Het wezen van de menselijke gevangenschap – hoofdstuk 4 uit ‘De komende nieuwe mens’ van Jan van Rijckenborgh

 

BELUISTER OF LEES DE HOOFDSTUKKEN:

1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18

BESTEL DE KOMENDE NIEUWE MENS € 24,40 (HARDBACK)

BESTEL DE KOMENDE NIEUWE MENS € 15,00 (E-BOOK)

DOWNLOAD DE ENGELSE EDITIE ‘THE COMING NEW MAN’ (FREE PDF)

Hieronder volgt het vierde hoofdstuk uit De komende nieuwe mens, een magistraal geschrift waarin Jan van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21) de weg van transfiguratie uitgebreid toelicht.  Dit boek is heel veel gebruikt tijdens in kleine bijeenkomsten om beginnende leerlingen vertrouwd te maken met de wijsbegeerte van het moderne Rozenkruis.

Zoals wij zagen moet de kandidaat voor het nieuwe bevrijdende leven in het proces van heiligmaking dat hij dient te doorleven allereerst het beeld van de onsterfelijke, hemelse, oorspronkelijke mens formeren. Door fundamentele levensverandering moet hij deze mentale conceptie, dit gedachtebeeld, in zijn ademveld opbouwen.

Het is u wellicht bekend dat alle gedachtebeelden van de mens in het ademveld worden opgenomen. Gedachten zijn dingen, het zijn lichtflitsen, lichtstoten van het brein. Deze lichtstralen zijn verbindingen van zeer ijle stof, die met heel fijne instrumenten zelfs weegbaar zijn. Aldus wordt het begrijpelijk dat gedachten dingen zijn, inderdaad stoffelijke vormen, doch van veel ijlere aard en bouw dan onze grof-materiële lichamen. 

Deze gedachtenvormen blijven in of nabij het directe actieveld van hun scheppers. Met gedachtenvormen van dezelfde soort sluiten zij zich aaneen en worden daardoor steeds machtiger. Als men deze gedachtewezens in het ademveld mentaal niet belevendigt en zij dus in rust zijn, zien zij eruit als wolkachtige formaties, die, evenals wolkenvormingen in de lucht, een duidelijke beweging vertonen.

Als wij een mens observeren, nemen wij waar hoe deze gedachtewolken rechts van het lichaam, ter hoogte van het middel, ontstaan, opstijgen tot boven het hoofd, om dan weer links van het lichaam neer te dalen en te verdwijnen, wederom ter hoogte van het middel. Wanneer wij dus een ander gadeslaan, is deze circulatie te vergelijken met de gang van de wijzers van de klok; nemen wij dit proces bij ons zelf waar, dan is de beweging daaraan tegengesteld.

Deze gedachtenwolken moeten worden gevoed, omdat ze schepselen, levende wezens zijn. Gedachten zijn levende entiteiten van een bepaalde orde en klasse en zij zijn voor hun instandhouding aangewezen op de lichtkracht, de lichtstof, van het brein dat ze voortgebracht heeft. Daarom zullen deze wezens hun scheppers bidden, ja zo mogelijk zelfs dwingen, hen met dezelfde gedachtenkracht als waaruit zij werden geschapen, te voeden en in stand te houden. De wijze waarop deze dwang door uw gedachtenkinderen wordt uitgeoefend, zullen wij u beschrijven.

Wanneer een mens voor deze zeer natuurlijke dwang bezwijkt – en hij doet dat dagelijks en vrijwel ieder uur – dan zien wij hoe uit deze mentale wolken, die in het ademveld circuleren, duidelijke vormen oprijzen, waarvan de ogen wellicht de meest sprekende uiterlijke kenmerken zijn. Naarmate de vorm mentaal wordt gevoed, gaat er van de ogen een steeds krachtiger, verlammende, hypnotiserende invloed uit. Door deze hypnose vanuit het eigen mentale kroost wordt de betrokken mens gedreven tot een daad, tot reeksen van daden, en vervalt daardoor tot volkomen slavernij aan deze fantomen.

Zo zijn alle mensen in de loop van de eonen slaaf geworden van hun waan, van hun vooroordelen en ondeugden, die door hun gedachtewerking gestalte hadden gekregen in hun ademveld, door hen werden onderhouden en gevoed en hen tenslotte geheel gingen overheersen. De levenshouding die u veelal betreurt, waartegen u zich dikwijls volkomen machteloos verzet, de levenshouding die uw leven vergalt, omdat u een hekel krijgt aan u zelf en alle zelfrespect dreigt te verliezen, is het gevolg van de dwang die uitgaat van deze cirkelgang van de denkgewoonten, van uw mentale concepties in het ademveld.

De mensheid is zeer ziek, dodelijk ziek, zij is het slachtoffer van haar scheppingsdrift en er is geen aardse mens op wie dit niet van toepassing is. Het feit dat de dialectische mens het besproken scheppende vermogen van zijn brein van seconde tot seconde op zulk een ontzettende, chaotische wijze misbruikt, met alle fatale gevolgen van dien, heeft de mens verlaagd, dikwijls tot beneden het niveau van een dier. Wanneer de heilige taal tegen het misbruik van de heilige scheppingsfunctie fulmineert, doelt zij op dit verderfelijke gebruik van het mentale vermogen dat aan een schier grenzenloos begeerteleven en zijn gevolgen ondergeschikt is gemaakt. Opgesloten in de cirkelgang van de denkgewoonten zijn vele mensen dan ook te zwart en te misdadig om aan te vatten.

Wanneer u de hand in eigen boezem steekt en uw eigen leven in het oordelende licht van de Broederschap plaatst, zult u erkennen dat u, opgesloten in de keten van de denkgewoonten, ondervonden hebt hoezeer door u niét gewenste gedachten om onnaspeurlijke redenen toch naar boven woelen om hun heilloze gang te gaan. Hoevele malen hebt u niet uitgesproken: ‘Wat ik niet wil, dat doe ik!’

Wat is dan de oorzaak van deze funeste, ongewilde stroom van lager denkleven, die in zo ontstellende mate aan uw contrôle ontsnapt? De oorzaak kan in het algemeen worden aangeduid als: het bloed. De begeerte, de vatbaarheid voor heilloos leven, zit de mens in het bloed. De dialectiek is fundamenteel in het bloed verankerd.

Tracht u met uw wilscultuur de bloedsdrift van de natuur te beteugelen, dan zult u misschien in enkele opzichten de stroom van het bloed kunnen kanaliseren, doch deze zal zich dan in andere opzichten sterker dan ooit doen gelden. Iedere dialectische mens, niemand uitgezonderd, is in enig opzicht, zij het soms zeer in het verborgene, gevaarlijker dan een verscheurend dier. De drift van het bloed breekt zich, hoe dan ook, baan; dat is een levenskwestie van het mensdier.

Hoe komt deze drift, deze oerdrift, in het bloed? Als wij deze klemmende vraag willen beantwoorden, zullen wij uitvoerig moeten zijn. Tot op dit moment heeft de School van het Rozenkruis zich ertoe bepaald daaromtrent slechts filosofische en mystieke verklaringen te geven, doch nu de tijd daar is, is een meer wetenschappelijke uiteenzetting geboden.

Het is u wellicht bekend dat wij in onze wijsbegeerte spreken van een viervoudige persoonlijkheid. Deze viervoudige persoonlijkheid willen wij nu op een geheel andere wijze dan tot dusverre benaderen. Het stoffelijke lichaam openbaart zich in en door een geconcentreerd etherveld. Voor zover dat etherveld in het lichaam werkt en optreedt, spreken wij van levenslichaam, omdat de mens uit en door de ethers leeft. Even buiten het stoflichaam heeft het etherlichaam nog de vorm van het stoflichaam, doch dan vervloeit deze vorm al spoedig in het openbaringsveld of ademveld.

Het mentale vermogen in het brein is eveneens een etherverbinding en wel een verbinding van zeer ijle samenstelling. Vervolgens is er in het lichaam een bewustzijn. Wij vinden het in het hersen-ruggenmergstelsel, de slangenvuurkolom, en wij weten dat dit bewustzijnsvuur zeer nauw verbonden is met het bloed en het zenuwfluïde. Dit bewustzijn nu, te zamen met het bloed en het zenuwfluïde, wordt bestuurd door het begeertewezen en is daar uit te verklaren.

Dit begeertewezen is dan ook de innerlijke kern van het dialectische, stoffelijke bestaan. Het is het ’ik’, het bloeds-ik, de aardse ziel. Het heeft in het lichaam een aanwijsbare woonplaats: het lever-miltsysteem. Daarin heeft het niet slechts figuurlijk, doch letterlijk woning. De lever, de milt, de nieren en bijnieren, alsmede de plexus solaris – de zonnevlecht, het befaamde bekken-hersencentrum – vormen het domein van het bloeds-ik, van het begeertewezen.

De lever is het suprême orgaan, waardoor de mens leeft. Als u op deze naam let, weet u dat de oorspronkelijke naamgevers van sommige volkeren hiervan wisten. In het lever-miltsysteem, met de daarbij behorende organen, wordt het bloed, het zenuwfluïde, het slangenvuur, en daardoor de gehele mens, gecontroleerd en in een bepaalde staat-van-zijn vastgehouden. Alle lichtkrachten en hun hormonale werkingen, die niet uit de natuur te verklaren zijn, worden dan ook in dit systeem weer uit het bloed verwijderd.

Wij zeiden dat de kern van het ik-wezen in dit systeem woont. Zij ligt in de milt besloten. Tijdens de waaktoestand ligt zij als het ware als een spiraal in de milt opgerold, doch gedurende de slaaptoestand treedt zij naar buiten: de spiraal ontrolt zich, een wolkachtig lint komt uit de milt te voorschijn en wij zien hoe deze wolk zich in het ademveld tot een gedaante vormt, namelijk de gedaante van de werkelijke, dialectische mens, zijn begeertewezen, zijn ware bloeds-ik. Dit ik ziet er meestal geheel anders uit dan de stoffelijke gedaante. Een beschrijving daarvan willen wij echter liever achterwege laten!

U zult begrijpen dat dit begeertewezen, als het zich in het openbaringsveld manifesteert, geheel iets anders is dan de denkwezens waarvan wij zoëven spraken. Dit, het ware dialectische ik, kan zich gedurende de slaap vrij ver van het stoflichaam verwijderen, doch lang niet zover als het mentale lichaam. Als u nu weet dat al uw nachtelijke ervaringen in dit begeertewezen plaatsvinden en daarin worden opgenomen, en dat dit bloeds-ik volledig van de natuur is, zal het u duidelijk zijn waarom het volstrekt uitgesloten is dat het impressies van bevrijdende aard opdoet. Het natuur-ik kán niet ontvankelijk worden gemaakt voor hoger leven. Het dient te sterven. Immers: ‘Vlees en bloed kunnen het koninkrijk Gods niet beërven.’

Ook als u om de een of ander reden hevig geëmotioneerd bent, treedt, zonder dat u het weet, het ik-wezen uit de milt naar buiten, als gereed om zich op een eventuele aanvaller te storten. Behalve woning van het ik-wezen is de milt de voornaamste toegangspoort van het lichaam voor etherkrachten. Het begeertewezen voedt zich met deze krachten, leeft daardoor en controleert aldus het gehele lichaamssysteem. Tenslotte werken ook de mentale fantomen, die wij u in hun wording, doen en laten hebben beschreven, zeer krachtig in op de milt.

Het proces dat hiermee gepaard gaat kan als volgt worden beschreven: Het begeertewezen jaagt het brein aan tot het gebruik van zijn scheppend vermogen, tot zijn mentale activiteit, in overeenstemming met de aard en de behoeften van het bloeds-ik, waardoor het gehele adem- of etherveld van de microkosmos bevolkt wordt met mentale wezens.

Ieder van deze gedachtenbeelden vormt een brandpunt van etherkrachten die zich in het openbaringsveld ophouden en het transmuteert deze overeenkomstig zijn aard. Zo wordt door al deze denkwezens het etherveld dus op een bepaalde wijze bewerkt en het resultaat daarvan wordt door het begeertewezen, het ik, door middel van de milt met wijde teugen opgeslorpt. Al deze krachten circuleren als door een sluis: de milt in, bij de lever naar buiten. Aldus dient het gehele levensproces ertoe, het begeertewezen, het bloedswezen, het ik, te voeden. Dit is het sinistere beeld van uw werkelijkheid!

Als u nu dit armzalige en tegelijkertijd onheilspellende geheel overziet en u aldus uw gevangenschap tot in iedere vezel van uw wezen ondergaat, en als dan in onze tempeldiensten al deze en dergelijke dingen haarfijn worden bestudeerd, besproken en tot in iedere nuance bewezen, zodat zelfs een kind het kan verstaan, dan kan er een neiging in u opkomen deze besprekingen als wreedaardige teisteringen te zien.

Zoals eertijds, toen Edgar Allan Poe minutieus en adembenemend lugubere situaties, gevangenissen en martelingen schilderde, zo zou u het ook nu kunnen uitschreeuwen: ‘Man, houd op! Ik weet dat ik in een gevangenis woon, maar waarom moeten de muren van die gevangenis en de aard van deze begrenzingen zo tot in bijzonderheden uitgemeten worden?’

Doch niemand kan uit het graf van de natuur opstaan als hij niet tot op zijn gebeente de kilte van het knekelhuis, waarin hij ‘leeft’, heeft ervaren. Niemand kan het pad van verlossing gaan als hij niet alom de adem van de dood heeft onderkend. Niemand zal het morgenland van de eeuwige vrijheid aanschouwen als hij niet bereid is het kruis van de waarheid te dragen tot aan de middernachtelijke stonden.

Wie niet sterk genoeg is om dit te verdragen, blijve verre van ons werk. ‘Het evangelie van Jezus Christus is alleen voor de sterken’, zegt Paulus terecht. En dit evangelie begint met ontmaskering. Als u echter met ons waarlijk de bittere alsem van de gevangenis proeft, als u bereid bent de zure edik tot u te nemen, dan voeren wij u nu tot het heilsgeheim van Paulus, tot de receptuur van de genezing:

‘Zie, ik leer u een heilsgeheim, een genezingsgeheim: wij zullen veranderd worden. Het vergankelijke moet zich bekleden met onvergankelijkheid, het sterfelijke met onsterfelijkheid. Dan zal in vervulling gaan het woord dat geschreven staat: de dood is verzwolgen in de overwinning.’

Ontleden wij nu dit geheim. De ware leerling is in staat, te midden van deze vergankelijke wereld, in zijn gebroken en sterfelijke microkosmos iets onvergankelijks en onsterfelijks te maken, namelijk de mentale conceptie van de onsterfelijke mens, het mentale beeld van het onsterfelijke hemelse wezen. Deze conceptie moet op een geheel andere wijze tot stand komen dan waarop de gewone gedachtenspinsels ontstaan.

Alleen de mens die nog het geestvonkatoom in de rechterhartkamer bezit kan tot zulk een mentale conceptie komen. Als dit geestvonkatoom getroffen wordt door het infrarode licht van de Gnosis, ontstaat er in de thymus – een orgaan met interne secretie dat onder het borstbeen gelegen is – een zeer bijzondere werking. Het geestvonkatoom begint in die toestand namelijk krachtig te vibreren en beroert met zijn lichtstoten de thymus, die daarop in de bloedsbaan van de kleine bloedsomloop een hormoon begint af te scheiden.

De thymus is in de kinderjaren werkzaam, doch schrompelt dan ineen en wordt latent. Door de vibratie van het door het gnostieke licht aangeraakte geestvonkatoom wordt zij evenwel opnieuw belevendigd. Zodra nu het met dit bijzondere hormoon geladen bloed in het hoofd aankomt en dus het brein beroert, ontstaan er, door de werking van het bloed in de hersencentra, de wonderlijkste gedachten, gedachten die de echte ‘zoeker’ kenmerken. Men kan zeggen dat nu, buiten het begeertewezen, buiten het bloeds-ik om, door deze wondere werking reeds in eerste instantie embryonaal het beeld van de onsterfelijke mens geconcipieerd wordt.

Dit gedachtenspinsel is echter, zoals wij reeds opmerkten, van geheel andere aard, vibratie en samenstelling dan alle overige mentale wezens waarvan wij spraken. Het kan dientengevolge niet circuleren door de milt-leversluis. Dit beeld staat stil te stralen als een bijzonder licht in het ademveld en houdt zich meestal vlak voor de kandidaat op, oog in oog met hem. Het treedt nu en dan uit het gehele microkosmische stelsel, buiten het aurische wezen, aangetrokken door het infrarode Gnosislicht, om daarna versterkt weer te keren.

Het hormoon van de thymus echter, dat dit alles tot stand heeft gebracht, wordt natuurlijk met de bloedsomloop weer omlaag gevoerd, en de functie van het begeertewezen is dan oorzaak dat deze voor hem vijandige substantie door middel van de nieren uit het bloed wordt verwijderd. In de lever en de nieren wordt het bloed als het ware uitgezeefd van alle aan de ik-natuur vreemde stoffen.

Blijft het geestvonkatoom evenwel vibreren, met alle zojuist beschreven gevolgen van dien, dan ontstaat de vreemde en aan vele zoekers zeer bekende situatie van gespletenheid in het bestaan, de situatie van het leven van twee levens. De mens bouwt al zoekend verder aan de buitennatuurlijke mentale conceptie; door middel van de hulp van de Geestesschool, de innerlijke tucht en de stuwkracht van het krachtveld, reinigt hij het mentale godsbeeld steeds meer van waan en bedrog. 

Inmiddels leeft hij het gewone leven van de Efeziër en uiterlijk verandert er in zijn leven niets of heel weinig. De jaren vervlieten en hoogstens koestert hij zich nu en dan aan het mentale beeld van de onvergankelijke, die hij met zich draagt.

Hier dienen wij een waarschuwing tot u over te dragen. Deze droomtoestand, waarin u zich vermeit in uw mentale spinsels, kan heel lang duren, al te lang, soms vele incarnaties. Dit wordt veroorzaakt door het begeertewezen, dat door middel van het milt-leverstelsel niet slechts biologisch het bloed reinigt, doch ook schijnbaar met uw neiging tot zoeken meewerkt. Het begeertewezen, het ik, zit vol Atlantische slimmigheid, het heeft een cultuur van eonen achter zich. En zoals het hoofd een brein bezit, en het hart eveneens, zo bezit het bekken in de plexus solaris eveneens een brein, vol maanhersenbewustzijn.

Geleid door deze intelligentie onderneemt het ik de poging uw mentale conceptie van de Eeuwige, geboren uit het geestvonkatoom, te omhullen met waan, met allerlei speculaties, met volstrekte onwaarheden. Letterlijk wordt Prometheus op deze wijze geboeid, geketend. Het beeld van het onvergankelijke wordt in het ademveld ingekapseld, of verbonden met natuurocculte en natuurreligeuze ontwikkelingen.

Daarom waakt de Geestesschool voor het levend houden van de arbeid en voor de zuiverheid van de wijsbegeerte, want op deze wijze kan zij iedere kandidaat het beste helpen. Zij moet zich daarbij steeds spiegelen aan haar voorgangsters in de tijd, die keer op keer, door allerlei belemmeringen die op deze wijze werden veroorzaakt, hun arbeid ontijdig beëindigd zagen.

Leer nu, gezien dit alles, het heilsgeheim, het genezingsgeheim. Als de kandidaat zijn mentale conceptie van de onsterfelijke door een oprecht nagestreefd en geleefd leerlingschap rein en zuiver houdt en zich volledig toevertrouwt aan de leiding van de Geestesschool, zal dit nieuwe godgeboren embryonale wezen tot volle wasdom komen. En tenslotte zal de kandidaat het volwassen beeld van de oorspronkelijke hemelse mens, geboren uit de infrarode pool van het licht der Gnosis, met zich dragen.

U weet dat alle gewone, natuurlijke gedachtenspinsels circuleren door de milt-leversluis. De mentale conceptie van de hemelse mens dient nu, gedreven door de ultraviolette pool van het Gnosislicht, op het klare wilsbesluit. Dit wilsbesluit gaat uit van de nieuwe Mars, het in God vernieuwde wilsvermogen (Zie hiervoor J. van Rijckenborgh, Dei Gloria Intacta, hoofdstuk: De Marsinwijding van de eerste zevenkring) van de kandidaat eveneens tot deze circulatie door de milt-leversluis over te gaan. Eventueel met innerlijk geweld, aangezien het begeertewezen, het ik, de toegang zal weigeren.

U zult de gevolgen kunnen voorzien: door deze nieuwe circulatie van geheel andere etherkrachten, van reine Christusethers, wordt de vesting van het ik aangetast. Het ik, het begeertewezen, wordt uit het bekkencentrum verdreven en een nieuw begeertewezen wordt geboren.

Nu verstaat u wellicht de overoude mythe, die reeds bestaat van de grondlegging der dialectische tijden, de mythe van Adam en Eva. Adam is de Manas, de denker, het mentale beeld van de onsterfelijke; Eva is het nieuwe ik, het nieuwe begeertewezen, dat zich uit de zijde van het lichaam moet bewijzen. Deze beiden, deze man en deze vrouw (het begeertewezen wordt vanwege zijn polarisatie altijd vrouwelijk voorgesteld), deze nieuwe Adam en deze nieuwe Eva, moeten in uw stelsel geboren worden. Wanneer deze beiden zich verenigen in heilige arbeid, wordt uit hen de nieuwe, getransfigureerde mens geboren.

Dit is het heilsgeheim, waarvan Paulus gewaagt. Dit is de receptuur: het vergankelijke, dialectische kernorgaan, het milt-leversysteem van de lijfelijke mens, moet zich met onvergankelijkheid bekleden. Het onvergankelijke moet daar binnenbreken. Dan zal in vervulling gaan het woord dat geschreven staat, het juichende woord: ‘De dood is verzwolgen in de overwinning.’ (1 Korinthe 15)

Wie deze kruisgng wil gaan, zal overwinnen. Ten slotte zal de laatste speerstoot in de zijde, in de milt, bewijzen dat de dood van de aardse mens volkomen is. Slechts de hemelse mens zal dan wassen, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Gelijk u het beeld van de aardse mens gedragen hebt, zult u dan het beeld van de hemelse dragen. Doch let erop: eerst komt wat tot de ziel behoort en daarna het geestelijke. Met beide benen stevig geplant in de werkelijkheid vangt de mens zijn via dolorosa aan naar de morgen van de verrijzenis.

Bron: De komende nieuwe mens van J. van Rijckenborgh

BESTEL DE KOMENDE NIEUWE MENS € 24,40 (HARDBACK)

BESTEL DE KOMENDE NIEUWE MENS € 15,00 (E-BOOK)

DOWNLOAD DE ENGELSE EDITIE ‘THE COMING NEW MAN’ (FREE PDF)