22. Catharose de Petri

 

DOWNLOAD 88 VAN DE 432 PAGINA’S (PDF)

BESTEL MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS

Uit de beschrijvingen van de 22 fakkeldragers van het Rozenkruis in dit boek is af te leiden dat het Rozenkruis door de eeuwen heen zich op verschillende manieren heeft gemanifesteerd om te kunnen aansluiten bij de tijd, de cultuur en het bewustzijn van de mensen in een bepaald gebied. Catharose de Petri schrijft daarover in hoofdstuk 3 van het boekje 24 december 1980, dat is uitgebracht ter gelegenheid van haar 50-jarig ambtsjubileum bij de School van het Rozenkruis het volgende. 

‘De leiders van alle gnostieke broederschappen moesten rekening houden met tijd, plaats en omstandigheden. De wereld verkeert steeds in een stadium van verandering, en daarmee moeten de werkers in Gods wijngaard rekening houden. De dienaren dienen op te treden volgens het door hen verworven inzicht, en onder volledige zelfverantwoordelijkheid. De richtlijnen volgende van de ene universele wet en de universele boodschap van het heil brengende dient de boodschap steeds nieuw te zijn, actueel, dynamisch, verlossend en praktisch, voor ieder tijdsgewricht waarin zij wordt geopenbaard.’ 

Het ligt voor de hand om een overzicht van fakkeldragers van het Rozenkruis te besluiten met een tekst over Catharose de Petri, want onder haar bezielende leiding wordt het werk van de jong gnostieke broederschap van het Rozenkruis wereldomvattend, met zo’n tweehonderd locaties in meer dan vijftig landen in de werelddelen Europa, Noord- en Zuid-Amerika, Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland. Wat is haar geheim? Hoe heeft ze het voor elkaar gekregen om de bekroning van het wereldwerk van het Rozenkruis met hulp van talloze toegewijde leerlingen te realiseren? 

Catharose de Petri is de geestelijke naam van Hendrikje (Henny) Huizer. Als ze acht jaar is, houdt ze zich al intensief bezig met zogenoemde ‘trage vragen’ zoals de zin en het doel van het menselijk leven op de aarde. Naarmate zij ouder wordt, voelt zij zich steeds meer een geroepene, een gepredestineerde. Ze heeft weinig aan de catechesaties bij een hervormde predikant in Rotterdam. Ook in de kerk vindt zij niet wat ze zoekt. Na afronding van een ulo-opleiding gaat ze op een kantoor werken. Ze heeft niet veel omgang met anderen en vervreemdt enigermate van hen, omdat haar geestelijke instelling zo anders is. In 1929 trouwt ze met A.H. Stok, die al vanaf het eerste uur betrokken is bij het Rozenkruis in Nederland en een leidende rol heeft in het jeugdwerk van het Rozenkruis. 

Als Wim en Jan Leene (fakkeldagers 20 en 21) haar in 1930 vragen toe te treden tot hun jonge organisatie omdat ze haar talenten en mogelijkheden zien, voelt zij daar aanvankelijk niets voor omdat ze niet veel heeft met groepen. De beide broers leggen haar dan het grote belang uit van een hechte groep die gezamenlijk de weg gaat, en weten haar te overtuigen. Zij sluit zich aan en ervaart in datzelfde jaar innerlijk de roeping die zij ontvangt van de Orde van het Rozenkruis. 

De jaren van de bezetting van 1940 tot en met 1945 zijn voor J. van Rijckenborgh een periode van bezinning en rijping die leiden tot een doorbraak. Hij plaatst de visie van het moderne Rozenkruis op de mens en de mensheid volledig in het licht van de transfiguratie of wedergeboorte. Dat houdt in dat hij zich losmaakt van het in die tijd bekende esoterische veld en een nieuwe werkwijze introduceert waarbij de nadruk ligt op het daadleven, de nieuwe levenshouding. 

In de nieuwe periode gaat het niet meer primair om het opdoen van esoterische kennis, maar om het daadwerkelijk gaan van het pad. J. van Rijckenborgh neemt afstand van de ‘Amerikaanse periode’ van voor de oorlog, omdat de theosofische geïnspireerde leringen van Max Heindel (fakkeldrager 19) niet gebaseerd zijn op het oorspronkelijke christendom en het Nieuwe Testament van de Bijbel. Ook verlaat hij de astrologie, die hij in de jaren dertig in navolging van Heindel uitgebreid had onderwezen, omdat hij in de praktijk heeft ondervonden dat die sterrenwetenschap eerder belemmerend werkt ten aanzien van het gaan van het bevrijdende pad dan bevorderend. 

In het jaar 1946 worden de fundamenten gelegd voor het moderne Rozenkruis. Dan verschijnt het boek Het christelijke inwijdingsmysterie – Dei gloria intacta van J. van Rijckenborgh. Verder wordt de voormalige architectenschool ‘Elckerlyc’ in Bilthoven aangekocht om daar gedurende het hele jaar meerdaagse conferenties te gaan houden waarin het tempelwerk centraal staat. Dat conferentiecentrum krijgt al vrij snel de huidige naam die kernachtig weergeeft waar het om gaat: Renova (betekenis: vernieuwing). Bovendien krijgt de organisatie een internationaal herkenbare latijnse naam: Lectorium Rosicrucianum. In Nederland wordt ook de naam ‘de Internationale School van het Gouden Rozenkruis’ tot op de dag van vandaag gebruikt. 

Tot 1946 werkt Catharose de Petri binnen het Rozenkruis vooral op de achtergrond, maar vanaf 1946 presenteren zij en J. van Rijckenborgh zich prominent als de geestelijke leiders van de organisatie. Catharose de Petri neemt organisatorische taken op zich zodat Van Rijckenborgh ongestoord kan werken. Zelf verzorgt ze ook vele toespraken, waarvan er 46 zijn opgenomen in haar boek Het Levende Woord. Dankzij haar diepgewortelde gevoel voor de christelijke gnosis en haar begrip van zuivere gnostieke magie is zij de aangewezen persoon om de inrichting van de tempels te bepalen, de structuur van de tempeldiensten vast te stellen en het niveau van het tempelwerk te bewaken. 

Max Heindel zag het grote belang van tempeldiensten in, en ontwikkelde daarvoor een vorm voor The Rosicrucian Fellowship, die in de periode tot 1940 door het Rozekruisers Genootschap in Nederland grotendeels werd gevolgd. Vanaf 1946 verandert Catharose de Petri het tempelwerk volledig: zij ontwikkelt een nieuwe inrichting voor de tempels met nieuwe symbolen en schrijft vele nieuwe ritualen die worden gecelebreerd. De nieuwe manier van werken wordt nationaal geconsolideerd en verkrijgt daardoor de kracht om ook internationaal wortel te schieten en te consolideren. In het boekje ‘24 december 1980′ is een toespraak opgenomen van Catharose de Petri waarin zij schrijft:

‘In het gewone religieuze leven is een rituaal niets anders dan een mystieke omlijsting, een soort van openings- en sluitingswoord. Waarom gevoelt men zich vaak gevangen en benauwd door kerkelijke riten? Omdat ze oud zijn! Omdat ze van oudere vroegere stralingsverhoudingen afkomstig zijn! De ritualen die de jong gnostieke broederschap gebruikt, de riten, waaronder de aanroepen, de gebeden, de mantrams, en de verklarende inleidende woorden van de universele leer, zijn directe materialisaties uit de immateriële schat van de jong gnostieke broederschap; gegrepen dus uit de binding met de universele zevengeest.’ 

Tempeldiensten celebreren is een vorm van gnostieke magie, maar gnostieke magie omvat veel meer. Het heeft ook te maken met gewaarzijn, orde, harmonie, stilte, kalmte, groepseenheid, ritme en gerichtheid op de gnosis in het dagelijkse leven. Al die aspecten tezamen maken het mogelijk dat de helpende krachten van de universele broederschap werkzaam worden in de leerlingen en in de groep. De Heilige Geest komt niets en niemand zomaar aanwaaien. Er is een intense voorbereiding en concentratie voor nodig om die te mogen ontvangen. In de publicatie ‘Het Gouden Rozenkruis’ – de vierde en laatste uitgave van de boekenreeks de Rozenserie – gaat Catharose de Petri in op verschillende aspecten van gnostieke magie. In hoofdstuk 18 schrijft ze aan leerlingen die geen beginners meer zijn:

‘U moet zich bewust worden van de nieuwe mogelijkheden in u, en u zult zich bewust dienen te worden van uw kracht. U dient dus in de praktijk van de gnostieke magie te treden om uw zelfs wil en terwille van anderen. U moet zich daarvan ieder uur bewust zijn, opdat u dit heerlijke leven van magische bewustwording kunt binnentreden. Uw Bijbel, die u misschien zeer goed kent, staat vol met talloze gnostiek-magische aanduidingen, aanroepingen en bepalingen, die zich alle richten tot ons, opdat wij ze verstaan mochten en eruit leren zouden. Het grote intense gevaar bestaat, dat terwijl alles gereed is, u door gebrek aan magische bewustwording uw dagen voorbij zult laten gaan in aardse beslommeringen en rampspoeden.’ 

Als het gnostiek magische besef van een leerling groeit, dan wordt hij of zij geschikt om in een veld met een hogere vibratie te worden opgenomen, waardoor de innerlijke vernieuwing zich krachtiger kan doorzetten. Daarom kennen geestesscholen uit het verleden meerdere graden. Binnen de School van het Rozenkruis wordt in de tweede helft van de twintigste eeuw een inwijdingslichaam met meerdere aanzichten ontwikkeld en geconsolideerd. 

Van 1946 tot 1948 wordt de uiterlijke school met twee aanzichten gerealiseerd: het lidmaatschap en het leerlingschap. Daarna kunnen leerlingen die daarvoor over de noodzakelijke zielerijpheid beschikken zich desgewenst verder ontwikkelen in de innerlijke school, binnen het derde aanzicht – de hogere bewustzijnsschool die in 1948 van start gaat en het vierde aanzicht – de Ecclesia – die begint in 1956. Daarna komen de innerlijke graden van het vijfde aanzicht (1957), het zesde aanzicht en het niet in de stof geopenbaarde zevende aanzicht (1968) tot stand. 

De naam Catharose de Petri verwijst naar de voorgaande broederschappen van achtereenvolgens de katharen, de rozenkruisers en de graal. Deze is toegekend aan de geestelijke leidster van de jong gnostieke broederschap door de Fransman Antonin Gadal, de behoeder van de heiligdommen van de katharen in de middeleeuwen. Deze patriarch heeft haar en J. van Rijckenborgh in 1955 in de tempel van Renova bevestigd als grootmeesters van het Rozenkruis. Over hem schrijft Catharose de Petri in de eerste toespraak uit het boekje ‘24 december 1980’:

‘Wij hunkerden ernaar eenmaal een mens met zielerijpheid te ontmoeten, in en door wie een onpersoonlijke liefde zou stralen voor wereld en mensheid. Wij hoopten eens de mens te ontmoeten, groot en ruim van geest en ziel, door wie de arbeid van de jong gnostieke broederschap veilig gesteld zou worden vanwege zijn herkennen en bezield ervaringsweten. Deze mens is op ons levenspad gekomen in de persoon van monsieur A. Gadal uit het land van de Sabartez. 

De gouden draad, die ons verbindt met het verleden, met de universele bron, met de laatste schakel van de universele broederschapsketen, heeft ons tezamen gevoerd. Het is de gouden draad van het verleden, het heden en de toekomst die onze levenswegen tezamen bracht naar de oude brandpunten van de universele broederschapsketen. Door dit samentreffen werd de jong gnostieke broederschap bij monde van de oude patriarch monsieur Gadal ingeschakeld in de universele keten, namelijk de voorgaande broederschap van de middeleeuwen. Beide levensstromen beschikten over eenzelfde vibrerende golfslag, zodat de jonge ark in hetzelfde ritme haar koers in de richting van het geest-zieleveld met hernieuwde kracht mocht voortzetten. Later zou blijken met welke vérstrekkende gevolgen…’ 

Zeven aforismen van Catharose de Petri 

  1. Wanneer geest, ziel en de getransfigureerde persoonlijkheid weer verenigd zijn, is de microkosmos weer geschikt de goddelijke staat van de alomtegenwoordigheid binnen te gaan.
  2. Zelfvergetend dienstbaar zijn aan anderen is de veiligste en meest blijde weg tot God.
  3. Spirituele intelligentie is gelouterde heilige geestkracht, de goddelijke stuw tot gebruik van verstand en gevoel, wil en liefde in het verlossingsplan van de mensheid.
  4. De tienvoudige voorbereiding waaraan alle leerlingen van de moderne geestesschool in de ontwikkeling van het levende lichaam en die van de groep onderworpen worden, wordt in de heilige taal vergeleken met het tiensnarige instrument waarmee de rechtvaardige zijn lied zingt.
  5. Intelligentie vereist een geschoold denkvermogen, een door een juist reageren op goddelijke impulsen verhelderde spiegel van de menselijke geest, die de rede verlicht.
  6. U kunt de wedergeboorte van de ziel reeds in het hier deelachtig worden, en daar al het voordeel van trekken dat er in gelegen is.
  7. Leer en rituaal gaan hand in hand, zijn niet van elkaar te scheiden omdat het rituaal het magische middel is om de leer te bevestigen in de mens en in de wereld.

Bron: Mysteriën en fakkeldragers van het Rozenkruis – jezelf en de samenleving transformeren

DOWNLOAD 88 VAN DE 432 PAGINA’S (PDF)

BESTEL MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS