Beschouwing 9 (slot)

Mysteriën van de ziel

Werken met de negen geestelijke gaven (hoofdstuk 9 uit het bijbehorende boek)

 

BESTEL MYSTERIËN EN SYMBOLEN VAN DE ZIEL

9 sinaasappels

BESCHOUWING GEBASEERD OP SPIRITUELE TEKST 9

In dit programma ‘Mysteriën van de ziel’ hebben we de menselijke ziel vanuit verschillende invalshoeken benaderd, steeds vanuit het gedachtegoed van meerdere spirituele tradities.
Zo’n werkwijze is nuttig om te komen tot een juist begrip van de ziel. En dat juiste begrip is essentieel om de persoonlijkheidsziel, de ziel en de geestziel op een harmonische wijze tot ontwikkeling te laten komen.

Het is belangrijk te beseffen dat de mysteriën van de ziel zo ontzagwekkend zijn dat alles wat we erover zeggen alleen maar fragmentarisch kan zijn. Bovendien: wat kunnen woorden zeggen over iets dat geen gisteren, vandaag of morgen heeft? In eerste instantie zijn we misschien zoals de blinden in een bekend soefiverhaal die op de tast proberen vast te stellen wat een olifant is, en dan tot onjuiste conclusies komen.

De blinde die de slurf van de olifant betast zegt dat een olifant een soort slang is. De blinde die voelt aan de slagtand concludeert dat een olifant een soort speer is. De blinde die het oor vasthoudt heeft de indruk dat een olifant een kleedje is. De blinde die een poot van de olifant omarmt is van mening dat een olifant een boomsoort is. De blinde die met beide handen de zijkant van de romp van een olifant onderzoekt, ervaart een muur. En de blinde bij de staart denkt dat een olifant een touw is.

Als de genoemde blinden hun bevindingen met elkaar delen om door gezamenlijke inspanning een beter begrip te krijgen van een olifant, komen zij na lang onderzoek misschien tot een model dat een betere benadering is van de werkelijkheid. Als zij zouden kunnen worden genezen van hun blindheid, zouden ze in een fractie van een seconde een veel nauwkeuriger indruk krijgen van wat een olifant is. Maar ook die indruk is zeer beperkt, zelfs als er naast de tastzin en het gezichtsvermogen ook nog andere zintuigen bij zouden worden betrokken.

Je kunt het gedrag van een olifant onderzoeken, maar dan weet je nog niets over de gevoelens en de gedachten van die olifant. En je weet ook niets over de essentie van de vorm die we ‘olifant’ noemen. Daarvoor zou je eerst zelf olifant moeten worden. En zelfs als je olifant zou zijn, is het de vraag of je dan een indruk hebt van het oertype olifant, waarvan je dan zelf één van de vele manifestaties zou zijn.

De ziel maakt deel uit van meerdere dimensies die ver uitstijgen boven tijd en ruimte van de zintuiglijk waarneembare wereld. Als je de ziel wilt leren kennen, moet je ziel worden. Geestziele-ontwikkeling is nu belangrijker dan ooit. Alle mogelijkheden om daar nu bewust aan te gaan werken zijn ruimschoots aanwezig. Maar tegelijkertijd zijn er in onze wereld nog machtige tegenkrachten die ontwakende zielen weer in slaap willen sussen en de mensheid aansporen om een degeneratieve ontwikkelingsgang te gaan in plaats van een regeneratieve ontwikkeling waarbij de nieuwe mens tot aanzijn komt, de mens die een levende verbinding vormt tussen hemel en aarde.

Geestziele-ontwikkeling gaat niet vanzelf maar vraagt veel aandacht die individueel meestal moeilijk is op te brengen. Daarom blijkt het in de praktijk goed te werken om de spirituele weg gezamenlijk met gelijkgezinden te gaan. Wanneer er binnen een groep van gnostiek strevende mensen intensief wordt samengewerkt om het geestelijke licht te weerspiegelen, kunnen vele slapende zielen worden gewekt en werkzaam worden.

In de wereld zijn talloze religieuze, humanistische en idealistische groeperingen die we kunnen aanduiden als zielescholen. Daarin werken mensen samen om het goede, het schone en het ware te bevorderen vanuit het verlangen naar een mooie wereld waarin de mensen respectvol met elkaar omgaan en aandacht hebben voor natuur en milieu en misschien ook voor God of het transcendente. Zulke zielescholen hebben een belangrijke functie want ze bevorderen de ontwikkeling van zielekwaliteiten in de mens.

Er zijn vele zielescholen op de wereld, maar er zijn maar weinig geestesscholen. Geestesscholen zijn niet alleen gericht op de ontwikkeling van de ziel, maar vooral ook van de geestziel. Geestesscholen zijn mysteriescholen waar de mysterieleerlingen ernaar streven om zichzelf, de mensen en de aarde te vergeestelijken, te transformeren tot een hogere staat van zijn met behulp van het geestelijke licht.

Het vereist enorm veel tijd en aandacht om een geestesschool te op te bouwen waarvan een grote bevrijdende werkzaamheid uitgaat in wereld. Peter Huijs schrijft in zijn boek Geroepen door het wereldhart dat Jan van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21), één van de stichters van de School van het Rozenkruis, eens heeft gezegd dat het honderd jaar duurt voordat het hele apparaat van een geestesschool volkomen rijp is. Jezus stichtte een geestesschool waarin zijn discipelen zich konden ontwikkelen tot apostelen, tot mensen die in staat zijn om het vuur van de Heilige Geest te ontvangen en uit te dragen. De eerste christelijke gemeenten die de apostel Paulus stichtte in de eerste eeuw kunnen we ook zien als beginnende geestesscholen.

In de leerling van de ziel in wie een zekere mate van vernieuwing is gerealiseerd en die zich inspant om anderen op te wekken om ook de spirituele weg te gaan, komen bepaalde spirituele vermogens tot ontwikkeling. Het zal duidelijk zijn dat het daarbij niet gaat om de paranormale vermogens die in De Stem van de Stilte de lagere iddhi worden genoemd. In hoofdstuk 12 van zijn eerste brief aan de Korinthiërs noemt de apostel Paulus negen genadegaven van de geest.

‘Er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest; en er is verscheidenheid in bedieningen, maar het is dezelfde Heer; en er is verscheidenheid in werkingen, maar het is dezelfde God, die alles in allen werkt. Maar aan een ieder wordt de openbaring van de geest gegeven tot welzijn van allen.  

  1. Want aan de een wordt door de geest gegeven met wijsheid te spreken, 
  2. en aan de ander met kennis te spreken krachtens dezelfde Geest; 
  3. aan de een geloof door dezelfde geest
  4. en aan de ander gaven van genezingen door die geest; 
  5. aan de een werking van krachten,
  6. aan de ander profetie; 
  7. aan de een het onderscheiden van geesten, 
  8. en aan de ander allerlei tongen, 
  9. en aan weer een ander vertolking van tongen.  

Doch dit alles werkt één en dezelfde geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil.’ (1 Korinthiërs 12:4-11)  

Al deze negen vermogens worden geschonken om de gemeenschap of de sangha te stichten, tot welzijn van allen. Dat is het bouwen en onderhouden van een gezamenlijk krachtveld waarin geestziele-ontwikkeling tot stand kan komen. In de ene mens komt een bepaalde gave sterker tot uitdrukking dan in een andere en het is ook mogelijk, ja zelfs noodzakelijk, dat aan één persoon meerdere van deze geestelijke gaven worden geschonken. Het zijn allemaal gaven die, net als gewone talenten, zich grootser ontplooien naarmate ze meer worden gebruikt. Ook bij dit werk geldt de uitspraak ‘oefening baart kunst’, maar dan wel steeds oefening vanuit innerlijke verheffing.

In het derde deel van zijn boek De komende nieuwe mens gaat J. van Rijckenborgh uitgebreid in op deze geestelijke gaven. Deze beschouwing is voor een belangrijk deel gebaseerd op zijn toelichtingen.

Natuurlijk zijn er meer dan negen geestelijke gaven, maar als het gaat om het in groepseenheid komen tot gnostieke vervulling, is het voldoende om ons in eerste instantie te beperken tot de genoemde negen punten en deze steeds in hun onderlinge samenhang te beschouwen.

Alle genoemde vermogens zijn nodig, en aangezien deze niet gelijk verdeeld zijn over de leden van de gemeenschap, is het belangrijk dat zij samenwerken. Harmonische samenwerking is niet alleen essentieel om elkaars tekorten op te vangen of elkaar aan te vullen ten aanzien van persoonlijke vaardigheden, maar vooral ook om een krachtveld te ontwikkelen waarin zich een overvloed aan heilige geestkracht kan uitstorten die innerlijke vernieuwing bewerkstelligt.

Het eerstgenoemde vermogen van de geest is ‘met wijsheid spreken’. Daarmee wordt bedoeld dat de dienaar zijn of haar innerlijke begrip via het gesproken woord kan projecteren in de luisteraar met een ontvankelijk hart. De luisteraars begrijpen daardoor vlot wat er wordt bedoeld en dan kunnen er bij hen vele vragen opkomen omdat het gaat om denkbeelden waarmee ze nog niet vertrouwd zijn.

Voor de beantwoording van die vragen kan de dienaar gebruik maken van het tweede vermogen: met kennis spreken. Daarmee wordt bedoeld dat een onderwerp vanuit innerlijk begrip op een verstandelijke wijze wordt beschouwd zodat er geen tegenstelling meer hoeft te zijn tussen dat wat het hart begrijpt en wat het hoofd denkt.

De gave van het geloof – dat is het derde vermogen dat Paulus noemt, maar in werkelijkheid vooraf gaat aan de overige acht vermogens – heeft betrekking op het eerder genoemde weerspiegelen van het geestelijke licht.

Zodra de slapende geestvonk in een mens ontwaakt, begint deze het geestelijke licht te weerspiegelen zonder dat de geestvonkdrager daar zelf iets voor hoeft te doen, het is een proces dat buiten het bewustzijn om verloopt. Die weerspiegeling wordt intenser naarmate de leerling van de ziel vordert op zijn spirituele reis.

Wanneer een mens het geestelijke licht weerspiegelt, draagt dat er aan bij dat de slapende geestvonk van mensen in de omgeving van de betrokkene ook kan ontwaken. En als leerlingen van de ziel bij elkaar komen komen voor bijvoorbeeld een dienst in een tempel, dan kan de weerspiegeling van het geestelijke licht dusdanig krachtig worden dat de wekkende invloed daarvan zich ver uitstrekt tot buiten de tempelmuren, ja zelfs in andere werelddelen een bevrijdende invloed kan uitoefenen omdat de ziel, de geestziel en de vrijgemaakte lichtkrachten niet gebonden zijn aan ruimte en tijd.

Gezien vanuit de hemelse gebieden zijn we als mensen ziek, ook als we evenwichtige persoonlijkheden zijn met een kerngezond lichaam. De microkosmoi die we bewonen zijn immers aangetast en ziel en de geestziel zijn niet of slechts beperkt werkzaam in de persoonlijkheidsziel. Daarom wordt de spirituele weg een pad van heelmaking of heiliging genoemd. Daarom droeg Jezus zijn apostelen op om niet alleen het evangelie te verkondigen, maar ook om de zieken te genezen. Paulus noemt het vermogen om te genezen in zijn eerste brief aan de gemeente van Korinthe een gave van de geest, en daarbij doelt hij niet op medische hulp.

Heel belangrijk is dat we beseffen dat de gave van gezondmaking niet primair betrekking heeft op het genezen van lichamelijke kwalen of ziekten, maar op gezondmaking van de hele microkosmos die daardoor weer in verbinding komt met het hemelse gebied waaruit deze is voortgekomen, het koninklijke ouderlijk huis in het oosten in het lied van de parel.

De gave van gezondmaking houdt in dat de dienaar er aan kan bijdragen om een leerling van de ziel autonoom te maken ten aanzien van het opnemen van lichtkrachten. De dienaar kan een groep leerlingen voorbereiden zodat op het juiste moment een ontvonking in hen kan plaatsvinden, waardoor ze zelfstandig lichtkrachten kunnen aantrekken en omzetten, hetgeen bijdraagt aan de heelwording van de microkosmos.

Het proces van heelmaking of heiliging van de microkosmos kan lichamelijke kwalen en ziekten wat verminderen, maar meestal verdwijnen die niet. Wel wordt het vaak wat gemakkelijker om met de lichamelijke moeilijkheden te leven omdat de leerling van de ziel zich daar veel minder of zelfs helemaal niet meer mee identificeert.

De vijfde gave van de geest wordt door Paulus ‘werking van krachten’ genoemd. Daarbij doelt hij op het vermogen van een dienaar om, op basis van een eenpuntige gerichtheid en een innerlijke verheffing, lichtkrachten in zichzelf te verzamelen die hij of zij op een gewenst moment kan uitstorten over mensen in zijn omgeving die daar ontvankelijk voor zijn, en hen zo kan aansporen om de spirituele weg te (blijven) gaan.

De zesde gave van de geest die Paulus noemt kan zich bij een dienaar pas manifesteren als de vijf voorgaande gaven zijn ontvangen en de betrokkene er intensief mee heeft gewerkt. Het is de gave van de profetie die, in tegenstelling tot wat men vaak denkt, niet zozeer te maken heeft met het voorspellen van de toekomst, maar veel meer met het creëren van de toekomst op basis van inspiratie uit hemelse gebieden.

Profeteren houdt in dat een dienaar die volop in het dienende spirituele werk staat innerlijk schouwt wat er in de nabije toekomst nodig is om het bevrijdingswerk efficiënt en effectief uit te voeren, en zich vervolgens samen met anderen inspant met al zijn krachten om de geschouwde situatie concreet te realiseren.

In deze wereld zijn talloze profeten actief. Die dragen lang niet allemaal een zuivere boodschap uit. Hoe weet je of dat wat zij zeggen en schrijven juist is? Je kunt onderzoeken of hun visie in overeenstemming is met dat wat authentieke spirituele tradities leren. Je kunt ook op je innerlijk af gaan, maar als je net aan het begin staat van een spirituele weg is je onderscheidingsvermogen misschien nog beperkt.

Op het gnostieke pad komt het vermogen tot onderscheiding van geesten tot ontwikkeling, de zevende gave van de geest die Paulus noemt. Als je die genadegave hebt ontvangen, hoef je niet uitgebreid te onderzoeken of iets klopt. Dan weet je in een fractie van een seconde in hoeverre een lering, een mens of een groep zuiver is. Dan weet je bijvoorbeeld ook dat het zogeheten spreken in tongen zoals dat in sommige christelijke kringen wordt beoefend niets te maken heeft met de Heilige Geest, maar dat het in feite gaat om spiritistische seances waarbij niet zo hoog ontwikkelde menselijk entiteiten aan de andere zijde van de sluier van de dood warrige boodschappen doorspekt met christelijke en spirituele clichés doorgeven aan bepaalde personen die in trance zijn of als medium fungeren.

Toch heeft Paulus het over het spreken in tongen, en beschouwt hij dat als een geestelijke gave, de achtste in zijn opsomming. Hij verstaat daar echter iets heel anders onder dan de mediamieke praktijken die diverse groeperingen daarvan hebben gemaakt. Als iemand werkelijk bezield is door de heilige geest is dat voelbaar en sommige sensitieve mensen kunnen dat waarnemen als vurige tongen in de aura rondom het hoofd, de tongen van vuur die ook in het pinksterverhaal in de Bijbel, in Handelingen 2, worden genoemd.

Als een dienaar in wie de geestziel werkzaam is getuigt van de spirituele weg, dan fungeert het geluid van de stem als een draaggolf voor een hoge energie uit hemelse gebieden. Om iets te kunnen zeggen over realiteiten die de zintuiglijk waarneembare wereld ver te boven gaan, moet hij of zij gebruik maken van symbolen en begrippen waarvan de betekenis niet direct duidelijk is: van gesluierde taal en van mysterietaal. Zulke gesproken taal kan bij luisteraars diep binnenkomen en een transformerende invloed hebben. Toch is het belangrijk dat er bij hen ook verstandelijk begrip komt. Dat kan door uit te leggen wat de gesluierde taal en de mysterietaal werkelijk wil zeggen. En zo komen we bij de negende en laatste gave die Paulus noemt: vertolking van tongen.

Beschouwingen, verklaringen en toelichtingen zijn allemaal prima, maar we mogen niet vergeten dat niet alles uitgelegd kan worden, want dat is nu juist precies het kenmerk van de mysteriën. Mysterieleerlingen komen tot innerlijk weten op basis van levende ervaringen.

In de negen beschouwingen hebben we pogingen gedaan om vanuit de meer dan vierhonderd jaar oude levende traditie van het Rozenkruis de weg van geestziele-ontwikkeling die je kunt gaan te verhelderen aan de hand van negen klassieke spirituele teksten uit uiteenlopende spirituele tradities. Wij hopen dat de teksten over de mysteriën van de ziel eraan hebben bijgedragen dat je innerlijke lamp ontstoken is of ontstoken zal worden zodat je een door de geest bezielde persoon wordt en blijft. En als je nieuwe zielevlam brandt, hebben we nog het volgende raad voor je: houd je lamp brandende en zorg voor voldoende olie!

We besluiten dit programma ‘Mysteriën van de ziel’ met een gedicht van Rainer Maria Rilke.

Heb geduld met alles
wat onopgelost is in je hart
en probeer je vragen met liefde te bezien,
als kamers die gesloten zijn
of als boeken in een volslagen vreemde taal.
 
Zoek nog niet naar antwoorden.
Die kunnen je nog niet gegeven worden,
omdat je niet in staat zou zijn ze te leven.
En het gaat erom alles ‘te leven’.
 
Leef nu de vragen.
Misschien zul je dan geleidelijk,
zonder het te merken,
jezelf, ooit op een dag,
in het antwoord terugvinden.
 
Rainer Maria Rilke

 

BESTEL MYSTERIËN EN SYMBOLEN VAN DE ZIEL