Beschouwing 7

Mysteriën van de ziel

De zeven gouden sleutels hanteren (hoofdstuk 7 uit het bijbehorende boek)

 

7 poort

BESCHOUWING GEBASEERD OP SPIRITUELE TEKST 7

Je kunt van dag tot dag herschapen worden door je open te stellen voor de zes emanaties. De Elohim houden nooit op met scheppen. De zes scheppingsdagen van het scheppingsverhaal in Genesis staan voor de zes emanaties die altijd werkzaam zijn. Er komt dus geen einde aan het (her)scheppingsproces.

Als we lezen dat de Elohim rusten op de zevende dag, dan wordt daarmee bedoeld dat de mens na een zesvoudig proces herschapen is naar persoonlijkheidsziel, ziel en geestziel zodat hij zelfstandig het goddelijke scheppingsplan kan uitvoeren. Het is de taak van die mens om er op basis van de glans van de ziel aan bij te dragen dat schepping gaat glanzen als een parel. De scheppingsmythe van Genesis eindigt met de woorden:

‘Zo werden de hemel en de aarde in al hun rijkdom voltooid. Op de zevende dag had God zijn werk voltooid, op die dag rustte hij van het werk dat hij gedaan had. God zegende de zevende dag en verklaarde die heilig, want op die dag rustte hij van heel zijn scheppingswerk. Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde. Zo ontstonden ze, zo werden ze geschapen.’

Het is mogelijk dat je naar aanleiding van alle voorgaande beschouwingen een bepaalde vorm van spijt ervaart. ‘Ik had me veel eerder moeten richten op spiritualiteit. Tientallen jaren heb ik verspild. Nu ben ik al op leeftijd en nog maar een beperkte tijd om het spirituele pad te gaan!’ Die gedachte is begrijpelijk, maar niet terecht. Je kunt er veilig van uit gaan dat alles op zijn tijd komt en gaat.

Zoals besproken kunnen we het lied van de parel zien als een ontwikkelingsgang van afdalen en opstijgen die zich gedurende vele incarnaties voltrekt. Dit proces van involutie en evolutie kunnen we echter ook herkennen in één mensenleven waarin de betrokkene als gerijpte volwassene werkelijk ernst gaat maken met de spirituele weg.

Als een mensenkind net geboren is op aarde, is het nog enigszins verbonden met hemelse sferen. Die ervaring van hemelse krachten door het kind neemt steeds verder af naarmate het verder opgroeit. Dat is ook noodzakelijk omdat er een persoonlijkheid moet worden opgebouwd die essentieel is om de zintuiglijke wereld te kunnen ervaren en erin te kunnen functioneren.

In symbolische zin moet het kind dus naar Egypte worden gestuurd om de parel te halen en moet het zijn afkomst vergeten om een individu te worden, waarna het als gerijpte volwassene weer kan gaan verlangen naar de goddelijke oorsprong na het ontvangen van de uitnodiging van ‘boven’.

Ouders, grootouders en andere opvoeders kunnen er tijdens de jeugd van het kind aan bijdragen dat het genoemde verlangen op latere leeftijd terugkeert. Op de eerste plaats door zelf een voorbeeld te zijn en zelf tijd vrij te maken voor authentieke spiritualiteit. Op de tweede plaats door kinderen authentieke mythische verhalen te vertellen of voor te lezen en met hen te praten over God en de goddelijke wereld. Op de derde plaats door hen te laten deelnemen aan het jeugdwerk van een spirituele traditie.

Deze drie aspecten komen in zekere zin overeen met de drie juwelen van het boeddhisme waartoe de leerling zijn toevlucht kan nemen: de boeddha (de ontwaakte), de dharma (de leer) en de sangha (de spirituele gemeenschap). Wanneer een kind op deze wijze positieve ervaringen opdoet door de ontsteker van het licht (de boeddha), de leer die de weg wijst (de dharma) en de groep die de weg gaat (de sangha), is de kans groter dat het kind later als volwassene het spirituele pad gaat als de tijd daarvoor rijp is.

Het is uitstekend als kinderen opgroeien in een sfeer waarin spiritualiteit vanzelfsprekend is. Zij leven voor een belangrijk deel uit de energieën van volwassenen om hen heen, en zuigen die als een spons in zich op. Wanneer die volwassenen leerling van de ziel zijn, draagt dat ertoe bij dat er in de aura van de kinderen in hun omgeving een bepaalde openheid kan blijven bestaan voor de impulsen die uitgaan van hun geestvonk.

Het is echter verkeerd om kinderen en zeer jonge volwassenen te forceren om het spirituele pad gaan. Het is belangrijk dat zij eerst een min of meer stabiele en geïntegreerde persoonlijkheid opbouwen waarmee de keuze voor een bepaalde ontwikkelingsweg in volledige autonomie kan worden gemaakt. Een te sterke focus op spiritualiteit bij een kind, tiener of jong volwassene kan er toe leiden dat hun persoonlijkheid desintegreert voordat deze is opgebouwd, met als gevolg een leven vol moeilijkheden die vermeden hadden kunnen worden.

Slechts een zeer kleine minderheid van de mensheid gaat daadwerkelijk een authentieke spirituele weg. Dat is altijd al zo geweest en dat zal nog heel lang zo blijven. Het is daarom geen goed idee om af te gaan op de mening van de meerderheid als het gaat om innerlijke verlichting, want de meerderheid is niet verlicht en leeft in symbolische zin in duisternis.

Hele praktische aanwijzingen voor het gaan van het spirituele pad zijn te vinden in het boekje De stem van de stilte, dat in de middeleeuwen tot stand kwam binnen een boeddhistische traditie. Helena Blavatsky, de initiator van de theosofische beweging, publiceerde een Engelse vertaling daarvan in 1889, twee jaar voor haar dood, en droeg het – heel terecht – op aan ‘de zeer weinigen’.

Veel van wat in dit programma aan de orde is geweest, is te herkennen in ‘De stem van de stilte’. Dat is een bevestiging van de aanname dat de menselijke ervaring, en daarmee ook de spirituele weg, een universeel karakter heeft. ‘De stem van de stilte’ spreekt in poëtische taal direct tot de ziel. De eerste dertien verzen ervan luiden:

‘Deze voorschriften zijn voor hen aan wie de gevaren van de lagere iddhi vreemd zijn.  Hij die de stem van nada, het ‘geluidloze geluid’, zou willen horen en begrijpen, moet de aard van dharana leren kennen.

Onverschillig geworden voor objecten van waarneming, moet de leerling de raja van de zintuigen proberen te achterhalen, de voortbrenger van gedachten, hij die illusie opwekt.

Het verstand is de grote vernietiger van het werkelijke.  Laat de discipel de vernietiger vernietigen.  Want: Als zijn vorm hem onwerkelijk voorkomt, zoals bij het ontwaken alle vormen die hij in dromen ziet;  Als hij heeft opgehouden het vele te horen, kan hij het Ene onderscheiden – de innerlijke klank die de uiterlijke doodt. Alleen dan en niet eerder zal hij het gebied van asat, het bedrieglijke, verlaten om te komen naar het rijk van sat, het ware.

Voordat de ziel kan zien moet de innerlijke harmonie worden bereikt en moeten onze aardse ogen blind worden voor alle illusie.
Voordat de ziel kan horen moet het beeld (de mens) even doof worden voor lawaai als voor gefluister, voor het getrompetter van olifanten als voor het zilveren gegons van de gouden vuurvlieg.
Voordat de ziel iets kan doorgronden en zich iets zou kunnen herinneren, moet ze één worden met de stille spreker, zoals de vorm waarnaar de klei wordt gemodelleerd eerst één is geworden met het denken van de pottenbakker.

Want dan zal de ziel horen en zich herinneren.  En dan zal tot het innerlijke oor spreken –  
De Stem van de Stilte.’

Deze richtlijnen worden dus gegeven aan de mens die niet gericht is op de ontwikkeling van paranormale vermogens (de lagere iddhi), die wil luisteren naar de impulsen die uitgaan van de geestvonk, die zich niet meer wil laten fascineren door de zintuiglijke wereld (de hal van onwetendheid) en die vrij wil komen van de begoochelingen van de astrale wereld (de hal van lering) om te kunnen leven vanuit de geestelijke wereld (de hal van wijsheid, het rijk van sat).

Waarom zou je eigenlijk een moeizame spirituele weg willen gaan die uiteindelijk alles van je vraagt? Om vrij te komen van het aardse tranendal? Om bevrijd te worden van het wiel van geboorte en dood? Om als druppel terug te glijden in de oceaan? Om voor altijd op te kunnen gaan in hemelse gelukzaligheid? Dat zijn allemaal legitieme redenen. Wijsheidsleraren raden aan om te handelen zonder gehecht te zijn aan de resultaten daarvan. De beoefening van die karma-yoga is niet alleen van belang om de bevrijding te bereiken, maar zeer zeker ook voor daarna.

Wanneer bij een mens de persoonlijkheidsziel, de ziel en de geestziel met elkaar zijn verbonden, is hij bevrijd en hoeft hij na de dood van het fysieke lichaam niet meer te incarneren op aarde omdat er een onsterfelijke persoonlijkheidsziel is ontstaan. Wanneer zo’n mens sterft blijven de drie ijlere aanzichten van de viervoudige persoonlijkheidsziel – het etherlichaam, het astrale lichaam en het mentale lichaam – intact en worden niet meer ontbonden zoals dat wel het geval is bij overledenen die niet getransfigureerd zijn. Dan kan de bevrijde gestorvene ervoor kiezen om blijvend te genieten van het grote geluk dat hem ten deel valt. Als hij dat doet is hij volgens ‘De stem van de stilte’ een pratyeka-boeddha.

Hij kan er echter ook voor kiezen om af te zien van de hemelse gelukzaligheid en vanuit de hemelse sferen de mensheid bij te staan of vrijwillig weer te incarneren op aarde om de ploeterende mensheid te stuwen tot geestelijke bewustwording en vernieuwing. Een bevrijde ziel die vrijwillige incarneert op aarde wordt een bodhisattva genoemd. Aan het einde van het tweede fragment van ‘De stem van de stilte’ (II:88-92) lezen we:

‘U heeft nu kennis van de twee wegen. Uw tijd om te kiezen zal komen, geestdriftige ziel, wanneer u het eindpunt heeft bereikt en door de zeven poorten bent gegaan. Uw denken is helder. U bent niet langer verstrikt in misleidende gedachten, want u heeft alles geleerd. Ongesluierd staat de waarheid en kijkt u ernstig in het gelaat. Ze zegt: “Zoet zijn de vruchten van rust en bevrijding ten behoeve van het zelf; maar nog zoeter de vruchten van langdurige en bittere plicht: inderdaad, zelfverloochening ten dienste van anderen, van lijdende medemensen.”

Wie pratyekaboeddha wordt brengt slechts hulde aan zijn Zelf. De bodhisattva die de strijd heeft gewonnen en de prijs in de palm van zijn hand houdt, maar in zijn goddelijke mededogen zegt: “In het belang van anderen geef ik deze grote beloning op” – volbrengt de grotere verzaking. Een redder van de wereld is hij.’
 
Teneinde de bevrijding te bereiken dient de leerling van de ziel dus door zeven poorten te gaan. Zeven kwaliteiten van de geestziel moeten tot ontwikkeling komen. ‘De Stem van de Stilte’ zegt
daarover (III:11-18):

‘U ziet het goed, leerling. Deze poorten leiden de aspirant over de wateren “naar de andere oever”. Elke poort heeft een gouden sleutel om haar deuren te openen; deze sleutels zijn:

  1. Dana, de sleutel van barmhartigheid en onsterfelijke liefde.
  2. Sila, de sleutel van harmonie in woord en daad, de sleutel die oorzaak en gevolg in evenwicht houdt en geen ruimte laat voor de werking van karma.
  3. Kahanti, mild geduld dat door niets kan worden verstoord.
  4. Viraga, gelijkmoedigheid ten opzichte van vreugde en smart; de illusie is overwonnen, alleen de waarheid wordt waargenomen.
  5. Virya, de onverschrokken kracht die zich uit het slijk van aardse leugens al strijdend een weg baant naar de hoogste Waarheid.
  6. Dhyana, waarvan de gouden poort, eenmaal geopend, de narjol toegang geeft tot het rijk van het eeuwige sat en de onafgebroken contemplatie daarvan.
  7. PrajÑa, de sleutel hiervan maakt van de mens een god, een bodhisattva, een zoon van de dhyani’s.’

Dat de eerste sleutel om de andere oever te bereiken barmhartigheid en onsterfelijke liefde betreft, hoeft geen verrassing te zijn. Liefde is de sterkste kracht in het universum. Liefde is essentieel om wonden die in het verleden zijn ontstaan te helen. Liefde is essentieel om het hoogste in de mens en in de kosmos tot ontwikkeling te laten komen. Liefde is de vervulling van de wet. Daarom formuleert Jezus het hoogste gebod als: ‘Heb God lief boven alles en uw naaste gelijk uzelf’ (Mattheüs 22:36-39).

Alles en iedereen zijn op een diep niveau met elkaar verbonden. Alle zielen zijn een manifestatie van de Al-ziel en alle zielen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wie alles en iedereen liefheeft in bovenpersoonlijke zin, trekt een beschermend veld om zich heen, straalt dat uit en ontvangt hulp en kracht vanuit hemelse gebieden. De liefde moet zich mededelen. Het is de grond van haar bestaan.

Wie harmonie in woord en daad bereikt – de tweede gouden sleutel – creëert geen negatief karma meer en verwerft innerlijke kracht. Spreken en doen vormen dan een eenheid. Bewust spreken is dan tegelijkertijd bewust scheppen in harmonie met het godsplan. Daaruit groeit het vermogen dat Psalm 33:9 omschrijft als: ‘Hij spreekt en het is er, hij gebiedt en daar staat het’.

De derde gouden sleutel is mild geduld. Die eigenschap groeit door intelligent te denken, te voelen, te willen en te handelen zonder te hechten aan de resultaten, in het vertrouwen dat alles er is op het moment dat het er moet zijn. Het gaat erom steeds te blijven zaaien zonder zich erover te bekommeren wanneer het zaad opkomt. We weten nooit precies hoe bepaalde ontwikkelingen tot stand komen. En dat hoeft ook niet. Het gaat erom dat we worden tot ‘uitvoerders van Gods raadsbesluit’, zoals de klassieke rozenkruisers van de zeventiende eeuw dat noemen.

Gelijkmoedigheid ten opzichte van vreugde en smart – de vierde gouden sleutel – ontstaat wanneer de mens zich op basis van innerlijk weten en gewaarworden niet meer identificeert met vormen zoals zijn lichaam, zijn gevoelens en zijn gedachten. Er kan vreugde zijn en er kan smart zijn, maar die maken geen deel uit van jouw diepste zijn. Ze komen en ze gaan, zoals alles in de vormwereld, en ze maken geen deel uit van jouw aldoordringend wezen dat existeert buiten ruimte en tijd.

De vijfde gouden sleutel is onverschrokken kracht. Die is nodig om de onvermijdelijke beproevingen te doorstaan en door te zetten op het pad. Het is niet erg als je faalt en valt, als je maar weer opstaat en verder gaat. Vallen en opstaan horen erbij, net als bij een kind dat leert lopen. Dat geldt voor het gewone dagelijkse leven, en dat geldt ook voor het spirituele pad.

Eenpuntige gerichtheid vanuit de juiste indachtigheid is één van de aspecten van het achtvoudige pad van Boeddha. Tevens is het de zesde gouden sleutel. Door die onafgebroken contemplatie ademt de leerling in de het rijk van de ziel.

De zevende gouden sleutel is te zien als de synthese van alle voorgaande zes gouden sleutels, en maakt van de mens een god, een onsterfelijk scheppend wezen, een levende verbinding tussen hemel en aarde. De leerling heeft de worsteling van de ziel doorstaan en heeft overwonnen. Dan is het de vraag of deze volwassen geestzielemens na de dood van zijn fysieke lichaam voor altijd gaat genieten van de hemelse sferen, dus een pratyeka-boeddha wordt, of dat hij van de bereikte andere oever terugkeert en incarneert in een fysiek lichaam op aarde om opnieuw de spirituele weg te gaan en als bodhisattva zijn medemensen in spirituele en praktische zin van dienst te zijn, als levende brug tussen hemel en aarde.

Dan klinkt in de ‘De Stem van de Stilte’ de verheugende apotheose over het eindeloze einde van de mens die door de zeven poorten is gegaan, over de mens die een volledig door de geest bezield persoon is geworden :

‘Buig nu het hoofd en luister goed, bodhisatva – mededogen spreekt en zegt: “Kan er gelukzaligheid zijn wanneer al wat leeft moet lijden? Zult u gered worden en de hele wereld horen klagen?”

Nu heeft u gehoord wat werd gezegd. U zult het zevende stadium bereiken en de poort van uiteindelijke kennis doorgaan, maar slechts om u met lijden te verbinden – als u een Tathagata
wilt zijn en in de voetstappen van uw voorganger wilt treden, blijf dan onzelfzuchtig tot het eindeloze einde. U bent verlicht – kies uw weg…

Zie het zachte licht dat aan de oostelijke hemel gloort. In uitingen van lof verenigen zich hemel en aarde. En uit de viervoudig gemanifesteerde machten klinkt een gezang van liefde op, zowel uit het vlammende vuur en het stromende water als uit de zoetgeurende aarde en de jagende wind.

Luister!… Uit de onpeilbaar diepe draaikolk van dat gouden licht waarin de overwinnaar baadt, klinkt de woordloze stem van de Hele Natuur op om in duizend tonen te verkondigen: vreugde aan u, mensen van myalba. Een pelgrim is teruggekeerd “van de andere oever”. Een nieuwe arhan is geboren…Vrede aan alle wezens.’

DE BOVENSTAANDE BESCHOUWING KOMT UIT HET BOEK

‘MYSTERIËN EN SYMBOLEN VAN DE ZIEL – EEN DOOR DE GEEST BEZIELDE MENS WORDEN’

BESTEL MYSTERIËN EN SYMBOLEN VAN DE ZIEL