De komende nieuwe mens – woord vooraf en hoofdstuk 1 en inhoudsopgave van basisboek van Jan van Rijckenborgh

BESTEL DE KOMENDE NIEUWE MENS € 24,40 (HARDBACK)

BESTEL DE KOMENDE NIEUWE MENS € 15,00 (E-BOOK)

DOWNLOAD DE ENGELSE EDITIE ‘THE COMING NEW MAN’ (FREE PDF)

BELUISTER OF LEES DE HOOFDSTUKKEN:

1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18

In onze tijd is het duidelijk dat de mensheid voor een grote verandering staat. In het boek ‘De komende Nieuwe Mens’ van Jan van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21) gaat het om een totale, fundamentele verandering, om de ontwikkeling van het kernwezen in het hart. Het ego opgeven en die zielenkern door het Licht laten groeien, leidt tot dé nieuwe mens met een nieuw bewustzijn. De auteur geeft een magistraal inzicht in deze grootse menselijke mogelijkheid. Voor wie hier voor ontvankelijk is, zal het leven na het lezen van dit boek nooit meer hetzelfde zijn. Het boek is samengesteld uit bewerkte toespraken die Jan van Rijckenborgh aan het begin van de jaren vijftig heeft gehouden voor leerlingen van de School van het Rozenkruis tijdens tempeldiensten op conferenties op het conferentiecentrum Renova in Bilthoven. Dit eerste deel van de zesdelige Renova-bibliotheek is heel veel gebruikt tijdens in kleine bijeenkomsten om beginnende leerlingen vertrouwd te maken met het moderne Rozenkruis. Hieronder volgen het woord vooraf, hoofdstuk 1 en de inhoudsopgave.

WOORD VOORAF

 

De eerste druk van De Komende Nieuwe Mens verscheen in 1953. West-Europa was begonnen met het herstel van de schade van de Tweede Wereldoorlog. Idealisten uit alle windstreken kwamen bijeen om vrede te prediken en een nieuwe wereld vorm te geven. Inmiddels is veel veranderd. Maar de strijd tussen de volkeren is gebleven en meer dan ooit zoekt de mensheid naar een uitweg uit haar zelfgeschapen perikelen.

De Broederschap van het Gouden Rozenkruis vergezelt de zoekende mens in zijn worsteling naar het Licht. Om het pad van innerlijke vrijmaking te tonen en te verklaren, omlijnde J. van Rijckenborgh in Het christelijke inwijdingsmysterie – Dei Gloria Intacta’ (1946) het beeld van de weg die de mensheid voor zich heeft. De Komende Nieuwe Mens is de invulling van die idee.

Tot in de kleinste bijzonderheden beschrijft de auteur de nieuwe tijd en de nieuwe mensheid die in de komende eeuwen de aarde zal bevolken. Daarin is geen plaats meer voor de gecultiveerde persoonlijkheid van nu. In de nu aangebroken fase van kosmische ontwikkeling staat de mensheid voor een totaal nieuw concept: de mens die wordt geleid door de onsterfelijke ziel. Deze mens leeft uit een nieuw bewustzijn. Om dat te bereiken is de weg van gnostieke transfiguratie geopend. Egoïstische belangen moeten en zullen worden opgegeven om dat verheven doel te kunnen bereiken.

De persoonlijkheid die in ‘De Komende Nieuwe Mens’ wordt beschreven, omvat niet alleen het ‘ik’, maar is een viervoudig stelsel van lichamen in verschillende stadia van ontwikkeling. Door dit stelsel te reinigen en er een nieuwe dimensie aan toe te voegen, wordt het geschikt voor transfiguratie. Dat is de volkomen vervanging van de mens-van-nu door een menstype dat leeft uit krachten die nu nog nauwelijks bekend zijn.

Dit menstype, voor vele filosofen en kunstenaars een vaag omlijnd ideaal, beschrijft J. van Rijckenborgh tot in alle details, zodat de moderne zoeker hem kan herkennen en zich naar zijn spoor kan richten. Soms lijken de woorden van de auteur wat gedateerd. U moet echter bedenken dat hij zijn universele boodschap moest weergeven in de taal en de begrippen die in de jaren vijftig gangbaar waren. Aan de kracht van zijn betoog en de waarheid van zijn woorden doen zij niets af.

Rozekruis Pers

1. DE KOMENDE NIEUWE MENS – HOOFDSTUK 1

 

Veel van onze lezers zullen wel eens kennis genomen hebben van occulte of volkenkundige speculaties over de komst van een nieuw mensenras op aarde en over de aard en de eigenschappen van dat ras. Inderdaad zijn er in de loop van reeksen van duizenden jaren telkens nieuwe mensenrassen verschenen en weer uitgestorven en de toekomstige dialectische openbaringen zullen daarop ongetwijfeld geen uitzondering maken.

Er zijn op onze planeet steeds gebieden die smeltkroezen der volkeren genoemd kunnen worden en het is uit zulke smeltkroezen dat uiteindelijk, na vele louteringen, nieuwe rassen opwaken in de tijd. Wanneer er kosmische revolten tot ontwikkeling komen, gehele vastelanden verzinken en vele andere rampen een einde maken aan het leven van tallozen, dan zijn er altijd mensen die aan zulke catastrofen ontkomen en ook, deels opzettelijk, van te voren in veiligheid worden gebracht: zij worden naar veiliger oorden overgebracht. Uit deze ‘laatste overblijfsels’ der dialectische mensheid worden nieuwe rassen gecultiveerd, die op den duur aan alle bij een kosmische revolte omgekomenen opnieuw gelegenheid tot incarnatie geven.

Hoe zo’n wederbevolking van een gereinigde aardbol in haar werk gaat, zult u zeker fragmentarisch wel gelezen hebben; talloze legenden en mythen verhalen daarvan. Denk bijvoorbeeld aan het verhaal van Noach, die, ontkomen aan de vloed, wederom vaste grond vindt op de berg Ararat en met zijn gezin de basis wordt voor een nieuwe wereldbevolking. Dit verhaal komt in de een of andere vorm in de mythenschat van vrijwel alle volkeren voor.

Zo draait het wiel van de tijd door jaren, eeuwen en eonen en met recht kan de wijze Prediker zeggen: ‘Al wat is, is reeds geweest in de eeuwen die achter ons liggen.’ Dit geldt ook met betrekking tot het komen en gaan van mensenrassen. In diepste wezen zijn dit geen ‘nieuwe’ rassen, in de letterlijke betekenis van het woord, doch een terugkeer van oude rassen of van vermengingen daarvan.

Het zijn steeds dezelfde dingen, feiten en mensen die in de gestadige wentelingen der dialectiek onophoudelijk de revue van het actuele gebeuren passeren. En wanneer wij u nu gaan spreken over de komende nieuwe mens, dan moge het u terstond duidelijk worden dat wij geenszins de bedoeling hebben u in te lichten over een komend dialectisch mensenras. Zoals gezegd, is ieder nieuw ras dat tot dialectische openbaring komt, reeds geweest in de eeuwen die achter ons liggen, zodat het een waan is daarbij van ‘nieuw’ te spreken. Zelfs als het nieuw zou zijn, zou een dergelijke rasopenbaring niet belangrijk zijn voor leerlingen van de moderne Geestesschool. Immers, wij streven naar bevrijding uit de eindeloze ommegang in de tijd en wij streven naar het oorspronkelijke leven van het Koninkrijk Gods, dat niet van deze wereld is.

U dient daarom onze uiteenzettingen over de komende nieuwe mens in nieuwe zin te verstaan, want wij zijn daarbij in geen enkel opzicht gericht op occulte of volkenkundige wetenschap. Wij vestigen er echter uw aandacht op dat er ook in de zuivere, heilige taal sprake is van een nieuw mensenras, doch hier in zeer uitzonderlijke zin. Dit nieuwe ras staat onder verschillende namen bekend. Soms spreekt men van de komst van het volk Gods op aarde, dan weer van de Una Sancta, van een heilige Broederschap, en op vele andere wijzen. U zult dit zeker weten, doch u moet dit alles in de juiste zin begrijpen om allerlei vergissingen te vermijden.

Er is een heilige Broederschap, de Universele Broederschap, de Broederschap van het Oorspronkelijke Rijk, doch in de zo juist genoemde aanduidingen van de heilige taal wordt die Broederschap meestal niet bedoeld. Nee, met nadruk wordt de aandacht gevestigd op de vorming van een geheel nieuwe Broederschap, een geheel nieuwe Una Sancta.

Als wij, tot goed begrip, de problemen die hiermee verbonden zijn, tijdruimtelijk beschouwen, zien wij aan de ene zijde de dialectische wereld en mensheid en aan de andere zijde het Koninkrijk Gods en zijn bewoners. Tussen deze twee werelden gaapt een wijde kloof, die tijdruimtelijk onoverbrugbaar is. Mensen en rassen van vlees en bloed, mensen van de gewone, dialectische natuur, kunnen deze kloof niet overtrekken. Daarom draait in de dialectische wereldorde het gehele leven als een wiel om de eigen as, in onophoudelijke terugkeer, in eindeloze herhaling.

Nu weten wij dat de Broederschap van het andere rijk de gevallen en gevangen mensheid tracht te verlossen. Zij onderneemt daartoe een arbeid welker aanzichten in de Geestesschool voortdurend besproken en bestudeerd worden. Velen in deze wereld reageren met ernst en toewijding op de suggesties der Universele Broederschap. Wij weten niet hoevelen het er zijn, doch dat zij er zijn is zeker. Wij weten niet in welke landen zij wonen en tot welke volkeren en rassen zij behoren, doch met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen wij aannemen dat in nagenoeg alle landen dergelijke reagerenden woonachtig zijn.Velen tonen eigenschappen en gerichtheden zoals wij die eveneens in onze School aantreffen.

Al deze mensen, uit de gehele bonte verscheidenheid van landen en volkeren, zullen op een bepaald moment in de wereldhistorie uit alle landen en hemelstreken tot één gemeenschap worden verbijzonderd en tot een exclusief ras worden samengevoegd, dat zich niet zal kenmerken door het bewonen van een bepaalde landstreek op aarde, doch dat aan het verderf der dialectische wielwentelingen zal worden ontheven en het wonder zal volbrengen heen te trekken over de onoverbrugbare kloof naar het Verloren Vaderland. Het is op deze wordende nieuwe gemeenschap, dat de heilige taal doelt.

Daar de tijd voor zulk een rasvorming in de dagen onzer jaren aangebroken is, is het onze taak uw aandacht daarop te vestigen en na te gaan hoe dit alles zich zal voltrekken en de aanzichten van deze wondere ontwikkeling te bestuderen. Allereerst is het onze bedoeling deze uitzonderlijke en wonderlijke manifestatie van een geheel nieuw, niet-dialectisch mensentype in deze wel-dialectische wereld van de mystiek-filosofische kant te benaderen. Vervolgens zullen wij nagaan op welke wijze dit alles mogelijk is. En tenslotte welke uitkomsten wij naar aanleiding daarvan kunnen verwachten.

In de eerste brief aan de Thessalonicenzen spreekt Paulus over het nieuwe ras der bevrijding, zeggende: ‘Wij willen u niet onkundig laten wat betreft hen die ontslapen, opdat ge niet bedroefd zijt, zoals de andere mensen, die van deze dingen niets verstaan. Want zo zeker als wij geloven dat Jezus gestorven en opgestaan is, zo zeker zal God ook hen die in Jezus ontslapen zijn, met Hem wederbrengen. Want dit zeggen wij u: wij, levenden, die hier achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan. De Heer zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank van een bazuin Gods, nederdalen van de hemel en zij die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan. Daarna zullen ook wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken weggenomen worden, de Heer tegemoet in de lucht. En zo zullen wij voor altijd met de Heer zijn.’

Deze mystiek-transfiguristische taal, die helaas door eeuwen natuurreligieuze praktijk als het ware is doodgepreekt en door tallozen, als gold het een privaatbezit, wordt misbruikt, bevat het gehele wordingsschema van de nieuwe Ecclesia.

Ten eerste blijkt eruit, hoezeer, in overeenstemming met de transfiguristische wijsbegeerte, de levensverblijven in en van de spiegelsfeer ook door Paulus niet worden aangezien als hemelse gewesten. Zowel de spiegelsfeer als de stofsfeer der dialectische natuur is voor hen die in werkelijke binding met de Christushiërarchie gekomen zijn, slechts een tijdelijk verblijf. Allen die in werkelijk transfiguristische zin in het proces der nieuwe wording opgenomen zijn, al is dit nog slechts in een elementair stadium, dienen dan ook iedere vorm van bedroefdheid en ieder gevoel van eenzaamheid te laten varen. Zulke gedragingen, die normaal geacht kunnen worden voor de gewone natuurmens, zijn een waan voor hen die in Christus’ licht vrijgemaakt zijn.

Ieder proces heeft natuurlijk een begin. En als u eenmaal klaar zult inzien hoezeer het proces van heiligmaking, dat wij bedoelen, lijfelijk ingrijpt op en in de gehele microkosmos van de mens, hoezeer dit proces biologisch en structureel tot in iedere vezel van het wezen bevestigd wordt, dan zult u klaar weten dat reeds het begin van dit proces vrijheid betekenen móét. Het afgescheidenheidsbesef, de ervaring van totale verbrokenheid, is naar de gewone natuur zeer normaal, doch in het licht der vernieuwing hoogst abnormaal. Wie dit weet, begrijpt tegelijkertijd dat het er niet toe doet aan welke zijde van de sluier des doods een mens leeft, wanneer hij eenmaal de binding der absolute vrijheid verkregen heeft. Wie uit de stofsfeer vertrekt zonder deze binding, zal tot incarnatie moeten terugkeren, doch wie die binding bezit, behoeft niets meer te vrezen. Het wiel der dialectiek zal zo iemand niet meer terug kunnen sleuren en geen enkele spiegelsfeerinvloed zal hem nog kunnen begoochelen.

Hoewel daarover tot nu toe niet veel gesproken is, dient u te weten dat de Geestesschool ook achter de sluier des doods werkzaam is en ook daar, met vele genadegaven toegerust, voor haar leerlingen zorgt. Door de geheel andere verhoudingen en toestanden waarin de School aan gene zijde werkzaam is, zijn heel wat moeiten die wij hier kennen aldaar geheel weggevallen, zodat de leerlingen daar in ongestoorde rust kunnen voortgaan met het proces waarmee zij in de stofsfeer begonnen zijn. Daarom is het zeker dat wij, wanneer wij van hier gaan, elkaar straks opnieuw zullen ontmoeten.

Het is noodzakelijk dat u hiervan niet onkundig bent en daarom ook bij het verscheiden van een vriend of vriendin geen spoor van droefheid zult tonen, zoals andere mensen die van deze dingen niets verstaan. Integendeel, er dient bij u grote blijdschap te zijn, wanneer u serieuze medeleerlingen voor u uit de drempel des doods ziet overschrijden. Zij worden ‘ontslapenen naar de natuur’ genoemd.

Een naar-de-natuur-ontslapene is niet zonder meer een mens die het stoffelijke lichaam heeft afgelegd, doch een mens die aan iedere dialectisch-natuurlijke greep en invloed onttrokken wordt. Zulk een mens wordt bij zijn heengaan uit de stofsfeer overgebracht naar een gebied dat naar wezen en vibratie buiten de spiegelsfeer gelegen is. In deze zin dient u de uitdrukking ‘In Jezus ontslapen’ te verstaan. Doch let wel: een ontslapene is nog geen opgewekte! De opwekking geschiedt eerst aan het einde van het proces waarin de ontslapene zich bevindt.

Opgemerkt dient te worden dat de toestand van het ‘naar de natuur ontslapen zijn’ ook bereikt kan worden terwijl men nog in de stofsfeer leeft. Het is de toestand van totale ikverbreking. Het voordeel van het ‘ontslapen zijn’ boven de toestand van ikverbreking in de stofsfeer mag duidelijk worden geacht. Immers, de in Jezus ontslapen mens is het stoffelijke lichaam met zijn etherische dubbel reeds voorgoed kwijt en kan rustig voortbouwen op de verkregen beginselen der vernieuwing. De ikverloren stofsfeermens heeft daarentegen nog vrijwel iedere minuut rekening te houden met de aanwezigheid en de eisen van een stoffelijk organisme, dat tot de natuur des doods behoort. Daarom is het ook duidelijk dat de ontslapenen de stofsfeerleerlingen zullen voorgaan in het proces der vernieuwing, zoals Paulus verklaart, want zij zullen dit proces in sneller tempo kunnen voltrekken.

Het is in het voorgaande onze bedoeling geweest u bewust te maken van het feit dat, te midden van de gewone mensheid, uit alle landen en volkeren der aarde zich een nieuw volk aan het vrijmaken is, een volk Gods, een schare die niemand tellen kan. Dit volk, dat zich in de stofsfeer openbaart en daarvan uitgaat, heeft de dood in geen enkel opzicht meer te vrezen. Integendeel, het sterven is hem gewin. Dit volk wordt gereedgemaakt voor een zeer bijzondere reis, een reis die Paulus aanduidt als ‘de Heer tegemoet gaan in de lucht’. Dit is een universele uitdrukking ter aanduiding van een volgend proces, dat betrekking heeft op een verandering van nieuw zielewezen tot geesteswezen: het is de reis naar het Onbeweeglijk Koninkrijk.

Het zal u bekend zijn dat ook de mensheid, gezien als een eenheid, aan wielwenteling onderworpen is. Deze wenteling vangt aan bij een nieuwe dag van dialectische openbaring en eindigt bij een kosmische revolte, om zich dan telkens en telkens weer te herhalen. Bij het naderen van het einde van een kosmische dag worden de verhoudingen en vibratietoestanden tenslotte van dien aard, dat er vóór de nieuwe dag van openbaring zal zijn aangebroken geen mensen meer kunnen worden gered en bevrijd. Wanneer de laatste mens die daartoe de mogelijkheid bezit in het proces van vrijmaking is opgenomen, vindt het ‘geklank der laatste bazuin’ plaats. Dan worden alle bevrijden weggenomen van het dialectische levensveld, met zijn beide sferen, en vangen zij de glorieuze thuisreis aan.

De nieuwe Broederschap, de nieuwe Una Sancta, is dan gevormd: zij gaat uit ‘de Heer tegemoet in de lucht.’ Zij is de groep die van deze aarde gekocht is. Haar leden zijn, ten eerste, toen zij nog waarlijk zoekenden waren, door de geest Gods ontstoken, ten tweede: in Jezus ontslapen, en ten derde door de Heilige Geest opgenomen in het proces van wederbaring tot kinderen Gods.

INHOUD

Woord vooraf

Eerste deel: Zelfkennis als voorwaarde voor nieuwe menswording

1.1 De komende nieuwe mens: De Una Sancta – De Heer tegemoet in de lucht

1.2 Christus, de universele bron van licht en kracht: In de wereld, maar niet van de wereld – De ware geestelijke Zon – Het geestvonkatoom – Ultra-violet en infra-rood – Hora Est!

1.3 De zevenvoudige werking van de goddelijke zon: Ikverbreking door negatie – De zeven stralen van de goddelijke zon – Het wekken van het geestvonkatoom – De fase van het zoeken – Het wonderbare juweel – De mentale conceptie van de onsterfelijke mens

1.4 Het wezen van de menselijke gevangenschap: Gedachtenvormen en hun werkingen – De oerdrift van het bloed – Het begeertewezen, het bloeds-ik – Het lever-milt-systeem – De mentale conceptie van de onsterfelijke mens – Het uitdrijven van het bloeds-ik

1.5 Er is geen brug tussen natuurmens en geestmens: De drie natuurego’s – De schijn van de cultuur – De verontrusting-  Het werk des Heren

1.6 Zwaartekracht en bevrijding: Het geloof in uw hart – Verlangen als elektromagnetisch vermogen – De microkosmos – De weg naar de poort van de mysteriën: stil zijn voor God – De twee elektromagnetische velden – Transfiguratie – Het nieuwe levensveld

1.7 De dwaasheid van het kruis: Het dwangbuis van de natuur – Het verzet tegen het transfigurisme – In goed gezelschap – Het Universele Koninkrijk – De kosmische zevenheid – De dialectische aarde – De natuurkrachten en de oertypen

1.8 God – oertype – mens: Het Koninkrijk Gods is binnenin u – De oertypen van de mensen – Het geestvonkatoom en het oertype – De huidige bestaanswerkelijkheid – Het herstel van de verbroken eenheid: God – oer- type – mens – De universele Broederschap Christi als middelaar – De Trooster – Het beeld van de onsterfelijke

1.9 De goddelijke alchemie en de mens: De fundamentele goddelijke alchemische formule van onze planeet – De oersubstantie; de universele materia magica – De grote adem – De oorspronkelijke ziel – Waterstofgas – Het stofgeboren zielebeginsel – Tweemaal geborenen – De wedergeboorte uit water en geest – De levende waterstofbom – Waterstof, zuurstof, stikstof, koolstof – Onze zevenvoudige moederplaneet – De vier heilige spijzen

1.10 Ken u zelf: Lucifer – De ik-ziel is slechts een natuurverschijnsel – De doelloosheid van de ik-mens en zijn wereld –  De fundamentele eenheid van de mens met het Luciferische veld – De waan van het occultisme – De hel en het helse vuur – De dialectische hiërarchie – De waan van de natuurreligie – De noodlotsgang in Lucifer – De roep van de Geestesschool tot bezinning –  Verlossing door evolutie een onmogelijkheid – Twee slangenvuurbeginselen – Christus en Lucifer – De Pinksteropdracht van de leerling – De herrijzenis van de morgenster – De geest en de bruid

1.11 De roos der zevenvoudige openbaring Gods: Het Rozenkruis – De concreetheid en realiteit van het grote doel – Het menselijke bestaansveld een afgesloten geheel – De vier dialectische spijzen – De vier heilige spijzen – De zee van de levende wateren – De twee atmosferische velden – De Christusroep tot terugkeer – Nieuwe tempelbouw – De eerste steenlegging – De leerling-tempelbouwer aan de arbeid – De ingang in het oorspronkelijke elektromagnetische veld

1.12 De onvermijdelijkheid van de kruisgang:  De gestileerde roos – De kruisgang – Het kostbare juweel in de lotus – Het doel van de Geestesschool – De twee levensvelden – De roep van de universele Broederschap – De noodzaak van zelf- bevrijdende handeling – Het vernemen van de roep – Vals mysticisme – Het gevaar van de natuurreligie – Het gaan van het pad – Gelovigen, geroepenen, uitverkorenen

1.13 De opgang tot vrijheid: God kent al zijn kinderen bij name – De zondestaat van het ik- bewustzijn – Het Luciferische atoom en het Christus-atoom – De primaire noodzaak van de wedergeboorte van de ziel – De doop in de Jordaan – De drie fasen van de evangelische opgang tot vrijheid – Het bereikbare begin

1.14 Het levende evangelie der vrijheid: De scheidingslijn – De ondergang van het ik in Jezus de Heer – De omwandeling van Jezus – Het Evangelie geschreven in het hart – De evangelische kruisgang een vreugdegang – De laatste bladzijde van het Evangelie – De waarachtige Apostolische Kring – De zegebede vanuit de Derde Tempel – De alles vermogende genade – De gruwelijke parodie op het evangelie van de vrijheid

1.15 Kennis van de natuur des doods: De oorzaken van de menselijke gevallenheid – De voorbereiding tot de navolging Christi – De microkosmos als atoomzuil – De onmisbaarheid van de ondermenselijke natuurrijken – De tragiek van de pogingen tot zelfbescherming van de mens

1.16 De waan van de dialectiek: De algemene wereldtragiek – Bevrijdende zelfkennis – De moeheid van de zoekende ziel – Waanzin – De poging het Koninkrijk te imiteren – De bestendige gevangenschap van de mensheid – Judas en zijn noodlotsgang – De drievoudige signatuur van het verraad – Het fatale einde – Het grote gevaar op het pad

1.17 De twee gestalten in de microkosmos: Het drievoudig spooksel – Het einde van Judas – Drie grote belemmeringen voor het vinden van het pad – Het aurische wezen, het hogere zelf – Het lagere zelf – Lucifer, de vuurgod – Het uitspansel als lipika – De afhankelijke toestand van het aurische wezen – Het aurische wezen als natuurgod – De waan van het occultisme – De latente geestelijke zon – De verzoeking in de woestijn

1.18 Hij moet wassen, ik moet minder worden: De macht van het hogere zelf – De invloed van het hogere zelf bij het aardse geboorteproces – Het huidige bestaan slechts een natuurproces – De fictie van de idee van voortbestaan en reïncarnatie – Het ongoddelijke bestaan van de mens, door zelfketening aan het hogere zelf – Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde – De algehele liquidatie van onze natuurstaat – Jezus Christus, de gans Andere – De weg van de volkomen verootmoediging – De terugkomst van het licht

Tweede deel: het zevenvoudige pad van nieuwe menswording

2.1 Geloof, deugd, kennis: De gevaren van het pogen op het horizontale vlak – De sleutel tot het pad: het geloof – Het ware geloofsbezit – Deugd – Kennis – De toorts van de pinealis

2.2 Zelfbeheersing (I): De zelfbeheersing van de dialectische mens – De gevolgen van de verdrongen natuurdriften – Het inferno van de generzijdse grensgebieden – Het ontstaan van de ‘hogere spiegelsfeergebieden’ – Het Efeziërschap – De gemeenschappelijke schuld van mens tot mens – De noodzaak van het pad van genezing

2.3 Zelfbeheersing (II): De twaalf krachten – De drie groeifasen van de dialectische mens – De ster van Bethlehem – Het zwaard in de ziel – De strijd van de twee naturen – De ware zelfbeheersing

2.4 Volharding: De volharding van de dialectische mens – Reinheid des harten – Shock – De noodzaak van de volhartigheid – Zonde

2.5 Godsvrucht (I): De godsvrucht van de dialectische mens – De werking van het suprême geneesmiddel – De lijfelijke verandering van de leerling – De vier heilige spijzen – Het tweede slangenvuur – Pingala en Ida, Ananias en Saffhira – De nieuwe bewustzijnszuil – De thymus – Een nieuw zenuwstelsel – De stad met de twaalf poorten

2.6 Godsvrucht (II): Handelingen 5 – De gemeenschap met de Christusradiaties – Een nieuw bewustzijn – Het vermoorden van de nieuwe magnetische straling – De jongelingen – De volstrekte eis tot ikdoding

2.7 Godsvrucht (III): Een nieuwe lichaamsgestalte – De ‘zelfmoord’ van de Katharen – Twee bewustzijnskernen – Het ledige graf – De Apostolische Kring

2.8 Naastenliefde: God geopenbaard in het vlees – De liefde van de dialectische mens – Humanisme – Gevangen in de Gnosis – In de wereld, maar niet meer ván de wereld – Vissers van mensen – Het geheim van de arbeid van de Geestesschool – 1 Korinthe 13

2-9 Liefde (I): De drie tempels – Het vissen van mensen – De drie heilige wetten van het apostolaat

2.10 Liefde (II): Het komende nieuwe leven – De komende nieuwe mens – Bevrijdend heilbegeren – De toegang tot het nieuwe rijk – De bouw van de nieuwe tempel – De verheerlijkte nieuwe persoonlijkheid

Derde deel: de gaven en vermogens van de nieuwe mens

3.1 De aurische wedergeboorte: Tot wie wij spreken – De bouw van de ark – De werkplaats van de bouwer – De dwaling van de tongenbewegingen – De liefde die zonden bedekt – De microkosmische revolte

3.2 Gevolgen van de aurische wedergeboorte: Gevolgen van de microkosmische revolte – Vergeef ons onze schulden – De eerste herscheppingsdag: nieuwe gaven en vermogens – Wat gezondmaking niet is

3.3 De gave der gezondmaking: Drie ambten, vijf taken, negen vermogens als accenten van nieuwe menswording – De gevaren van negatieve belangstelling – Wat gezondmaking is – De mateloze hulp tot verlossing – ‘Zoek eerst het Koninkrijk Gods….’ – Heiligmaking, een kruisgang tot gezondwording

3.4 De taken: vijf stromingen tot gezondmaking: De zevenvoudige Wereldbroederschap – De staat van de twee naturen – De gave der gezondmaking – De openbaarmaking van de zonen Gods – De genezingshulp van de vijf taken – Het badwater van Siloam – Het wekken van de roos – Een nieuwe schakel in de gouden keten

3.5 De vermogens (I): De begrensdheid van de gave van de genezing – Het vermogen van geloofsoverdracht – Het vermogen van wijsheid en beeldprojectie – Het vermogen van verstandelijke analyse en overdracht van inzicht en begrip – Het vermogen van de nieuwe wil – De gave der gezondmaking

3.6 De vermogens (II): De typeverandering – De aanvang van de gezondmaking – Ontvonking – Het vermogen tot onderscheiding van geesten

3.7 De dood verzwolgen in de overwinning: De boodschap van het einde – Geen bevrijding door evolutie – De twee naturen – De laatste bazuin  Het vacuüm van Shamballa – Dood, waar is uw prikkel?! – De nacht zal spoedig voorbij zijn

3.8 Het nieuwe levensveld: Het kleed zonder naad – Het tehuis Sancti Spiritus voor de nieuwe oogst – Johannes en Jezus – Het medearbeiden aan het gebouw Gods – Bloedstorting

3.9 Het vermogen van profetie: De werkelijke dienaar des Woords – De ware profeet – De vermogens van de profeet – Het doel en de taak van de profeet – Bouwen op de hoeksteen: Christus

3.10 Het vermogen der tongen: De verstoring van de magnetische polen van het dialectische veld – Het openbaarworden van de kinderen Gods – Transfigurisme en deze wereld – De gang van de dingen vertraagd – Tongen – Nogmaals: het aurische wezen – Tongen van vuur – De wording van de nieuwe tongen

3.11 Het vermogen van de uitlegging van talen: Nieuwe tongen van vuur – De waan en gevaren van de tongenbeweging – Vraag de doden niet – Sensitiviteit – Het verkrijgen van de gaven der tongen – De groei van het nieuwe bewustzijn – De gave van de uitlegging van talen

BESTEL DE KOMENDE NIEUWE MENS € 24,40 (HARDBACK)

BESTEL DE KOMENDE NIEUWE MENS € 15,00 (E-BOOK)

DOWNLOAD DE ENGELSE EDITIE ‘THE COMING NEW MAN’ (FREE PDF)

BELUISTER OF LEES DE HOOFDSTUKKEN:

1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18