Beschouwing 8

Mysteriën van God, kosmos, mens

Beschouwing 8: De weg van de godsvrucht gaan (hoofdstuk 8 van het bijbehorende boek

 

BESCHOUWING GEBASEERD OP SPIRITUELE TEKST 8

‘De moderne cultuur verwerpt het geloof in
een groot kosmisch plan. We zijn geen acteurs
in één of ander werelddrama. Het leven heeft
geen script, geen toneelschrijver, geen regisseur,
geen producent – en geen zin. Voor zover wij
wetenschappelijk kunnen nagaan is het heelal
een blind, doelloos proces vol wild geraas, maar
zonder betekenis. Wij lopen tijdens ons oneindig
korte verblijf op dit ene kleine planeetje wat
te tobben en te doen, en daarna wordt er nooit
meer iets van ons vernomen.’

In dit citaat is treffend samengevat waar het humanistische geloof en de wetenschap ons als mensheid als geheel hebben gebracht: in de totale grenzeloze leegte, het geloof in het niets. Het is afkomstig uit het spraakmakende boek Homo Deus – een kleine geschiedenis van de toekomst dat in 2015 is gepubliceerd door Yuval Noah Harari, hoogleraar geschiedenis aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. Homo Deus is een wetenschappelijk goed onderbouwd en knap geschreven werk dat uitnodigt om na te denken over de toekomst van de mensheid. De titel verwijst naar de opvolger van de huidige menselijke soort, die goddelijke eigenschappen zou gaan verkrijgen dankzij baanbrekende ontwikkelingen op het gebied van met name kunstmatige intelligentie en biotechnologie. De soortnaam ‘Homo Sapiens’ – de wetende mens – zou dan veranderd kunnen worden in ‘Homo Deus’ – de goddelijke mens.

Harari schenkt in zijn boek ruime aandacht aan religie en spiritualiteit, maar niet aan gnosis, niet aan de innerlijke wijsheid, die al millennia en nog steeds wordt uitgedragen door esoterische en contemplatieve tradities, en waarin op een heel andere manier wordt gesproken over godswording. Mythen beschouwt hij bijvoorbeeld als verzinsels, en niet als openbaringen van goddelijke oorsprong, die de mens behulpzaam kunnen zijn bij het gaan van een innerlijke weg. Als mythen worden gezien als verzinsels, heeft Harari het bij het rechte eind als hij ongeveer halverwege zijn boek schrijft:

‘Egyptische farao’s en Chinese keizers konden weinig uitrichten tegen
hongersnood, ziekte en oorlog, al hebben ze het duizenden jaren
geprobeerd. Moderne samenlevingen hadden het binnen een paar
eeuwen voor elkaar. […] De moderne wetenschap heeft de regels van
het spel veranderd, maar niet door simpelweg mythen te vervangen
door feiten. Mythen blijven de mens beheersen en de wetenschap
maakt de mythen alleen maar sterker. De wetenschap breekt de
intersubjectieve realiteit niet af, maar zal die alleen maar in staat
stellen om de objectieve en subjectieve realiteit vollediger te domineren
dan ooit tevoren. Dankzij computers en de biowetenschappen
zullen de mensen de realiteit steeds meer aanpassen aan hun favoriete
verzinsels en zal het verschil tussen fictie en realiteit vervagen.’

Superrups
De mens heeft de aarde dusdanig veranderd dat er al wordt gesproken over een nieuw geologisch tijdperk – het Antropoceen – en het is zeer waarschijnlijk dat hij als gevolg van voortschrijdende technologie zelf ook meer en meer maakbaar wordt. Dat hij zichzelf niet alleen lichamelijk en psychisch zal kunnen genezen, maar zichzelf ook in vele opzichten kan laten verbeteren, waardoor hij meer kan, en langer en gelukkiger leeft. Dit alles kan heel waardevol zijn, maar er schuilt ook een gevaar in. Als een rups wordt geüpgraded tot een superrups, is het mogelijk dat hij zo druk wordt met superrups zijn, dat er geen gelegenheid is om te transformeren tot vlinder. De persoonlijkheidscultuur verhindert dan de transfiguratie of persoonlijkheidsverwisseling, die alleen maar het gevolg kan zijn van het gaan van een gnostieke weg.

Hermes Trismegistus nodigt zijn leerlingen uit om het gnostieke pad te bewandelen. Hij spreekt in dit verband over het gaan van de weg van de ware godsvrucht, die leidt tot het kennen van het goddelijke en het zich onthouden van onrecht of schade jegens enig mens. In de  voorgaande beschouwingen en in de andere twee boeken van deze trilogie is die weg al van meerdere kanten belicht. De titels van de negen hoofdstukken van dit boek geven een indruk van de fasen die daarin kunnen worden onderscheiden:

1. het goddelijke ervaren
2. dimensies onderscheiden
3. bewust waarnemen, denken en doen
4. esoterisch onderricht ontvangen
5. reinigingen realiseren
6. God lofprijzen
7. geestelijke krachten assimileren
8. de weg van de godsvrucht gaan
9. de gnosis verkondigen

Dit lijkt misschien op een lineair proces, waarin een fase tot ontwikkeling komt wanneer de andere is afgesloten. In werkelijkheid vinden de geformuleerde stappen allemaal in meer of mindere mate tegelijk plaats, maar voor ons begrip is het zinvol om ze van elkaar te onderscheiden. We kunnen ons het gnostieke pad voorstellen als een cyclisch proces van stappen die niet los van elkaar kunnen worden gezien. Daarom kan het verhelderend zijn om ze te plaatsen in een beproefd cyclisch procesmodel zoals dat van het enneagram (zie afbeelding 15).

In de driehoek in de figuur van het enneagram komt tot uitdrukking dat er altijd drie krachten nodig zijn om een proces te kunnen laten verlopen. Voor het gaan van de gnostieke weg is het ten eerste noodzakelijk dat de gnosis wordt uitgedragen, zoals weergegeven op punt negen van het enneagram: de gnosis verkondigen. Ten tweede is het nodig dat er spirituele zoekers zijn die daardoor innerlijk worden geraakt en daar in hun leven iets mee gaan doen. In het enneagram van afbeelding 15 is dit op punt 3 geformuleerd als: bewust waarnemen, denken en doen. Ten derde dient de mens op de weg van de ware godsvrucht te leren zelfstandig geestelijke krachten aan te trekken die de transfiguratie in hem voltrekken. Dit is in het enneagram bij punt 6 verwoord als: God lofprijzen.

Richtingaanwijzers, kaarten en navigatiesystemen

Er zijn vele manieren om op een juiste wijze te spreken of te schrijven over de weg van de ware godsvrucht of het pad van inwijding. Het gaat daarbij altijd om benaderingen van de werkelijkheid, en niet om de werkelijkheid zelf, die alleen maar kan worden ervaren. Veel mensen vinden ze te mentaal, te verstandelijk of te rationeel. Op de spirituele weg is aanraking in het hartheiligdom inderdaad fundamenteel – en daarmee begint alles – maar in het huidige stadium van ontwikkeling van de mensheid dient ook het hoofdheiligdom bij het proces te worden betrokken. De keuze van een bepaald schema wordt vooral bepaald door wat men in een bepaalde context wil benadrukken of bereiken. Maar geheel zonder aanwijzingen wordt het moeilijk om de weg te gaan, zoals het ook heel lastig is om zelfstandig een grote reis te maken zonder richtingaanwijzers, kaarten en navigatiesystemen.

In het verleden werd de inwijdingsweg vaak in symbolische vorm overgedragen. Niet alleen omdat daar de meeste kracht van uitgaat, maar ook om vervolgingen en verminkingen door mensen die de gnosis vijandig gezind zijn, te voorkomen. Aan het begin van de jaartelling leefde en werkte in landen rondom de Middellandse Zee een grote ingewijde met de naam Apollonius van Tyana. Deze tijdgenoot van Jezus formuleerde een zeer gesluierde twaalfvoudige inwijdingsweg in de vorm van twaalf uren in een tekst die bekend staat als het Nuctemeron (zie lofzang 21).

De klassieke rozenkruisers gebruiken in hun mysteriegeschrift De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis uit 1616 een zevenvoudige indeling in de vorm van zeven symbolische dagen. In hun manifest De roep der Rozenkruisers Broederschap uit 1614 vermelden zij een drievoudige indeling die heel geschikt is om het vernieuwingsproces in christelijke termen te benoemen vanuit het perspectief van geest, ziel en persoonlijkheid, en vanuit verschillende dimensies:

1. Uit God geboren (persoonlijkheid, 3D)
2. In Christus sterven (ziel, 4D)
3. Door de Heilige Geest herleven (geest, 5D)

In hoofdstuk 1 noemden we een vijfvoudige indeling, gebaseerd op de samenhang tussen lichtkracht, religie, filosofie en spiritualiteit:

  1. innerlijk aangeraakt worden
  2. gezamenlijk optrekken
  3. verstandelijk begrijpen
  4. innerlijk groeien
  5. persoonlijk vernieuwen

J. van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21) en Catharose de Petri (fakkeldrager van het Rozenkruis 22) hanteren in hun boeken vaak een andere indeling in vijven. Zij noemen die: de vijfvoudige universele gnosis. Net als bij de klassieke rozenkruisers staat het innerlijke sterven – dat is het loslaten van belemmerende identificaties en gehechtheden – centraal in het bewustwordings- en vernieuwingsproces. Het gehele proces bestaat uit de volgende vijf stappen, die kunnen worden gerelateerd aan de klassieke planeten, zoals J. van Rijckenborgh dat beschrijft in zijn boek Het christelijke inwijdingsmysterie:

  1. inzicht, Mercurius-inwijding, nieuw weten dat voortkomt uit bewustwording;
  2. heilbegeren, Venus-inwijding, nieuw verlangen gericht op algehele heelwording;
  3. zelfovergave, Mars-inwijding, nieuw willen in overeenstemming met het godsplan;
  4. nieuwe levenshouding, Jupiter-inwijding, nieuw handelen vanuit innerlijk weten;
  5. vervulling, Saturnus-inwijding, nieuw bereiken als resultante van het voorgaande.

In dit overzicht van ‘de weg der sterren’ zijn de Zon-inwijding en de Maan-inwijding niet opgenomen, omdat de mens voor deze twee fundamentele inwijdingen niets hoeft te doen. Ze komen vanzelf als de mens er rijp voor is. De Zon-inwijding heeft betrekking op het ontwaken van de geestvonk in het hart en de Maan-inwijding op de weerspiegeling daarvan in het bewustzijn, dus op het ervaren van wat wel ‘het ontluiken van de roos des harten’ wordt genoemd. Als die twee fundamentele inwijdingen hebben plaatsgevonden, staat de leerling voor de opdracht om zich zoveel mogelijk ontvankelijk op te stellen voor de geest. De psalmdichter benoemt die houding als ‘de ogen opslaan naar de bergen, vanwaar de hulp komen zal’. (Psalm 121:1, zie lofzang 18)

Top van de berg

Er is een oud Chinees spreekwoord dat luidt: er zijn vele wegen die naar de top van de berg leiden, maar het uitzicht is altijd hetzelfde. In de hermetische geschriften komt het symbool van de berg nogal eens voor, zowel in teksten als in illustraties. Afbeelding 16 toont een gravure (uit Cabala, Spiegel der Kunst und Naturuit 1615 met de berg van inwijding. Daarin zijn van buiten naar binnen onder andere te herkennen:
de vier elementen, de twaalf tekens van de dierenriem, menselijke voorstellingen van de zeven planeten, een trap met alchemistische procedures die symbool staan voor de treden op de inwijdingsweg, en het mystieke huwelijk tussen de ziel en de geest.

Wat is het uitzicht vanaf de top van de berg als het gaat om de vervulling op het gnostieke pad? Die vraag kan op vele manieren juist worden beantwoord, maar het is belangrijk te beseffen dat elk antwoord ten dele is. Zarathoestra heeft het in Yasna 51 over rijke perspectieven voor hen die de Heer zoeken (zie lofzang 22). Op de genoemde gravure staat Hermes of Mercurius – de bode der goden – op de top van de berg. We zouden kunnen zeggen dat de mens die de gnostieke weg is gegaan, ervaart een levende verbinding te zijn tussen hemel en aarde, waardoor geestelijke krachten kunnen opstijgen en neerdalen. Hermes Trismegistus formuleert dat als volgt:

‘De mens die waarlijk mens is, staat boven de goden, of is minstens
hun volstrekt gelijke in vermogen. Immers geen van de hemelse goden
zal de grens van de hemel verlaten om af te dalen tot de aarde.
De mens evenwel heft zich op tot in de hemel en meet hem. Hij kent
zowel de verhevenheden van de hemel als de dingen die beneden zijn;
hij neemt alles met grote nauwkeurigheid in zich op en, het meest
groots boven al: hij behoeft, om zich in de hemelen te verheffen, de
aarde niet te verlaten. Zo weids en groots is wat zijn bewustzijn
omspant.’ (Corpus Hermeticum 12:74,75)

De naam ‘Hermes’ betekent steen. In het oude Griekenland kende men drie soorten aanduidingen van steen: rechtopstaande natuurlijke stenen als symbool voor vruchtbaarheid, stenen als markeringen voor graven en stenen als wegwijzer. In deze volgorde kunnen we stadia van de inwijdingsweg herkennen. Eerst staat het natuurlijke aardse leven en de voortzetting daarvan centraal. Als de mens er rijp voor is komt er daarna als gevolg van een aangeraakt zijn een innerlijk sterven. Dat maakt het mogelijk dat de nieuwe mens meer en meer tot ontwikkeling komt zodat hij in staat wordt gesteld om andere mensen de spirituele weg te wijzen en van de benodigde krachten te voorzien, als antwoord op de volgende vraag die innerlijk wordt vernomen:

Gaat u, nu u alles van mij hebt ontvangen, niet tot hen die het
waardig zijn, om hen als gids te dienen, opdat, dankzij uw bemiddeling,
het menselijk geslacht door God gered moge worden?’ (Corpus
Hermeticum 1:66)

De verhandelingen van Hermes Trismegistus zijn tamelijk mentaal, maar daaruit mag niet worden geconcludeerd dat verhalen en mythen er niet toe doen. Werkelijke mythen vinden hun
oorsprong in de wereld van de ziel en kunnen daarom worden ervaren als voeding voor de ziel. Daarvoor is het zeker niet altijd nodig om ze verstandelijk te kunnen duiden, maar waar dat wel wordt gedaan, kunnen verklaringen een bevestiging vormen van wat men innerlijk al weet omdat de symbolische boodschappen worden herkend. Vanuit die achtergrond kunnen we nu kennis nemen van de ingekorte versie van de mythe van de Griekse god Hermes, naar wie Hermes Trismegistus is genoemd.

De Griekse mythe van Hermes

Hermes is verwekt door de oppergod Zeus bij de bergnimf Maia. Hij wordt geboren in een grot in de berg Kyllene in het herdersland Arcadia en heeft het vermogen om niet alleen de gestalte aan te nemen van een baby, maar ook die van een volwassene. Al snel na zijn geboorte verlaat Hermes als volwassene de grot om op avontuur uit te gaan.

Hij komt bij Piera, hij ziet dat daar de fraaie runderen van de zonnegod Apollo grazen en besluit vijftig koeien te stelen en deze onder te brengen in een grot. Om te voorkomen dat zijn voetsporen worden herkend, bindt hij onder zijn beide voeten een stuk eikenbast. Verder laat hij de koeien achteruit lopen zodat hun sporen de verkeerde kant op wijzen.

Als Hermes weer bij zijn geboortegrot is teruggekeerd, ziet hij dat een schildpad de ingang van zijn grot verspert. Hij doodt het dier, berooft het van zijn schild, boort daar acht gaten in en spant er vier snaren overheen. Zo wordt hij de uitvinder van het eerste muziekinstrument: de lier. Hij is direct in staat om daar de mooiste muziek mee te maken.

Als Apollo ontdekt dat zijn runderen zijn geroofd, gaat hij op onderzoek uit en komt na enig speurwerk te weten dat Hermes de dief is. Hij gaat naar de grot en beschuldigt Hermes, die inmiddels weer de gedaante van een klein kind heeft aangenomen, van diefstal. Maia, die de teruggekeerde Hermes weer onder haar hoede heeft, verdedigt haar kind door te beweren dat het nog veel te jong is om tot zoiets in staat te zijn. Apollo trapt hier niet in en neemt het kind mee naar zijn vader Zeus. Na een lang gesprek met Hermes slaagt Zeus erin zijn kind ertoe te bewegen schuld te bekennen en de gestolen runderen terug te geven aan Apollo.

Als schadevergoeding schenkt Hermes zijn zelfgemaakte lier aan Apollo. Apollo is met dit onverwachte geschenk zo ingenomen dat hij hem in ruil een toverstaf schenkt. Deze staf heeft de eigenschap tegenstellingen met elkaar te verenigen. Hermes beproeft de staf door deze op de grond te gooien. Direct kronkelen er dan twee slangen omheen die daar voorgoed blijven zitten. Apollo benoemt Hermes tot begeleider van mensenzielen. Ook krijgt hij de taak om door de goden geïnspireerde gedachten en boodschappen naar de mensen over te brengen. Om  hem deze belangrijke taak als gids en boodschapper te vergemakkelijken, schenken de goden hem gevleugelde sandalen en een gevleugelde helm, die hem direct overal heen kunnen brengen waar hij naartoe wil.

Microkosmische reïncarnatie

In deze Griekse mythe van Hermes kunnen we de spirituele weg herkennen die de mens kan gaan. Hermes is zowel goddelijk als aards. Zijn vader is weliswaar de oppergod, maar zijn moeder is een bergnimf. Hermes kunnen we zien als de menselijke microkosmos die afwisselend de gestalte aanneemt van een baby en van een volwassene. Hierin kunnen we het principe van microkosmische reïncarnatie herkennen, waarbij er steeds weer een nieuwe sterfelijke persoonlijkheid in de microkosmos tot ontwikkeling komt. Die persoonlijkheden hebben de natuurlijke neiging om zich allerlei dingen toe te eigenen en hun doelen te bereiken via onder meer list en bedrog, waardoor de microkosmos gebonden blijft aan het wiel van geboorte en dood. Hermes Trismegistus verklaart:

‘De goddelijke ziel verandert niet van aard, beknot
en straft zichzelf en zoekt een nieuw aards lichaam dat zij kan binnengaan;
maar: een menselijk lichaam, daar geen ander lichaam een
menselijke ziel zou kunnen huisvesten.’ (Corpus Hermeticum 12:57)

Naarmate de mens zich ontwikkelt, laat hij zich niet meer uitsluitend leiden door de impulsen die uitgaan van zijn reptielenbrein. Hij cultiveert zijn viervoudige persoonlijkheid – die is samengesteld uit een stoffelijk lichaam, een etherlichaam, een astraal lichaam en een mentaal lichaam – en leert daarmee te werken.

In de mythe lezen we dat Hermes de schildpad doodt, daarvan een lier maakt en deze zelf gaat bespelen. Apollo, die met negen muzen verblijft op de berg Helikon, kunnen we zien als een symbool voor de universele Broederschap, die altijd verbinding zoekt en onderhoudt met de mensheid op aarde om haar mogelijkheden te bieden zich op te heffen uit haar gevallen staat van zijn. Apollo maakt Hermes ervan bewust dat zijn leven niet in overeenstemming is met zijn roeping. Geleidelijk begint Hermes dit in te zien en geeft alles wat hij heeft gestolen terug. Ook zijn lier schenkt hij aan Apollo. De persoonlijkheid van Hermes wordt zo tot een muziekinstrument dat bespeeld kan worden door de Broederschap om het godsplan te verwerkelijken.

Hermes ontvangt vervolgens van Apollo de slangenstaf – ook wel mercuriusstaf of caduceus genoemd – symbool voor het geestvuur dat werkzaam wordt in de wervelkolom en het brein. Het is het teken dat hij binding heeft gekregen met de geest, de snelste van alle goddelijke gedachtescheppingen. Die binding, die tot uiting komt in het openen van het kruinchakra,  wordt verbeeld door de helm met vleugels, die Hermes ontvangt. Hermes Trismegistus zegt daarover dat de geestziel zich dan van het aardse lichaam heeft losgemaakt en dat zij onmiddellijk het kleed aanneemt dat haar eigen is: het kleed van vuur. Dat vuurkleed is een nieuwe onsterfelijke persoonlijkheid die niet het stoffelijke lichaam als laagste of dichtste aanzicht heeft, maar het etherlichaam.

De onsterfelijke persoonlijkheid, die opgebouwd wordt op het gnostieke pad, doorstraalt de oude sterfelijke persoonlijkheid en staat ook bekend als het opstandingslichaam, het gouden bruiloftskleed en het soma psychikon. Als dat opstandingslichaam tot stand is gekomen, heeft de aardse mens zijn persoonlijke gnostieke opdracht voltooid. Zo kunnen we de volgende raadselachtige uitspraak uit het Evangelie van Filippus begrijpen.

‘In de wereld zijn zij die de kleren
aantrekken meer waard dan de kleren zelf. In het koninkrijk der hemelen
zijn de kleren meer waard dan zij die ze hebben aangetrokken.’
(Het Evangelie van Filippus 20)

Die mens die het genoemde vuurkleed heeft verworven, is een boodschapper van de goden geworden, op wie de volgende uitspraak van Hermes Trismegistus van toepassing is:

‘Wanneer de geest binnengaat in een godvruchtige ziel, leidt hij haar naar het licht
van de gnosis: een dergelijke ziel wordt het nimmer moe juichende Gods
lof te verkondigen en, in navolging van de vader, op allerlei wijzen, met
daad en woord alle mensen goed te doen.’ (Corpus Hermeticum 12:62)

Bewust leven en handelen

Hoe ga je de weg van de godsvrucht nu in de praktijk van het gewone dagelijkse leven? Richtlijnen daarvoor zijn te vinden in vele heilige geschriften van de mensheid. Op het gnostieke pad is het zinloos om zomaar autoriteiten, leerstellingen en regels te volgen, omdat het erom gaat dat de mens bewust gaat leven en handelen vanuit innerlijk begrip. Als de discipelen Jezus vragen welke voorschriften zij in acht moeten nemen, werpt hij hen terug op zichzelf door te antwoorden: ‘Lieg niet en doe niet wat je verfoeit, want voor de hemel zijn alle dingen openbaar.’ (Het evangelie van Thomas, logion 6). Pythagoras zei een aantal eeuwen daarvoor al tot zijn leerlingen: ‘Doe nooit iets wat u niet begrijpt’.

Hermes Trismegistus licht diezelfde gedachte als volgt toe in Vermaning van de ziel:

‘Als u verlost wenst te worden, zoek dan wat met uw eigen wezen in
overeenstemming is. Als u vernietiging wenst, zoek dan de dingen
die door uw wezen afgestoten worden. Als u beroering, verwarring,
twijfel wenst, zoek dan beide tegelijk.
Daarom, o ziel, als u vanuit uw natuur helder en licht bent, verbind
u dan niet met duisternis. Als u deel hebt aan het leven en het
woord, als u begiftigd bent met intelligentie en onderscheidingsvermogen,
zoek dan geen binding met wat noch leven, noch licht is.
Smart is de vrucht van de zonde. Juiste handeling baart geluk. Hij
die dadelpalmen plant, en dadels oogst die fris en droog zijn, is gelukkig.
Hij die wilgen of wilde rozen plant, oogst geen vruchten; zijn
arbeid was nutteloos. Daarom, o ziel, doe wat heilzaam is en laat
de vernietigende dingen achter u. Dat u zo ontvangen zult mogen
worden in de rijen van hen die zich verblijden in Gods hulp, de rechte
weg volgen, en deel hebben aan het opperste geluk.’
(Vermaning van de ziel, hoofdstuk 8)

Bron: Mysteriën en lofzangen van God, kosmos, mens

LEES MEER OVER DEZE TRILOGIE MET UNIVERSELE MYSTERIEWIJSHEID

Eén gedachte op “Beschouwing 8

  1. Evert van Bijsterveld

    Dag Jes,

    Ik hoop uit de grond van mijn hart dat ik je hiermee niet kwets.
    Het is slechts bedoeld ter overdenking.

    Perhaps you will now also understand something of the famous passage 1Corinthians13: ‘If I speak in the tongues of men and of angels, but have not love, I am a noisy gong or a clanging cymbal.’ Paul means that man, without that new existential faculty, is powerless.
    ‘And, if I have prophetic powers, and understand all mysteries and all knowledge’, (here he indicates the highest peaks of natural occult attainment)
    ‘and if I have all faith, so as to move mountains’, (here he means the heights of the
    natural religious and mystical life) ‘but have not love – I am nothing.’

    The coming new man, Jan van Rijckenborgh

    Groet, Evert van Bijsterveld, Velp

Reacties zijn gesloten.