De historische Jezus als spirituele wereldleraar – tekst van Manly P. Hall

De persoon Jezus staat centraal in het Nieuwe Testament, dat ongeveer een kwart van de Bijbel uitmaakt. Het is zeer de vraag of de vele schriftelijke mededelingen die worden gedaan over het leven van Jezus historisch waar zijn. Vanuit gnostiek perspectief maakt dat niets uit omdat de meeste verhalen in symbolisch opzicht volkomen juist zijn. Gnostiek bijbellezen houdt onder andere in de verhalen over het leven van Jezus en andere bijbelverhalen primair worden gezien als symbolische verhalen over processen van spirituele bewustwording en vernieuwing die zich in de mens kunnen  voltrekken. Een mens die de innerlijke weg gaat, kan zichzelfherkennen in de personages in de verhalen en kan daaruit inzicht en kracht putten. De Christusimpuls is te zien als de oerknal van het christendom. Hieronder volgt  het eerste deel van een hoofdstuk over Jezus uit het boek ‘Twaalf wereldleraren’ van Manly Palmer Hall (fakkeldrager van het Rozenkruis 18).    

In het proto-evangelie van Jakobus staat geschreven dat Joachim een zeer vroom en rijk man was, die zijn leven en zijn vermogen wijdde aan liefdadigheid (Dit gegeven komt ook terug in hoofdstuk 1 van Het Aquarius Evangelie van Levi Dowling). Maar toen hij zijn gaven naar de tempel bracht, maakte Rueben, de hogepriester van Israël, hem een verwijt en zei: ‘Het is u bij de wet niet toegestaan uw gaven als eerste te offeren, want u hebt geen kind verwekt in Israël’. Daarop volgde dat Joachim, gebukt onder verdriet, de wildernis introk en daar vastend en biddend veertig dagen en veertig nachten doorbracht. Zijn gebed tot de God van Israël werd verhoord. Zijn vrouw Anna raakte in verwachting en droeg een kind, en toen het kind geboren werd en ve vroedvrouw haar vertelde dat het een meisje was, dankt Anna God en noemde de baby Maria.

Nu was het zo dat Anna gezworen had dat, als God haar een nakomeling zou geven, zij deze zou opdracgen aan de Heer om het heilige huis te dienen. Dus toen Maria drie jaar oud werd, brachten Joachim en Anna haar tot de trappen van de tempel en ontving de hogepriester haar als iemand die het heilige leven toegewijd was. 

In de jaren die volgden woonde Maria in de verblijven van de tempel, en haar gedrag was zo beminnelijk en innemend dat allen van het huis van Israël haar liefhadden. Ze bleef er tot zij twaalf jaar oud werd en de priesters, volgens de wet, samenkwamen in beraad om een besluit te nemen over haar toekomst, daar het onwettelijk voor haar zou zijn om nog langer in het huis van God te verblijven. Nu besloten de priesters, dat de hogepriester het heilige der heiligen zou binnengaan en aan de Heer zou vragen, wat er met het meisje moest gebeuren. Zacharias was toenterijd de hogepriester, en hij tooide zich met de gewaden van de glorie en het borstschild, en ging tot in de aanwezigheid van de Heer. En de engel van de Heer sprak tot hem zeggende: ‘Ga heen en roep alle weduwnaren van het volk samen, en zij zal de vrouw worden van hem die de Heer zal aanwijzen met een teken.’

Nu was Jozef (bijgenaamd de Panter) de oudste van de weduwnaren van Israël, en toen hij de oproep van de priesters hoorde, legde hij zijn bijl neer en repte zich met de anderen naar de stoep van de tempel. De priesters gaven aan iedere man een stok, elk met een ander merkteken erop. Vervolgens werden de stokken weer verzameld en meegenomen de tempel in om gezegend te worden. Daarna werden de stokken weer uitgedeeld en de laatste die zijn stok terug ontving was Jozef, en toen hij de stok vatpakte, vloog er een duif uit. 

Jozef was in verlegenheid gebracht, want hij had kleinkinderen die zou oud waren als Maria, en zelf was hij bijna negentig jaar oud. Hij zei tegen de priesters: ‘Maak mij niet belachelijk voor de kinderen van Israël. Maar de priesters antwoordden, dat er slechts ongeluk kon komen over hem die zich verzette tegen de wil van de Heer. Dus nam Jozef Maria bij zich in huis op en zette zijn werk als bouwer voort. 

Toen Maria ongeveer vijftien jaar oud was en drie jaren in het huis van Jozef had gewoond, sprak op een zekere dag, toen zij water uit de bron aan het putten was, een stem tot haar. Zij kon niet zien, waar de stem vandaan kwam, en in grote angst rende zij terug naar het huis. 

Op een andere gelegenheid, toen zij zat te spinnen, verscheen voor haar een hemels wezen dat haar verkondigde dat zij een zoon zou baren, dat zijn naam ‘Jezus’ zou zijn, en dat hij de verlosser van zijn volk zou zijn. En Maria antwoordde: ‘Zie de dienstmaagd van de Heer, laat mij geschieden naar uw woord.’ Na verloop van tijd kwam Jozef te weten, dat Maria een kind droeg, en hij was pijnlijk bezorgd en angstig. De engel van de Heer bezocht ook hem, en Jozef ging naar de priesters, en de priesters hadden hun twijfel en stelden Jozef en Maria op de proef, maar toen zij geen smet of blaam bij hen konden ontdekken, zei de hogepriester: ‘Daar de Heer God geen zonde van jullie toont, zal ik jullie niet beoordelen’, en zond hen weg. 

Keizer Augustus had een bevel doen uitgaan, dat er een volkstelling moest worden gehouden van de gehele bevolking van Israël. Het was voorts voorgeschreven, dat zij naar Bethlehem moesten komen om ingeschreven te worden. Jozef maakte zich grote zorgen, want hij wist niet hoe hij Maria zou aangeven. Hij schaamde zich ervoor haar op te geven als zijn vrouw wegens hun leeftijdsverschil, en hij was er bang voor haar als zijn dochter te laten registreren. Uiteindelijk stelde hij zichzelf gerust met de gedachte dat de Heer de weg zou tonen, dus zadelde hij zijn ezel en wees een van zijn zonen aan als diegene die de ezel moest leiden. Hij zette Maria op de ezel en samen vertrokken zij naar Bethlehem. 

Zij waren nog ongeveer vijf kilometer voor de stad, toen de tijd voort Maria kwam om haar kind te baren. Jozef vond een grot en het was daar dat het kind geboren werd. Een groot licht scheen in de donkere holte, en langzaam trok het licht in zichzelf terug en spleten de wolken de de plek vulden uiteen en werd het kind zichtbaar. Na drie dagen verhuisden zij naar de herberg en daar deze reeds vol was, was er slechts plaats voor hen in de stal, waar het kind in een kribbe werd gelegd.  

Het verhaal van Jezus vanaf zijn geboorte kunnen we volgen in de evangeliën van de Bijbel. Deze beschrijven, met kleine onderlinge verschillen, vooral het openbare leven van Jezus, te beginnen met de doop door Johannes en eindigend met de hemelvaart. Er is weinig bekend over de jeugd van de meester. 

De herders betuigden hem eer aan zijn kribbe, en wijze mannen kwamen uit het Oosten om geschenken te brengen. Als kind werd Jezus meegenomen naar Egypte om aan de wraak van Herodes te ontsnappen. Later keerde hij terug naar zijn eigen land en verscheen hij, toen hij twaalf jaar oud was, in de synagoge, waar hij argumenteerde met de priesters en de ouderlingen. Er wordt ook aangeduid, dat hij het beroep van Jozef uitoefende, tenminste voor een zekere tijd.  

Uit de apocriefe evangeliën kunnen we wat meer bijzonderheden te weten komen die niet canoniek zijn. Het boek van Thomas beschrijft hem zoals hij opgroeit in het huis van Jozef, terwijl hij wonderen verricht en zelfs in zijn kinderjaren bewiijzen van buitengewone gaven tot uitdrukking brengt. Op een keer kneedde hij kleine mussen uit klei. Hij klapte in zijn zijn handen en de vogels werden levend en vlogen weg. Jezus was vijf jaar oud. Later studeerde hij bij een zekere leraar die Zacheüs heette en die al snel toegaf dat hij niet in staat was hem nog iets te leren.

Het boek van de pseudo-Mattheüs vermeldt vele uitspraken van Jezus uit zijn jeugdjaren. Het Arabische boek over de kinderjaren, dat veel later werd geschreven en zeer opgesierd is met de overleveringen van de eerste zeven eeuwen van het christelijke tijdperk, wijdt veel ruimte aan de ondervraging van Jezus door de geleerden gedurende zijn twaalfde jaar. In dit verslag legt Jezus examens af in theologie, filosofie, wetenschap en medicijnen, en bewust dat zijn kennis over al deze zaken volkomen is. In het 51ste hoofdstuk van het Arabische Boek wordt verteld dat Jezus zijn kunde als astronoom demonstreerde, en hieruit kan men afleiden dat hij ook op de hoogte was van de geheimen van de astrologie. 

Over de periode na zijn twaalfde jaar kan zelfs uit de apocriefe boeken weinig ontdekt worden. De Talmoed geeft ons een aanwijzing. Hierin wordt gezegd dat hij Alexandrië bezocht met een zekere rabbijn Jehoshua Ben Berchiah. In Egypte bestudeerde hij de occulte en mystieke kunsten, en nadat hij bepaalde geheimzinnige wetenschappen van de Egyptenaren machtig was geworden, keerde hij terug naar Syrië, waar hij uitleg gaf van de leerstellingen die hij had ontvangen. Uit dit verslag zou men kunnen opmaken dat Jezus studeerde op de hermetische universiteit van de Ptolemeeën. Alexandrië was een mengelmoes van Aziatische en Helleense (Griekse) culturen. De meeste religies van de bekende wereld waren er vertegenwoordigd, en de publieke opinie was opmerkelijk libraal en tolerant. Van de priesters en filosofiën van Alexandrië zou Jezus niet alleen de metafysische kunsten hebben kunnen leren, maar ook de grote systemen van de wereldfilosofie, de juiste achtergrond voor het openbaar leven. 

Edouard Schuré, de eminente Franse mysticus, verbindt Jezus met de orde van de essenen. Vroegere schrijvers hadden ook het vermoeden dat de verwijzingen in de Bijbel naar Jezus van Nazareth een vertaalfout zijn; dit had moeten luiden: Jezus de Nazarener, dat wil zeggen Jezus van de orde van de Nazarenen. De nazarenen en essenen waren of vertakkingen van dezelfde broederschap, of sterk aan elkaar verwante ordes, die gelijke geloften en plichten oplegden en gelijkluidende mystieke filosofieën uitdroegen. Het is zeer wel mogelijk dat de historische Jezus een zoon was van ouders die lid waren van de esseense gemeenschap waarover Josephus met respect schreef.  

Er wordt wel geopperd dat de orde van de essenen gesticht is door Pythagoras. Zij was zeker van Griekse oorsprong, en nadat zij was aangepast aan Syrisch grondgebied, floreerde zij vooral in de dorpen en steden rond de Dode Zee en op de berg Karmel. De leerstellingen van de sekte bevatten zowel Griekse als Egyptische elementen, en de orde kan worden beschouwd als een rechtmatige mystieke school, die inwijding verleende en daarbij diepe mystrieke geheimen doorgaf. 

De cultus van de essenen was verdeeld in twee verschillende groepen. De hoogste groep bestond uit monniken en kluizenaars, die alle wereldse zaken hadden afgezworen en leefden in de grotten of kloosters van de orde. De tweede afdeling bestond uit lekebroeders en -zusters die geloften van reinheid hadden afgelegd, maar nog wel in familieverband leefde en in hun eigen levensbehoeften voorzagen door het uitoefenen van bepaalde kunsten en beroepen. 

Volgens de regels van de orde mochten de lekebroeders en -zusters zich niet inlaten met enig zakendoen, het drijven van ruilhandel of marchanderen, maar zij mochten alleen werkzaamheden beoefenen die van eenvoudige en constructieve aard waren. Daarom kozen ze veelvuldig het beroep van timmerman, pottenbakker of bouwer. Tot de symbolen van hun orde behoorden bouwwerktuigen, zoals in de moderne tijd bij de vrijmetselarij. 

De esseense gemeenschappen bloeiden onder coöperatief economisch beleid, en de levens van de leven warewn voornamelijk gewijd aan het geven en ontvangen van onderricht, het doen van vrome daden, genezen en beoefenen van vriendschap. De essenen waren zo goed ontwikkeld, in een tijd van algemene onwetendheid, dat de Romeinse officieren die gestationeerd waren in het Heilige Land, hen vaak tewerkstelden als opvoeders van hun kinderen. Misdaad kwam bij hen niet voor, en zij waren veruit de wijste en edelste van de joodse sekten. 

De essenen waren een messianse sekte, zij keken uit naar de komst van een beloofde messias, die in Israël zou opstaan. Sommige leden van de sekte zworen de eed, dat zij noch hun haar noch hun baard zouden knippen tot de verlangde van Israël zou komen. Er is geopperd dat Johannes de Doper, toen hij Jezus voor het eerst zag, hem als een heilge man herkende, omdat hij zijn haar en baard droeg in overeenstemming met de eed van de nazarenen en ook gekleed was in de dracht van de orde. 

Jozef beoefende het uitverkoren beroep van de essenen – de bouw – waarschijnlijk meer in mystieke betekenis dan in de letterlijke. Dit zou ook kunnen verklaren, waarom hij uitgekozen werd om Maria in zijn huis op te nemen, en ook waarom hij en Maria gekozen werden als de voogden van een incarnerende ingewijde. 

Als Jezus in een esseense gemeenschap werd geboren, zou zijn godsdienstig onderwijs al tijdens zijn vroege kinderjaren zijn begonnen. Hij zou opgegroeid zijn in een atmosfeer van zachtaardigheid en vroomheid. Hij zou zeldzame gelegenheden hebben genoten om de diepte en de grootsheid van zijn eigen ziel tevoorschijn te laten komen. Zijn jeugd zou besteed zijn aan studie en reizen, en na een passende proefperiode zou hij, als hij de juiste leeftijd van dertig jaar bereikt, uit vrije keuze de gelofte van de ingewijde hebben kunnen afleggen en toe hebben kunnen treden tot de hogere afdeling van de orde. Op deze manier zouden de verschillende verhalen over zijn leven gedeelten kunnen zijn van één feit. 

Als essener zou hij in Egypte hebben gereisd, waarschijnlijk ook in Griekenland, en hij zou zelfs de moeilijke reis naar India hebben kunnen maken, zoals Pythagoras voor hem deed. De mysteriën hadden geen godsdienstig vooroordeel en volgelingen reisden van de ene school naar de andere, terwijl zij zich bekwaamden in de wijsheid van alle nationaliteiten en tijdperken. 

In het Homis klooster in Klein Tibet zijn volgens zeggen manuscripten die bewijzen dat Jezus zich aansloot bij een karavaan die naar India ging, waar hij enige tijd verbleef voordat hij op zijn negenentwintigste jaar naar Syrië terugkeerde. Het is zeer wel mogelijk dat geschriften over de jeugdjaren van Jezus in beslag werden genomen of vernietigd werden door de vroege kerk om te voorkomen dat aanhangers van het nieuwe geloof ontdekten, dat het christendom zijn wortels had in de godsdiensten van de zogenaamde heidenen. Jammer genoeg zijn het fanatisme en de onverdraagzaamheid van slechts enkelen verantwoordelijk voor negentien eeuwen van misverstand en achtervolging in het christendom. Honderden boeken werden vernietigd door het Concilie van Nicea, en hiertoe behoorden misschien ook de geschriften over de jeugd en de opvoeding van Jezus. 

Het openbaar leven van de meester, wat volgde op de doop door Johannes, duurde volgens de evangeliën in de Bijbel minder dan drie jaren. Het was toegewijd aan twee belangrijke manieren van het uitoefenen van activiteit – het verrichten van wonderen en het onderwijzen van het Nieuwe Convenant, gewoonlijk vertaald als Testament. Door de wonderen krijgt Jezus het aanzien van een wonderdoener, zoals de legendarische mahatma’s uit Azië, en door zijn leringen krijgt hij het aanzien van een hervormer van de corrupties die waren ontstaan in het joodse geloof. Hij verklaart duidelijk, dat hij niet gekomen is om het geloof van Israël af te breken, maar om het te vervullen, en om te getuigen van datgene wat voorspeld was door de patriarchen. 

Zoals de meeste grote leraren kon Jezus de sociale problemen van zijn tijd niet negeren. Jeruzalem, de stad van de profeten, en Judea, het land van de patriarchen, waren onderworpen aan Rome. Ettelijke groeperingen waren onder de joden ontstaan die zich bezig hielden met bidden, samenzweren en het smeden van plannen voor verlossing. Jezus kon nauwelijks nalaten betrokken te zijn bij de politieke problemen van zijn volk. Filosofen zijn geen politici, maar bijna alle grote filosofen hebben beseft dat de volmaaktheid van het mensdom niet kan worden bereikt zonder bepaalde hervormingen in de sociale en politieke toestand van de mensheid.

Al spoedig trok Jezus volgelingen en discipelen naar zich toe, die zich de leraar voorstelden niet alleen als een man Gods maar als de politieke bevrijder van hun natie. Uit verschillende maatschappelijke rangen en standen koos hij twaalf discipelen uit van de eerste orde, én er wordt ook vermeld dat hij en nog tweeënzeventig koos die een tweede kring vormden. Deze discipelen en volgelingen droegen in hun  enthousiasme bij tot de vernietiging van datgene wat zij het meest liefhadden. Door hun godsdienstig non-conformisme schiepen zij vervreemding tussen zichzelf en de joodse priesters, en door de politieke consequenties van hun boodschap stootten zij de Romeinse bestuurders van zich af. Het enige wat overbleef was het gewone volk – een kracht die zich gemakkelijk laat gebruiken door mensen met heimelijke bedoelingen.

Terwijl het openbaar leven van Jezus op hun einde liep, werden hij en zijn kleine stoet van volgelingen onontkoombaar en fataal naar de stad Jeruzalem toe getrokken. Jezus besefte dat het einde nabij was, maar de boodschap moest worden overgebracht naar de Stad van de koningen, het hart van Israël zelf. Terwijl hij nog het meest verkeerd begrepen werd door hen die hem het meest nabij waren, verzamelde hij hen om zich heen voor de laatste maal in broederschap, en vierde het joodse paasfeest met het laatste avondmaal. Dit sacrament had veel meer betekenis dan in de bijbelboeken is opgetekend. Het was de laatste heimelijke ontmoeting van de twaalf die moesten doorgaan nadat hun meester was heengegaan. Van deze twaalf stierf er één een natuurlijke dood. Van Judas wordt gezegd dat hij zichzelf vernietigde, en alle anderen, behalve de heilige Johannes , waren martelaren. Er wordt verteld dat de discipelen en hun meester samen zongen, en in de 23ste brief aan de bisschop Ceretius legt de heilige Augustinus de woorden van het lied vast. 

Ik wens te bevrijden, en ik wens bevrijd te worden.
Ik wens te redden, en ik wens gered te worden.
Ik wens te gewinnen, en ik wens gewonnen te worden.
Ik wens te zingen; danst allen met vreugde.
Ik wens te wenen; weest allen geslagen met droefheid.
Ik wens te tooien, en ik wens getooid te worden.
Ik ben de lamp voor u die mij ziet. 
Ik ben de poort voor u die erop klopt.
Gij die zien wat ik doe, vertel niet wat ik aan het doen ben.
Ik heb alles in dit verhaal uitgevoerd,
En ik ben op geen enkele wijze bedrogen.

Naar oud joods gebruik volgde na het zingen van de hymne het breken van het brood en het doorgeven van de beker. Hierna, volgens één van de apocriefen, vierden Jezus en zijn apostelen het mysterie met een rituele dans, waarna van gedachten werd gewisseld over zekere zaken die niet aan onongewijden onthuld mogen worden.

In zekere zin was het laatste avondmaal de afsluiting van het openbaar leven. De meester had zijn huis op orde gebracht en was klaar met het doorgeven van geheime kennis aan zijn discipelen. De enige aanduidingen die we hebben over de aard van de geheimen die Jezus doorgaf, kunnen worden gevonden in de gnostische evangeliën, de Pistis Sophia en de boeken van de Verlosser.

Hierop volgde hetgeen zich afspeelde in de tuin van Gethsemane. De lijdende mens verschijnt kortstondig in de overigens kalme overlevering. Hij werd gearresteerd en voor het joodse en Romeinse gerecht gebracht, en nadat het eerste hem schuldig had bevonden, werd hij voor Pilatus gebracht, die geen schuld in hem kon vinden en zijn handen in onschuld van de hele zaak waste. 

De exacte omstandigheden rond de dood van Jezus zijn uiterst obscuur. De evangeliën verklaren nadrukkelijk, dat hij werd gekruisigd, maar zulk een dood is zeer onwaarschijnlijk, want het was duidelijk in strijd met de Romeinse wet. Kruisiging was een straf die niet werd opgelegd aan civiele gevangenen, maar was voorbehouden aan dieven en moordenaars. Zelfs in de vroege eeuwen was kruisiging een open vraag, en we kunnen de vroegere opvattingen in enkele zinnen samenvatten. 

Volgens sommige gnostici van de eerste eeuw was het niet Jezus, maar Simon van Cyrene die aan het kruis stief in Jezus’ plaats. Andere vroege scholen die geloofden in de goddelijkheid van Jezus als Christus, verklaarden dat een illusie door God naar de mensen werd gestuurd, zodat zij meenden te zien dat Jezus, de mens, stierf, maar dat Christus als God niet kon sterven of zelfs kon lijken te sterven. Een andere school houdt vol dat dat hij van het kruis werd afgehaald terwijl hij nog in leven was, en dat hij Syrië verliet en oostwaarts reisde naar India. Deze verhalen nemen de kruisiging aan als tenminste een gedeeltelijke waarheid, maar Ireneus, een van de vroege kerkvaders, een tijdgenoot van de discipelen zich erop beroept dat hij met hen gesproken heeft, verklaarde dat Jezus pas stierf in de volheid van zijn jaren. In de joodse overlevering werd een profeet, die sommigen identificeerden met Jezus, dood gestenigd door een opgewonden menigte. 

Laten wij deze meningen voor wat ze zijn; Jezus verdween uit de geschiedenis volgens de overlevering op zijn drieëndertigste jaar, nadat hij in minder dan drie jaren een openbaar leven voltooide dat invloed zou hebben op de gehele beschaving, en dat zich vanaf zijn eenvoudig begin in de onvruchtbare rotsachtige streken van Syrië zou verspreiden naar alle uiteinden van de wereld.  

Bron: Twaalf wereldleraren door Manly P. Hall (fakkeldrager van het Rozenkruis 18)