19. Max Heindel

 


DOWNLOAD 88 VAN DE 432 PAGINA’S (PDF)

BESTEL MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS

In de laatste tien jaar van zijn leven legt Max Heindel (1865 – 1919) in de Verenigde Staten de fundamenten voor het wereldwerk van het Rozenkuis in de twintigste eeuw. Daar ging een lange voorbereidingstijd aan vooraf, die in 1909 zijn bekroning vindt in de publicatie van zijn ‘Rosicrucian Cosmo-Conception’ . Dat standaardwerk schreef Heindel naar eigen zeggen naar aanleiding van de opdracht die hij in 1908 had ontvangen van oudere broeders van de orde van het Rozenkuis in een tempel in Oost-Duitsland. Vlak na de voltooiing van het manuscript, sticht hij op 8 augustus 1909 in Seattle The Rosicrucian Fellowship. En enkele maanden later verschijnt de eerste druk van zijn meesterwerk, dat daarna in meerdere talen wordt uitgebracht en tot op de dag van vandaag nog wordt gelezen.

LEES MEER OVER DE WERELDBESCHOUWING DER ROZENKRUISERS

BESTEL DE WERELDBESCHOUWING DER ROZEKRUISERS

De eerste Nederlandse editie van ‘The Rosicrucian Cosmo-Conception’ verschijnt in 1913 in Amsterdam onder de titel De wereldbeschouwing der rozenkruisers (pdf). Agatha van Warendorp (1892-1970) is enthousiast over het boek, wordt in 1917 lid van The Rosicrucian Fellowship en start in 1920 in Amsterdam een groep voor het bestuderen van de leringen van het Rozenkruis zoals die zijn geformuleerd door Max Heindel. Dat is het begin van het werk van het Rozekruisers Genootschap in Nederland. In zijn boek De mysteriën van het Rozenkruis (pdf), dat in 1926 wordt uitgegeven door de theosofische uitgeverszaak Gnosis in Amsterdam, schrijft Heindel:

‘The Rosicrucian Fellowship tracht de wereld in het algemeen en de sensitieven in het bijzonder, voor te bereiden voor het ontwaken van de latente vermogens in de mens, zodat allen veilig door de gevaarlijke zone heengeleid worden en zo goed mogelijk toegerust zullen zijn om deze nieuwe eigenschappen te gebruiken. Pogingen worden gedaan om de liefde, waarvan Paulus verklaarde, dat zonder haar kennis van alle mysteriën waardeloos was, samen te doen gaan met mystieke kennis, geworteld in en gegrondvest op liefde, zó dat de leerlingen van deze school levende getuigenissen mogen worden van deze verenigde ziele-wetenschap van de westerse wijsheidsschool, en langzamerhand de mensheid als geheel mogen opvoeden in de deugden, die nodig zijn om het bezit van hogere vermogens te beveiligen.’

In het laatste hoofdstuk van zijn werk Sprokkelingen van een mysticus (pdf), dat in 1934 verschijnt bij uitgeversmaatschappij Hora Est in Haarlem, noteert Heindel:

‘The Rosicrucian Fellowship werd opgericht met het doel mensen de weg naar het licht te wijzen, om hen te helpen in het bouwen van het zielelichaam en in het ontwikkelen van zielekrachten, die hen in staat stellen om bewust het koninkrijk van God binnen te treden en eerstehands kennis te verwerven. Dit is een geweldige taak die door geen ander kan worden overtroffen. Onder de best denkbare omstandigheden kan de vooruitgang slechts langzaam zijn, maar als de adspirant met geduldige volharding zal voortgaan met het volgen van de goede weg, dan kan het worden gedaan. De methoden zijn vastomlijnd, wetenschappelijk en godsdienstig en bijzonder geschikt voor westerse volken’.

Op 24 augustus 1924 sluiten de broers Wim Leene (fakkeldrager 20) en Jan Leene (fakkeldrager 21) zich aan bij het Amsterdamse studiecentrum van het The Rosicrucian Fellowship. Zij zijn diep onder de indruk van de geschriften van Heindel, nemen enkele jaren later de leiding van het werk in Nederland over en leggen zo de fundamenten voor de organisatie die na 1945 het Lectorium Rosicrucianum of de Internationale School van het Gouden Rozenkruis wordt genoemd.

‘De wereldbeschouwing der rozenkruisers’ geeft volgens Heindel een uitgebreide schets van de westerse wijsheidsleer voor zover die op dat moment bekend mocht worden gemaakt en bestaat uit drie delen. Deel één is een verhandeling over de zichtbare en onzichtbare werelden, de mens en zijn wijze van ontwikkeling, wedergeboorte en de wet van oorzaak en gevolg. Deel twee gaat over de wording van de kosmos en van de mens (kosmogenese en antropogenese). Deel drie handelt over Christus en zijn zending, verdere ontwikkeling van de mens en inwijding, esoterisch onderricht en een veilige methode om eerstehands kennis te verkrijgen.

In eerste instantie lijkt het belangrijkste werk van Heindel inhoudelijk wel wat op het hoofdwerk van Rudolf Steiner (fakkeldrager 16) dat in het Nederlands is uitgegeven als De wetenschap van de geheimen der ziel.  Er zijn inderdaad veel overeenkomsten, maar ook duidelijke verschillen, afgezien van het feit dat het boek van Heindel veel gestructureerder en helderder is geschreven. Ger Westenberg gaat uitgebreid in op de relatie tussen Steiner en Heindel in zijn doorwrochte biografie over Max Heindel, waaraan hij – met tussenpozen – bijna net zo lang heeft gewerkt als Heindel heeft geleefd en die in 2003 gepubliceerd is onder de titel Max Heindel en The Rosicrucian Fellowship.

LEES MEER OVER MAX HEINDEL EN DE ROSICRUCIAN FELLOWSHIP

BESTEL MAX HEINDEL EN THE ROSICRUCIAN FELLOWSHIP

Max Heindel wordt in 1865 geboren en gedoopt in Aarhus in Denemarken onder de naam ‘Carl Louis Grasshoff’. In 1896 emigreert hij naar Amerika en neemt dan de naam Max Heindel aan, die hij houdt tot hij op 6 januari 1919 op 53 jarige leeftijd overlijdt aan een hartaanval.

Carl heeft een moeizame jeugd. Als hij drie jaar is, overlijdt zijn vader als gevolg van de verwondingen die het gevolg zijn van een explosie van een boiler in zijn bakkerij. Op achtjarige leeftijd splijt Carl zijn linkervoet bij slootjespringen in Kopenhagen. Daar wordt hij aan geopereerd, maar hij blijft zijn hele verdere leven pijn houden en mank lopen. De wond, die hij ’s morgens en ’s avonds moet verbinden, geneest pas na dertig jaar, nadat hij een half jaar vegetarisch heeft geleefd.

Op zestienjarige leeftijd verlaat hij zijn familie in Denemarken en vertrekt naar Glasgow in Schotland, waar hij gaat werken in een tabakswinkel. Zo’n vier jaar later trouwt hij en gaat met zijn vrouw in Liverpool wonen. In die tijd koopt hij een exemplaar van het tijdschrift ‘London Light’ en vindt daarin het gedicht van Florence Holbrook met de titel ‘Een gebed’ dat een enorme indruk op hem maakt en dat hem altijd bij blijft. Carl wordt scheepswerkbouwkundige bij de koopvaardij en met zijn vrouw krijgt hij vier kinderen. Als zijn huwelijk op de klippen loopt, besluit hij omstreeks 1897 alleen te emigreren naar de Verenigde Staten om daar een nieuw leven op te bouwen.

Heindel gaat eerst werken als werktuigbouwkundige in een bierbrouwerij nabij Boston, daarna als scheepswerktuigbouwkundige op een stoomboot voor binnenwateren en tenslotte als adviserend werktuigbouwkundige. Hij hertrouwt met een Deense, maar ook dat tweede huwelijk loopt uit op een scheiding.

Californië wordt in het begin van de twintigste eeuw gezien als een eldorado omdat daar goud wordt gevonden. Ook Heindel gaat zijn geluk daar beproeven. Als hij in december 1903 verdrietig door de straten van Los Angeles slentert, ziet hij bij de Blanchard Hall een affiche hangen waarop een lezing wordt aangekondigd over reïncarnatie die wordt gehouden door de theosoof Charles W. Leadbeater. Hij gaat naar de lezing, en komt de volgende dag naar de bibliotheek van The Theosophical Society om een boek van Leadbeater te lenen. Daar ontmoet hij de bibliothecaresse Augusta Foss (1865-1949) die op dat moment al vier jaar lid is van de vereniging. Zij raken bevriend en trouwen met elkaar in 1910. Augusta Foss leert Max Heindel astrologie en na zijn dood in 1919 neemt zij de leiding van The Rosicrucian Fellowship.

Na zijn deelname aan een serie voordrachten door Leadbeater in 1903 stort Heindel zich helemaal op de theosofie. Niet alleen theoretisch, maar ook praktisch. Hij stopt met vlees eten en alcohol drinken en spant zich in om ook in andere opzichten een rein leven te leiden. Hij wordt actief lid van The Theosophical Society in Los Angeles en is daar in 1904 en 1905 vice-voorzitter.

In 1905 wordt Heindel ernstig ziek en in 1907 maakt hij op aandringen van zijn vriendin Alma von Brandis een reis naar Berlijn om zich daar intensief te verdiepen in de leer van Rudolf Steiner – die in theosofische kringen in die tijd bekend staat als de rozenkruiser. Hij bestudeert de boeken van Steiner, bezoekt bijeenkomsten en heeft meerdere persoonlijke gesprekken met hem. Dat alles kan hem niet bevredigen en daarom beschouwt hij zijn reis naar Duitsland in eerste instantie als mislukt.

Kort daarop heeft Heindel echter naar eigen zeggen tot twee keer toe een ontmoeting met een ‘oudere broeder’ van de orde van het Rozenkruis. Deze stelt hem op de proef, door hem geheime kennis te beloven, op voorwaarde dat hij deze niet verspreidt. Door dit te weigeren, slaagt Heindel, want de verspreiding van deze kennis ten bate van wereld en mensheid is juist het doel van de orde.

Bij het tweede onderhoud vertelt de oudere broeder hem hoe hij de tempel van het Rozenkruis, niet heel ver van Berlijn, kan bereiken. Heindel gaat daar per trein naartoe, verblijft er meer dan een maand en ontvangt, in aanwezigheid en onder de leiding van de oudere broeders daar, leringen die hij later verwerkt in ‘The Rosicrucian Cosmo-Conception’. Daarin introduceert hij een nieuwe westers-esoterische terminologie zonder de sanskriet-woorden van de theosofie, die het het begrip van de leringen onnodig bemoeilijkt. In het hoofdstuk ‘Waarom ik een rozenkruiser ben’ in zijn boek ‘Sprokkelingen van een mysticus’ schrijft Heindel:

‘De rozenkruisersleringen geven een helder en logisch inzicht aangaande de wereld en de mens; zij lokken vragen uit, in plaats van ze bij voorbaat te verbieden; aldus zal de zoeker naar geestelijke waarheid volledige verstandelijke voldoening ontvangen. De leringen zijn streng wetenschappelijk en zij zijn evenzo diep religieus. Zij verwijzen ons voor inlichtingen aangaande de levensproblemen naar wetten, die even onveranderlijk en onbeweeglijk zijn in hun sfeer van werkzaamheid als de Poolster dat is in de hemel.’

Van november 1909 tot maart 1910 leidt Max Heindel het werk van The Rosicrucian Fellowship in Los Angeles met vele voordrachten en cursussen. Gewapend met een hamer, een pakje kopspijkers op zak en een grote stapel affiches onder zijn arm, loopt hij dagelijks vele kilometers om ze daar te bevestigen waar ze onder de ogen van het publiek komen. Ook schrijft hij zijn eigen krantenartikelen en brengt die persoonlijk naar redacteuren die nogal eens zeer bevooroordeeld zijn tegenover deze leer die ze niet kennen. Maar door zijn innemende persoonlijkheid overwint hij soms hun tegenzin en worden zijn artikelen en aankondigingen in de kranten gepubliceerd.

In Los Angeles verzorgt Heindel op drie avonden per week voordrachten voor in totaal zo’n 800 mensen en op de twee andere avonden geeft hij cursussen in de rozenkruisersleer en in de astrologie voor zo’n 125 deelnemers. Zijn technische achtergrond komt daarbij goed van pas: voor zijn presentaties gebruikt hij namelijk een ‘toverlantaarn’ – dat is een primitieve diaprojector – om zo diagrammen en schema’s groot te projecteren voor een publiek. In die tijd is dat heel vernieuwend.

Heindel houdt niet alleen van esoterie en technologie, maar ook van cultuur zoals literatuur, toneel en muziek, met name als diepere waarheden daarin tot uitdrukking komen. In De mysteriën van de grote opera’s (klik voor pdfgaat hij in op de mysteriewijsheid die te herkennen is in werken van Charles Gaunod en Richard Wagner: Faust, Parsifal, De Ring der Nibelungen, Tannhäuser en Lohengrin. Alle geschriften van Heindel behoren tot het publieke domein en zijn in de Engelse taal te vinden op internet (en vele ook in het Nederlands).

Zeven aforismen van Max Heindel

  1. Een helder verstand, een liefdevol hart, een gezond lichaam. 
  2. Dankbaarheid leidt tot zielegroei.
  3. Aanpassingsvermogen is een kwaliteit die tot vooruitgang leidt.
  4. Muziek is de taal van de ziel.
  5. De mens die zich bewust wordt van zijn onverschilligheid heeft de eerste stap naar kennis gezet.
  6. Deugd is een positieve kwaliteit die tot ontwikkeling komt door in beproevingen voor het juiste te kiezen of door het lijdzaam accepteren van de gevolgen van onjuist handelen.
  7. Wij moeten zelf het licht ontsteken; het licht dat steeds van de voertuigen van de serieuze adspirant uitstraalt.

Bron: Mysteriën en fakkeldragers van het Rozenkruis

DOWNLOAD 88 VAN DE 432 PAGINA’S (PDF)

BESTEL MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS