beschouwing 6

Mysteriën van het Rozenkruis
Beschouwing 6: Transformaties bewerkstelligen
hoofdstuk 6 van Mysteriën en fakkeldragers van het Rozenkruis

 

Sinds mensenheugenis worden er in alle culturen in alle delen van de wereld verhalen verteld waarin een vrouw en een man elkaar ontmoeten, verliefd worden, daarna gescheiden van elkaar vele moeilijkheden doormaken, uiteindelijk herenigd worden en daarna nog lang en gelukkig leven. Dit is een universeel menselijk thema dat bijna alle mensen van toen en van nu op één of andere manier raakt. Waarom? Misschien resoneert dit idee zo sterk omdat het aansluit bij een verlangen dat zich kan manifesteren in alle dimensies van de mens: in het lichaam, in de persoonlijkheid, in de ziel en in de geest.

De algemeen bekende horizontale vereniging tussen twee mensen in de dimensies van het lichaam en de persoonlijkheid – die in de praktijk nooit volledig en nooit volkomen is – kunnen we zien als een zwakke afspiegeling van een verticale eenwording die eens moet plaatsvinden in de microkosmos van de mens: in deze incarnatie of in één van de volgende. Vanaf ongeveer het jaar 1200 worden er in de middeleeuwen in Europa diverse ‘bruiloftsverhalen’ geschreven waarin letterlijk of figuurlijk sprake is van een roos. Het bekendst is de beroemde ‘Roman de la Rose’, een Frans middeleeuws gedicht over de liefde dat in de dertiende eeuw begonnen is door Guillaume de Lorris en voltooid door Jean de Meun.

Ernst van Altena publiceerde in 1991 een metrische en berijmde Nederlandse vertaling van deze klassieke bestseller, waarvan van de 13e tot de 16e eeuw maar liefst 320 handschriften bewaard zijn gebleven. Het verhaal beschrijft wat een jongeman van ongeveer twintig jaar droomt op een mooie nacht in de maand mei. In zijn droom onderneemt de jongeling van de ‘Roman van de roos’ een zoektocht om de roos uit zijn droom te veroveren. Daarbij wordt hij begeleid door een gezelschap van allegorische figuren. Sommigen helpen hem, terwijl anderen hem bewust tegenwerken.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen het gewone leven en een ommuurde tuin die aan de buitenkant bewaakt wordt door personen met de namen Haat, Lelijkheid, Gulzigheid, Gierigheid, Afgunst, Verdriet, Ouderdom, Huichelarij en Armoede. De dromer krijgt na diverse vergeefse pogingen toegang tot de tuin en bereikt uiteindelijk de rozenstruik met zijn geliefde. Het lukt hem de roos te kussen, maar dan grijpt Jaloezie in door een burcht om de rozenstruik te bouwen…

Floris ende Blanchefloer

Heel bekend is ook ‘Floris ende Blancefloer’, de Middelnederlandse vertaling die Diederik van Assenede (circa 1230-1293) maakte van de Oudfranse roman ‘Floire et Blanceflor’ (circa 1150-1160). Dit is een diepzinnig liefdesverhaal waarbij de rode roos (Floris) en de witte lelie (Blancefloer, blanche fleur) zich verstrengelen. Na vele avonturen worden de twee geliefden herenigd. Ze krijgen een dochter die later de legendarische moeder zal worden van keizer Karel de Grote. Verder willen we hier nog wijzen op de ‘Goddelijke Komedie’ van Dante Alighieri – heel duidelijk een inwijdingsgeschrift – waarin Dante na zijn reis door de hel en het vagevuur in het paradijs wordt herenigd met zijn geliefde Beatrice. Het begin van de éénendertigste zang van Paradiso in de Divina Commedia luidt:

In vorm dus gelijk aan een witte roze
verscheen mij daar de heil’ge legerschare
die Christus door zijn bloed tot bruid zich kroonde.
Doch de and’re schaar, die vliegend schouwt en uitzingt
de lof van Hem, die haar ontvlamt in liefde
en door zijn goedheid hief tot zulk een hoogte,
dook als een zwerm van bijen, die zich werpen

in ’t hart der bloemen en zich dan weer spoeden
daarheen waar honing wordt hun rustloos werken,
diep in de grote bloem, die zoveel blaad’ren
als krone draagt, of zweefde weer naar boven,
waar eeuwig woont hun aller welbehagen.
Als levend vuure gloeide op hun aangezichten,
goudkleurig was hun wiek en blank hun leden:
geen sneeuw, die ooit met zulk een blankheid schittert.
En waar ze al zingend in de roze daalden,
daar spreidden zij alom én vrede én liefde,
die ze op hun vlucht naar ’t goddelijk licht vergaarden.

Het zoeken naar en de eenwording met de symbolische roos, de koningin onder de bloemen, is een proces van regeneratie dat leidt tot een herbelevendiging van het eeuwige in de mens. Het bewustzijn van de mensheid ontwikkelt zich en daarom moet het proces van ware menswording steeds weer opnieuw onder de aandacht worden gebracht van de mensen, op een wijze die aansluit bij de cultuur en het bewustzijnsniveau, zodat de genoemde herbelevendiging voor mensen die er rijp voor zijn het belangrijkste wordt in hun leven. De Franse schrijver Antoine de Saint Exupéry verwoordt dat idee schitterend in zijn boekje ‘De kleine Prins’:

‘Bij jou kweken de mensen vijfduizend rozen in één tuin,
zei het prinsje en ze vinden daarin niet wat ze zoeken.
Nee, dat vinden ze niet, antwoordde ik.
En toch zouden ze kunnen vinden wat ze zoeken in één enkele roos
of in een beetje water.
Ja, dat is zo, antwoordde ik.
En het prinsje voegde eraan toe:
Maar ogen zijn blind.
Met het hart moet men zoeken.’

BESTEL MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS

Drie die herenigd worden

De genoemde drie ‘bruiloftsverhalen’ uit de wereldliteratuur kunnen we zien als voorlopers van De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis anno 1459, want in het werk van Johann Valentin Andreae (fakkeldrager van het Rozenkruis 8) worden aspecten van de gnostiek-christelijke en hermetische inwijdingsweg nauwkeuriger weergegeven. Daarin is geen sprake van twee die één worden, maar van drie die herenigd worden. De persoonlijkheid, gesymboliseerd door Christiaan Rozenkruis, werkt eraan mee dat de nieuwe ziel, gesymboliseerd door de koningin, en de geest, gesymboliseerd door de koning, in hem tot leven en ontwikkeling komen, en op elkaar worden afgestemd. Dat houdt in dat Christiaan Rozenkruis zich in dienst gaat stellen van het nieuwe vorstelijke paar dat hij zelf in het leven heeft geroepen.

De auteur baseert zijn verhaal voor een belangrijk deel op een vakgebied dat in zijn tijd sterk in de belangstelling staat en tot de verbeelding spreekt: alchemie. Wat is alchemie? Professor Eduard J. Dijksterhuis (1892-1965) publiceerde in 1950 het boek ‘De mechanisering van het wereldbeeld’ waarin hij de ontwikkeling van de exacte wetenschappen beschrijft vanaf de Griekse oudheid tot de klassieke mechanica van Isaac Newton. Deze publicatie werd daarna vertaald en uitgegeven in andere talen en groeide zo uit tot een internationaal standaardwerk op het gebied van geschiedenis van de natuurwetenschappen. Dijksterhuis beschrijft alchemie in zijn hoofdwerk als: ‘een geheimzinnig geknoei met onzuivere stoffen, geleid door mystieke voorstellingen en vage analogieën, waarbij de lichtgelovigheid een aanzienlijke functie vervulde’.

Binnen de kring van wetenschapshistorici is in de afgelopen decennia duidelijk geworden dat dit algemene beeld over alchemie bijgesteld moet worden. Uit onderzoek van bijvoorbeeld professor Laurence M. Principe van de universiteit van Baltimore in de Verenigde Staten, een vooraanstaande expert op het gebied van wetenschappelijk onderzoek naar de alchemie, komt naar voren dat alchemie helemaal geen obscure hinderpaal was voor de vooruitgang van de wetenschap, en dat bepaalde alchemisten in sommige opzichten de voorlopers waren van de wetenschappelijke revolutie. De Amerikaanse hoogleraar beschrijft dat heel toegankelijk in onder andere zijn boek ‘The Secrets of Alchemy’ uit 2013.

De veelomvattendheid van de alchemie

Esoterici weten natuurlijk al heel lang dat belangrijke alchemische geschriften niet gebaseerd zijn op onzin en bijgeloof, maar op een innerlijk weten over de transformatie van de mens. Arthur Edward Waite (fakkeldrager 15) heeft daar een uitgebreide verhandeling over geschreven: ‘Alchemists through the ages’. De onderstaande citaten over alchemie van zeven andere fakkeldragers van het Rozenkruis, die in het tweede deel van dit boek worden besproken, geven een indruk van de veelomvattendheid van de alchemie en maken duidelijk dat alchemie veel meer is dan een primitieve voorloper van de moderne scheikunde.

  • Wie een ding daar brengt, waarheen en waartoe het door de natuur verordend en bestemd is, die is een ware alchemist.  Paracelsus
  • U zult zo langzamerhand de domheid en waanzin onderkennen van hen die de alchemie haten, die toegepast moet worden, doch met aandacht en omzichtig. Michael Maier
  • De ware alchemie is ertoe bestemd om de verborgen grondvormen naar hun objectieve waarheid en niet naar hun uiterlijke schijn te doorgronden en te doorvorsen. Robert Fludd
  • Uit het waarnemen van de natuur werd voor de middeleeuwse alchemist de wet van de opwaartse en neerwaartse ontwikkeling duidelijk, en de wetenschap die hij zich daardoor eigen maakte, drukte hij uit in bepaalde tekens, in imaginatieve beelden en figuren. Rudolf Steiner
  • De alchemistische traditie gaat ervan uit dat elke fysieke kunst of wetenschap een geheel van kennis is dat alleen bestaat omdat het wordt bezield door onzichtbare krachten en processen. Manly Palmer Hall
  • Het volksgeloof dat de studie en de proefnemingen van de alchemisten de omzetting van onedele metalen in goud tot doel hadden, ontstond, doordat zij aldus symbolisch hun ware arbeid – de omzetting van de lagere aard in geest – beschreven. Max Heindel
  • De transfiguristische alchemie begint bij het opbreken van het ik. Wat de occulte alchemie als basis gebruikt, wordt door de transfiguristische alchemie volstrekt en onvoorwaardelijk aangetast. Jan van Rijckenborgh

Het is zinvol om hier te vermelden dat de manier waarop de bekende psychiater Carl Gustav Jung alchemie interpreteert niet aansluit bij de visie die de bovengenoemde fakkeldragers uitdragen. Dat wil niet zeggen dat Jungs visie – die hij mede op basis van alchemische geschriften heeft ontwikkeld over wat hij individuatie noemt – fout of onbruikbaar is, maar het is wel duidelijk dat Jung de alchemie psychologiseert en het bestaan van een transcendentale werkelijkheid ontkent. Jung schrijft wel over bijvoorbeeld het collectieve onderbewuste, dat we kunnen interpreteren als de astrale vergaarbak van de mensheid, maar niet over een metafysische werkelijkheid die in verbinding staat met de Ene Bron, en waar hemelse hiërarchieën leven en werkzaam zijn.

Een beroemd alchemisch getint geschrift waarin de diepere betekenissen van de alchemie mooi tot uitdrukking komt is Het amfitheater van de eeuwige wijsheid uit 1595 van de Duitse arts, filosoof en alchemist Heinrich Khunrath (1560-1605, fakkeldrager 3). Daarin staan vier grote cirkelvormige diepzinnige gravures, waarvan er twee worden getoond in afbeelding 11.

De eerste gravure plaatst de beschouwer voor het doel van het grote werk dat in het Amfitheater aan de orde komt: regeneratie van de microkosmos. We zien een symbolische weergave van de microkosmos, met in het centrum een kruisvormig stoffelijk lichaam dat bekleed is met de zon, symbool voor het gereed gekomen onvergankelijke zielelichaam dat ook wel het gouden bruiloftskleed wordt genoemd. Daarin is een vijfpuntige ster of pentagram te herkennen waarbij in de vijf punten de Hebreeuwse letters van de naam Jezus staan geschreven. De zoon van God is in de betrokkene geboren en straalt met grote kracht.

Kabbalah, magie en alchemie combineren

De tweede gravure van afbeelding 11 staat bekend als ‘oratorium en laboratorium’ en heeft letterlijk en figuurlijk veel diepte. Alchemie heeft niet alleen te maken met werken, maar ook met bidden, dat wil zeggen: afstemmen op de goddelijke werelden. Aan het plafond hangt een zevenpuntige ster, symbool voor de zeven stralen van de liefde die uit het lichtrijk neerdalen. Khunrath is van mening dat het grote werk van ware menswording alleen kan worden volbracht als er sprake is van de combinatie van kabbalah, magie en alchemie. Als één van deze drie ontbreekt, slaagt de realisatie van het werkstuk niet.

Het domein van de kabbalah is op de gravure te zien aan de linkerkant, waar de kabbalist, magiër en alchemist knielt voor een tempeltent of tabernakel. Dat is het oratorium waar men de goddelijke wijsheid of theosofia kan ontvangen. Aan de rechterkant bevindt zich het laboratorium met de daarvoor benodigde stoffen, kolven, retorten en werktuigen. De tafel in het midden van de gravure heeft betrekking op magie: de wetenschap van de ziel die gebaseerd is op de verbinding tussen dat wat boven is en dat wat beneden is. Van de muziek die gemaakt kan worden met muziekinstrumenten op de tafel gaat een zuiverende, verheffende en heiligende werking uit.

De Alchemische Bruiloft staat vol met alchemistische symboliek, maar het eigenlijke alchemische werk begint pas tegen het einde van de vijfde de dag in de toren van Olympus. Christiaan Rozenkruis en zijn makkers merken dan dat ze daar niet voor hun genoegen zijn, maar voor dienstbetoon. Het alchemische werk wordt voltooid tegen het einde van de zesde dag. In overeenstemming met Genesis 1 is de mens pas dan waarlijk mens, geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God.

Het scheppingsverhaal aan het begin van de Bijbel gaat niet over gebeurtenissen in een ver verleden, maar verwijst naar schepping die voortdurend plaatsvindt, van moment tot moment en vooral ook buiten dat wat wij aanduiden met de woorden ruimte en tijd. Dat idee wordt uitgebreid toegelicht in het hoofdstuk vernieuwen door de zes emanaties van het boek Mysteriën en symbolen van de ziel.

Het bijzondere van De Alchemische Bruiloft is dat er veel aandacht is voor getallen, rekenkunde en (heilige) geometrie. In die zin sluit het geschrift aan bij de mysterieschool van Pythagoras uit ongeveer de vijfde eeuw voor de jaartelling. Pythagoras vond het belangrijk dat zijn mysterieleerlingen zich bezighielden met de wetten van ‘harmonie en getal’ omdat het leren kennen van de ordening in de macrokosmos bijdraagt aan de ordening in de microkosmos.

Wanneer een mens de diepte gaat beseffen van de uitspraak ‘Gij hebt alle dingen geordineerd bij maat, getal, en gewicht’ (Wijsheid van Salomo 11:21), dan ontstaat er in hem of haar een grotere openheid voor aanraking door het goddelijke licht. En wanneer hij of zij zijn gedachten richt op abstracte wetmatigheden, kan het chaotische en associatieve denken deels worden vervangen door het scheppende denken, dat de mens moet leren om te kunnen bijdragen aan de verwerkelijking van het godsplan. Afbeelding 12 uit Atalanta Fugiens van de arts en alchemist Michael Maier (fakkeldrager 5) toont in geometrische symbolen een alchemische bruiloft die leidt tot de de steen der wijzen.

Het Benjamin-Franklin-vierkant

Het voert te ver om in dit boek dieper in te gaan op de rekenkunde, algebra en meetkunde die verborgen is in De Alchemische Bruiloft, en die Munin Nederlander uitgebreid beschrijft in zijn boek ‘De Alchemische Bruiloft ontcijferd – een commentaar op het inwijdingsgeschrift der Rozenkruisers’. Wel willen we hier een verrassende ontdekking van Munin Nederlander noemen die grafisch is weergegeven in afbeelding 9 in hoofdstuk 5. Munin Nederlander schrijft daarover in het voorwoord van zijn genoemde boek:

‘Over de maten van het eiland van Olympus meldt het verhaal niets,
maar van zijn omringende muur wordt gezegd dat hij overal 260
schreden beed was. Daar deze mededeling vragen oproept tegenover
het gebrek aan informatie over de op voorhand belangrijker te achten
maten van het eiland zelf, tekende ik een keer dat eiland uit, met zijn
muur als een rand eromheen en noteerde her en der op die rand het
getal van zijn dikte : 260. Mij afvragend wat dit kon beduiden en bij
gebrek aan een andere inval, schetste ik op het oppervlak van het aldus
ommuurde vierkante eiland niet de toren, maar de pasvormpjes
van het koningspaar, gezien van bovenaf.
Als geïnteresseerde in de vrijmetselarij vermocht ik toen vast te stellen
dat de ontstane schets zeer sterk leek op een door de Amerikaanse
staatsman en vrijmetselaar Benjamin Franklin (17-6-1790) ontworpen
magische “guur, het zogeheten goed-geordende, schaakbordvormige
magische vierkant van zijn naam. […]
Het Benjamin-Franklin-vierkant is een vierkant van 8 x8 = 64 velden,
een aantal velden dat het kwadraat vormt van het achttal verdiepingen
van de Olympustoren. In de velden zijn de getallen 1 t/m 64 zo
geplaatst, dat de som van alle acht getallen van iedere horizontale rij
en verticale kolom – alsook van iedere hier niet verder te duiden diagonaal
– de waarde 260 oplevert. Die waarde, herhaald om het vierkant
heen geschreven – wat om didactische redenen gebruikelijk is
– vormt dan de 260 schreden brede eilandmuur.
Verbindt men de getallen van dit vierkant, dan ontstaat een geometrisch patroon in de

vorm van twee naast elkaar liggende spoelen of etherstromen, die zich
laten interpreteren als het beeld van de twee pasvormpjes, waaruit
het alchemische koningspaar opwaakt. Vanwege deze correspondenties
leek mij het beroemde Benjamin-Franklin-vierkant een zinvolle
illustratie bij en nog meer een diepe uitdrukking van de voornoemde
passages. Het legt een aanvankelijk niet zichtbaar, maar wel te verwachten
verband tussen de grondslag, het fundament van het eiland
van Olympus en het belangrijkste gebeuren in de kleine top van de toren:
niet exegetisch, maar beeldend.’

Voordat we dieper ingaan op het alchemisch werk in de toren van Olympus, is het zinvol om hier nog even samen te vatten wat Christiaan Rozenkruis tot nu toe heeft beleefd. Op de eerste dag ontvangt hij de uitnodiging om naar de koninklijke bruiloft te gaan: de eenwording van geest, ziel en persoonlijkheid. De tweede dag gaat hij op weg, volgt zijn verlangen en bereikt via de koninklijke weg het bruiloftsslot waar hij als de laatste bruiloftsgast binnenkomt. Hij heeft dan afstand moeten doen van wat hij heeft meegenomen: brood, water en zout. Op de ochtend van derde dag worden de gasten gewogen en slechts negen, onder wie Christiaan Rozenkruis, hebben voldoende zwaarte om door te mogen. In de middag bewondert de hoofdpersoon de schatten in het bruiloftsslot en ’s avonds heeft hij met de anderen een genoeglijke avond.

De vierde dag treffen de kandidaten elkaar ’s ochtends bij de bron, waar ze uit drinken en waar ze zich wassen. Dan gaan ze een wenteltrap van 365 treden op en maken kennis met het bruiloftspaar en ook met zes koninklijke figuren. ’s Middags gaat het hele gezelschap naar de uitvoering van een blijspel in het zonnehuis waarin de weg van de mens en de mensheid wordt uitgebeeld. En ’s avonds vindt die akelige onthoofding van de zes koninklijke figuren plaats. Dit staat symbool voor het oplossen van oude structuren die in het verleden een functie hadden maar nu een belemmering vormen voor ware menswording. Alle eigenzinnigheid die voortvloeit uit de zelfhandhavingsdrift dooft uit, maar de vermogens van denken, voelen en willen zijn nog aanwezig. Ze worden gesymboliseerd door de lijken van de onthoofden, en die dienen stap voor stap anders te worden gepolariseerd in de toren van Olympus.

Christiaan Rozenkruis komt op de vijfde dag in aanraking met de mysteriën van de alomvattende liefde in de graftempel waar de schone Venus slaapt. Na de zogenaamde begrafenis van de onthoofde koninklijke figuren gaat het gezelschap met zeven schepen over een meer en de zee naar het vierkante eiland met de toren van Olympus. Op deze mateloze oceaan van de astrale volheid luisteren ze naar het liefdelied van de nimfen. Zo worden ze voorbereid om de toren van Olympus te kunnen bestijgen dankzij het vuur van de alomvattende liefde.

BESTEL MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS

Verblijfplaats van de goden

Olympus is in de Griekse mythogie de verblijfplaats van de goden. In de de toren van Olympus worden de bruiloftsgasten niet meer bespeeld door de misleidende krachten van deze wereld, maar geholpen door de goddelijke krachten uit de geestelijke wereld. De torenwachter, symbool voor de Heilige Geest, maakt dat mogelijk. De toren van Olympus bestaat uit een ronde toren waar zes iets lagere torens omheen zijn gebouwd. Van bovenaf gezien betreft het een bloempatroon van zeven cirkels, waarbij om de middelste cirkel zes cirkels met dezelfde diameter. Het is een patroon dat in de natuur veel voorkomt, bijvoorbeeld in de zogeheten dichtste bolstapeling van atomen of in de structuur van een honingraat, die niet is opgebouwd uit cirkels, maar uit regelmatige zeshoeken.

Wat betekent het opstijgen door de zeven verdiepingen in de toren van Olympus? Op die vraag zijn natuurlijk meerdere goede antwoorden te geven. Het gaat in ieder geval om een innerlijke verheffIng waarbij het bewustzijnsniveau toeneemt. Er worden zeven alchemische processen uitgevoerd die genoemd zijn in hoofdstuk 4 en vermeld staan in afbeelding 7: calcineren, sublimeren, oplossen, verrotten, destilleren, coaguleren en tinctuur bereiden. Het ontstijgingsproces heeft betrekking op een verandering van de werkzaamheid van de zeven chakra’s die verbonden zijn met de toren in de mens: het slangevuurstelsel dat verbonden is met het ruggenmerg en het brein. Door te werken vanuit het diepste innerlijk worden er andere energieën aangetrokken, geassimileerd en uitgestraald.

We kunnen ook zeggen dat de zeven stralen op een bevrijdende manier werkzaam worden in de mens die de toren van Olympus bestijgt dankzij een verhoging van het bewustzijnsniveau. In deze beschouwing kiezen we voor een toelichting die gebaseerd is op de zeven aspecten van de mens die worden aangeduid als achtereenvolgens het stoffelijke lichaam, het etherlichaam, het astrale lichaam, het mentale lichaam, de menselijke geest, de levensgeest en de goddelijke geest. De drie laatstgenoemde aspecten worden in de theosofie aangeduid met de Sanskriet-benamingen van manas, buddhi en atma. De volgende toelichting is grotendeels afkomstig uit het boek ‘Mysteriescholen’ van Konrad Dietzfelbinger.

Op de eerste torenverdieping, die correspondeert met het stuitchakra en de zintuiglijke wereld, moeten de alchemisten allerlei stoffen, kruiden, edelstenen en dergelijke in een fontein wassen, de essentie eraan onttrekken en deze dan bewaren. Deze essenties zijn nodig voor het alchemische proces met de koninklijke lijken.

Na enige tijd mogen de alchemisten zich begeven naar de tweede verdieping, die correspondeert met het heiligbeenchakra en met de energielaag direct boven de stoffelijke wereld: de etherwereld of de sfeer van de levensenergie. Ook daar staat een fontein en de zes onthoofde koninklijke personen liggen ernaast. De alchemisten gieten de essenties die zij op de eerste verdieping hebben verkregen in de fontein en maken het hoofd van de beul vloeibaar. De vloeistoffen worden naar een bekken geleid en verhit. Ze druppelen op de zes lijken neer, die daardoor smelten. Het gesmoltene wordt in een gouden bol gedaan.

Liefdestromen

De levensenergieën van de geestelijke wereld gaan in dit stadium een wisselwerking aan met de inzichten, de ervaringen en de wil van de rijp geworden mysterieleerling. Al zijn gedachten, gevoelens, besluiten en handelingen, de gehele structuur van zijn leven en zijn verleden worden onttrokken aan de leiding van het zintuiglijk bewustzijn en geplaatst onder de ordening van de wereld van de levensenergieën. De mens die deze toestand bereikt maakt zich dienstbaar in liefde voor zijn medemensen. Al zijn gedachten, gevoelens en dergelijke vervloeien in deze liefdestromen. Zij zijn van een heel andere geaardheid dan die van de mens die bepaald wordt door zijn zintuiglijke bewustzijn: zij zijn vloeibaar en niet meer star en vast.

De gouden bol, waarin zich de tot vloeistof getransformeerde lijken bevinden, wordt opgehangen op de derde verdieping, die correspondeert met het miltchakra en waar de energie van het gevoel aanwezig is. Van alle kanten stroomt door vensters gouden licht naar binnen dat via spiegels wordt gericht op de bol in het midden, die daardoor heet wordt.

Aan het einde breken de alchemisten de bol open, en treffen er een groot ei in aan. Het nieuwe leven is in potentie in het ei aanwezig, maar moet in het verborgene eerst nog verder groeien. In deze fase van de mysterieweg gebruikt de leerling de in hem aanwezige vaardigheden in de wereld van de gevoelens, die in het verhaal wordt aangeduid als licht. Die leiden tot een verdere verfijning van de vaardigheden en eigenschappen.

Op de vierde verdieping, die correspondeert met de wereld van het mentale en met het hartchakra, wordt het ei in een koperen bekken gevuld met zand gelegd. Het bekken wordt verhit en na enige tijd komt er een vogel uit het ei tevoorschijn. Eerst is hij zeer weerbarstig en bijt boos om zich heen. Zijn kleur wisselt van rood naar zwart en dan naar wit. Hij voedt zich met het bloed van de koninklijke personen en wordt daardoor tenslotte helemaal tam en vertoont de prachtigste kleuren. In deze fase van de mysterieweg dringt de leerling bewust door tot de geestelijke energie in de wereld van het mentale. Een nieuw denken, een nieuw bewustzijn komt in hem tot stand: de vogel van de alchemisten. Het gaat hier om een denken dat niet meer afhankelijk is van de zintuiglijke wereld, van de wereld van de levensenergie en van de gevoelswereld, maar gericht is op de wereld van de geest en zich bewust is van de structuren en krachten van die wereld. De verdere ontwikkeling van dit denken is kenmerkend voor de volgende fasen op de mysterieweg.

De mysterieleerling ervaart het nieuwe denken eerst als verbijsterend en gevaarlijk. Verslagen van mensen in wie een dergelijk geestbewustzijn zich kenbaar maakt, laten zien dat ze eerst overweldigd worden door het nieuwe dat op ze afkomt, als door een storm. Daarom staat er dat de vogel boos om zich heen krabt en agressief is – de kleur rood symboliseert hier die eigenschap. Maar gaandeweg laat de mysterieleerling zijn levensgedrag en -substantie doordringen en ordenen door dit nieuwe denken. Ook de krachten van het gevoel en van de wil stelt hij beschikbaar aan dit nieuwe denken. Hij voedt de ‘vogel’ met het bloed van de koninklijke personen, waardoor deze ‘tam’ wordt en een schitterend uiterlijk verkrijgt. Vanaf dat moment stijgt de mysterieleerling met behulp van dit op de geest gericht denken omhoog tot in de gebieden van de geest. Hij doorgrondt de structuur hiervan en laat zijn leven bewust door deze structuren veranderen en bepalen.

Op de vijfde verdieping, die correspondeert met het keelchakra en met de wereld van de individuele menselijke geest, wordt de vogel gebaad in een bad met melk die verhit wordt. Hij verliest zijn veren en zijn huid wordt glad als ‘die van een mens’. Wat nog aan het nieuwe bewustzijn kleefde als verstandelijk of symbolisch denken (de veren van de vogel) verdwijnt nu. Het denken wordt nu zuiver geestelijk en abstract.

De zesde verdieping correspondeert met het voorhoofdchakra en met de sfeer van de levensgeest, van de goddelijke liefde. Daar staat de vogel op het altaar met de voorwerpen die Christiaan Rozenkruis al gezien heeft op de vierde dag: het boek, het lichtje, de globe, het uurwerk met fontein en het doodshoofd met de door de openingen kronkelende slang. Hij pikt in de witte slang en moet met tegenzin zijn bloed drinken. Tenslotte wordt hij onthoofd en uit zijn borst stroomt bloed. Het lijk van de vogel wordt vervolgens verbrand tot as.

BESTEL MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS

Pelikaan

Het beeld van het bloed dat bij een vogel uit de borst stroomt, is een oud alchemisch symbool voor de Christus. Wanneer de jongen van het pelikanenvrouwtje, zo stelde men zich dat voor, dreigden te verhongeren, pikt het vrouwtje zelf haar borst open en sterft. Maar de jongen voeden zich met haar bloed en blijven zo in leven. Zo plengt ook de Christus zijn ‘bloed’, zijn geest-zielekrachten voor de hongerige mensen, die op grond van zijn offer de mysterieweg kunnen gaan en zo deel kunnen krijgen aan het ware leven buiten ruimte en tijd.

Zoals de Christus het karma van de mensheid teniet doet, hier gesymboliseerd door de vogel die de slang dood pikt, en het karma van de mensheid in zich opneemt en overwint – de vogel drinkt met tegenzin het bloed van de slang – zo zal de mysterieleerling in deze fase bewust opgaan in de krachten en de structuur van dit geestelijke niveau, en meehelpen het karma van de mensheid teniet te doen.

We besluiten deze beschouwing met een tekst uit het oude Perzië waarin de essentie van De Alchemische Bruiloft wordt samengevat.

Wie mij zoekt, vindt mij.
Wie mij vindt, kent mij.
Wie mij kent, heeft mij lief.
Wie mij liefheeft, heb ik lief.
Wie ik lief heb, die dood ik.
Wie ik dood, die zal ik belonen.
Voor wie ik belonen moet, ben ik de beloning.

2 gedachten over “beschouwing 6

  1. Jes Jespers

    Transformaties bewerkstelligen

    Er bestaat een verhaal over wat er gebeurt als 2 wijzen elkaar in de woestijn ontmoeten. Het eerste wat ze volgens dat verhaal deden was onderstaand enneagram in het zand tekenen. Vervolgens legden de twee wijzen elkaar uit wat het enneagram hen aan inzichten had gebracht. In het nu dat aan de orde is wordt voor ons de woestijn vervangen door een platform waar leerlingen uitgedaagd worden om wat zij in het enneagram ontdekt hebben aan elkaar voor te leggen.

    De filosoof Tony Parsons zegt het godsmysterie niet echt een mysterie is maar een open geheim, door ontvankelijk te zijn in stille aandacht kan, als we daar rijp voor zijn, zo´n mysterie aan ons geopenbaard worden. Lao Tze houdt met zijn raad ‘woe wei’ ons voor te stoppen met wat ‘doen’, maar dat moet wel goed begrepen worden, hij bedoelt niet gaan zoeken of nadenken, maar stil worden, in stille aandacht ons verbinden met het bewustzijn van de vormeloze leegte, dat is de bron van kennis en geluk waar we ons voor moeten openstellen.

    ‘Iets doen’ is beweging en daarmee begeef je je uit het Nu en weg van de Zijns-as. ‘Je kunt je Zelf alleen inhalen door stil te blijven staan!’. Iedereen lijkt het te druk te hebben om stil te staan en laten ze daarmee de gegeven parels aan de zwijnen of ???.

    Enneagram: niet kunnen plakken, zie een van de eerste beschouwingen.Het enneagram staat als een cirkel in een leeg veld en in de cirkel staan 2 figuren die de 2 belangrijkste wetten waar we in de kosmos mee te maken hebben symboliseren. De driehoek staat bekend als ‘de wet van drie’, ons bekend uit het gezegde ‘alle goede dingen bestaan uit drieën’ maar ook uit de dialectiek, waarin een these en antithese tot een synthese leiden. De andere figuur wordt gevormd door het getal 10 te delen door 7 en de cijfers op de omtrek in de gevonden volgorde met elkaar te verbinden. Deze wet staat bekend onder de namen ‘wet van zeven’, ‘wet van opeenvolgende gebeurtenissen’ en ook als ‘de wet der octaven’. Ons tonenstelsel is hierop gebaseerd evenals het periodiek systeem van elementen, maar ook alle processen verlopen volgens deze wet.

    Het lege veld stelt de leegte van het niets dat volledig is bestaande uit het vormeloos bewuste Zijn. Dit ademt volgens diverse tradities de schepping uit en uiteindelijk ook weer in. De schepping laat zich waarnemen als vergankelijke verschijningsvormen, scheppingen in ruimte en tijd, dit zijn het lichaam en de geest van het vormeloze bewuste Zijn. In de zen traditie speelt de leegte in de schilderkunst en bij inrichting van tuinen een heel nadrukkelijke rol, in de toonkunst speelt de stilte waaruit de klanken oprijzen en weer verdwijnen een cruciale rol en in de wetenschap en filosofie is stilte de verbinding met de bron waaruit inzichten en wijsheid tot ons kunnen komen.

    De opdracht ‘Transformaties bewerkstelligen’ vinden we op cijfer 6 tegenover ´het gewogen worden´ op cijfer 3. Bij het thema ‘gewogen worden’ hoorde ons fysieke lichaam met zijn mentale bewustzijn en ego dat nog van mening was een duurzaam ik te zijn en op basis daarvan kon zeggen: “IK BEN”. Deze these is via de opdrachten van cijfers 5 en 6 ´het oude bewustzijn laten sterven en ‘het nieuwe bewustzijn laten groeien’ geworden tot het weten dat het ´ik ben´ een illusie is, dat er in ons geen duurzame ik te vinden is, zodat we in feite ‘een niemand’ zijn. Als er geen ik is die kan zeggen ‘ik ben’, dan blijft over dat we moeten zeggen ‘het ZIJN IS’, dat betekent dat we toekomst en verleden kunnen vergeten en thuis moeten zien te komen in het NU op de zijns-as.

    De synthese vinden we op cijfer 9, het Alpha, de bron van de schepping, en Omega, onze bestemming in de schepping en daarmee van ons bestaan in ruimte en tijd, naar lichaam en geest. Dit is het niveau van Zelfrealisatie, de synthese van het ´IK BEN´ en ´het ZIJN IS` resulteert daar in het ´IK BEN ZIJN`. Toen Christus gevraagd werd wie hij was zei hij: “Ik ben die ben”, ofwel ´IK BEN ZIJN`

    Nisargadatta zegt in zijn boek ‘IK BEN ZIJN’ dat de menselijke verschijning met zijn lichaam en geest en omstandigheid vrede, kracht en geluk nooit als exclusief persoonlijke toestand kan bereiken, dat niemand kan zeggen ‘mijn vrede’, ‘mijn kracht’, ‘mijn geluk’, deze kwaliteiten zijn niet exclusief, ze kunnen alleen met anderen worden gedeeld. Nisargadatta stelt dat als je slaapt je geen pijn hebt, je vredig, vrij en gelukkig bent. Om de staat van vrij en gelukkig zijn te realiseren stelt hij dat je als in je slaap je vrij van de wereld, doch bewust van jezelf moet weten. In die toestand weet je zonder spoor van twijfel dat je aan de bron van je wezen vrij bent en gelukkig.

    Het probleem is dat we verslaafd zijn aan onze dagelijkse ervaringen en aan onze herinneringen.
    Het enige echte is alleen wat nu IS. Om in het nu te kunnen zijn zal je de bewegingen van de geest moeten stilzetten, arm van geest moeten worden, dus alle denken moeten laten varen en in
    een staat van aan-dacht komen, de staat van het vormeloze bewuste ZIJN. In deze staat is er niet langer dualiteit, doch non-dualiteit.

    1. Marijke Kaniok

      Deze dag is goed met deze gedachten! Het NU is goed!! Dank je wel voor deze bijdrage.
      Laten we nu de woorden los?……
      STILTE IS, in, om, door alle woorden en ervaringen!
      Levend!
      Een harte-groet,
      Marijke Kaniok

Reacties zijn gesloten.