De 12-voudige inwijdingsweg van Apollonius van Tyana – bespreking het Nuctemeron door Jan van Rijckenborgh

BESTEL HET NUCTEMERON VAN APOLLONIUS VAN TYANA

Uit de commentaren van J. van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21) blijkt dat de ogenschijnlijk duistere teksten van Apollonius van Tyana een helder licht uitstralen, zo intens, dat het tot in onze tijd onverminderd weet door te dringen. In twaalf fasen of ‘uren’ verwerkelijkt het eeuwige licht zich in de microkosmos. Hieronder de twaalf spreuken en een eerste aanzet van de verklaring zoals J. van Rijckenborgh die geeft in zijn boek Het Nuctemeron van Apollonius van Tyana, als een eerste kennismaking met de weg van inwijding. 

1. Het eerste uur: ‘In de eenheid zingen de demonen de lof van God, zij verliezen hun boosheid en hun toorn.’ 

Wie het pad van de universele gnosis wil betreden, gaat het eerste uur binnen, de Johanneïsche weg van voorbereiding. Wat moet er worden voorbereid? Onze microkosmos bevat (latente) magnetische spanningen, het is ons particuliere ademveld, de drang van het onderbewuste, ook wel het duivelse of zondige genoemd. Wij leven zo uit twee ikheden, uit de ratio en uit de oerkracht. Het gaat er nu om dit feit te aanvaarden, en vervolgens de genezende krachten van de gnosis op te roepen. Dan zal die nieuwe kracht de gecompliceerdheid aantasten en dit leidt tot zelfkennis, tot confrontatie van het bewuste met het onderbewuste.

Zo komt de mens de zelfverachting te boven. Want het schouwen van de oorzaak is haar wegnemen. Dan zal het gnostieke heil de micros binnendringen en alle disharmonie zet zich om in harmonie. De weerstanden verliezen hun toorn en boosheid. De lezer beseft dat deze ‘taak van het Eerste Uur’ een diep ingrijpende zelfwerkzaamheid vereist, vóór zijn particuliere vroegere demonen ook voor hem Gods lof zullen gaan zingen. 

2. Het tweede uur: ‘Door de tweeheid zingen de vissen van de dierenriem de lof van God, de vuurslangen strengelen zich om de slangenstaf en de bliksem wordt harmonieus.’

In het Eerste Uur heeft de mens zich vrijgemaakt om het Pad te kunnen gaan. Nu volgt de confrontatie met de grote astrale wereld: de kracht van de tweeheid, het spel van de wisselingen. Zonder overwinning in het eerste uur kom je hier niet verder. Nu moet de mens de methode ontwikkelen om de tegenstellingen in de natuur aan elkaar gelijk te maken en aldus voor zichzelf een doorgang te banen door de Rode Zee van de siderische geboorte.

De twee vissen van Pisces vertegenwoordigen de goddelijke mens én de natuurgebonden mens. Deze tegendelen moeten gelijkgemaakt worden, geneutraliseerd worden door het kruis, dat is de goddelijke liefde. Het gaat erom geen begeerten meer te doen ontvonken in de slangenstaf. De enige activiteit die nu van de kandidaat uitgaat is liefde, vanuit een gerichtheid op de wereld van de zielestaat: de vissen zingen de lof van God. Alle magnetische spanningen zijn in het Eerste Uur verdwenen, nu is de mens in staat ongestoord door het siderische vuur heen te waden.

Het diepe verlangen naar de goddelijke mens is het voortdurende lofzingen. Dit leidt tot ontlediging, en nu strengelen de vuurslangen zich om de slangenstaf. Het is een intense verandering in de slangenvuurkolom: er straalt nu het heldere licht van de stille vlam waaruit het hele wezen harmonisch wordt gevoed. Dit is de innerlijke harmonie. Zo is al in het Tweede Uur te zien hoe gigantisch de verandering in de mens kán zijn, móet zijn, wil hij voortgang maken op het pad. 

3. Het derde uur: ‘De slangen van de slangenstaf van Hermes omstrengelen elkaar drie malen. Cerberus opent zijn drievoudige muil en het vuur zingt de lof van God door de drie tongen van de bliksem.’ 

Als het stille branden van de begeerteloosheid een feit geworden is, wordt de mens een werker in dienst van het licht. Hiertoe moet hij het zwaard vervaardigen, de slangenstaf, de geestvuurkolom. Gewapend met dit nieuwe vuur gaat hij de strijd aan tegen Cerberus, de hellehond. Volgens de legende moet men de staf van Mercurius bezitten om de Styx over te steken, de rivier die deze wereld scheidt van de onderwereld. Nu staat de kracht van het zwaard tegenover de slang in het aurisch wezen, de spiegel van het verleden die zich in de slangenstaf manifesteert. De nieuwe kracht kan dit neutraliseren. Alle duivelen, de groteske vormen in het ademveld, verdwijnen.

Cerberus is de microkosmische poortwachter. Hoe kunnen wij deze passeren? Doe alle angst, zorg en vrees weg. Oók de angst de gnosis te verliezen, een angst die tot fanatisme leidt. In het Tweede Uur is geleerd het kruis van de liefde te dragen in innerlijke rust. Zolang dit nog niet het geval is kan Cerberus niet gepasseerd worden. Het gaat niet om gecultiveerde dapperheid! Een aspect van Cerberus is het dogma. Alle leerstellingen hebben een dogmatisch aspect. Cerberus wil de mens daar in laten stikken, het is de valkuil van de theologie. Cerberus vertegenwoordigt de dogmatische instincten uit het verleden. Hiervan komt men vrij door het geleerde te gaan uitvoeren, te gaan vervullen in pure daad. 

4. Het vierde uur: ‘In het vierde uur keert de ziel terug van het bezoeken van de graven. Het is het tijdstip waarop de vier magische lantaarns worden aangestoken op de vier hoeken van de kringen. Het is het uur van de betoveringen en van de begoochelingen.’ 

In het Derde Uur zijn de gevaren van vrees, dogmatiek en afgoden, de drievoudige muil van Cerberus, geneutraliseerd door de drie tongen van de bliksem: de drievoudige kracht van de vernieuwde slangenstaf. In het vierde, magische uur toont de mens dat hij de magische weg kan bewandelen. Hij is nu voorbereid. Zo toegerust moet hij nu zelf stappen zetten, beslissingen nemen, nieuwe vermogens leren hanteren, de moeilijkheden van het beginstadium, de ongeoefendheid overwinnen. De ziel moet terugkeren van het bezoeken van de graven: onze wereld, zo vol van afleiding! Daarbij zijn de vier lantaarns nodig. Om vier betoveringen en begoochelingen te neutraliseren. Dat zijn: de imitatie door de vermenging van waarheid en leugen – het gif van de valse leringen – de liefde voor de schijnwereld, de dialectiek – het handelen zonder de hoge rede. 

Staand op het magisch vierkant van het tapijt van de rozenkruisers kan de mens deze overwinnen. De vier aspecten daarvan zijn groepseenheid, eenpuntige gerichtheid, strijdloosheid en harmonie in alle levensuitingen. Het gaat hier om het toepassen van de zuivere rede, de zuivere wil, het zuivere gevoel, de zuivere handeling. Het gaat erom de vier lantaarns brandend te houden bij het bezoek aan de graven tot aan de terugkeer, bij de zielereis door de vier kringen van de doodsnatuur. 

5. Het vijfde uur: ‘De stem van de grote wateren zingt de God van de hemelse sferen.’

Het is het uur van de overwinning, de volkomen vrijmaking. De stem van de grote wateren is de oertoon van het al, het A-E-I-O-U van de katharen. Vijf klinkers openen grenzen van een nieuwe toekomst, waarbij het verleden wordt toegesloten. De stem van de grote wateren brengt vrede. Nu de tweelingkrachten zijn overwonnen, brengt hij het vacuüm van de nieuwe zielestaat. 

6. Het zesde uur: ‘De geest houdt zich onbeweeglijk. Hij ziet de helse monsters tegen zich optrekken en is zonder vrees.

Na het vijfde uur van de overwinning en met nieuwe krachten toegerust, als een vrij mens, ‘zonder vrees’, staat de mens nu wel in de wereld, maar is niet meer van de wereld. De geest houdt zich onbeweeglijk. Dat is geen wereldontvluchting, maar een vervullen van een taak in opdracht van het universele Licht. Het is het koning-priesterschap. Wie een levend schepsel waarlijk wil helpen, moet de diepste oorzaken van dat leven kennen. Daar ligt een stralingswetenschap aan ten grondslag: Welke krachten, ‘helse monsters’, beheersen de mens? Het is een mysterieweten dat aan hen, die in dienst staan van het zesde uur wordt geschonken. 

7. Het zevende uur: ‘Een vuur dat het leven geeft aan al de bezielde wezens wordt bestuurd door de wil van reine mensen. De geïnitieerde strekt de hand uit en het lijden komt tot vrede.’ 

Na de reiniging van het ademveld is de vrije mens niet meer gevangen in het web van het lot. Hij heeft nu de beschikking over zijn oorspronkelijke vermogens, heeft binding gemaakt met het andere, het heelmakende universum en staat in een vuurkracht die hij door zijn gelouterde wil kan besturen. Hij is gereed voor het achtste uur; vanaf nu kan hij meehelpen het lijden tot vrede te doen verkeren met de stralende macht van liefde. 

8. Het achtste uur: ‘De sterren spreken met elkaar. De ziel van de zonnen antwoordt op de zucht van de bloemen. De ketenen van de harmonie doen alle wezens van de natuur onder elkander corresponderen.’

In het zevende uur werd de priesterlijke mens vervuld van de genezende geest. Nu gaat hij van binnenuit de sterrentaal, de taal van de stralingen verstaan. Hij kan ‘alle geesten beproeven of zij uit God zijn’. Hij ziet de roos in het hart, hij ziet de ‘gouden wonderbloem’ het zuivere nieuwe bewustzijnscentrum in het voorhoofd. Hij doorziet de diepste oorzaak van het lijden, en de stralingsvolheid van de heilige graal wordt in hem werkzaam: hij kan werken met deze kracht, tot heil van het hunkerende rozenhart van de zoekende mens. ‘De ziel van de zonnen antwoordt op de zucht van de bloemen’. Zo gaan allen, gebonden door de ketenen van de universele liefde, op in een nieuwe, universele, eeuwige harmonie. 

9. Het negende uur: ‘Het getal dat niet geopenbaard mag worden.’

Het getal 9 houdt verband met het astrale gebied. Wie geen onderscheid weet te maken tussen de oude, aardse, en de nieuwe, hemelse astrale krachten (die van de ‘tuin van de goden’), blijft blootstaan aan mystificaties, aan de anarchie van de tweelingkrachten van de dialectiek. Pas aan de levende nieuwe ziel kan het getal 9 geopenbaard worden. In totaal worden hem zeven geheimen van het negende uur ontsluierd. Hij gaat de bron van chaos en ontreddering aantasten en alles in het werk stellen om de verdoolde mensheid weer thuis te brengen tot het uitgangspunt van weleer: de zielewereld. 

10. Het tiende uur: ‘Het is de sleutel van de astronomische cyclus en van de rondgaande beweging van het leven van de mensen.’

In het negende uur werd duidelijk dat de gnostiek-magische mens een sleutel bezit om alle gevangenisdeuren te openen. Tien duidt op een nieuwe cyclus, een nieuw, een kosmisch perspectief. Eonen zijn op zichzelf neutrale krachten; het is de mens, de niet-wetende alchemist, die de eonen tot boosheid voert. Dat is ook de achtergrond van het verbod ‘te eten van de boom van de kennis van goed en van kwaad’. Nu leven wij in een kosmisch gebied waar goed en kwaad ontbonden zijn, waarin de vlammen van disharmonie een degeneratieve kettingreactie veroorzaakten en de mens heen en weer geslingerd werd tussen goed en kwaad. Voor hem werd een noodorde ontworpen: onze stoffelijke wereld. Degene die de sleutel van het tiende uur kan hanteren zal zich bewust zijn dat uiteindelijk iedere gevallen entiteit moet worden opgeheven in het universele Licht, en zal zich daarvoor inzetten. 

11. Het elfde uur: ‘De vleugels van de genieën bewegen zich met een mysterieus geruis; ze vliegen van de ene sfeer naar de andere en brengen van wereld tot wereld de boodschappen van God.’ 

De ingewijde werker van het tiende uur ontvangt zowel de sleutel van de astronomische cyclus als van de rondgaande beweging van de mensheid. Het zijn de krachten en mogelijkheden waarmee de gnostieke magiër mag werken, die wel de vleugels van de genieën genoemd worden. Het astrale vuur maakt hij ondergeschikt aan zijn wil, hij kan de reine kracht van Abraxas toepassen, als panacee voor de mensheid. Als beschermende vleugels wordt deze hulp van reine zuivere kracht uitgespreid. 

12. Het twaalfde uur: ‘Hier worden door het vuur de werken van het eeuwige Licht vervuld.’

De gevleugelde genieën van het elfde uur, de hoge ingewijden hebben de planetaire astrale belemmeringen overwonnen. En nu eindigt het Nuctemeron juichend: de werken van het eeuwige Licht, de praktijk van de universele liefdewet die redt wat verloren is, wordt vervuld. Toch zal de gnostieke magiër de gevaren van zijn werk onder ogen moeten zien: 

  • zich niet in het warnet van dialectische bindingen laten vangen; 
  • zich niet laten weerhouden door de weerstand die hij oproept.

Vier genadewerkingen loodsen hem door deze gevaren:

    • de gnosis verzekert de onmogelijkheid van ontwijding,
    • het deelgenoot zijn in de zielegemeenschap geeft hem kracht,
    • hij bezit het vermogen tot onderscheiding van de geesten,
    • en hij bezit het vermogen van absolute onoverwinnelijkheid.

Zo worden door het vuur de werken van het eeuwige Licht vervuld. Het moge duidelijk zijn dat het Nuctemeron een methode, een weg tot volkomen bevrijding in zich besloten houdt. Ons beknopte overzicht is bedoeld als een uitnodiging aan de lezer om niet alleen kennis te nemen van, maar zich onder te dompelen in de beschrijving van de grootse perspectieven die J. van Rijckenborgh in zijn boek ontvouwt.

Bron: Tijdschrift Pentagram 2011 nummer 3

BESTEL HET NUCTEMERON VAN APOLLONIUS VAN TYANA