Beschouwing 7

Mysteriën van Tao

Werken met drie tijdloze schatten (hoofdstuk 7 uit het bijbehorende boek)

 

BESTEL MYSTERIËN VAN TAO EN DE DAODEJING

Tao 7

BESCHOUWING GEBASEERD OP SPIRITUELE TEKST 7

Lao Zi zegt in vers 40: Het ‘iets’ is geboren uit het ‘niets’.

Vanuit het ‘niets’, vanuit Tao dat niet-iets is, werd in een gecompliceerd proces van transformatie een oerchaos tot leven gewekt. Deze is gevuld met energie, met Qi zoals de Chinezen het noemen. Vanuit deze qi werd eveneens door een proces van transformatie de wereld van de tienduizend dingen tot leven gewekt. Toen was er ‘iets’: materie en vorm, maar ook de dualiteit was een feit.

In een immense stroom van uitgaande energie, zoals de zee bij vloed, waaiert de qi uit en maakt het mogelijk dat alles zich in ons universum kan blijven ontwikkelen. Het proces van niet-iets tot ‘iets’ gaat nog almaar verder.

Lao Zi begint vers 40 met: ‘Teruggaan: dat is de dynamiek van de Tao.’

Onder de uitgaande vloed vloeit een terugkerende stroom, zoals de zee bij eb. Het is een onopvallende kracht die een omgekeerd proces van transformatie in gang zet waarin de tienduizend dingen stap voor stap terugkeren tot in Tao.
De terugkerende dynamiek van Tao is een zachte kracht die nooit dwingend is, nimmer iets of iemand forceert, maar altijd ruimte biedt en mogelijkheden open laat.

Het is de mens gegeven om met deze teruggaande beweging mee te werken.
 Dit begint met de keuze die hij kan maken tussen zijn hart vullen met dingen van tijdelijke aard, of met datgene wat tijdloos is.

Dit is mogelijk omdat zoals Lao Zi zegt in vers 62:

Het Dao is het verborgen geheim in alle wezens.
Voor de goeden is het een schat,
voor de niet-goeden is het datgene wat hen behoudt.

(Jaap Voigt)

De schat van de goede mens is de kracht die van Tao uitgaat, de Teh.

De weg van het midden gaan houdt in dat de Hemelse natuur die in ons hart als gevangen ligt, zich kan openbaren.

Hoe leger het hart van een mens wordt aan eigenbelang, hoe meer de Teh, zich kan manifesteren. Hij staat dan in wu wei.

Deze kracht drukt zich uit in drie permanente, drie tijdloze schatten.

Lao Zi noemt ze in vers 67:

De eerste is compassie.
De tweede is matigheid,
De derde is het aandurven niet op de wereld vooruit te lopen.

(Jaap Voigt)

Tao is niet aan tijd en ruimte gebonden, en daarom kunnen de drie schatten nooit in hun tegendeel verkeren, het zijn permanente krachten.
Het is echter steeds de mens die zich op de zijpaden van de tijdelijkheid begeeft en zich zo afwendt van het tijdloos Midden.
De drie schatten maken het hem mogelijk om steeds maar weer terug te kunnen keren naar het midden.

We lezen in Hart voor Tao:

“Wanneer de leerling van Tao in het wu wei staat, worden de drie schatten van de Teh in hem werkzaam. Drie tijdloze, alomtegenwoordige kostbaarheden die hem tot hulp zijn bij het gaan van de weg. Daarom houdt hij ze vast en draagt ze met zich mee.
De drie schatten beperken zich nooit tot de wijze alleen, maar resoneren in al het bestaande; zoals wanneer een snaar tot trillen wordt gebracht, dezelfde toon op een ander octaaf meeklinkt.

Daarom gaat een mens de weg van het Midden nooit voor zichzelf alleen, maar straalt hij de ontvangen kracht altijd en zonder opzet weer uit.

Het permanente mededogen is een werkzaamheid van de Teh die al vanaf het ontstaan van de microkosmos als een cocon in zijn hart verborgen ligt.

Wanneer hij zijn hart leeg maakt aan eigenbelang, dan ontspint zich daaruit een dunne, sterke draad van non dualistisch mededogen die zich met de leerling verbindt.”

Een mens ontvangt deze geschenken echter niet om ermee te pronken, maar om ermee te werken. Hij staat nu in een proces waarin hij gaat leren om dienstbaar te zijn aan de kracht die van Tao uitgaat.

Hierdoor leert hij keer op keer om met mildheid en zachtmoedigheid naar zowel zichzelf als zijn medemensen te kijken. Hij wordt zich ervan bewust dat alles en iedereen in ontwikkeling is, en daarbij lijdt, fouten maakt en tegen zijn beperkingen aanloopt. Het gevolg van dit tijdloze mededogen is dat hij minder oordeelt; hij wordt zachtmoediger.

Het permanente mededogen dat de Teh in de leerling uitstraalt, is een zachte kracht die transformerend werkt. Hierdoor verschuift het accent in zijn leven van het tijdelijke naar het tijdloze. Hij ontvangt geleidelijk aan een nieuwe qi, die van Tao, een kracht die niet aan tijd en ruimte gebonden is.

Deze voedt hem, zodat hij de moed vindt om in het wu-wei te volharden, ondanks zijn altijd aanwezig blijvende persoonlijke behoeften.

Vanzelfsprekend blijft hij mens, met al zijn beperkingen. Hij is en blijft op weg.
 Wanneer de werking van de tijdloze liefde in hem krachtiger wordt, beseft hij des te sterker zijn menselijke tekortkomingen. De werking van zowel het yin als het yang blijven hem schuren, slijpen, schaven, want yin en yang zijn helpers in de wereld van het tijdelijke. Zij maken het  onder meer mogelijk dat hij onderscheid leert maken tussen wat van wezenlijk belang is en wat niet.

Dit houdt in dat een mens het ene moment in staat is om vanuit deze permanente, meedogende liefde te leven, terwijl hij op een ander moment meegesleept wordt door zijn legitiem lijkende wensen en behoeften, of door gebeurtenissen die hem raken.

Omdat de drie kostbaarheden echter van permanente aard zijn, kan hij er op ieder moment weer naar terugkeren. Doet hij dit, durft hij zich hieraan over te geven, dan straalt de kracht van de Teh dwars door hem of haar uit naar degene(n) met wie hij verbonden is.

De mens op de weg van het Midden gaat deze weg altijd vanuit een niet gepolariseerde liefde voor al wat leeft en is.

Het tijdloze mededogen vraagt van de leerling om in alle opzichten spaarzaam te zijn.
Lao Zi zegt hierover:

Ik heb altijd drie schatten:
 Houd ze vast en bewaar ze.
De tweede is soberheid

(Chris Nap)

Hij verkwist ze niet door ze uit te delen aan hen die er niet om vragen, maar ook tegenover degene die er wel voor openstaat, dringt hij zich niet op. Hij is spaarzaam met het geven van zijn levensvisie en evenmin laat hij zich verleiden tot het geven van ongevraagd advies, omdat hij weet dat iedereen de weg tot Tao alleen zelf heeft te ontdekken. In het dagelijks leven komt zijn spaarzaamheid tot uitdrukking doordat hij zich vragen stelt bij de mate waarin hij zich mee laat slepen door de tienduizend dingen. Deze liggen voor ieder mens weer op een ander vlak.

De mens die Tao volgt handelt doordacht en gebruikt van de kracht van de Teh wat hij nodig heeft om zijn weg te kunnen vervolgen. Hij eigent zich deze nooit toe, hoe graag hij ook een ‘volmaakt’ mens zou willen worden. Dit vraagt van om zelfbeheersing.

Spaarzaamheid in deze zin is een variant op het wei wu wei: niets doen dat tegen Tao ingaat. In de mens die de weg van het Midden gaat, wordt zijn zelfzuchtige ego minder en komt zijn Hemelse natuur naar voren.

Volgende week zal de derde schat worden besproken.

Lao Zi licht zijn opvatting over spaarzaamheid nader toe in vers 59:

Om over de mensheid te beschikken en de hemel te dienen,
is niets zo goed als spaarzaamheid.
Want alleen als je spaarzaam bent,
kan je daardoor jezelf eerder overgeven aan Tao.
Je zelf eerder overgeven –
dat noemt men: steeds opnieuw de deugd,
de Teh verzamelen.
Als je steeds opnieuw Teh verzamelt,
dan is er niets dat je niet kan overwinnen.

LEES MEER OVER BOEKEN OVER TAO