereisd op het vasteland van Europa, maar het is nog niet opgehelderd hoe hij van het rozenkruisersgedachtegoed gehoord heeft.
BOV

Wetenschap en gnosis in de achttiende en negentiende eeuw

De achttiende eeuw was de tijd waarin de chemische wetenschap algemeen geaccepteerd was en volgens objectieve wetenschappelijke methoden resultaten boekte. De rozenkruiser-alchemist wees deze resultaten van de wetenschap af en geloofde dat de ware kennis alleen door God geïnspireerd of geopenbaard kon worden en nooit zonder meer bereikt werd door middel van de menselijke ratio en wetenschappelijke experimenten. De Gold- und Rosenkreuzer bleven trouw aan de gnostisch-hermetische traditie waarin zij waren geworteld, vandaar hun belangstelling voor de oorspronkelijke geschriften van de rozenkruisers.

18 Missiv an die hocherleuchtete Brüderschaft des Ordens des Goldenen und Rosenkreutzes. Leipzig 1783
‘Vanwege de grote zeldzaamheid’ verschijnt in 1783 deze heruitgave van een bericht uit 1710 aan de Gold- und Rosenkreuzer. Maar het meest interessant is de toegevoegde boekenlijst: dit is de eerste keer dat er een overzicht gemaakt is van ruim tweehonderd geschriften, met toelichtende commentaren, die met de rozenkruisers te maken hebben vanaf 1614. Daaronder zijn veel alchemistische teksten, gezien de belangstelling van de Gold- und Rosenkreuzer, maar ook wordt de inhoud van de Geheime Figuren, het toen nog niet in druk verschenen ‘leerboek’ voor de Gold- und Rosenkreuzer beschreven. De goed geïnformeerde samensteller is Johann Christoph Lenz.
BPH

Kloss Bibliotheek

Georg Kloss stelde in het midden van de negentiende eeuw in Frankfurt een bibliotheek samen op het gebied van de vrijmetselarij, die in Nederland terechtkwam doordat hij aangekocht werd door Prins Frederik, de tweede zoon van Koning Willem I en Wilhelmina van Pruisen. In 1816 was Frederik grootmeester geworden van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden. Hij bekleedde die functie 65 jaar lang. Hij schonk zijn ‘Kloss Bibliotheek’ in 1866 aan de Orde. Daar werd een catalogus van de collectie gemaakt.

Kloss was na Lenz degene die probeerde een zo compleet mogelijk overzicht te geven van alle rozenkruisersgeschriften. Hij kon daarvoor teruggrijpen op zijn eigen collectie, maar maakte ook dankbaar gebruik van de lijst van Lenz in de Missiv, die hij bezat. Inmiddels was in 1828 ook de grote encyclopedie van de vrijmetselarij van C. Lenning verschenen en ook daarin vond Kloss aanvullingen voor zijn bibliografie.

19 August Wolfstieg, Bibliographie der freimaurerischen Literatur. Burg 1911-1913
De tot op heden omvangrijkste bibliografie op het gebied van de vrijmetselaarsliteratuur, met daarin ook een afdeling rozenkruisersgeschriften. Behalve toegewijd aan de vrijmetselarij was Wolfstieg directeur van de bibliotheek van het Huis van Afgevaardigden in Berlijn én oprichter van de eerste bibliotheekopleiding voor vrouwen. Handexemplaar van de bibliotheek van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden, met annotaties door de voormalige bibliothecaris, Adolf Santing.
BPH

20 Adolf Santing, De manifesten der Rozenkruisers. Amersfoort 1930
Santing hield zich behalve met de uitgave van de manifesten ook bezig met onderzoek naar de geschiedenis van de rozenkruisers, hun denkbeelden en met de vraag wie de auteurs waren. Hij beschouwde een anonymus en niet Andreae als auteur van de Fama, en een andere geleerde uit Tübingen, Christoph Besold, als auteur van de Confessio. Santing geeft de manifesten in de oorspronkelijke taal uit samen met de Nederlandse vertaling uit 1615, nog voor Jan Leene (pseudoniem Jan van Rijckenborgh) zich ermee gaat bezighouden.
BPH

21 James Anderson, De instellingen, historien, wetten, ampten, ordenreglementen en gewoontens, van de zeer voortreffelijke broederschap der aengenomene vrije metselaars. Den Haag 1736
De publicatie van Andersons Constitutions in 1723 markeert het begin van de Vrijmetselarij zoals wij die kennen. De eerste vertaling in een andere taal dan Engels was die in het Nederlands van de hand van Johan Kuenen (1e druk 1730). In 1717 hadden in Londen vier loges samen de Grand Lodge opgericht en er was behoefte om de geschiedenis, teruggaand tot de oudheid, en de regels vast te leggen. Het werd in vele talen vertaald; in 1734 werd het door Benjamin Franklin opnieuw uitgegeven en daarmee was het het eerste maçonnieke boek dat in Amerika verscheen.
BOV

22 Arthur Edward Waite, The Real History of the Rosicrucians, founded on their own manifestoes, and on facts and documents collected from the writings of initiated brethren. Londen 1877
Het eerste boek dat Waite publiceerde was een grondige studie van de geschiedenis van de zeventiende-eeuwse rozenkruisers. Hij vond het ook nodig dat die er kwam, als correctie op de nogal fantasierijke aanpak van Hargrave Jennings’ The Rosicrucians, their Rites and Mysteries (1870). Jennings werd in de Engelstalige wereld zo’n beetje beschouwd als de geschiedschrijver van de beweging. Waite wilde zich houden aan de ‘feiten en documenten’, hoewel een jonge hedendaagse historicus van het Rozenkruis, Lyke de Vries, van mening is dat hij zich baseerde op inmiddels achterhaalde aannames. Het omslag is interessant vanwege de symbolen: in het midden de opmerkelijke variant op Dee’s monas-symbool dat zo’n indruk maakt op Jan Leene; hij noemde het ‘het bloedzegel van Christiaan Rosenkreutz’. Verder zien we Dee’s ‘officiële’ versie van de monas, het teken voor Venus en voor Mercurius en een niet direct te identificeren (alchemistisch) teken van een ruit met een kruis.
BPH

Traditie en vernieuwing

In het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw blijkt dat veel van de lerin- gen, die voor de wereld eerder vreemd waren en in het verleden op veel weer- stand stuitten, mainstream zijn geworden, en opgenomen in de levenssfeer van de bewuste mens. Het is een tijd waarin fakenieuws en verdraaiing van de feiten welig tieren, terwijl deze tijd juist van ieder vraagt met open vizier de waarheid tegemoet te treden. Een tijd van vernieuwing is volop aan het doorbreken, en ook de vertrouwde verenigingen als de Orde der Vrijmetselaren, de Theosofische Vereniging, de Antroposofische Vereniging en het Lectorium Rosicrucianum zoeken nieuwe wegen, om hun eigen positie opnieuw vorm te geven – zonder de oude principes vaarwel te zeggen.

23 Cassette met studiemateriaal in manuscript van
A. van Warendorp betreffende De Rozekruisers Cosmologie van Max Heindel, andere aantekeningen en lessen. Ca. 1925

Mevrouw Agatha van Warendorp was naar eigen zeggen op 1 oktober 1916 student geworden van Max Heindels Rosicrucian Fellowship, en op 2 juni 1919 proefleerling. In 1920 stichtte zij in Amsterdam een groep die de leringen van het Rozenkruis ging bestuderen. Dat is het begin van het werk van het Rozekruisers Genootschap in Nederland. In augustus 1924 sluiten Wim en Jan Leene zich bij haar aan. Mevrouw Van Warendorp wordt in 1925 discipel. In de cassette bevindt zich ook een exemplaar van Het ontstaan van het Rozekruisers Genootschap, geschreven door mevrouw A. Heindel-Foss, dat mevrouw Van Warendorp had vertaald en in 1925 had uitgegeven.
Privé-collectie J.R. Ritman

24 Cassette met manuscript van B. Danko-Schuijt, De Bijbel als magisch getallenboek. Ca. 1925-30
Mevrouw B. Danko-Schuijt volgde mevrouw van Warendorp op als leidster van de Nederlandse afdeling van de Fellowship. Haar arbeid, net als die van haar voorgangster, laat wel zien met welk een enthousiaste vlijt men zich aan de bestudering van de esoterische aspecten van het christendom wijdde. Het manuscript behandelt de Bijbel vanuit een kabbalistische invalshoek.
Privé-collectie J.R. Ritman

25 Max Heindel, The Rosicrucian Cosmo-Conception. Seattle 1910
Max Heindel (1865-1919) is het pseudoniem van een naar de VS geëmigreerde Deense ingenieur, geboren als Carl Louis Fredrik Grasshoff. Hij was aanvankelijk betrokken bij de Californische tak van de Theosofische Vereniging. In 1907 reisde hij naar Berlijn om met Rudolf Steiner kennis te maken en raakte hij in zijn ban. Heindel begon daar te schrijven aan zijn Cosmo-conception (1e druk: 1909, in het Nederlands uitgegeven als De wereldbeschouwing der Rozenkruisers), een compendium van leringen uit Oost en West, dat hij opdroeg aan Steiner. Later raakte hun verhouding verstoord.
BPH

BESTEL DE WERELDBESCHOUWING DER ROZENKRUISERS

26 Max Heindel, De Rozekruisers Cosmologie of Mystiek Christendom, Amsterdam 1913, eerste Nederlandstalige uitgave
Heindel beweerde dat hij tijdens zijn verblijf in Duitsland in 1907 verschillende keren door een oudere broeder van de Orde van het Rozenkruis bezocht werd die hem onderrichtte en hem geheimen openbaarde. Dit maakte dat hij een keer opnieuw aan zijn boek begon om deze inzichten beter te verwoorden. Terug in Amerika herschreef hij het nogmaals omdat het zo getekend was door de ‘heavy psychic (= paranormale, supersensibele) atmosphere of Germany’ dat het niet aansloot bij de ‘eclectic atmosphere of America’ zoals hij in zijn voorwoord zegt. Een achterliggende reden was waarschijnlijk dat hij de invloed van Steiner bij de totstandkoming van de ideeën wat minder zichtbaar wilde maken.
BPH

27 Max Heindel, The Rosicrucian Mysteries. Oceanside 1911
Met het verschijnen van de Cosmo-conception waren de voorwaarden geschapen voor de oprichting van Heindels eigen beweging, The Rosicrucian Fellowship, in Seattle in 1909. In The Rosicrucian Mysteries, een uitleg van de leer der rozenkruisers, grijpt hij terug op de mythe van de rozenkruisers en noemt hij Christian Rosenkreutz uit de manifesten de stichter van de westerse mysterieschool.
BPH

28 Harvey Spencer Lewis, Essays of a Modern Mystic. San José 1978
In een van de hierin opgenomen essays legt Spencer Lewis uit dat het onder rozenkruisers gebruikelijk is te spreken over God als de God van ons hart. De enige manier waarop we God kunnen kennen, is door een innerlijk verstaan, dat ieder van ons op een andere manier kan beleven. Hij doet daarom geen poging God verder te interpreteren behalve dat hij God beschouwt als de Ene, de God der goden, de Grote Architect. Het boek werd uitgegeven door zijn zoon Ralph Maxwell Lewis.
Spencer Lewis schreef ook twee boeken over het leven van Jezus: The Mystical Life of Jesus en The Secret Doctrines of Jesus. Hij baseerde zich daarbij vooral op authentieke Esseense bronnen en op documenten uit het archief van de rozenkruisersorde. Hij spreekt in zijn boek over Meester Jezus als de zoon van God, avatar en ingewijde in de Grote Piramide.
Privé-collectie K.-J. Bakker

29 Harvey Spencer Lewis, Rosicrucian Principles for the Home and Business. San José 1935
In Rosicrucian Principles for the Home and Business beschrijft Spencer Lewis hoe het gebruikmaken van kosmische principes kan bijdragen aan gezondheid, geluk en succes in het leven. Ofschoon de principes algemeen toepasbaar zijn, richt hij zich met het boek vooral tot ondernemers. De inhoud van het boek vormt de weerslag van de vele adviezen en voordrachten die Spencer Lewis in het begin van de vorige eeuw gaf aan vooraanstaande ondernemers in Amerika. En hoewel de wereld sinds het eerste verschijnen van het boek in 1929 in veel opzichten is veranderd, zijn de principes achter succesvol ondernemen nog steeds hetzelfde. Het boek blijkt verrassend actueel en vindt nog steeds zijn weg naar moderne ondernemers.
Privé collectie K.-J. Bakker

30 Harvey Spencer Lewis, Rosicrucian Questions and Answers with Complete History of the Order. San José 1932
Het boek bestaat uit twee delen: de geschiedenis van de Orde, volgens hun eigen traditie, namelijk teruggaand tot Egypte, en verder beantwoordt het vragen van leden en potentiële leden.
Een rozenkruiser is een beoefenaar van de spirituele alchemie, die bestaat uit het transmuteren van zijn tekortkomingen in de tegenovergestelde eigenschappen. Dit streven wordt gesymboliseerd door aan het kruis de roos te verbinden, gesymboliseerd door een gouden kruis met een enkelvoudige roos in het midden. Het kruis geeft het lichaam van de mens weer, de roos staat voor de ziel. Door te werken aan zichzelf zal de mens, op het snijvlak van geest en materie, zijn ziel, de roos aan het kruis, tot bloei brengen.
BPH

31 Helena Blavatsky, Isis Unveiled. Londen/New York 1877 (deel 1; exemplaar van John Yarker)
In de zomer van 1875 liet Blavatsky aan de president van de Theosophical Society een aantal handgeschreven bladen papier zien en zei: ‘Ik heb dit gisteravond ‘in opdracht’ geschreven, maar wat het in vredesnaam moet worden? – Ik weet het niet. Misschien is het voor een krantenartikel of voor een boek, of misschien is het wel nergens voor; hoe dan ook, ik heb gedaan wat me werd opgedragen.’ In de erop volgende maanden zou ze ruim vijfentwintig dicht opeen geschreven foliobladzijden per dag schrijven. Ze had geen boeken om te raadplegen, maar citeerde lange alinea’s uit dozijnen boeken, en vertaalde zonder moeite uit uiteenlopende talen Het werd uiteindelijk een van de meest besproken publicaties van het jaar: Isis Unveiled. In deel 1 staan de aan het eind van de negentiende eeuw gangbare wetenschappelijke theorieën centraal, die worden afgewogen tegen de ‘aloude universele wijsheidsreligie’; deel 2 onderzoekt de religieuze opvattingen uit alle tijden en delen van de wereld.
BPH

BESTEL ISIS ONTSLUIERD IN TWEE DELEN

32 H.P. Blavatsky, The Secret Doctrine. Londen 1888
The Secret Doctrine (De Geheime Leer) wordt beschouwd als het magnum opus van Blavatsky en de hedendaagse theosofische beweging. Het beschrijft het ontstaan van zowel de kosmos als van de aarde, de mensheid en al het leven erop, en hoe de verborgen geschiedenis van zowel kosmos, aarde als mensheid is terug te vinden in de uiteenlopende symboliek van de vele religies en mythologieën uit alle tijden en culturen. Blavatsky zegt zelf: ‘Mijn voornaamste en enige oogmerk is bekendheid te geven aan het feit dat de basisuitgangspunten van elke religie en filosofie slechts de echo van één oerwijsheid zijn. Ik probeer aan te tonen dat de Boom van Kennis, evenals de Waarheid zelf, één is, en de bladeren, de twijgen, de hoofdtakken en de stam, hoe ze ook in vorm en kleur verschillen, toch tot dezelfde aloude boom behoren.’
BPH

BESTEL DE GEHEIME LEER

33 H.P. Blavatsky, The Voice of the Silence. Peking 1927
De uitgangspunten en ethische richtlijnen in dit kleine boekje (De stem van de stilte) dat in 1889 voor het eerst werd uitgegeven, belichten de twee paden van geestelijke verlichting: het ene pad dat wordt gevolgd door hen die naar geestelijke kennis streven voor hun eigen verlichting, het andere door hen die worden gedreven door mededogen voor al wat leeft. Volgens G.R.S. Mead, persoonlijk secretaris van Blavatsky, is het ‘het meest grootse boek uit de theosofische literatuur’. Deze zogenoemde ‘Pekingeditie’ kwam tot stand op initiatief van de Thub-ten Chö-gyi Nyima, de tachi- (of panchen-)lama, de geestelijk leider van Tibet, die er een voorwoord in schreef. Volgens hem vertolkte het boek de diepste essentie van het boeddhisme. Opmerkelijk in dit verband is de uitspraak van Blavatsky in Isis Unveiled: ‘Zowel de Bijbel als de Veda’s en boeddhische geschriften kunnen alleen volledig worden begrepen en doorgrond in het licht van de hermetische filosofie’.
Privé-collectie R. Spaink

BESTEL DE STEM VAN DE STILTE

34 Anna Bonus Kingsford, Edward Maitland, Clothed with the Sun: Being the Book of the Illuminations of Anna. Londen 1906
Anna Kingsford, geboren Bonus (1846-1888), was anti-vivisectie, vegetariër en vrouwenrechtenactiviste. In 1883 werd ze voorzitter van de Londense Loge van de Theosophical Society. Als eerste wees zij erop dat er naast de zes oosterse esoterische scholen ook een westerse en christelijke inwijdingsweg was, waarvan zij in haar boek The Perfect Way, Or The Finding of Christ (Londen, 1882) de inhoud verklaarde. In 1884 richtte zij de Hermetic Society op, waarin deze leringen werden bestudeerd. Haar weten stamde uit haar inwijding in een vorige incarnatie in een ‘bepaalde Grieks-hermetische stroming’ zoals zij verklaarde. Deze stroming incorporeerde ook het denken van Plato. In 1889, een jaar na haar overlijden, verscheen de eerste druk van de woordelijke verslagen van haar visoenen uit in Clothed with the Sun, uitgegeven door Edward Maitland.
Privé-collectie J.R. Ritman

35 Anna Bonus Kingsford, Edward Maitland, The Perfect Way Or, The finding of Christ (1922)
Anna was een zeer geïnspireerd schrijfster, die naar eigen zeggen haar kennis uit visioenen ontving, die zij ‘illuminaties’ noemde, en die meer de ziel dan de geest aandoen. ‘Zij was geen ‘getrainde occultist’ of een natuurlijke helderziende,’ schrijft haar co-auteur Maitland, ‘en zij geeft aan dat deze een gevolg zijn van psychische herinnering, waardoor de gnosis, in een vorige geboorte door inwijding verkregen, weer opleeft en zich voor haar bewustzijn ontplooit. Zij noemt deze met nadruk Grieks-Egyptisch; de ganse persoonlijkheid schijnt opgeheven en overschreden te worden en fris en krachtig doemt kennis op in het innerlijk begrip als een visioen, dikwijls van zinnebeeldig karakter’.
Op gnostiek-wetenschappelijke gronden kon Anna Bonus-Kingsford bovendien de positie van de vrouw en de vrouwenbeweging ondersteunen. Ook stelt Kingsford dat de bonafide esoterische wetenschap, die zij de innerlijke grond van alle religies noemt, geen verschillen kent ten opzichte van ras, religie of maatschappijvorm.
Voor Nederland vertaalde Frederik van Eeden in 1922 het boek onder de titel De ware weg. Het vinden van den Christus. (1922)
BPH

36 Progammaboekje voor het 4e congres van de ‘Föderation europäischer Sektionen der Theosophischen Gesellschaft’. München 1907, afbeelding
Het programma van het Internationale Theosofische Congres te München in 1907 volgens een ontwerp van Rudolf Steiner. Als secretaris-generaal kon Steiner zijn stempel drukken op de inrichting van dit congres. Hij hechtte eraan om een kunstzinnig element toe te voegen. Het vorige congres was te Parijs gehouden op een mooie locatie, maar qua vormgeving zonder directe relatie met de theosofie. Steiner wilde bij de gelegenheid van het congres in Duitsland uitdragen dat het bijzondere karakter van de Europese esoterie met deze stroming van de rozenkruisers samenhing. Was het Rozenkruis in Möglings Speculum (1618) nog een klein kruis met daarom heen een krans waarop vier rozen staan, in het ontwerp van Steiner is er een krans te zien van aangesloten rode rozen, niet om, maar op een zwart kruis.
Bij het ontwerp van het rozenkruis uit 1907 heeft Rudolf Steiner waarschijnlijk aan Goethes gedicht Geheimnisse gedacht. Dat vertelt hoe broeder Marcus een berg bestijgt en een klooster ziet liggen, waarheen hij zich spoedt. Boven de gesloten poort prijkt het symbool van het kruis:

Doch von ganz neuen Sinn wird er durchdrungen,
Wie sich das Bild ihm hier vor Augen stellt.
Es steht das Kreuz mit Rosen dicht umschlungen.
Wer hat dem Kreuz die Rosen zugestellt?

(Van een nieuwe betekenis wordt hij doordrongen,
zo verschijnt hem hier dit beeld.
Het kruis is met rozen dicht omwonden.
Wie heeft het kruis de rozen toebedeeld?)

Tot een krans gewonden worden meerdere rozen met het kruis verbonden. Goethe stond hier waarschijnlijk het beeld op de titelpagina van Daniël Möglings Speculum Sophicum Rhodostauroticum uit 1618 voor ogen. Het familiewapen van Johann Valentin Andreae had al vier losse rozen om een andreaskruis, maar dat is niet ‘dicht omwonden’. Mögling maakt een krans van deze vier rozen dichter om het kruis. Rudolf Steiner tekent voor het congres in 1907 een zwart kruis tegen een lichte (blauw-groene) achtergrond met het dubbele aantal van acht rode rozen en nog dichter gewonden om de kruising van het kruis. Naast de ‘exoterische variant’ komt er ook een ‘esoterische’, die hij leerlingen ter meditatie geeft: een kruis met zeven rode rozen.
De initialen E.D.N. I.J.M. P.S.S.R. verwijzen naar het klassieke axioma uit de rozenkruisersmanifesten: Ex deo nascimur – In Jesu morimur – Per Spiritum Sanc-tum reviviscimus, ofwel ‘Uit God worden wij geboren, in Jezus sterven wij, door de Heilige Geest worden wij wedergeboren’.
Origineel van RSA

37 Toegangskaart voor het Münchener Kongress. 1907, afbeelding
Op de entreekaarten van dit en latere congressen zien we hetzelfde ontwerp van het rozenkruis, maar in ieder geval vanaf 1910 zien we zeven in plaats van acht rozen. Rudolf Steiner verklaart dat de versie met de acht rozen de exoterische versie is en die met de zeven rozen de esoterische.
Origineel van RSA

38 Rudolf Steiner, Die Geheimwissenschaft im Umriss. Leipzig 1910
De inhoud van het latere basiswerk Die Geheimwissenschaft im Umriss uit 1910 vormt in hoofdlijnen al het onderwerp van de lezingencyclus die daarna is uitgegeven als Die Theosofie des Rosenkreuzers. De eerste voordracht opent met de mededeling dat Christian Rosenkreutz niet alleen de centrale figuur, de protagonist van het verhaal van zeven dagen in de Chymische Hochzeit is, maar dat hiermee een persoon is aangeduid die ook daadwerkelijk heeft bestaan en in 1459 zijn inwijding doormaakte als voorloper en voorbeeld voor een latere scholingsweg van de rozenkruisers.
BPH

39 Toegangskaart voor de lezingencyclus van Rudolf Steiner Theosophie nach Rosenkreuzer Methode. 22 mei-6 juni 1907, afbeelding
Met de titel van de lezingen Theosophie nach Rosenkreuzer-Methode wilde Rudolf Steiner duidelijk maken dat zowel Oost als West een theosofie kennen, maar hij staat voor een theosofie zoals Europa die al eeuwen kende. Deze onderscheidt zich van de oosterse (zoals indertijd geleerd door Annie Besant) door een eigen methode: de rozenkruisersmethode. De entreekaart is ontworpen door Steiner; de kaarten van later datum laten het ontwerp met zeven rozen op het kruis zien.
Origineel van RSA

40 Rudolf Steiner, Die Geheimwissenschaft im Umriss. Manuscript 1913; Idem, Het Occultisme in Groote Trekken. Z. pl, z.j., afbeelding
In 1910 verscheen Rudolf Steiners Die Geheimwissenschaft im Umriss (De wetenschap van de geheimen der ziel), dat voor de vierde druk in 1913 aanmerkelijk uitgebreid werd wat betreft de rozenkruis meditatie. Het werd door A. Terwiel direct in het Nederlands vertaald als Het Occultisme in Groote Trekken, waarvan in de tentoonstelling een exemplaar opgeslagen ligt op de pagina waarop Rudolf Steiner de rozenkruismeditatie beschrijft in zeven stappen (elk weer corresponderend met een roos). Daarnaast ligt het handschrift uit 1913 met de uitgebreidere versie van de meditatie. Het beeld van het rozenkruis is vanaf dit moment met zeven rozen vormgegeven, en onder meer in die vorm afgebeeld op de plafondschildering van de kleine koepel in het Eerste Goetheanum te Dornach, dat in 1922 ten prooi viel aan de vlammen.
Origineel privé-collectie J. Sijmons/RSA

BESTEL DE WETENSCHAP VAN DE GEHEIMEN DER ZIEL

41 Chymische Hochzeit. Dornach 1942 en Rudolf Steiner, [Commentaar op de Chymische Hochzeit], autograaf, 1917, afbeelding
In 1916 schreef Rudolf Steiner een lang opstel over de Chymische Hochzeit Christiani Rosencreutz anno 1459. Samen met een Nieuw-Duitse versie van de Chymische Hochzeit door dr. Walter Weber werd het opstel door de Philosophisch-Anthroposophischer Verlag te Dornach uitgegeven in 1942. Dit boek is hier tentoongesteld samen met de eerste bladzijde van het originele door Rudolf Steiner geschreven opstel.
Origineel van RSA

42 John Twine, Het geestelik testament der Orde van het Rozekruis. Haarlem 1937
In 1935 hadden Cor Damme, Wim Leene en Jan Leene in The British Library een manuscript van de Fama fraternitatis van vóór 1614 in handen gekregen, alsmede een vroege druk van de Chymische Hochzeit, die in 1616 was verschenen. Bij het zien van het zegel op de titelpagina, dat ze al kenden van de band van Waites History of the Rosicrucians (zie nr. 22) voelden zij: dit is het symbool van de Orde van het Rozenkruis, die alle waarheidszoekers inspireert. Het was voor hen het door mysterie omhulde bloedzegel van Christiaan Rozenkruis en Jan Leene wist dat ze hiermee de lijn gevonden hadden waarop ze hun werk zelfstandig, los van de Amerikaanse moederorganisatie, konden grond- vesten. Hun adagium werd: ad fontes, terug naar de bronnen. Op 25 december 1935 werd het Nederlandse Rozekruisers Genootschap een feit. In 1936 geeft het Amsterdamse centrum in typoscript een Nederlandse vertaling uit van alle rozenkruisersmanifesten; deze publicatie verschijnt dan een jaar later in Haarlem onder Jan Leenes pseudoniem John Twine in druk.
BPH

43 Z.W. Leene, Het Rituaal der Rozekruisers. Haarlem 1938
Wim (Z.W.) Leene, de dynamische motor van het Nederlandse Rozekruisers Genootschap, overlijdt op 9 maart 1938. In dat jaar bundelt de raad van beheer van het Genootschap als hommage aan hem een aantal van zijn toespraken en geeft die uit onder de titel: Het Rituaal der Rozekruisers. Het is de enige publicatie die onder zijn naam is verschenen. De inhoud ervan is bewerkt naar lezingen, uitgesproken in de tempel van het Rozenkruis, die eerder werden gepubliceerd als studentenlessen in het weekblad Aquarius. In deze bundel verklaart Z.W. Leene de ‘magische’ ritus van het Rozenkruis, die zij in de Tempel celebreren en die gebaseerd is op 1 Korinthe 13. Deze ritus werd ook in de Mount Ecclesia Tempel van de Amerikaanse Rosicrucian Fellowship in Oceanside, Californië, gehouden.
Privé-collectie J.R. Ritman

44 John Twine, De Roep der Rozenkruisers Broederschap. Haarlem 1939
Gegrepen als Wim (Z.W.) en Jan Leene waren door de rozenkruisersmanifesten, was Jan Leene al meteen bij het vertalen ervan (gepubliceerd als Het geestelik testament der Orde van het Rozekruis, zie nr. 42) begonnen met het weergeven van wat hem bij deze teksten inspireerde. Hij tracht de zeer gecomprimeerde begrippen uit de manifesten zo te verklaren dat ze licht werpen op de nieuwe rozenkruisarbeid die Cor Damme, Wim Leene en hij zelf in 1935 waren begonnen. In het voorwoord van deze eerste editie geeft hij aan hiermee ‘mijn opdracht [te vervullen], vóór het verstrijken van de eerste helft van het jaar 1939 mijn commentaren op de Fama fraternitatis R.C. van Johannes Valentinus Andreae uit te geven’. Het boek verscheen in maart 1939 onder het pseudoniem John Twine; dit exemplaar met foto van de auteur, opdracht en handtekening is gedateerd op 3 april 1939.
BPH

BESTEL DE ROEP DER ROZENKRUISERS BROEDERSCHAP, TIJDELIJK VAN € 24,50 VOOR € 15,00

INHOUDSOPGAVE

Inleiding

I De Rozenkruisers Revolutie
Wonderbaarlijke tekenen aan de hemel
De rozenkruisersmanifesten
‘Chymische Hochzeit’
De schrijver van het ‘vierde rozenkruisersmanifest’
De rozenkruisers in de Nederlandse Republiek
Reacties uit alle windstreken
Wetenscha en gnosis in de achttiende en negentiende eeuw
Traditie en vernieuwing

II Heilige natuur volgens de Rozenkruisers
Paul Steenhuis

III De tweeledige praktijk van de Rozenkruisers Revolutie

Peter Huijs

LEES OVER DE BOENSTAANDE BOEKEN OVER DE GESCHIEDENIS VAN DE ROZENKRUISERS