Gerrit Westenberg over The Rosicrucian Fellowship: moge de rozen bloeien op uw kruis

BESTEL SYMPOSIONBOEK GEROEPEN DOOR HET WERELDHART

De onderstaande tekst over The Rosicrucian Fellowship – de beweging waaruit De Internationale School van het Gouden Rozenkruis (Lectorium Rosicrucianum) is voortgekomen – is uitgesproken door Ger Westerberg op het symposion ‘Geroepen door het Wereldhart’ in 2009 op het conferentiecentrum Renova in Bilthoven. 

De Deen Max Heindel (fakkeldrager van het Rozenkruis 19) stichtte in 1911 een hoofdkwartier in Oceanside (Californië), van waaruit hij de leer van de rozenkruisers opnieuw in de wereld bracht. Omdat de oudere broeders de grootste vrijheid voor de mensen willen, betreft het hier geen strakke organisatie met voorschriften en regels – hoewel men wel lid kan worden. In diverse landen hebben leden zich verenigd in centra die de leer via cursussen en boeken in de eigen taal bekendheid geven.

De Rosicrucian Fellowship is een organisatie die de leer van het Rozenkruis gratis verspreidt en waar men voor meer informatie terecht kan. De organisatie beschouwt zich als de voorbereidende school voor de westerse mysterieschool van het Rozenkruis. De leer is dus gebaseerd op de westelijke religie, het christendom. Haar doel is de christelijke religie wetenschappelijker te maken en de wetenschap religieuzer.

Belangrijk is het ‘zwellichaam’ te ontwikkelen. In dit lichaam zullen wij namelijk Christus ontmoeten als hij wederkomt. Dit wordt bereikt door onbaatzuchtige dienstverlening. Van hen die zich verder willen ontwikkelen wordt verwacht dat zij vegetarisch leven en geen verdovende middelen gebruiken, waaronder ook alcohol en tabak worden gerekend.

De wetenschap denkt dat de aarde ongeveer 5 miljard jaar oud is. Een getal dat nauwelijks is voor te stellen. Te meer als wij bedenken dat in dat verre verleden de mens als een maagdelijke geest, een oergeest, van zijn Schepper werd afgescheiden. Wij hadden toen goddelijk bewustzijn, maar geen zelfbewustzijn. Het is de bedoeling dat wij dat zelfbewustzijn zullen verwerven.

Om zelfbewustzijn te verkrijgen was het nodig dat wij hoe langer hoe dieper in de materie van het zich verdichtende aardoppervlak moesten afdalen. Dit had tot gevolg dat wij geleidelijk aan ons goddelijk bewustzijn en het gevoel van eenheid kwijtraakten, evenals het begrip dat wij in wezen goddelijke wezens zijn. Ja, wij zijn thans zover van onze bron afgedwaald, dat wij denken dat ons bestaan op aarde, in een stoffelijk lichaam, ons ware bestaan is.

Toen wij onze tocht in dat verre verleden begonnen, waren wij als menselijke levensgolf niet alleen. Er waren al levensgolven aan de onze voorafgegaan, zoals de engelen en aartsengelen. Na ons zijn weer andere levensgolven geschapen zoals de dieren, de planten en de mineralen. Ooit waren wij mineraalachtig, plantachtig en dierachtig om nu mensachtig te zijn. Wij zijn pas op de helft van onze ontwikkeling, want wij zullen ooit engelachtig, en aartsengelachtig zijn, en uiteindelijk weer met God herenigd worden en dan in het bezit van zelfbewustzijn zijn. Dan zijn wij goddelijk. Maar voorlopig is dat nog verre toekomst.

Behalve ons grofstoffelijk lichaam hebben wij ook een fijnstoffelijk lichaam dat levenslichaam en door anderen ‘etherlichaam’ wordt genoemd. In 1 Korinthe 15: 44-50 zegt Paulus dat wij een natuurlijk lichaam en een geestelijk lichaam bezitten. In het Grieks staat er ‘soma psychicon’, dat zielenlichaam betekent. In de Bijbel staat dus dat de mens een stoffelijk lichaam en een zielenlichaam heeft. En iets verder zegt Paulus, dat de eerste mens uit de aarde en stoffelijk is en de tweede mens uit de hemel is. En in het 50ste vers tenslotte, dat: vlees en bloed het Koninkrijk Gods niet kunnen beërven. Dit betekent dat wij dus zullen moeten leren in dit zielenlichaam te functioneren. Om dit te begrijpen dienen wij eerst in het kort de samenstelling van de mens te bezien.

De rozenkruisers leren dat de mens een samengesteld wezen is. Hij is een drievoudige geest – te weten: goddelijke geest, levensgeest en menselijke geest – of ego, in het bezit van een drievoudig lichaam. Het eerste is het stoffelijk lichaam, samengesteld uit vaste stoffen, vloeistoffen en gassen van de stoffelijke wereld. Het is het zichtbare instrument dat de geest gebruikt om zich in deze wereld te bewegen en zich uit te drukken.

Als tweede een levenslichaam dat is samengesteld uit ether. Het doordringt het zichtbare, stoffelijke lichaam. Dit etherische lichaam, dat ongeveer vier centimeter buiten ons stoffelijk lichaam uitsteekt, neemt de levengevende zonne-energie via de milt in zich op en verzorgt de functies van assimilatie, groei en voortplanting.

Als derde heeft de mens een begeertelichaam, dat onze gevoelsaard vormt. Het doordringt zowel het stoffelijk lichaam als het levenslichaam. Het is eivormig en steekt ongeveer veertig centimeter buiten het stoffelijk lichaam uit. Het begeertelichaam bevat waarnemingscentra die, bij juiste ontwikkeling, de middelen vormen waarmee de mens in de begeertewereld waarneemt.

En een verstand, een spiegel die de geestelijke wereld weerkaatst en de geest in staat stelt zijn bevelen om te zetten in gedachten en woorden. Het is de schakel tussen de geest en de bovengenoemde drie lichamen. Nu is het nog een ongevormde wolk, maar uiteindelijk zal het evengoed toegerust zijn als de andere lichamen van de mens. Het ego, of ik, is de drievoudige geest die deze voertuigen of lichamen gebruikt om in de levensschool ervaring op te doen en die om te zetten in zielenkracht.

De aarde is geen dode klomp materie die zich op goed geluk door het luchtruim beweegt. Het is het zichtbare lichaam van een verheven wezen, dat Plato de wereldziel en de rozenkruisers de aardgeest of Christus noemt. Wij zijn afgedaald in het dal van de materie en voor ons welzijn was het voor Christus nodig de aarde binnen te treden om ons van binnenuit te helpen. Zolang hij aan de aarde gebonden is lijdt hij voor ons in afwachting van de dag van zijn bevrijding waarop wij geen dichte atmosfeer als nu meer nodig hebben. Het hangt van ons af of wij die dag zullen bespoedigen of vertragen.

Elk jaar met Kerstmis wordt Christus opnieuw in de aarde geboren om tijdens Pasen, als de zon de evenaar kruist, weer naar zijn verblijfplaats, de hemel, terug te keren. Om Christus bij zijn wederkomst in de lucht te kunnen ontmoeten moeten wij ons zielenlichaam ontwikkelen. Dit zielenlichaam, waarmee wij bewust in de geestelijke werelden kunnen functioneren, bestaat uit de twee hogere ethers van het levenslichaam. Zij worden ontwikkeld door, wat in de Bijbel staat, Christus na te volgen. Dus zijn voorbeeld in ons dagelijks leven waar te maken. Eenvoudig en kort gezegd is dat het gevoel van naastenliefde te ontwikkelen en iedereen behulpzaam te zijn die wij op ons levenspad ontmoeten.

De symboliek hiervan zien wij terug in het teken Waterman en het teken dat daar tegenover staat, de Leeuw. Een Leeuwtype is gericht op zichzelf, een Watermantype richt zich op de ander. Een Leeuwtype plaatst zichzelf graag op de voorgrond, een Watermantype houdt zich op de achtergrond. Zo zijn er nog meer tegenstellingen te noemen. Als Christus zegt dat hij in ons hart geboren moet worden – het hart dat lichamelijk bezien onder het teken Leeuw valt – betekent dit dat beide tegenover elkaar gestelde tekens een eenheid dienen te vormen.

De afgelopen tweeduizend jaar ging de zon bij precessie, of teruggang, door het teken Vissen, met daartegenover het teken Maagd. Het teken Ram met daartegenover de Weegschaal is bij de komst van Christus dus bijna afgesloten. Christus zegt dan ook dat hij het lam is dat geslacht wordt en dat de wet – gesymboliseerd door de weegschaal – niet buiten ons, maar in ons verwerkelijkt moet worden. Christus leidde toen het Vissentijdperk in met zijn wonder van de twee Vissen en het symbool van de Maagd, de zeven korenaren in haar hand, de zeven broden om daarmee de menigte te voeden. Jezus werd geboren uit een maagd in Bethlehem, dat Broodhuis betekent.

We kunnen deze symboliek ook terugzien bij het ontstaan van de Christelijke kerk. De bisschoppen droegen – en dragen nog steeds – een vissenkop, de mijter, op hun hoofd en een herdersstaf van de schaapherder in hun hand. Waaruit we zien de overgang van het ene teken, Ram, in het andere teken, Vissen. Op vrijdag wordt er vis gegeten. Het 12de huis is dat van de Vissen, en betekent afzondering van de wereld. De geestelijken gingen in kloosters wonen en zij dienen kuis, als een maagd te leven. Op vrijdag diende er vis te worden gegeten en als men naar de kerk gaat staat daar het wijwatervat – als het goed is met gemagnetiseerd water – dat de kerkganger op zijn voorhoofd aanbrengt, de plaatst boven de neuswortel, waar de menselijke geest zetelt. Hiermee geeft hij aan zich ondergeschikt aan de kerk te stellen.

De Leeuw is zelfbewust en gaat zijn eigen gang en wil niet dat een ander voor hem denkt of zegt wat hij wél of niét moet doen en laten. Vandaar dat de kerk in haar huidige vorm niet meer functioneren kan. De mensen voelen onbewust de nadering van het Aquarius- of Waterman tijdperk en willen het christelijke geloof op een andere wijze beleven. De mens zal in de komende tweeduizend jaar op de manier van de Waterman – een zogenoemd intellectueel teken – met zijn volle verstand het christendom willen belijden, en praktisch toepassen in de vorm van onbaatzuchtige dienstverlening en liefde, zonder aanzien van de persoon.

De weg die leidt tot Christus kan beschouwd worden als een pad dat opwaarts leidt. Onze involutie is achter de rug en onze evolutie ligt voor ons. Wij moeten leren inzien dat materiële waarden zeer betrekkelijk zijn en de financiële crisis waarin de wereld thans verkeert, maakt ons dat overduidelijk. De gewone mens volgt dat opwaartse pad, dat symbolisch gezien kan worden als een pad dat naar de top van de berg leidt en langzaam naar boven voert.

Maar deze weg kan ook worden afgesneden en bekort. Dit is de weg van inwijding, een moeilijke weg die symbolisch wordt voorgesteld in de mercuriusstaf. De beide slangen tonen het kronkelige pad van de involutie en evolutie aan, terwijl de rechte staf het pad van inwijding symboliseert. The Rosicrucian Fellowship is de voorbereidende school van de orde van het Rozenkruis, die behoort tot de kleine mysteriën. Er zijn op aarde zeven scholen of orden van de kleine mysteriën en vijf van de grote mysteriën. Alleen gegradueerden van de kleine mysteriën kunnen toelating verkrijgen tot een orde van de grote mysteriën.

Zoals gezegd is één van de zeven orden voor de kleine mysteriën, die van het Rozenkruis. Zij is in het bijzonder bestemd voor westerlingen. De andere zes zijn voor de oosterse en zuidelijke volken bedoeld. De Rosicrucian Fellowship geeft in haar geschriften antwoorden op de vragen hoe dit vernieuwde christendom eruit zal zien en toont aan hen, die daarnaar streven, hoe het pad van inwijding te betreden. Zij is de voorbereidende school van de orde van het Rozenkruis die na de eerste van de negen inwijdingen de kandidaat verder zal voeren. Men dient dan wel dat zielenlichaam of somma psychicon te hebben ontwikkeld, want alleen daarmee kan men zich ‘in de lucht’, de geestelijke werelden, verheffen. Dit gouden bruiloftskleed is dus een vereiste als wij “Christus in de lucht willen ontmoeten” zoals Paulus zegt.

Via de weg van inwijding wordt geleerd hoe men daarin bewust in de geestelijke werelden kan functioneren. Het zal dan ook duidelijk zijn dat de eerste inwijding de kandidaat leert hoe hij zijn opgebouwde energie in een dynamisch vermogen kan omzetten. Hieraan komt geen uiterlijk ceremonieel te pas, omdat de inwijding zich afspeelt op geestelijk niveau, zoals Heindel zegt. Het pad van onze ontwikkeling is zeer lang en er zijn vele gevaren die ons bedreigen. De oudere broeders hopen dan ook dat wij, net als zij, die tocht mogen volbrengen. Daarom beëindigen zij de dienst in hun geestelijke tempel met de wens: ‘Mogen de rozen bloeien op uw kruis’, een wens die ook tijdens de diensten in de centra van de Fellowship als afsluiting wordt gebruikt.

Bron: Geroepen door het Wereldhart, symposionreeks 22

BESTEL SYMPOSIONBOEK GEROEPEN DOOR HET WERELDHART