Beschouwing 6

Mysteriën van God, kosmos, mens

Beschouwing 6: God lofprijzen (hoofdstuk 6 van het bijbehorende boek

 

BESCHOUWING GEBASEERD OP SPIRITUELE TEKST 6

Veel mensen hebben de neiging om spontaan te gaan zingen als ze onder de douche staan. Waarom? De badkamer is een veilige omgeving en het stromende warme water zorgt ervoor dat je lichamelijk en psychisch ontspant, en de invloed van het stresshormoon cortisol in je lichaam vermindert. Als je dan ook nog gaat zingen, ga je je nog beter voelen, want dan adem je wat dieper dan normaal, neemt je bloed meer zuurstof op en wordt de natuurlijke productie van dopamine en oxytocine in je brein verder opgevoerd, waardoor je geluksgevoel verder toeneemt. Als je zingt kun je niet tegelijkertijd nadenken over iets anders, of je zorgen maken. Bovendien zorgt de akoestiek in de badkamer ervoor dat je gezang daar beter klinkt dan in andere ruimten.

BESTEL MYSTERIËN EN LOFZANGEN VAN GOD, KOSMOS, MENS

Mensen die zich door innerlijke verheffing openstellen voor het ‘levende water’, dus voor de genezende en transformerende stralen van de zevengeest, gaan vanuit een innerlijke behoefte
soms gedichten, liederen en muziek maken waarin iets doorklinkt dat het gewone bewustzijn ver overstijgt. Als ze zich daar verder op toeleggen, kunnen er met hulp uit hogere dimensies
wondervolle scheppingen ontstaan, soms zelfs grote meesterwerken die de mensheid eeuwenlang blijven boeien. Denk aan de Upanishads, de Bhagavad Gita, de Psalmen in de Bijbel, de Goddelijke Komedie van Dante, de oratoria van Bach en ook aan het Corpus Hermeticum, waarin drie lofzangen van Hermes Trismegistus zijn opgenomen (zie de spirituele teksten van de hoofdstukken 1, 6 en 9).

Werkelijk heilige geschriften zijn doorgaans veel meer poëtisch dan prozaïsch van aard. Het zijn meer gedichten of liederen dan verhalen of beschouwingen. Doordat er esthetische en ritmische eigenschappen van taal in zijn verwerkt – zoals metrum, rijm, geluidssymboliek en beeldspraak – draagt een heilige tekst veel meer over dan alleen de letterlijke betekenis van de woorden.

Wanneer je regelmatig zulke teksten voordraagt, zingt, beluistert of leest – ook al zijn ze vertaald – kun je steeds opnieuw in je hart aangeraakt worden en daardoor innerlijk groeien.
Van het spreken, zingen en beluisteren van heilige teksten gaat als het goed is een grotere kracht uit dan van stillezen, want de menselijke stem is een scheppingsorgaan. Alles wat
wordt uitgesproken of uitgezongen, wordt dynamisch gemaakt en geladen met kracht. En die kracht is groter naarmate de stem en de woorden bewuster worden aangewend vanuit een hoger bewustzijnsniveau.

Spreken is scheppen

Spreken is niet alleen scheppen, maar ook levenskracht verbruiken. De leerling op het gnostieke pad dient te leren om zijn levenskracht vooral te gebruiken voor de geestelijke bewustwording en vernieuwing waar zijn diepste innerlijk naar verlangt. Dat houdt in dat hij die persoonlijke energie niet moet verspillen, bijvoorbeeld door veel te kletsen. In hoofdstuk 3 van
haar boekje Het Gouden Rozenkruis schrijft Catharose de Petri (fakkeldrager van het Rozenkruis 22) daarover het volgende.

‘Het strottenhoofd is, in samenwerking met de mond- en keelholte, één van de volmaaktste muziekinstrumenten waarover de mens beschikt. De menselijke stem, zo kan men zeggen, is het gevolg van de samenwerking van diverse organen. Wist u, dat de menselijke stem en het woord dat wij spreken, mede het gevolg zijn van onze hele zintuiglijke gerichtheid; van onze gedachten – van ons gevoelsleven – van onze bloedsspanningen – van onze totale toestand-van-zijn? Wist u dat we deze toestand-van-zijn door onze stem niet slechts kenbaar maken, doch door middel van onze stem onze toestand-van-zijn om ons heen verspreiden? Wij doen dat niet slechts door onze uitstraling, maar door onze stem maken wij onze uitstraling in deze natuur tot een magisch vermogen. Wanneer iemand tot ons spreekt in persoonlijke gerichtheid, en wij luisteren, dan wordt een gehele zijns-toestand bewust binnen onze actieradius gebracht en door ons geaccepteerd. Want achter de stem die tot ons spreekt, staan niet slechts gedachten of gevoelens, of een wilswerking, doch vier ethers in drie toestanden, dus twaalf aanzichten. En tezamen worden zo door middel van de luchtkracht uit de longen, die de stem doet klinken, deze twaalf persoonlijke ethertoestanden in ons eigen stelsel overgebracht. Meestal door ons volkomen geaccepteerd en dus werkzaam gemaakt. Zo weven wij door ons wederzijds gepraat talloze bindingen; en aan dit spinsel van de natuur blijven wij onherroepelijk hangen, zoals een insect aan het spinnenweb. Daarom spreekt de ware leerling van een gnostieke geestesschool als het enigszins kan slechts onpersoonlijk. De ware leerling vermijdt zoveel mogelijk de gewone conversatie. Bij herhaling wordt de leerling erop attent gemaakt toch vooral te zwijgen en stil te zijn. Hij beschermt zo zichzelf en voorkomt anderen te hinderen.’

Ook binnen het hermetisme wordt herhaaldelijk gewezen op het belang van innerlijke en uiterlijke stilte voor de leerling op het gnostieke pad. Alleen dan kunnen de stille fluisteringen die uitgaan van de geestvonk in het hart van de microkosmos worden vernomen, in overeenstemming met het devies: ‘Richt uw hart op het licht, en ken het.’ (Corpus Hermeticum 1:19). Zo kunnen we begrijpen waarom Hermes de mens die de levende kennis van God bezit, karakteriseert als ‘een mens die weinig spreekt en aan weinig het oor leent.’ (Corpus Hermeticum 12:28).

Natuurlijk is het niet de bedoeling dat een discipel van Hermes zich volledig afsluit van anderen en uitsluitend zwijgt, want de mens is een sociaal wezen en hij heeft het geschenk van de stem
ontvangen om het te gebruiken, niet om het te misbruiken. Het gaat vooral om aandacht voor de juiste dingen. Daarom spreekt Pymander tot Hermes: ‘Welnu dan, wees stil, o Hermes Trimegistus, en onthoud goed hetgeen ik u vertellen zal.’ (Corpus Hermeticum 2: 1) en Hermes zegt op zijn beurt tot zijn leerling Tat: ‘Wees nu stil, mijn zoon, en luister in eerbiedige dankbaarheid.’ (Corpus Hermeticum 14:30)

Vanuit die ontvankelijkheid en leegte kan de leerling vervuld worden met goddelijke krachten. Hij is dan als de lege klankkast van een snaarinstrument die resoneert met de goddelijke
volheid die Pythagoras aanduidt als de harmonie der sferen. Dat kan bijna letterlijk zo zijn als hij werkelijk lofliederen zingt, maar ook figuurlijk als hij de vreugde van de innerlijke aanraking
ervaart. Dan zingt er iets van binnen en is hij in de letterlijke betekenis van het woord een persoon geworden omdat God in hem doorklinkt. Het woord persoon is afgeleid van het Latijnse woord ‘personare’, waarbij het voorvoegsel ‘per-’ volgens sommigen weer afkomstig is van het Egyptische hiëroglief ‘per’ of ‘pr’ dat ‘huis’ betekent. De oorspronkelijke betekenis van ‘persoon’ wordt daarmee ‘klinkend huis’. De ervaring om in die zin een klinkend microkosmisch huis te zijn gaat gepaard met een grote blijdschap, die aanzet tot scheppend werkzaam zijn in
overeenstemming met het goddelijke plan.

Overbruggingskunst

Vanuit die inspiratie kan de gnostiek gerichte mens zich wijden aan zijn roeping: een levende verbinding zijn tussen de zintuiglijk waarneembare wereld en de wereld van de geest, een brug
zijn tussen hemel en aarde. Uit die verbinding kunnen er wondervolle creaties ontstaan die       J. van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21) aanduidt als overbruggingskunst. In een toespraak over de roeping en de magie van de kunst voor jongeren in de jaren vijftig van de vorige eeuw zei hij daarover onder andere het volgende.

‘Overbruggingskunst zullen we op een gegeven moment kunnen herkennen. Dan zal zich tenslotte de magie van de kunst ontvouwen. […] Dan is er een innerlijk weten, een drang die op alle mogelijke
wijzen naar buiten straalt. […] Wanneer een kunstenaar de punten van de driehoek van vitaliteit, realiteit en idealiteit niet heeft, kan hij niet komen tot overbruggingskunst. Een geroepene is tevens een magiër. Van zijn werk gaat dan een grote kracht uit. Er zijn kunstwerken, waarvan je zegt: ‘‘Wat is dat eenvoudig en toch gaat er zo’n enorme kracht van uit’’. De kunstenaar was een magiër.
Zodra een werkelijk musicus voor een piano gaat zitten, zodra een werkelijk auteur de pen ter hand neemt, dan komt die magische kracht naar buiten. Je kunt dikwijls niet zeggen waar het in zit,
maar het hele werk straalt die kracht uit. Die magische kracht pakt de mens soms ook veel meer dan de vorm, klank of kleur, en al diegenen, die het kunstwerk begrijpen, hebben daarover geen verschil
van mening. Zij herkennen dan de overbruggingskunst als geestelijke cultuur. Zij zullen tegen elkaar zeggen: zie je dat? Heb je dat gehoord? Heb je dat bemerkt en dat, zie je hoe overal lichten flitsen?
Dat zijn de mogelijkheden die besloten liggen in de overbruggingskunst van de toekomst. Neem dat werk ter hand; de wereld wacht op jullie actie en besluit ter zake. Dan gaan er in de toekomst grote
dingen gebeuren.’

Ieder mens is in zekere zin een kunstenaar, maar nog niet ieder mens is in staat om iets te creëren dat kan worden aangeduid als overbruggingskunst. Overbruggingskunst kunnen we zien als dat wat mensen bewust scheppen vanuit inspiratie uit de geestelijke wereld op basis van een harmonisch samengaan van het goede, het ware en het schone, die vaak in verband worden gebracht met religie, wetenschap en kunst. Van Rijckenborgh spreekt over de synthese van vitaliteit, realiteit en idealiteit. In afbeelding 11 wordt het een en ander grafisch weergegeven volgens het diagram dat ook is opgenomen in afbeelding 1 in hoofdstuk 1. Het weergegeven schilderij met de onmogelijke bruggen is gemaakt door de Vlaamse kunstschilder Jos de Mey (1928-2007).

In de middeleeuwen werden de zogeheten zeven vrije kunsten eerst beoefend en gedoceerd in kloosters en later ook op universiteiten. De toevoeging ‘vrij’ houdt in dat het wetenschappen
betreft die geen economische waarde hebben omdat daarmee geen inkomen kan worden verkregen, en ook dat het gaat om intellectuele arbeid en niet om handarbeid. Dit betekent dat
praktische vakken zoals acteerkunst, beeldhouwkunst, bewegingskunst (dans), bouwkunst, geneeskunst, kookkunst, metaalverwerkingskunst, naaldkunst en schilderkunst niet tot de vrije kunsten werden gerekend. Studenten werden in de middeleeuwen eerst onderricht in de drie taalvakken, het zogeheten trivium. Het betrof grammatica (taalkunde), dialectica (logica,
logisch redeneren) en retorica (de kunst van welsprekendheid). Daarna konden ze zich ook bekwamen in vier rekenvakken, het zogeheten quadrivium. Daarbij ging het om aritmetica (rekenkunde, getal), geometria (meetkunde, ruimte), musica (harmonieleer, tijd) en astronomia (kosmologie, ruimte en tijd).

De Griekse ingewijde Pythagoras onderwees de leerlingen van zijn mysterieschool al in de vijfde eeuw voor Christus in de vier genoemde rekenvakken. Door dergelijke intellectuele arbeid
konden mysterieleerlingen hun fascinatie voor de zintuiglijk waarneembare wereld  verminderen, beter worden in denken en concentreren, en komen tot een geordend weten. Dit alles is noodzakelijk om persoonlijk te kunnen vernieuwen in spirituele zin.

Van concreet naar abstract

Aangezien getallen een overheersende rol speelde in de mysterieschool van Pythagoras, was alles daar abstracter dan in de oudere Egyptische mysteriescholen, die vooral werden gekenmerkt door concrete, imposante tempels met hiërogliefen en grote beelden van godengestalten, die allemaal sterk inwerkten op de zintuigen en op het gevoel. Pythagoras veranderde het karakter van de mysteriën door de focus te verleggen van mythen en gevoel, die samenhangen met wereld van de ziel en die Pymander de wereld noemt, naar wetenschap en abstract denken, die samenhangen met de wereld van de geest en die Pymander aanduidt als de eeuwigheid (zie afbeelding 4). Pythagoras vond muziek bijzonder belangrijk. Hij beschouwde muziek als beweging van onderbroken en ononderbroken klanken waarin kosmische wetten tot uitdrukking komen. Deze beweging komt overeen met de toonhoogten en de intervallen in de toonladder. De intervallen staan in verband met de spirituele ontwikkeling van de mensen en de harmonie van de kosmos.

Pythagoras stelde de afstand van de Maan tot de Aarde als één toon. Van de Maan tot Mercurius en van Mercurius tot Venus was een halve toon, van Venus tot de Zon anderhalve toon, van Zon tot Mars een toon, van Mars tot Jupiter en van Jupiter tot Saturnus beide een halve toon en van Saturnus tot aan de dierenriem anderhalve toon. Deze tonen vormen samen het octaaf, volgens Pythagoras de basis van de harmonie in het universum.

En de mens die de spirituele weg gaat, reist symbolisch door de zeven hemelsferen en bereikt de vervulling daarvan in de achtste sfeer, die de ogdoade wordt genoemd. Er is geen kunstvorm die zo goed de geest van de goddelijke liefde benadert als de toonkunst. Evenals de geest is muziek vluchtig en ongrijpbaar. Evenals de geest heeft muziek geen verleden of toekomst maar komt zij in het directe ‘nu’ tot leven, tot werkzaamheid. En evenals bij een geestelijke aanraking kunnen in de muziek vonken overspringen: vonken van het goddelijke vuur.

In de Griekse mythologie zijn goden en muziek nauw met elkaar verbonden. Zo draagt de god Apollo een lier als symbool voor zijn overwinning op de chaos. Als Apollo gaat spelen, zwijgen
alle schepselen en zij luisteren. Alle conflicten zijn voorbij en zelfs de oorlogsgod Ares staakt zijn bloedvergieten. De muziek van Apollo kalmeert, harmoniseert en bevordert innerlijke verheffing. De ziel die de harmonie daarvan ondergaat, ervaart de majestueuze ordening in de kosmos.

Ook de Griekse zanger Orpheus bespeelt een muziekinstrument. Hij symboliseert de mens die de goddelijke harmonie verstaat. Zijn geestelijke vermogens zijn zo groot, dat zelfs de hellegeesten zwijgen om naar zijn gezang te luisteren. Orpheus durft door de hel te trekken omdat hij door goddelijke klanken wordt vergezeld. De beschermende, helende en verheffende werking van goede muziek is dus al heel lang bekend. De volgende citaten over muziek zijn veelzeggend.

  • Muziek is de blikopener van je ziel. Henry Miller
  • Muziek is een hogere openbaring dan alle wijsheid en filosofie. Ludwig von Beethoven
  • Iedere dag: Wat goede muziek horen, uit een goed boek lezen, een mooi schilderij zien en een paar redelijke woorden spreken. Johann Wolfgang von Goethe
  • Na de stilte komt muziek het dichtst bij het zeggen van het onzegbare. Aldous Huxley
  • Muziek begint met stilte. Mstislav Leopoldovich Rostropovich
  • Muziek drukt dat uit wat niet gezegd kan worden maar waarover niet gezwegen kan worden. Victor Hugo
  • Het belangrijkste in de muziek staat niet in de noten. Gustav Mahler
  • De muziek begint daar waar de macht van het woord stopt. Richard Wagner

Er zijn talloze wetenschappelijke onderzoeken gedaan naar de invloed van muziek op mensen. Dankzij het beschikbaar komen van moderne meetapparatuur is nu heel veel bekend over wat
muziek doet met het brein. Uit de meeste studies komt naar voren dat muziek waarvan we houden, levensbevorderend is: het maakt ons gezonder, aardiger en stabieler. Of we nu naar muziek luisteren, muziek maken of liederen zingen; het blijkt allemaal bij te dragen aan de ontwikkeling van de hersenen. Mensen met autisme, dementie, de ziekte van Parkinson en andere aandoeningen kunnen allemaal opleven wanneer hun omgeving wordt verrijkt met muziek.

Hoewel muziek een draaggolf kan zijn van eeuwige waarheden, is de vorm onderhevig aan verandering. Het wezen van de muziek zoekt daarom steeds weer naar nieuwe uitdrukkingsvormen die passen bij de zich ontwikkelende psyche van de mens. Ook al hebben sommige muziekuitingen een lange bloeitijd, evenals alle andere cultuuruitingen raken ze vroeg of laat allemaal in de vergetelheid. De meeste muziek die gecomponeerd is, is niet ontstaan vanuit een hoge bewustzijnsstaat en kan daardoor ook geen hulpmiddel zijn voor innerlijke verheffing.

Gnostiek geïnspireerde liederen

Al in de oudheid zijn er vele gnostiek geïnspireerde liederen geschreven en verzameld die nog steeds beschikbaar zijn. Daarbij zouden kunnen we denken aan de Gatha’s van Zarathoestra, de Psalmen van de Bijbel, de Baghavad Gita, de Ashtavakra Gita, de boetezangen van de Pistis Sophia, de hymnen van het Manichese Psalmboek en uiteraard ook de lofzangen van Hermes.
Vermeldenswaardig is verder de bevrijdingslyriek van de beroemde Perzische soefi-dichter Jalal ad-Din Rumi (1207-1273), wiens werken tot op de dag van vandaag wereldwijd nog heel veel worden gelezen. In zijn bekende lied van de rietfluit vergelijkt Rumi de mens met een fluit die gemaakt is uit riet. Hij is gescheiden van zijn oorsprong, verlangt daar hevig naar terug, en
laat zijn geklaag klinken (zie lofzang 13). In dat lied gaat het om een uitzonderlijke beminde die een afgrond van het verlangen is: de liefde zelf. Het beeld van de mens als rietfluit waardoor
God zijn adem blaast, komt ook voor in de mystieke Wij-zangen van de Indiase dichter Rabindranath Tagore (1861-1941), waarvoor hij in 1913 de Nobelprijs voor literatuur ontving (zie lofzang 14).

De soefi-traditie is een esoterische beweging die in de middeleeuwen ontstaan is binnen islamitische culturen en waar diverse huidige stromingen nog op terug grijpen. Hedendaagse soefi’s zijn evenals hun klassieke voorgangers universeel ingesteld en niet-dogmatisch. Dat universele karakter is gemakkelijk te herkennen in de gebeden van Hazrat Inayat Khan (1882-1927), waarvan er één in het tweede deel van dit boek is opgenomen. In lofzang 15 met de naam ‘Salat’ worden bijvoorbeeld namen genoemd van profeten uit vele tradities. Zij werden allemaal geïnspireerd en bewogen door de alomtegenwoordige, universele liefdekracht.

In vrijwel alle religieuze en spirituele tradities spelen vocale en instrumentale muziek een essentiële rol. Sacrale muziek kan de kracht die uitgaat van erediensten, enorm versterken. Daarbij kan het gaan om luisteren naar passende muziek die op dat moment wordt gemaakt door musici en zangers, maar ook om deelnemen aan samenzang. Wanneer de deelnemers aan een dienst vanuit begrip en innerlijke verheffing in groepseenheid gezamenlijk hymnen zingen, dan stemmen zij zich ook ademtechnisch op elkaar af, waardoor er een grote geestelijke krachtuitstorting kan plaatsvinden waarvan de zegeningen zich niet beperken tot de leden van de groep, maar zich ver uitstrekken buiten de ruimte waar zij zich bevinden.

Gezamenlijk geestelijke liederen zingen is een manier om God te loven. Heeft de eeuwige Vader-Moeder daar behoefte aan? Dat weten we natuurlijk niet, en als we die vraag met ‘ja’ beantwoorden gaan we misschien uit van een antropomorfisch beeld van een God die net als mensen graag bewonderd wil worden. Vanuit zo’n godsbeeld kan ook heel gemakkelijk de foutieve idee van een economische ruil ingang vinden. Wij danken en loven God en in ruil daarvoor ontvangen we dan van de Allerhoogste alle goede dingen van het leven die we graag willen hebben. Een grote meerderheid van gelovigen van allerlei religies gaat uit van die opvatting, die haaks staat op de gnostieke visie.

Het zuivere gnostieke uitgangspunt wordt prachtig verwoord in het bekende gebed ‘Onze Vader’, dat Jezus zijn discipelen op de berg leerde en dat ook kan worden gezongen (Mattheüs 6:9-13, zie lofzang 16). Tallozen hebben daar commentaren op geschreven, ook binnen de traditie van het Rozenkruis zoals Max Heindel (fakkeldrager van het Rozenkruis 19) en J. van Rijckenborgh. Evenals andere heilige teksten kan dit gebed vanuit meerdere niveaus worden begrepen. Zo kan het dagelijkse brood wat gevraagd wordt niet alleen betrekking hebben op het bekende voedsel dat we kopen in de supermarkt of bij de bakker, maar vooral ook op geestelijke kracht die we wensen te ontvangen om te kunnen transfigureren tot een mede-uitvoerder van het godsplan. Verder kunnen de zeven beden ook worden gerelateerd aan de eerder besproken vier werelden, de zeven planeten en de zeven chakra’s (zie afbeelding 12).  Ook zeer gnostiek en diepzinnig is het hogepriesterlijk gebed van Jezus uit Johannes 17, dat Catharose de Petri heeft toegelicht (zie lofzang 17).

Zo zien we het grote landschap van poëzie, muziek en liederen als de uitdrukking van de menselijke ziel op elk denkbaar niveau. Als communicatiemiddelen overvleugelen zij alle onderlinge verschillen tussen culturen en gezindten. Maar waar muziek het verlangen richt naar het licht, ligt er voor de mens een geweldige weg open, die nog maar heel beperkt door de mensheid is betreden. Aan het begin horen we zuivere melodieën die het hart troosten, aan het einde van die weg verglijden deze in een sferenzang. Hermes Trismegistus heeft praktische adviezen voor het gaan van die weg.

‘Volhard en wees standvastig in het aanbidden van de ene ware God, en hoed u ervoor, door afkeer en lusteloosheid tot wankelen te worden gebracht, opdat u niet het aanbidden van de ene ware God laat varen door het dienen van vele goden. Hij die vele goden aanhangt, moet er ook vele aanbidden. Hij ervaart moeite en kwelling. Hij wordt in beslag genomen door zorgen en gefolterd door onrust en
uiteindelijk gaat hij ten onder. Aangestoken te worden door lusteloosheid en afkeer is een kenmerk
van de animale ziel. Volharding en standvastigheid zijn kenmerken van de rijpe en ware menselijke ziel. Hoed u dus ervoor u tot wankelen te laten brengen door lusteloosheid en afkeer en laat u er
niet toe leiden meer dan één God aan te hangen. U moet, o ziel, ware kennis verkrijgen over uw eigen wezen en over zijn vormen en aanzichten. Denk niet dat enig aanzicht waarover u kennis wenst te verkrijgen, buiten u is; neen, alles waarover u kennis dient te verwerven, is binnenin u.’ (Vermaning van de ziel, hoofdstuk 12)

LEES MEER OVER DE BOVENSTAANDE TRILOGIE