Was de apostel Paulus een gnosticus ? – hoofdstuk 3 uit ‘De oerknal van het christendom’ van Jacob Slavenburg

BESTEL DE OERKNAL VAN HET CHRISTENDOM

Bekleed met Christus

Het was lange tijd gebruikelijk Paulus af te schilderen als een leersteller. De orthodoxie zou veel aan hem te danken hebben en hij was een van de eersten in de strijd tegen de gehate gnostici. Dat beeld is langzaamaan gaan afbladderen, zeker toen in Nag Hammadi in 1945 geschriften werden ontdekt waarin uiterst positief over de ‘apostel van de heidenen’ werd geschreven. Het eerste geschrift uit de eerste codex is nota bene een Gebed van Paulus de Apostel.
Voordat de vooruitstrevende Amerikaanse theologe Elaine Pagels haar bestseller ‘The Gnostic Gospels’ het licht deed zien schrikte ze het establishment met ‘The Gnostic Paul’, Paulus de gnosticus. Schoorvoetend volgde een deel van de bijbelwetenschap. Aan Paulus kun je geen vaste leer toeschrijven, gaven ze toe, want zijn brieven zijn ad hoc antwoorden op vragen die hem door gemeenten werden gesteld. En waar hij stante pede op diende te reageren. Dat men later van die brieven theologie heeft gemaakt, wil nog niet zeggen dat ze het ook waren.

En dan was er nog wat dat al voor Nag Hammadi bekend was: lang niet alle veertien brieven die in het Nieuwe Testament aan Paulus worden toegedicht zijn ook van hem afkomstig. Het zijn er hooguit zeven, en dan nog met de nodige ‘correcties’, weglatingen en samenvoegingen. Als echt beschouwt men de brieven van Paulus aan de Romeinen, aan de Korinthiërs (de eerste en de tweede), aan de Galaten, aan de Filippenzen, aan de Tessalonicenzen (de eerste) en die aan Filemon.

We kopten een hoofdstuk hiervoor ‘Jezus was geen christen’. Maar dat geldt zeker ook voor Paulus. Paulus was een jood, al is hij het meest bekend geworden als de man die de heidenen tot Christus bracht. Door velen werd hij als een afvallige van de Wet beschouwd, omdat hij het, onder meer, toestond om onbesnedenen te laten dopen tot christen. Maar toch was en bleef Paulus een jood. Alleen zag Paulus scherp in dat het jodendom, na de komst van Christus, niet meer op dezelfde voet kon voortgaan. Paulus voelde zich een jood ‘nieuwe stijl’. Met beide benen in de joodse traditie maar met zinderende Christuservaringen.

Christus was voor hem de alpha en de omega. Christus als de transformerende kracht in de mens zelf. Over Jezus horen we hem weinig. Hij heeft hem nooit gekend. Het enige dat hij over Jezus te melden heeft zou op een half A-vijfje kunnen. Hij schrijft dat Jezus geboren is onder de wet (Galaten 4:4), dat hij meer dan de ene broer had (1 Korinthe 9:5) die Jacobus (Galaten 1:19, 2:9, 12:1; 1 Korinthe 15:7) werd genoemd, dat hij twaalf speciale discipelen had, waarvan Kefas, die soms Petrus werd genoemd (Galaten 2:7-8) er één was (o.a. Galaten 2:1-14) en Johannes een andere was (Galaten 2:9). En verder dat hij geboren is uit een vrouw (Galaten 4:4), uit het geslacht van David stamt (Romeinen 1:3), een laatste maaltijd heeft gehouden (1 Korinthe 2:23-26), met het paasfeest is gekruisigd (1 Korinthe 5:7), door de joden is gedood (1 Tessalonicenzen 2:15), en opvallende uitspraken heeft gedaan.

Het is opvallend dat Paulus haast altijd schrijft over Christus Jezus, en niet over Jezus Christus. Christus staat voorop. Christus is voor Paulus het innerlijke opstandingsprincipe. ‘Ikzelf leef niet meer, Christus is het die leeft in mij’ schrijft hij (Galaten 2:19-20). In diezelfde brief schrijft hij dat zij, die tot geloof gekomen zijn, met Christus zijn bekleed. In een andere brief wijdt hij een mooie hymne aan de pre-existente Christus (Filippenzen 2:6-11):

Hij die bestond in goddelijke majesteit
heeft zich niet willen vastklampen
aan de gelijkheid met God:
Hij heeft zichzelf ontdaan
en het bestaan van een slaaf aangenomen.
Hij is aan de mensen gelijk geworden.
En als mens verschenen
heeft hij zich vernederd.
Hij werd gehoorzaam tot de dood,
tot de dood aan een kruis.
Daarom heeft God hem hoog verheven
en hem de naam verleend
die boven alle namen is,
opdat bij het noemen van zijn naam
zich ieder een knie zou buigen
in de hemel, op aarde en onder de aarde,
en iedere tong zou belijden
tot eer van God, de Vader:
Jezus Christus is de Heer.

De gnostische Paulus

Het lijkt wel of we in het Evangelie volgens Filippus aan het lezen zijn, met passages als:

Jezus ontving bij zijn doop in de Jordaan de volheid van het Koninkrijk der Hemelen.
Hij die reeds was voor het Al, werd opnieuw verwekt.
Hij die tot zoon geworden was, werd opnieuw gezalfd.
Hij die verlost was, verloste anderen.
Christus is gekomen om sommigen vrij te kopen,
anderen te bevrijden,
en weer anderen te verlossen.
Vreemdelingen kocht hij los en maakte ze tot de zijnen.
En hij scheidde de zijnen,
die hij overeenkomstig zijn wil als onderpand had achtergelaten.
Hij heeft zijn ziel niet pas vrijwillig afgestaan toen hij verscheen,
maar al sinds de wereld bestaat, heeft hij zijn ziel afgestaan.
Pas toen hij dat wilde, is hij gekomen om haart mee te nemen;
omdat zij, toen ze als onderpand was afgestaan,
in handen van rovers was gevallen en gevangengenomen.
Maar hij bevrijdde haar
en verloste de goeden in de wereld, evenals de slechten.
Voordat Christus kwam was er in de wereld geen brood.
Dat was al zo in het Paradijs, de plaats waar Adam was;
daar waren veel bomen die de dieren van voedsel voorzagen,
maar geen tarwe om de mens te voeden.
de mens voedde zich als de dieren.
Maar toen Christus, de volkomen mens, kwam,
bracht hij brood mee uit de hemel,
opdat de mens gevoed zou worden
met het voedsel van de mens.

Volgens de Duitse onderzoeker Weiss zouden gnostische geschriften als het Evangelie volgens Filippus en vooral ook de Verhandeling over de opstanding volkomen recht doen aan Paulus’ gedachten.

In andere brieven lijkt het echter dat Paulus Christus ook als ‘persoon’ ziet. Dat is dan ook het moeilijke met Paulus. Er is geen sprake van een rechtlijnige theologie. Paulus was ook geen theoloog, maar een bevlogen, en praktisch ingesteld, prediker. De betrekkelijke onbetrouwbaarheid van de overlevering van zijn brieven maakt een en ander nog moeilijker te beoordelen. Het is wel zeker dat nogal gewichtige theologische dogmata, zoals de verzoeningsleer en leerstukken over de erfzonde en predestinatie ten onrechte aan hem zijn toegeschreven.

Het is fascinerend, maar tegelijk ook angstwekkend, hoe latere christenen met oorspronkelijk materiaal aan de slag zijn gegaan. De Kamper hoogleraar Reimer Roukema schreef in 1996 een inzichtelijke studie hoe men in de tweede en derde eeuw omging met de eerste brief aan de Korinthiërs. Met andere woorden: iedereen haalde eruit wat hij er uit wilde halen.

De waardering voor de ‘apostel der heidenen’ is niet altijd zo groot geweest als in huidige kerkelijke kringen, die zelfs gedragsregels opmaken uit brtieven die Paulus nooit geschreven heeft. Illustratief daarvoor is ook dat door kerkvaders met ‘ketters’ aangeduide leraren als Valentinus, en vooral ook Marcion, Paulus stellig meer waarderen dan hun ‘orthodoxe’ tijdgenoten. Zo is bij Justinius de Martelaar, een christelijke leraar uit de eerste helft van de tweede eeuw, echt helemaal niets over Paulus te lezen. Pas aan het einde van de tweede eeuw wordt Paulus door ‘rechtzinnige’ kerkvaders genoemd en dan ook gelijk op een voetstuk geplaatst.

Wederkomst en eindtijdverwachting

Bij het lezen van de brieven van Paulus moet je bijna concluderen dat hij de wederkomst van Christus verwachtte. Het is echter niet geheel duidelijk of hij daar een wederkomst ‘in het vlees’ mee bedoelde of de komst van een vergeestelijkte wereld. Als hij schrijft dat ‘het uiterlijk van deze wereld’ bezig is te verdwijnen (1 Korinthe 7:31) dan kan dat een oplossing van deze wereld betekenen in een definitief einde, maar er kan ook een geestelijk einde mee bedoeld zijn. Dat wil zeggen: de uiterlijke benadering van de wereld en het wereldse is bezig te verdwijnen waar Christus bezig is te verschijnen in het hart van de mensheid. Want, benadrukt Paulus keer op keer, allen zijn één in Christus, jood, Griek, slaaf, vrije, man of vrouw (zie o.a. Galaten 3:28).    

Overigens moeten we het een en ander in een breder perspectief zien. Apocalyptici, zij die een eindtijd verwachten, zijn er al geweest voor Paulus en ook nog na hem. In het mazdeïsme van Zarathustra wordt ook een eindtijd geschilderd, als het goede uiteindelijk zal overwinnen en het kwaad als een bolos, een samengeperste bol, vruchteloos zal afdrijven. Direct voor de aanvang van de eindtijd, geloofden de volgelingen van Zarathustra , komt er een saoshyant, een verlossersfiguur, die de daadwerkelijke scheiding tussen goed en kwaad voltrekt. Deze Messiasfiguur kondigt de eindtijd aan en roept alle gelovigen op zich door gebed en reiniging gereed te maken voor de dag van het oordeel. Het is niet ondenkbaar dat dit Messias-begrip door de joden meegenomen is uit hun Babylonische ballingschap. En vandaar ook in het christendom terecht is gekomen. 

Eindtijdverwachtingen hebben altijd een rol gespeeld in het christendom, tot in onze tijd toe. De meest kleurrijke schildering vinden we in de Openbaring van Johannes. In een rijke beeldtaal zet de schrijver een reeks universele archetypen neer. De christelijke literatuur kent, buiten deze Openbaring van Johannes, meerdere apocriefe apocalypsen. Deze sluit vaak nauw aan op de rijke joodse apocalyptische letterkunde. Daarin komen we verschillende malen ook de uitdrukking ‘Mensenzoon’ of ‘Zoon des Mensen’ tegen (vooral in het boek Daniël en het boek Henoch).

In het evangelie van Mattheüs wordt de komst van de ‘Mensenzoon’ verbonden aan de wederkomst (Mattheüs 24:30 en 26:64). De ‘wederkomst-passage’ in de evangeliën in de Bijbel kent zeker apocalyptische invloed. Het was Justinus de Martelaar die de term parousia (‘wederkomst van de Heer’) in de tweede eeuw gangbaar maakte in de kerk. Dat deze wederkomst in de eindtijd zal plaatsvinden is niet letterlijk in de teksten terug te vinden.

Nu is de eindtijd vaak weer verbonden met het begrip ‘Koninkrijk van God’. Dat is echter ook niet direct uit de teksten op te maken. Ze lijkt meer een gevolg van een latere theologisering. Het was vooral Albert Schweitzer die, in navolging van Johannes Weiss, zich sterk maakte voor een eschatologische opvatting van het ‘Koninkrijk’.

Even terug naar de opstanding. De joodse Farizeeën geloofden in een lichamelijke opstanding in het oude, eigen lichaam op het moment dat de Messias in Jeruzalem door de poort zou schrijden. Het later christendom heeft de opvating van de opstanding in het lichaam dus niet van vreemden. Maar of Paulus dat nu geloofde? Dat is geenszins zeker. Bij de komst van Christus staat de mens op, schrijft Paulus. Maar op dit punt lopen de exegesen, de uitleggingen van theologen, sterk uiteen. Waar de een dit vertaalt als een opstanding uit de lichamelijke dood, ziet een ander dit als een geestelijke opstanding. De oude mens is gekruisigd en de nieuwe mens staat op (zie o.a. Romeninen 6:6).

Al heeft Christus door zijn dood de opstanding mogelijk gemaakt, de mens dient deze zelf te bewerken. Hij dient zich met het onvergankelijke te ‘bekleden’ (1 Korinthe 15:53-55). Je moet het als het ware ‘aandoen’,’aantrekken’. In Galaten 3:27 is er sprake van het ‘aandoen in Christus’. Het is een actief proces.

Paulus was de eerste die Jezus en kurios, Heer, met elkaar verbindt. Maar veel andere zaken, die in de theologie van vandaag gemeengoed zijn geworden, kunnen niet direct op het conto van Paulus worden bijgeschreven. In die zin is hij helemaal niet de antignosticus die de kerk er later van maakte. Paulus was geen theoloog, maar een bevlogen zendeling. In veel opzichten liep hij in de voetsporen van Jezus. Maar, het kan bijna niet anders, hij had ook zijn meningen en oordelen. Hij was en bleef een mens. Met al zijn emoties. Soms zien we ook dat hij echt kwaad wordt; bijvoorbeeld als er achter zijn rug gekonkeld wordt, of als zijn volgelingen niet dezelfde ethiek en vastberadenheid kunnen opbrengen als hij.

Paulus had nog een goedwerkend ego, al was hij van goede wil en geënthousiasmeerd door zijn ontmoetingen in de geest met Christus. We vinden bij Paulus ondanks zijn prachtige Hooglied over de liefde (1 Korinthe 13), niet de onpersoonlijke liefdeskracht van de woorden en de persoon van Jezus. Het is dan ook nogal pijnlijk dat het latere christendom meer een paulinische dan een jezische kleur heeft gekregen. Dat heeft sterke energetische gevolgen gehad.

INHOUDSOPGAVE

Inleiding

Proloog 9

DEEL I: HET BEGIN

  1. Jezus van Nazareth; droom of werkelijkheid? Heeft Jezus wel echt bestaan? – De overlevering – De historische Jezus – De onthistorischte Jezus – Het leven van Jezus – Testament
  2. De oudste christenen; het joodse christendom, Jezus is nooit christen geweest – Joodse christenen – Christus-visioenen – Woorden als weg naar het Koninkrijk – Inwijdingsreligie – De geheime woorden – Gemeenschapsleven
  3. Paulus, de grote antignost? Bekleed met Christus – De gnostische Paulus – Wederkomst en eindtijdverwachting
  4. Prelude op de grote verandering, God is één ^ De val van Jeruzalem – Een, twee, in de maat…

Eerste intermezzo – een mystieke dans

DEEL II: HET BEGIN VAN HET EINDE

  1. De eerste vaders melden zich, Apostolische Vaders – De leringen van Jezus – De glorieuze marteldood – Justinus de Martelaar – De Logos
  2. Christelijke leraren,  Gnosis – Simon de Magiër en de Almoeder Helena – Een ‘ketter’ in het
    badhuis ^ Reïncarnatie – De menselijke begeerte – De liefdeskus – Magie – Alexandrijnse wijsheid – De engelenmachten van Basilides – Een joods-christelijke erfgenaam – Isidorus en de lichamelijke lust
  3. Vele wegen leiden naar Rome, Van Alexandrië naar Rome – De blijde boodschap der waarheid – Samenhang – De vrouw van God – Een herberg vol demonen – Geestelijke, zielige en stofmensen – Het evangelie van de ‘vreemde’ god – Vier knuppels – Met het badwater ook het kind weggegooid – Een werd tot twee
  4. Het christendom wordt reactionair 106 Marcus de vrouwenlokker –  Hoe brutaal zijn de vrouwen! -De kerkvaders – Drie pijlers voor een verengd christelijk geloof – Een juridisch voorbehoud – De vrouw veroordeeld, de geest ontkend – Academia – Twee leerlingen van een zakkendrager – Geest, ziel en lichaam – Christus en de mens zijn één

Tweede intermezzo – Gnosis

DEEL III: HET EINDE

  1. Op zoek naar loutering, Martelaren – Bezit – Eten en drinken – Onthouding – Monniken – Maagden – In naam van Christus?
  2. Drie muren: leer, gezag en canon, Het eerste concilie – De strijd gaat door – Orde moet zijn – Geloofsbelijdenis – De leer – Het einde van een cultuur – Een strijd op leven en dood – Nogmaals: het gezag – Het Woord ingeperkt – Valsheid in geschrifte – ‘Correcties’  – Een Woord dat niet meer uitgesproken mag worden

Epiloog

Noten

Bron: De oerknal van het christendom van Jacob Slavenburg

BESTEL DE OERKNAL VAN HET CHRISTENDOM

LEES MEER OVER BOEKEN VAN JACOB SLAVENBURG OVER HET VROEGE CHRISTENDOM