Een innerlijke weg voor deze tijd – Het Gouden Rozenkruis in de 21ste eeuw

BESTEL EEN INNERLIJKE WEG VOOR DEZE TIJD

Begin mei 2024 verscheen bij uitgeverij Rozenkruis pers het boekje ‘een innerlijke weg voor deze tijd – Het Gouden Rozenkruis in deze tijd.  Hieronder volgen de inleiding, hoofdstuk 1 en de inhoudsopgave.

INLEIDING

Er is een innerlijke ontwikkeling voor ieder mens weggelegd. Er is een innerlijke bron, waaruit ieder mens kan putten. Wat we in dit boekje – geschreven vanuit de optiek van het Gouden Rozenkruis – aan je voorleggen, is waar je de inspiratie kunt vinden om deze weg van zielegroei en geestelijke ontwikkeling ook daadwerkelijk te gaan. Je kunt er zelf aan meewerken om de innerlijke bron te laten stromen. Bijvoorbeeld door je te laven aan de ervaringen van vele anderen die deze innerlijke bron ontdekt hebben en daar in woord en geschrift, maar vooral ook in daad uiting aan hebben gegeven.

Wat zijn de hinderpalen voor het gaan van deze innerlijke weg, en wat de mogelijkheden? De grondslag van het Gouden Rozenkruis is die van het gnostiek-hermetische gedachtegoed van vroeger en nu.

In het eerste hoofdstuk, waarvan de titel luidt: ‘Omkering naar de metgezel in je’, wordt aangegeven dat we op dit moment in een ‘perfecte storm’ terechtgekomen zijn, een die ons op onze maatschappelijke en individuele fundamenten doet schudden, maar ons tegelijkertijd bepaalt bij een uitweg voor degenen die de metgezel in zichzelf ontdekken. De metgezel die ook liefde wordt genoemd.

In het tweede hoofdstuk ‘De zeggingskracht van symbolen’ spreken we over het symbool van het Gouden Rozenkruis: de cirkel met de punt in het midden en de driehoek. Het vierkant komt in een volgend hoofdstuk ter sprake. In al hun eenvoud drukken deze symbolen het volgende uit: de oorsprong van het leven, de lichtvonk in een mens en het pad terug naar de oorsprong.

In het derde hoofdstuk, met als titel ‘Werken met het licht op het vierkant van bouw’, staat de vraag centraal: hoe gaan we die innerlijke weg verder vervolgen? Wat staat ons nu te doen? Wat betekent het om de kennis en inzichten die we tot nu toe hebben besproken in de praktijk te brengen in ons leven? Dit doen we door ons te richten op het ‘vierkant van bouw’ met zijn vier te verwezenlijken kernwaarden: groepseenheid, eenpuntige gerichtheid, strijdloosheid en harmonie.

Omdat de School van het Gouden Rozenkruis in 2024 honderd jaar bestaat, staan we in hoofdstuk vier, getiteld ‘Honderd jaar School van het Gouden Rozenkruis’, stil bij de tijd van het ontstaan, bij een aantal belangrijke ontwikkelingen die gekleurd zijn door de tijd waarin ze plaatsvonden, en hoe de rozenkruisers zich nu manifesteren. Het belangrijkste daarbij is aan te sluiten bij de impuls die uitgaat van het Licht. Deze heeft als de boodschap: ‘kom terug’. Kom terug naar de wereld van de eeuwigheid, naar de wereld van de eeuwige wording.

In het afsluitende vijfde hoofdstuk: ‘Wat is de essentie van een geestesschool?’ komen we tot de hoofdzaak. Ons doel, hier in ons aardse bestaan, is bewustwording van onszelf en van de Ander, en het zoeken naar verbinding met de Ander, met het Andere. Dat begint bij het individu, het werkt met en door de groep van zoekers, maar in uiteindelijke zin gaat het om de verheffing, de vergeestelijking van de hele mensheid.

1 DE OMKERING NAAR DE METGEZEL IN JE

We vallen maar meteen met de deur in huis: de situatie in de wereld ziet er onheilspellend uit. Er gebeurt heel veel tegelijkertijd en al deze gebeurtenissen en ontwikkelingen grijpen ook nog eens op elkaar in. Geen enkel land of vereniging van landen lijkt in staat om de huidige wereldsituatie in positieve richting om te wentelen.

Een perfecte storm

De situatie waarin we momenteel verkeren wordt wel aangeduid als een perfecte storm: een zeldzame combinatie van omstandigheden en gebeurtenissen die elkaar aanjagen en in hun onderlinge wisselwerking ongekende gevolgen hebben. Klimaatverandering, tal van oorlogen, migratie, spanningen tussen grootmachten, schaarste van levensvoorwaarden als een dak boven je hoofd, schoon water en gezondheidszorg, ontwikkelingen op het terrein van kunstmatige intelligentie, en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Stuk voor stuk ongekend ingewikkelde kwesties, maar door hun onderlinge wisselwerking nog vele malen uitdagender en complexer.

Rozenkruisers zijn zich er door alle eeuwen heen van bewust geweest dat als je de wereld wilt veranderen, je eerst zelf moet veranderen. Niet een beetje bijschaven hier en daar, nee fundamenteel en onomkeerbaar. Wanneer je de wereld wilt veranderen, moet je eerst zelf veranderen. Dat klinkt best bekend toch? Einstein bijvoorbeeld zei eens: je kunt een probleem niet met hetzelfde denken oplossen als waarmee je het hebt veroorzaakt. Welk denken heeft onze huidige problemen dan veroorzaakt?

Een ultrakorte versie van dit antwoord is: het materialistische vooruitgangsdenken dat onvoldoende gelijke tred hield met liefdevolle wijsheid. Dit moderne denken kreeg vleugels vanaf de zeventiende eeuw, de eeuw waarin ook de klassieke rozenkruisers van zich lieten horen. In diezelfde eeuw waarin dit moderne denken wortel schoot, was het Jan Amos Comenius die naar de Royal Society in Londen reisde om de daar verzamelde wetenschappers te waarschuwen: zorg ervoor dat jullie denken geïnspireerd blijft door het grote, heilige licht en dat jullie wetenschappelijke werk altijd ten dienste staat van de allerhoogste bestemming van mens en wereld.

Noch de klassieke rozenkruisers, noch Comenius vonden veel medestanders voor hun visie. Gaandeweg de eeuwen werd de band tussen het grote, heilige licht en het kleine licht van de verstandsmens losser. De mens ging meer en meer zijn eigen gang en stelde daarbij zijn kleine verstandslicht centraal; hij schiep een wereld waarin steeds minder plaats was voor het bovennatuurlijke. Hij, de mens, werd heer en meester over de wereld en trachtte met behulp van de moderne wetenschap en daaruit voortvloeiende technologie de natuurlijke orde naar zijn eigen wensen en behoeften te plooien. Groei en vooruitgang werden synoniem aan rijkdom, eer en macht.

In gedachten vormde hij een hiërarchie, met zichzelf bovenaan de piramide. Daarmee kwam er een scherp onderscheid tussen het menselijke en het niet-menselijke, of tussen de mens enerzijds en de natuur anderzijds. Het planten- en dierenrijk werd tegenover het rijk van de mens geplaatst.

Van ons voetstuk gevallen

Het moderne vooruitgangsdenken waarmee de mens zichzelf op een voetstuk plaatste, heeft in de loop der eeuwen zeker goede ontwikkelingen voortgebracht: minder kindersterfte, een langere levensduur, grotere welvaart, meer gelijkheid tussen mensen en meer individuele vrijheid.

Maar naast dat goede, heeft dit denken ons in de afgelopen eeuw ook flink in de problemen gebracht. De richtingen, methoden en ingrepen die we in de afgelopen vier eeuwen bedachten en in praktijk brachten, blijken onvermoede en dramatische gevolgen te hebben, zoals de actuele ‘perfecte storm’ ons aantoont. Vrijwel alle denkbeelden en opvattingen die we eeuwenlang hebben gekoesterd en ontwikkeld over onszelf en onze intelligentie, over de natuur en de plek van niet-menselijke wezens, over de wereldorde en hoe die geregeerd moet worden, over religie en wetenschap verliezen zo langzaamaan zeggingskracht en geldigheid. En daarmee komt het vooruitgangsdenken op losse schroeven te staan.

In plaats van als regisseur vinden we onszelf meer en meer terug als speelbal van machten en krachten die we zelf hebben ontketend. Getuigt het niet van wijsheid om te erkennen dat we lang niet zulke uitzonderlijke, intelligente en machtige wezens zijn als we dachten? Laten we gewoon toegeven: we zijn van ons voetstuk gevallen.

Maar, hoe moet het nu dan verder met ons en met de wereld? Hoe ervaar jij deze stormachtige omstandigheden? Voel je je heen en weer geslingerd door de ontwikkelingen? Distantieer je je ervan? Zoek je naar bescherming, een manier om overeind te blijven? Welke manier zoek je om je te verhouden tot deze tijd? Vraag je je wellicht af: welke opdracht heb ik hier en nu te vervullen?

Laatst was er bij een tentoonstelling een vrolijke zin van een vrouwelijke kunstenaar te lezen: ‘Dit probleem brengt vele oplossingen voort.’ En inderdaad: het hoopvolle van onze tegenwoordige tijd is dat steeds meer mensen beseffen dat we met ons vooruitgangsdenken en daarop gebaseerd handelen op een dood spoor terecht zijn gekomen. Laten we eens op verkenning uitgaan: in welke richting wordt, door hedendaagse denkers, voor alternatieven gekeken?

Verdwaald in een labyrint

Filosoof René ten Bos vergelijkt onze huidige situatie met die van een labyrint. Als je in een labyrint bent verdwaald, heeft het geen zin een bepaalde richting te kiezen en die dan maar te volgen. De kans is namelijk erg groot dat je zodoende nog verder verdwaalt. Het beste wat je in die situatie kunt doen, aldus Ten Bos, is gaan zitten. Om je heen kijken. Gedachten binnenlaten. Je gevoelens verkennen. Reflecteren. Afstand nemen. De beweging van de zon volgen. Heel misschien komt er dan een vruchtbare ingeving. Maar vooral: misschien ontdek je zo jezelf.

Dus: die mens die in een perfecte storm zijn houvast is kwijtgeraakt en op een vreemde, onheilspellende plaats is beland – als hij een beetje wijs is, blijft hij daar, op die plek, een poosje rustig zitten. Om zich heen kijkend, luisterend naar zichzelf en zijn omgeving, voelend en ervarend hoe het daar is, zo midden tussen de brokstukken en niet wetend hoe het verder moet. Misschien komt hij bij zichzelf uit en vindt hij daar iets wat hem verder brengt. Dat is trouwens nog helemaal niet zo eenvoudig.

We leven in een tijdperk van het individu, van het eenzame, afgescheiden ‘ik’. Niet voor niets is het vraagstuk van identiteit, van ‘wie ben ik eigenlijk?’ zeer actueel en alom aanwezig. Dat ‘ik’ van ons is grillig en heeft heel wat gezichten. Sommigen komen zelfs tot de conclusie dat zoiets als een vaste, eigen identiteit helemaal niet bestaat. Er wordt volop gezocht naar nieuwe identiteiten die meer recht doen aan wat men denkt en voelt te zijn. Identiteitskenmerken als ‘vrouwelijk’ of ‘mannelijk’, die we tot voor kort vooral als ‘vaststaand’ beschouwden, worden bevraagd. Oude grenzen worden opengebroken; er wordt een wijder perspectief gezocht en een levensgevoel dat meer tegemoetkomt aan dat diepe, altijd knagende verlangen naar ‘wij’, naar heelheid, eenheid, echtheid. Alsof we ergens weten dat ‘scheiding’ en de ervaring van afgescheidenheid onterecht zijn.

Eenzaamheid heeft in onze moderne, seculiere tijd een andere betekenis dan in bijvoorbeeld de tijd van een filosoof als Michel de Montaigne. Voor Montaigne in de zestiende eeuw was ware eenzaamheid een toestand van de ziel: de ziel, teruggevoerd 
naar zichzelf, naar haar nobele autonomie en evenwicht. Die eenzaamheid was een begerenswaardige toestand. Maar in die tijd, om met filosoof Marjan Slob te spreken, was de hemel nog niet leeg. Toen was vrijwel iedereen er nog van overtuigd dat hogere machten zijn of haar lot bepaalden en dat de ziel na de dood voort zou leven. De hedendaagse eenzaamheid is daarmee een stuk leger en wellicht droeviger en ellendiger dan die van vroeger. Je unieke leven lijkt geen hogere bedoeling te hebben, noch onderdeel uit te maken van een groter plan. Je bent een sterfelijk, eindig wezen, dat geheel op zichzelf is aangewezen. Hoe geef je zo’n leven betekenis en zin?

Net als het onophoudelijke zoeken naar identiteit, is ook eenzaamheid een typisch vraagstuk van de mens. We zijn dolende zielen die hun eenzaamheid en gebrek aan zingeving regelmatig als een zware last ondergaan. Helpt het om in deze toestand van zelf-gerichtheid, uit te zoomen? Een groter of ander perspectief in te nemen? Met enige onthechtheid van en afstand tot het kleine en individuele?

Het grotere geheel

De hemel boven ons hoofd, met zijn sterrenpracht, koude temperatuur en ijzeren ritme van dag en nacht, is voor veel mensen een ontzagwekkende ruimte, waar je alleen maar stamelend naar kunt kijken. Voor kosmologen en natuurkundigen zoals Thomas Hertog is
 het een opwindend onderzoeksterrein. De eigen logica en wetten die in de kosmische ruimte heersen zijn duizelingwekkend. Hoe is het trouwens mogelijk dat in die ongenaakbare ruimte een planeet zweeft waarop leven mogelijk is? Wat heeft eigenlijk de oerknal veroorzaakt? Ons getrainde verstand heeft moeite om de mogelijke antwoorden te bevatten. Er wordt wel gezegd dat we nog geen 5% van wat er in de ruimte plaatsvindt, doorgronden. De resterende 95% is ‘donkere materie’.

Dichter bij huis, maar minstens zo bijzonder wordt het wanneer we naar biologen luisteren. Er verschijnen de afgelopen jaren tal van boeken over de samenhang in de natuur, de intelligentie van planten en dieren, over het wood wide web en over de menselijke evolutie in relatie tot de niet-menselijke. Wat onderzoekers als Lynn Margulis en Merlin Sheldrake ons laten zien, is dat we van top tot teen verweven zijn met de ons omringende natuur.

We hebben in ons lichaam meer microben dan eigen cellen. Als we ons fysieke lichaam niet zouden delen met de vele miljoenen bacteriën en schimmels, dan zouden we tot niets menselijks (zoals denken en verbeelden) in staat zijn. Plus: wij mensen zijn opgebouwd uit eenvoudige atomen, en net als al het andere leven bestaan wij uit waterstof, koolstof, stikstof, zuurstof, fosfor, ijzer en nog wat van die stoffen. Biologie is steeds meer ecologie geworden: de bestudering van relaties tussen levende organismen. Ook de mens, hoe sterk hij zich ook een individu voelt, bestaat bij de gratie van relaties. Zijn ervaring van afgescheidenheid is dus inderdaad een valse voorstelling van zaken.

De vele publicaties op dit terrein zetten ons bovendien aan het denken over intelligentie. Lange tijd werd intelligentie zo gedefinieerd dat het alleen maar onder mensen te vinden was (of op z’n hoogst bij dieren die veel op mensen lijken, zoals mensapen). Zo langzamerhand groeit het inzicht dat ook de ons omringende natuur vol intelligentie zit. De intelligentie om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden, de intelligentie om zelfs tussen verschillende soorten onderling te communiceren, samen te werken of van nut te zijn. Net als mensen blijken ook dieren en planten over geheugen te beschikken, en dragen zij ervaringen en kennis over op volgende generaties (epigenese).

Computertechnoloog en filosoof Bernardo Kastrup bekritiseert het moderne vooruitgangsdenken en het daarmee gepaard gaande materialistische wereldbeeld en tracht het op de kop te zetten. Alles is bewustzijn, zo meent Kastrup, en alles wat wij waarnemen en wat in de materie bestaat, komt daaruit voort, is een product van bewustzijn. Hij zegt: ‘De fysieke wereld die we zien is niet de echte wereld, maar is slechts een afbeelding van een mentale en geestelijke werkelijkheid die erachter ligt.’

De aarde is miljarden jaren oud. Een continue evolutie ging gepaard met ingrijpende klimaatveranderingen, massale uitstervingen en perioden van grote duisternis. Eén soort wist zich vanaf zo’n 200.000 jaar geleden bovengemiddeld aan te passen aan veranderende omstandigheden en wat meer is: die soort bleek bovendien in staat om de natuur in een relatief luttel aantal eeuwen naar zijn hand te zetten en zijn stempel te drukken op alles wat leeft en beweegt. Reden waarom sommige wetenschappers zeggen dat we nu terecht zijn gekomen in het antropoceen – het geologisch tijdperk van de mens. Is de mens een ‘kroon op de schepping’, zoals sommigen geloven? Of wordt dat antropocentrisch wereldbeeld – met de mens als middelpunt van al het leven – nu achterhaald door haar eigen kennisontwikkeling?

Een thuis dat niemand toebehoort

We zijn momenteel aan de ene kant erg bezig met onszelf – Wie ben ik? Wat wil ik? Hoe verhoud ik me tot anderen? – en aan de andere kant zoomen we steeds meer uit door ons te verplaatsen in de ons omringende natuur en de kosmische ruimte. Kan de (zelf) kennis die we hierbij opdoen ons verder brengen? Door zo in- en uit te zoomen, kan er in ons een openheid of ontvankelijkheid ontstaan voor een nieuwe impuls, een impuls vanuit ‘het hemelse’, vanuit het geestelijke. Ken je dat gevoel van grote verwondering? Alsof je opnieuw kijkt met de ogen van een kind?

Verwondering maakt je stil. ‘In awe’ noemen de Engelsen het. In dat gevoel van verwondering kun je je ineens bewust worden verbonden te zijn. Verbonden met al het leven om je heen, met de gehele werkelijkheid. En wellicht zelfs met een werkelijkheid achter de zintuigelijk waarneembare wereld, het Al. Heb je dat weleens
ervaren? In die momenten groeit er een aanvoelen dat we een ‘thuis’ hebben ‘dat niemand toebehoort’. Een ‘thuis’ dat zich niet op een gefixeerde plaats bevindt en dat je niet hoeft te veroveren, omdat het ‘geestelijk’ is, het ‘denkend hart’ van alles en iedereen.

Een vermoeden echter is nog niet hetzelfde als ‘vaste grond’ of ‘van binnenuit weten’. Daar is nog een aanvullend proces voor nodig. Een proces dat bij grote mystici, vrije denkers en visionaire kunstenaars door de eeuwen heen, bekend was en is. Een proces dat in alle belangrijke spirituele geschriften beschreven staat.

Omkeren naar de metgezel, naar de liefde

Je zou dit proces een revolutionair proces kunnen noemen, omdat het een fundamentele omkering betekent. Een totale omkering van onze gerichtheid. In plaats van gerichtheid op ons eigen wel en wee, op het beheersen van de wereld, wordt zij een gerichtheid op het leven zelf. Het leven dat als een eeuwige, geestelijke kracht alles adem geeft, bezielt en naar een hoger niveau van bewust zijn wil stuwen. In die onvoorstelbare ontwikkeling moeten we ook de mens zien. Maar in plaats dat hij zich in die ontwikkeling voegde, ging hij zijn eigen weg. Daar was hij – en dat is in feite al een onvoorstelbaar gebeuren in zichzelf – toe in staat.

Je zou dat leven dat alles bezielt en tot hoger niveau van bewustzijn wil stuwen, ook ‘liefde’ kunnen noemen. Gerichtheid op dat leven, is dan gerichtheid op liefde. De bron van die liefde kunnen we namen geven: God, Brahma, Allah, de Ene, het onnoembare. Die liefde ligt in haar ware aard en volheid in ieder mens te sluimeren. Wat we ervan kennen is slechts ten dele en per definitie voorwaardelijk. Onze liefde geldt niet alles en iedereen, altijd en overal. We leven als het ware gesluierd en zien de volheid van de goddelijke liefde niet.

Bij iedere hartenklop gaat er een roep naar ons uit om de sluier van ons gelaat te nemen en de liefde als onze lichtende metgezel te zien en te begroeten. In potentie is deze metgezel een vurig stralend wezen. Een machtige en alles en iedereen omvattende kracht. Als we in die kracht of dat wezen willen ondergaan, als we in haar innige gezelschap onvermoeibaar, elke dag van ons verdere leven kijken en zien, luisteren en horen, tasten en vinden, vergeven en verzoenen, verbinden en loslaten, en zijn; dan is dat het ‘thuis dat niemand toebehoort’ en van een ‘vermoeden’ of ‘aanvoelen’ is het onze zijnstoestand geworden.

Maar zoals gezegd: dat is een proces. Een proces van lange adem en volhouden. Er is weinig heiligs of heldhaftigs aan, maar gewoon hier en nu op de vierkante meter waarop je je bevindt je telkens weer ‘omkeren’ naar die ‘metgezel’, dat liefdeswezen of die lichtzuil in jezelf, in de ander, in het andere. Je hebt er een zekere mate van onthechtheid voor nodig, een losheid ten opzichte van jezelf en ten opzichte van je verlangens naar ‘macht, geld en eer’. Een losheid ten opzichte van je gerichtheid op je eigen veiligheid, welvaart en welzijn.

Deze waarheid is niets nieuws. Zij is altijd al als een geestelijke idee, als stuwende kracht, als een bestemming met de mensheid meegereisd. Ook in het rozenkruisers gedachtegoed is zij te vinden. De essentie van dit alles ligt in een drievoudige rozenkruisspreuk besloten, een ‘lijfspreuk’ zou je kunnen zeggen. In deze spreuk zit alles wat we moeten weten:

Door de geest van God ontstoken
In Christus gestorven
Door het vuur van de heilige geest opnieuw geboren.

Hoewel de woorden ons ouderwets en wel erg Bijbels en christelijk kunnen voorkomen, is de achterliggende betekenis universeel en actueel. De geest van God is de geest van liefde en wijsheid, de bron waaruit alles voortkomt en weer naar terug zal keren. ‘In Christus gestorven’ is het al genoemde proces van omkering en onthechting. Om ten derde in een fundamentele transformatie of alchemische omzetting een nieuwe mens, een mens van het grote licht, geboren te doen worden. Een mens die zich één weet met het onbegrensde, eeuwige leven ‘op, onder en boven de aarde’ en die zijn of haar krachten inzet ten dienste van de gehele schepping.

Ieder mens kan alleen zelf bepalen hoe zij of hij dagelijks naar deze drievoudige spreuk leeft. Maar het is een grote hulp als mensen, met dezelfde aspiratie geladen en vanuit een gedeeld verlangen, samenkomen en hun hoofden en harten in eenheid richten en
 afstemmen op het lichtveld vol van liefde en leven.

INHOUDSOPGAVE

Inleiding

1 Omkering naar de metgezel in je
2 Symbolen en hun zeggingskracht
3 Werken met het licht op het vierkant van bouw
4 Honderd jaar School van het Gouden Rozenkruis
5 Wat is de essentie van een geestesschool

BESTEL EEN INNERLIJKE WEG VOOR DEZE TIJD