15. Arthur Edward Waite

 

Bij het grote publiek is Arthur Edward Waite (1857-1942) bekend omdat hij de Amerikaanse kunstenares Pamela Colman Smith (1878-1951) aanwijzingen geeft voor een nieuw ontwerp van een set van 78 tarot-kaarten. Dit kaartspel komt in 1909 in een doos op de markt, samen met een handleiding van Waite met de titel ‘The pictorial key to the tarot’.  Het kaartspel groeit uit tot ’s werelds beroemdste en populairste tarot-deck. De kleurrijke tekeningen zijn eenvoudig, maar vol symboliek die Waite vooral ontleent aan werken van Éliphas Lévi (1810-1875), de Franse filosoof, vrijmetselaar, kabbalist en rozenkruiser, wiens belangrijkste werken hij in het Engels vertaalt en uitgeeft. 

Afbeelding 6 toont twee grote arcana uit het genoemde tarot-deck dat bekend staat onder de namen Raider-Waite, Rider-Waite-Smith, Waite-Smith, Waite-Colman-Smith en de Rider tarot. De tarot wordt algemeen gezien als een symboolstelsel dat het universum representeert en dus ook de mens volgens het hermetische principe ‘zo boven zo beneden’. Sommigen esoterici hebben wel geopperd dat het boek T waarover in de Fama Fraternitatis R.C. wordt gesproken verwijst naar de tarot. 

De grote verdienste van Waite ligt niet in zijn werk over de tarot. Hij is namelijk de pionier van het vakgebied dat pas tegen het einde van de twintigste eeuw enige betekenis heeft gekregen binnen de geesteswetenschappen en bekend staat als de geschiedenis van de westerse esoterie. Toonaangevend voor de verdere ontwikkeling van deze relatief onbekende academische discipline zijn Frances Yates en Antoine Faivre, later gevolgd door Nicholas Goodrick-Clarke, Kocku von Stuckrad, Laurence M. Pincipe en Wouter J. Hanegraaff. 

Sinds de oprichting van The European Society for the Study of Western Esoterism in 2005 is er beter bekend welke onderzoeken er in dit vakgebied worden uitgevoerd. Daarbij gaat het steeds om onderzoek naar sterk uiteenlopende stromingen uit de westerse cultuurgeschiedenis, die gemeenschappelijk hebben dat ze door heersende academische en religieuze kringen worden verworpen als bronnen van legitieme kennis. Binnen orthodoxe religies worden dergelijke stromingen beschouwd als ketters en in reguliere wetenschappelijke disciplines worden ze gekenschetst als irrationeel. De belangrijkste stromingen zijn alchemie, astrologie, hermetisme, gnostiek, kabbalah, magie, mystiek, neo-platonisme, theosofie, vrijmetselarij en – last but not least – rozenkruisers. 

Waite bestudeert al die stromingen diepgaand, niet alleen van buitenaf, als objectieve beschouwer, maar ook van binnenuit, als iemand die de mysteriën persoonlijk beleeft. Hij schrijft maar liefst zo’n tachtig boeken, nog los van talloze andere geschriften zoals artikelen, essays, gedichten en ritualen. Als hij nieuwe drukken uitgeeft, voegt hij daar nieuwe informatie aan toe en brengt verbeteringen aan, waardoor de inhoud geleidelijk nauwkeuriger, beter en meer omvattend wordt. 

De grote eruditie van Waite op het gebied van de westerse esoterie weerspiegelt zich in degelijke boeken die hij schrijft met titels als ‘The Hermetic Museum’, ’Alchemists through the Ages’, ‘The Hidden Church of the Holy Grail’, ‘The Holy Kabbalah’ en ‘The Secret Tradition in Freemasonery’. Hedendaagse onderzoekers beschouwen de werken van Waite nog steeds als een belangrijke bron van kennis en informatie, en zien hem als een autoriteit in de geschiedenis van de westerse esoterie, hoewel hij wel een uitgebreide stijl van vertellen heeft en hier en daar wat overdrijft. 

Waite wordt sterk geïnspireerd door Karl von Eckartshausen (fakkeldrager 12). Aan hem ontleent hij twee opvattingen die in bijna al zijn werken doorklinken. Ten eerste is dat de idee dat er naast uiterlijke kerken ook iets bestaat dat kan worden aangeduid als een innerlijke kerk. Ten tweede leert hij van Von Eckartshausen dat er sinds mensheugenis in vrijwel alle culturen verborgen tradities bestaan waarbinnen mensen een inwijdingsweg kunnen gaan. Hij schrijft een introductie in het boek met de Engelse vertaling van het hoofdwerk van Von Eckartshausen door Isabelle de Steiger (1826-1927) met de titel ‘The Cloud upon the Sanctory’, dat Waite eerst in delen had gepubliceerd in zijn verliesgevende tijdschrift ‘The Unknown World’, dat maar een kort leven beschoren is. 

Waite is de eerste die een doorwrocht werk schrijft over de geschiedenis van één van de meest aansprekende initiatiestromingen: de rozenkruisers. In 1887 verschijnt van zijn hand de eerste druk van ‘The Real History of the Rosicrucians’ en in 1924 publiceert hij een herziene editie met de titel ‘The Brotherhood of the Rosycoss’.  Daarom staat hij wel bekend als de biograaf van de ‘rozenkruisers broederschap’. Die twee publicaties van Waite leiden in zijn tijd tot een aanzienlijke herleving van de belangstelling voor de rozenkruisers. Waite eindigt ‘The Brotherhood of the Rosycross’ met de volgende alinea:

‘De hele wereld heeft gehoord over de rozenkruisers maar weinigen of niemand hebben zich de moeite getroost om te onderzoeken of de geweldige claims van deze filosofen zijn gebaseerd op een rots van waarheid, of slechts op drijfzand berusten. De auteur begon zijn onderzoek in een sfeer van absoluut ongeloof, maar terwijl hij vorderde verdwenen mist, indoctrinaties en vooroordelen uit zijn brein. Na een zeer aanzienlijke periode van achtentwintig jaar studie over de rozenkruisers kan de welwillende lezer zelf concluderen in welke gesteldheid de auteur zijn boek besluit.’ 

Aanvankelijk is Waite geïnteresseerd in magie en mystiek, maar geleidelijk begint hij mystiek en rozenkruiserij steeds belangrijker te vinden en groeit zijn afkeer voor magie. In 1901 wordt hij vrijmetselaar. Binnen de diverse occulte bewegingen waar hij lid van is, ervaart hij welke desastreuze gevolgen magie kan veroorzaken. Daarom breekt hij in 1915 met alles wat zich aandient op het neo-theosofische, neo-Egyptische, tantrische en occulte vlak door een omgeving te creeëren die helemaal vrij is van de chaotische verwarring in het opkomende esoterische veld in de eerste decennia van de twintigste eeuw. In dat jaar sticht hij the Fellowship of the True Rosy Cross en wijdt hij de Salvator Mundi tempel in De Keyser’s Hotel in Londen. 

Waite wil absoluut geen banden meer met andere ordes die op dat moment welig tieren. Dat zijn orde zich duidelijk onderscheidt van andere komt tot uitdrukking in bijvoorbeeld de volgende regels uit de statuten: ‘De Fellowship of the Rosy Cross houdt zich niet bezig met occult of paranormaal onderzoek. Zij is een queeste naar genade en geen zoektocht naar macht.’ Het lukt Waite om leden te werven voor zijn orde en hen te enthousiasmeren voor het werk. De tempel van de groep krijgt meerdere malen een ander onderkomen. Als in 1926 de tempel in South Kensington wordt gewijd, start Waite de innerlijke school van de orde onder de naam ‘Ordo Sanctissimus Roseae et Aureae Crucis’. De ritualen die hij schrijft zijn samengevoegd in ‘The Book of the Rose’. 

Tot zijn dood in mei 1942 is Waite leider van zijn Rozenkruis-organisatie, maar vanaf 1941 zijn er wegens gebrek aan in- spiratie geen activiteiten meer. De imperator-opvolger van Waite ziet geen kans om bijeenkomsten te organiseren en besluit in september 1943 de orde officieel op te heffen. In 1965 blazen enkele oud-leden de orde nieuw leven in en tot op de dag van vandaag heeft de op esoterische christendom gebaseerde Fellowship of the Rosy Cross-tempels in een aantal landen. 

De grootste collectie van werken van Waite bevindt zich in de Bibliotheca Philosophica Hermetica in Amsterdam. Die verzameling bestaat niet alleen uit boeken van hem die in druk zijn uitgegeven, maar ook uit bijvoorbeeld ingebonden handgeschreven ritualen, getypte notulen en formulieren. Zelf gaat Waite, evenals vele andere occultisten uit zijn tijd, vaak naar de bibliotheek van het British Museum, omdat daar destijds vele oude handschriften konden worden ingezien. Daar vindt hij waardevolle informatie en teksten die hij verwerkt in zijn vele geschriften. 

Er is tamelijk veel bekend over het leven en de werken van Waite, maar er zijn nog heel veel zaken die uitgezocht kunnen worden aan de hand van algemeen toegankelijke bronnen. In de laatste fase van zijn leven schrijft hij een autobiografie die in 1938 wordt gepubliceerd onder de titel: ‘Shadows of life and thought A Retrospective Review in the form of Memoirs’.  Verder schrijft Robert A. Gilbert een biografie over hem waarvan de uitgebreide versie verschijnt in 1987 met de titel: ‘A.E. Waite, magician of many parts’. 

Arthur Waite wordt in 1857 geboren in Brooklyn, New York. Hij is de zoon van een Engelse vrouw die een relatie heeft met een Amerikaanse kapitein. Als Arthur twee jaar is, sterft zijn vader en keert zijn moeder als weduwe terug naar Engeland, waar ze hulp zoekt bij de katholieke kerk. Als jongen hoort Arthur bijbelverhalen en leert hij de sacramenten en de riten van de katholieke kerk te waarderen. 

Na zijn schoolperiode gaat hij werken als klerk en in zijn vrije tijd schrijft hij gedichten. Hij legt contact met diverse uitgeverijen die belangstelling hebben om zijn literiare werken te publiceren. De vroege dood van zijn jongere zus Frederike maakt een diepe indruk op hem. Hij keert de kerk de rug toe en gaat spiritistische seances bijwonen, zoals dat in die tijd veel wordt gedaan door mensen die willen weten hoe het men hun overleden dierbaren is. Als hij merkt dat het spiritisme hem niet aanspreekt, zoekt hij verder en maakt kennis met The Theosophical Society. Hij vindt de theosofische leringen fascinerend, maar betreurt de anti-christelijke houding die Helena Blavatsky in haar geschriften ventileert. 

In de bibliotheek van het British Museum ontmoet hij Samuel McGregor Mathers, die in 1888 samen met William Westcott en William Woodman The Hermetic Order of the Golden Dawn heeft opgericht. De leden van deze orde, waarin meerdere graden worden onderscheiden, bestuderen onder andere de leringen van astrologie, hermetisme, kabbalah, magie en vrijmetselarij. Zij willen al die aspecten samenvoegen in één magisch stelsel waarin vooral de tarot een centrale plaats dient te krijgen. Het doel van de leiders is de vorming van een inwijdingsschool waar geheime wijsheid stap voor stap geleerd en toegepast kan worden. 

Arthur Waite en zijn vrouw Ada Lakema, met wie hij in 1883 was getrouwd, treden in 1891 toe tot de Hermetic Order of the Golden Dawn, maar verlaten deze weer in 1893. Waite keert terug in 1896, doorloopt de diverse graden en verkrijgt er een leidinggevende functie. In 1901 wordt Waite ook vrijmetselaar en in 1902 treedt hij bovendien toe tot de Societas Rosicruciana in Anglia. 

De geschiedenis van de orde van de Hermetic Order of the Golden Dawn en afsplitsingen daarvan is vol van conflicten over autoriteit, over financiën en over de vraag of er een magische dan wel ‘christelijke’ ritus moet worden gevolgd. Bekende personen in de orde zijn onder andere de Ierse dichter William Butler Yeats (1865-1939), de Britse esoterische schrijver Dion Fortune (1890-1947 – de schrijversnaam van Violet Mary Firth) en de magiër Aleister Crowley (1875-1947), die door zijn losbandig leven een kwalijke reputatie verwerft en behoudt. 

Wanneer Waite de orde van de Golden Dawn in 1903 een doorstart geeft en deze omdoopt tot the Independent and Rectified Order R. R. et A. C. – ook bekend als The Holy Order of the Golden Dawn, past hij de ritualen aan naar zijn inzichten en voorkeuren. De strubbelingen in de orde verdwijnen niet en het moet voor Waite dan ook een bevrijding geweest zijn om te breken met alle magie en occultisme, om vanaf 1915 het pad van bevrijding in overeenstemming met zijn weten te kunnen uitdragen binnen zijn Fellowship of the Rosy Cross. 

Zeven aforismen van Arthur Edward Waite 

  1. De kracht die dusdanig wordt verhoogd dat een mens zichzelf durft te verliezen, zal hem tonen hoe God wordt gevonden.
  2. De werkelijke tarot is symboliek, zij spreekt geen andere taal en geeft geen andere aanwijzingen.
  3. De dingen van de aarde zijn alleen maar waardevol voor ons als ze ons helpen ons bewust te worden van de dingen die eeuwig zijn.
  4. Afbeeldingen zijn deuren die open gaan naar onverwachte kamers.
  5. Occulte wetenschappen zijn over het algemeen wetenschappen van de afgrond.
  6. De glorie van God is het doel van al mijn studies en in zijn naam onderneem ik deze zoektocht als onderdeel van het grote werk.
  7. Meditatie, innerlijke contemplatie en de liefde voor God zijn de belangrijkste hulpmiddelen voor het beoefenen van de magische kunst, samen met een groot geloof, strikte zwijgzaamheid en ook rechtvaardigheid in de dingen van het dagelijkse leven.