beschouwing 3

Mysteriën van het Rozenkruis
Beschouwing 3 bij spirituele tekst 3: Gewogen worden
hoofdstuk 3 van Mysteriën en fakkeldragers van het Rozenkruis

 

BESCHOUWING 1BESCHOUWING 2BESCHOUWING 3BESCHOUWING 4BESCHOUWING 5 –   BESCHOUWING 6BESCHOUWING 7BESCHOUWING 8BESCHOUWING 9

BESTEL MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS

Christiaan Rozenkruis ontdekt dat hij zich op de juiste weg bevindt zonder dat hij daar bewust voor koos. Doordat hij zijn diepste verlangen volgt, wordt hij geleid op de voor hem bestemde weg die wordt beschreven als ‘de waarlijk koninklijke weg, langs welke de reis zal worden opgeluisterd door diverse vorstelijke weldaden en schouwspelen’. Het is de weg van de roos en het kruis.

De roos staat symbool voor onder andere leven, liefde, eenheid, vreugde, ziel, geschenk en eeuwigheid. De meeste mensen willen wel de roos, maar niet het kruis, dat veel minder aantrekkelijk is omdat het verwijst naar onder andere dood, zwaard, verdeeldheid, verdriet, persoonlijkheid, offer en vergankelijkheid. In het symbool van het rozenkruis komen al die aspecten samen om de opstanding van de innerlijke mens of alchemische bruiloft mogelijk te maken. Het is de integratie van schijnbare tegenstellingen.

Door de eeuwen heen is het symbool van het rozenkruis op allerlei manieren weergegeven. Afbeelding 5 toont de symbolen van zes verschillende rozenkruis-organisaties die voor wat betreft leringen en werkwijzen aanzienlijk van elkaar verschillen. Het is goed te weten dat geen enkele organisatie met de naam Rozenkruis zich erop kan beroepen direct af te stammen van de rozenkruisers uit de 17e eeuw, en ook dat de benamingen ‘Rozenkruis’ en ‘rozenkruisers’ niet beschermd zijn.

De Franse esoterische auteur René Guénon schrijft: ‘Het woord Rozenkruis duidt in feite een innerlijke inwijdingsgraad aan. Dat wil zeggen een zekere geestelijke toestand; deze hangt uiteraard niet noodzakelijkerwijs af van het lidmaatschap van een bepaalde organisatie. Je zou kunnen zeggen dat het de volmaakte staat van mens-zijn voorstelt, want het symbool van het Rozenkruis – de twee elementen waaruit het is samengesteld – is de uitbeelding van het herintegreren van het wezen in het kernpunt van deze staat en de volle ontplooiing en uitstraling van de individuele mogelijkheden, vanuit dit punt.’

Het derde manifest van de klassieke rozenkruisers, De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis anno 1451, is weliswaar een verzonnen verhaal, maar kan toch worden gekarakteriseerd als een ‘burcht der waarheid’. Die benaming komt uit het tweede manifest van de rozenkruisers: de Confessio Fraternitatis R.C.. Oppervlakkig gezien is De Alchemische Bruiloft een interessant, maar tegelijkertijd ook vreemd verhaal. Als je het geschrift wat nauwkeuriger leest, kun je er een andere laag met raadsels en wiskundige en rekenkundige vraagstukken in ontdekken. En wie de roman leest vanuit de kennis van de mysteriën, ervaart nog diepere lagen. Voor zo iemand kan het verhaal een feest van herkenning worden omdat vele aspecten van ware menswording, van inwijding, daarin worden opgemerkt.

Diepzinnige wijsheden worden in De Alchemische Bruiloft overgedragen in de vorm van een verhaal met een rijke symboliek, omdat zo de ziel kan worden bereikt. De ziel staat in contact met de wereld van de archetypen of oerbeelden. En als we ons met die wereld verbinden, bijvoorbeeld door het lezen of beluisteren van mythen of andere betekenisvolle verhalen, kunnen onze zielen ontwaken en gevoed worden. Dan kan er geleidelijk een nieuw bewustzijn tot stand komen dat open staat voor goddelijke inspiratie die alles herschept. Goede verhalen vertellen ons wat we al weten en vergeten hebben, en herinneren ons aan dat wat we ons nog niet hebben voorgesteld.

De wereld van de concrete oertypen is niet het einddoel van de menselijke ontwikkeling, want daarboven liggen nog, gezien in termen van trillingsgetal, de wereld van de abstracte oertypen en de vormloze geestelijke wereld. Volgens authentieke spirituele tradities als het gnostieke christendom, het hermetisme, het neo-platonisme en de kabbalah is het de bedoeling dat de mens één wordt met de vormloze geestelijke wereld. Daarvoor is een omzetting nodig, een transformatie. Transformeren betekent letterlijk: voorbij de vorm gaan.

Er bestaat een grote kloof tussen de zintuiglijk waarneembare wereld en de vormloze geestelijke wereld. De mens kan die kloof overbruggen. Sterker nog: het is de bedoeling dat hij zelf die brug wordt, een levende verbinding tussen hemel en aarde, zoals de Griekse god Hermes een boodschapper is van de goden. Hij kan die bemiddelende functie pas vervullen na een alchemisch proces van reiniging, loutering en vernieuwing waarbij nieuwe krachten en eigenschappen in hem werkzaam worden.

De mens kan de vorm pas werkelijk voorbij gaan nadat hij vertrouwd is geworden met de zintuiglijk waarneembare wereld, de wereld van de concrete archetypen en de wereld van de abstracte archetypen. Een geschrift als De Alchemische Bruiloft kan daarbij behulpzaam zijn. Maar bovenal is er nodig: een gemeenschap van mensen die de universele weg tot ware menswording zowel individueel als gezamenlijk gaan binnen een authentieke spirituele traditie.

Burcht der waarheid

Het woord traditie kan associaties oproepen met verstarde en daardoor verouderde opvattingen en gebruiken. Uiteraard wordt dit hier niet bedoeld. Hier gaat het om een mysterieschool die voortbouwt op universele inzichten die in het verleden bevrijdend bleken te zijn. Als het goed is, is zo’n mysterieschool ieder moment nieuw en kan deze daarom een jong gnostieke broederschap worden genoemd, ook als zij al vele decennia bestaat. De essentie van zo’n geestesschool is een dynamisch krachtveld of levend lichaam dat de Confessio Fraternitatis aanduidt als een burcht der waarheid.

Een burcht, kasteel of slot is een oerbeeld dat deel uitmaakt van de wereld van de concrete archetypen. Het staat symbool voor met name veiligheid, rijkdom, macht en roem. In de mystiek wordt de ziel van de mens ook wel aangeduid als een burcht. De klassieke rozenkuisers vergelijken de ziel of het hart van een mysterieschool ook met een burcht. In het hoofdstuk De ziel als burcht van het boek Mysteriën en symbolen van de ziel worden veertien functies van een kasteel verbonden met de zeven chakra’s van de mens. Daarbij gaat het, van beneden naar boven, om achtereenvolgens: fort en woning, eetzaal en theater, werkplaats en laboratorium, conferentiezaal en auditorium, atelier en concertzaal, tekenkamer en observatorium, tempel en oratorium.

Als Christaan Rozenkruis op basis van zijn uitnodiging en zijn droom besluit naar de alchemische bruiloft te gaan, bereidt hij zich voor en gaat op weg. Op de mysterieweg is het essentieel dat je niet blijft staan bij interessante intellectualiteit en mystieke passiviteit, maar een bevrijdende daad stelt. Niet één keer, maar elke dag opnieuw. Hoofd, hart en handen moeten harmonisch op elkaar worden afgestemd vanuit een helder bewustzijn om de weg van regeneratie van de mens als microkosmos te bewandelen. Dat wordt gesymboliseerd door de drie ceders op de groene vlakte waar Christiaan Rozenkruis op de tweede dag even rust.

Christiaan Rozenkruis verliest zijn brood omdat hij zijn innerlijke meester volgt, die in het verhaal wordt voorgesteld als een duif. Het is niet erg dat hij zijn brood niet meer kan halen door de sterke tegenwind, want er is geestelijke voeding voor hem. Iets soortgelijks geldt ook voor het water en het zout waar hij afstand van moet doen. Dit is in overeenstemming met uitspraken van Jezus, die een historische persoon was en tevens symbool staat voor de innerlijke meester die in de mens werkzaam kan worden.

De innerlijke meester zegt: ‘Ik ben het brood des levens, wie tot mij komt zal beslist geen honger hebben’ (Johannes 6:35). Bij de eerste wachter op de drempel bij het slot levert Christiaan Rozenkruis zijn water in omdat de innerlijke meester belooft: ‘Wie drinkt van het water dat ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen’ (Johannes 4:14). De tweede wachter op de drempel wil het zout van de nieuwe gast hebben om een nieuw zout-verbond te sluiten. Dat kan ook want de innerlijke meester spreekt tot de kandidaat, tot de in het wit geklede: ‘U bent het zout van de aarde’ (Mattheüs 5:13).

In De Alchemische Bruiloft wordt nergens expliciet verwezen naar de Bijbel. En toch is de spirituele weg die wordt uitgedragen in het Nieuwe Testament in essentie gelijk aan de weg van Christiaan Rozenkruis in De Alchemische Bruiloft. Het is de weg die leidt tot transfiguratie, dat is de opstanding van de innerlijke mens, tot het gereed komen van het opstandingslichaam dat ook wel het gouden bruiloftskleed wordt genoemd. In De Alchemische Bruiloft wordt de basis daarvoor gelegd tijdens de derde dag, wanneer de bruiloftsgasten die de beproevingen van de weging hebben doorstaan worden geëerd met een gulden vlies. De Alchemische Bruiloft is zeker geen vervanging van het Nieuwe Testament – zo is het nooit bedoeld – maar het heeft wel als voordeel dat het begrip ervan, in tegenstelling tot het begrip van het Nieuwe Testament, niet is misvormd als gevolg van vele eeuwen christendom.

Door drie poorten

Op de mysterieweg kun je alleen maar vorderen door te geven, maar het evenwicht kan wel bewaard blijven omdat je ook iets ontvangt. Daarom lezen we in de tweede dag van De Alchemische Bruiloft dat er boven de eerste poort van het slot staat geschreven: ‘Geef en u zal gegeven worden’ (Lukas 6.38).

Het opschrift boven de tweede poort van het slot maakt duidelijk dat alleen zij die innerlijk voldoende rijp zijn verder mogen: ‘Blijf verre van hier als u onwaardig bent.’ De kandidaat die met zijn toegangsbewijs bij de derde poort van het slot komt, wordt geplaatst voor: ‘Ik verheug mij met u. Ik lijd met u mee’. Hier is sprake van een meeleven waarin zowel een felicitatie als een condoleance besloten liggen. De gast wordt gefeliciteerd omdat hij aangenomen is in de mysterieschool en hij wordt tegelijkertijd gecondoleerd omdat hij nu te maken gaat krijgen met onvermijdelijke beproevingen die, als hij doorzet, zullen leiden tot het sterven van het ego-bewustzijn, wat noodzakelijk is om het nieuwe bewustzijn tot ontwikkeling te laten komen.

Zodra Christiaan Rozenkruis door de derde en laatse poort is gegaan, worden zijn grijze haren afgeschoren en ontvangt hij nieuwe schoenen. Zo laat hij het oude achter zich, krijgt hij ruimte voor een nieuw denken, en kan hij op heilige grond een nieuwe weg bewandelen. In de ontvangstzaal van het slot ontmoet hij vele andere geroepenen, en ook niet-geroepenen die over rotsen en muren naar boven geklauterd zijn en dus niet door de poorten zijn gekomen. Allemaal nuttigen zij eerst een smakelijke maaltijd en worden daarna onderhouden met prachtige muziek. Dat houdt in dat de krachten van de geest beschikbaar worden gesteld aan allen die nieuw binnengekomen zijn in de mysterieschool. Maar lang niet alle gasten zijn echte mysterieleerlingen die zich goed hebben voorbereid.

Tot zijn ontzetting merkt Christiaan Rozenkruis dat er zich in het gezelschap vele opscheppers, nieuwsgierigen, bedriegers en kunstenmakers bevinden. De sferen van mysteriewijsheid zijn namelijk ook toegankelijk door geforceerde oefeningen, intellectuele training en bepaalde technieken, zonder dat de noodzakelijke transformatie of wezensverandering plaatsvindt, die een duurzaam verblijf in deze sferen waarborgt.

Zo is het dus mogelijk dat deze mensen die zichzelf en anderen forceren vanuit hun egobewustzijn – de rotsenklauteraars – tot een plaats doordringen die niet aansluit bij hun zijnstoestand. De zijnstoestand van de gasten in de ontvangstzaal openbaart zich duidelijk tijdens de maaltijd. Christiaan Rozenkruis concludeert dat velen weliswaar een goed verstand hebben, maar ongelukkigerwijze ook een veel te hoge dunk van zichzelf.

In hoofdstuk 2 van De Alchemische Bruiloft lezen we daarover het volgende: ‘Toen de praatjesmakers zich een weinig tegoed hadden gedaan en de wijn de remmingen enigszins had weggenomen, begonnen zij pas goed te pochen en te bluffen. De één zou dit en de andere zou dat ondernemen en de onbenulligsten schreeuwden het hardst. […] Zij beroemden zich op daden die een Simson of een Hercules met al hun kracht niet zouden hebben kunnen verrichten. De één wilde Atlas van zijn last bevrijden, een ander zou de driekoppige Cerberus wel eens uit de hel halen; kortom, allen zwetsten er op los.[…] Er was er één die de hemelen hoorde ruisen; een tweede beweerde de ideeën van Plato te kunnen zien; en een derde beweerde de atomen van Demokritus te kunnen tellen. Verscheidenen hadden zelfs het perpetuum mobile uitgevonden.’

Het dikke-ik

Dergelijke gedragingen zijn vandaag de dag helaas ook zeer algemeen en ze staan in schril contrast met de signatuur van mensen in wie de ziel ontwaakt is en werkzaam is geworden. Ze vormen ook een rem op de vorming van een werkelijk humane samenleving. De Nederlandse filosoof professor Harry Kunneman bedacht een treffende term voor dit fenomeen: het dikke-ik. Hij introduceerde het in zijn boek Voorbij het dikke ik – bouwstenen voor een kritisch humanisme uit 2007. Het dikke-ik manifesteert zich in vele gedaanten en kenmerkt zich door lomp gedrag, anderen opzij duwen, alleen voor je eigen belangen gaan, minachting voor andersdenkenden, onverzadigbaarheid en zelfingenomenheid. Het manifesteert zich bijvoorbeeld in zelfverrijkende managers, ijdele tv-persoonlijkheden, elkaar verdringende politici, kijvende columnisten en gewelddadige voetbalsupporters.

Het dikke-ik vormt een verontrustende uitvergroting van het autonome individu dat zich bevrijd heeft van alle vormen van moreel gezag en dat zich aan niets en niemand nog wat gelegen laat liggen. Het draagt eraan bij dat de geestvonk als het ware wordt ingekapseld zodat de ziel zich niet kan openbaren. In het moreel kompas in afbeelding 3 (van beschouwing 2) manifesteert het zich vooral in het hedonistische kwadrant dat wordt gevormd door de combinatie van materialistisch en individualistisch. In feite hebben we allemaal wel iets van het dikke-ik in ons. De één meer, de ander minder. Sommigen tonen hun dikke-ik zonder enige gêne, anderen doen dat op een meer subtiele wijze. Het dikke-ik is een grote zelfhandhaver, wil niet veranderen en laat zich niet gemakkelijk corrigeren: niet door feedback van medemensen en ook niet door signalen vanuit het universum.

In De Alchemische Bruiloft lezen we: ‘ofschoon zij van tijd tot tijd met het mes op de vingers werden getikt, trokken zij zich daar niets van aan’. Het zal duidelijk zijn dat mensen in wie het dikke-ik prominent aanwezig is niet geschikt zijn om een ontwikkelingsweg binnen een mysterieschool te gaan. Daarom vindt er aan het einde van de tweede dag van De Alchemische Bruiloft een ceremonie plaats waarin een jonkvrouw aankondigt dat de kandidaten de volgende ochtend zullen worden gewogen.

‘Terwijl het geschreeuw hoe langer hoe erger werd, weerklonk plotseling in de zaal een zo liefijke en verheven muziek als ik in mijn hele leven nooit gehoord had. Zij bracht iedereen tot zwijgen, in afwachting van wat er komen zou. Deze muziek werd voortgebracht door alle snaarinstrumenten die men zich maar denken kan en die zo harmonisch samenstemden dat ik, in mijzelf verzonken, zo onbeweeglijk bleef zitten, dat zij die bij mij zaten er zich over verwonderden. Dit duurde bijna een half uur, waarin niemand van ons een woord sprak, want zodra iemand zijn mond wilde opendoen, kreeg hij onverwachts een tik, zonder te weten vanwaar deze kwam. […] Spoedig daarop verhief zich voor de deur van de zaal luid geraas en geschal van bazuinen, trompetten en pauken en wel zo meesterlijk
alsof de Romeinse keizer zijn intocht hield. De deur ging vanzelf open en het bazuingeschal werd zo luid dat wij het nauwelijks konden verdragen. Intussen kwamen, naar het mij toescheen, vele duizenden lichtjes de zaal binnen, die in volmaakte orde uit zichzelf voorwaarts schreden, hetgeen ons hevige schrik aanjoeg. Tenslotte betraden de twee eerder genoemde edelknapen met helder brandende fakkels de zaal en lichtten een schone jonkvrouw bij, gezeten op een schitterende, gouden triomfzetel, die zichzelf voortbewoog.’ […]

Vervolgens houdt de jonkvrouw met een lieflijke stem een toespraak op rijm waarin zij onder andere het volgende zegt:

‘Er zijn nog vermetele lieden
die brutaal zich aan komen bieden.
Zij dringen tot een plaats naar voren
waartoe zij nimmer zijn verkoren.
Opdat geen schelm hier binnensluipt,
geen schooier ergens tussen kruipt,
om, zonder geldige papieren,
de bruiloft met ons mee te vieren,
zal morgen, bij het eerste licht,
een waag hier worden opgericht.
Een ieder zal dan spoedig weten
wat hij thuis nog heeft vergeten.’

In De Alchemische Bruiloft komen meerdere ceremonies voor met muziek en plechtige toespraken. Waarom? Omdat die het mogelijk maken dat de leden van een groep als gevolg van resonantie op elkaar worden afgestemd, de vibratie wordt verhoogd en hogere energieën worden vrijgemaakt en geassimileerd. Het is ritueel werk dat, als het goed is, bijdraagt aan toename van het inzicht, het verlangen naar heelwording en de bereidheid tot overgave van het zelf.

Het idee van het wegen van iemand om zijn of haar innerlijke staat van zijn vast te stellen is oeroud. Eén van de belangrijkste scènes in het Egyptische Dodenboek van omstreeks 1500 voor het begin van de jaartelling is het wegen van het hart van een overledene, waarbij de god Thot de resultaten noteert. Dit kunnen we interpreteren als een symbool voor het verwerken van de ervaringen die in het aardse leven zijn opgedaan, en die als gevolg van de wet van oorzaak en gevolg mede-bepalend zijn voor de ervaringen die in een volgende incarnatie van de microkosmos zullen worden opgedaan.

Gerechtigheid

De weging van de ziel vindt niet alleen na de dood van het stoffelijke lichaam plaats, maar voortdurend. In het krachtveld van een mysterieschool, een burcht der waarheid waarin leugens en bedrog ontmaskerd worden, wordt die weging veel bewuster ervaren dan daarbuiten. Het wegen waarop hier wordt gedoeld wordt gesymboliseerd door arcanum 8 (of 11) van de tarot dat bekend staat onder de naam gerechtigheid en verwijst naar karma (zie afbeelding 6). In het boek ‘Egyptische mysteriën – inwijding in de esoterische tarot’ lezen we daarover:

‘De heerseres houdt, zittend op de troon, met geblinddoekte ogen een zwaard en een weegschaal in haar hand. Het zitten duidt op rust en evenwicht. De geblinddoekte ogen zeggen ons dat zij zonder aanziens des persoons plaatsvindt en onpartijdig is. Zij laat zich noch door schoonheid, noch door rijkdom beïnvloeden of omkopen. Zij overweegt en straft rechtvaardig. Moed en magisch vermogen vormen de toetssteen om te weten of je werkelijk de waarheid gevonden hebt, want slechts waarheid en kunnen brengen moed voort. Je zult in de eerste plaats moed hebben de dood tegemoet te treden, niet de moed van de dappere, die zich op de tanden bijt en wilskrachtig de dood in de ogen ziet, maar de moed van de wijze, die weet dat de dood een zich dikwijls herhalend gebeuren is, een overgang en geen einde.
Je zult echter niet alleen de moed opbrengen ten opzichte van sterven, maar ook ten opzichte van lijden en ten opzichte van het verdedigen van je mening. Je zult lijden kunnen verdragen omdat je de vergankelijkheid ervan inziet, waardoor je er geen angst meer voor koestert. De waarheid behoedt je voor vrees, je hebt immers niets te vrezen: alles, lijden en vreugde, brengt je nader tot je doel: de volmaaktheid.
Dit is het eerste kenmerk van de waarheid. Het andere is dat je vermogens  in jezelf zult ontdekken en tot ontwikkeling ziet komen, die je vroeger niet kende. Zoals de sterren rustig hun banen door het luchtruim zweven, zo zul jij in harmonie met het ritme van de kosmos naar je bestemming toegroeien. Je evenwicht en vrede zullen groot zijn, want je zult in alles en in allen de rechtvaardigheid van de grote wet ontdekken.’

De weging die op de derde dag van De Alchemische Bruiloft plaatsvindt, is uiteraard symbolisch bedoeld, en niet letterlijk zoals bij de verschrikkelijke heksenvervolgingen en heksenprocessen die in de vijftiende, zestiende en zeventiende eeuw in Europa plaatsvonden, en die tienduizenden slachtoffers hebben geëist. In De Alchemische Bruiloft gaat het om een louteringsproces dat op de mysterieweg altijd moet worden doorleefd wanneer de eerste aanraking door de krachten van de geest heeft plaatsgevonden.

De mysterieleerling wordt zich in een krachtveld van een mysterieschool bewust van zijn werkelijke toestand, omdat hij in de praktijk van zijn leven wordt geconfronteerd met zijn oude en zijn nieuwe eigenschappen. Als het licht feller gaat schijnen, komt dat waarvan hij zich eerst niet bewust was aan het licht. Meestal is dat een smartelijke ervaring omdat hij, als hij zichzelf objectief beschouwt, moet vaststellen dat zijn gedachten, gevoelens en wilswerkingen nog niet in overeenstemming zijn met het spirituele pad. Hij leert en begrijpt dat het oude in hem moet sterven.

Hij krijgt de raad om zichzelf objectief te zien als op een weegschaal en zonder oordeel het positieve en het negatieve vast te stellen, want het gaat erom zelfkennis te verkrijgen. De smart die gepaard gaat met het ervaren van de grote macht van de oude eigenschappen is louterend en bevordert het verlangen om daar vrij van te komen. De oude eigenschappen worden gesymboliseerd door de verschillende straffen die worden opgelegd aan degenen die de gewichten niet kunnen weerstaan.

De zeven gewichten

Waar staan de zeven gewichten voor? Daar zijn meerdere juiste antwoorden op te geven. De Duitse schrijver Richard Kienast brengt de zeven gewichten in zijn commentaren op de rozenkruisersmanifesten in verband met de zeven deugden: voorzichtigheid, rechtschapenheid, gematigdheid, moed, geloof, hoop en liefde. Rudolf Steiner (fakkeldrager 16) relateert ze aan de zeven vrije kunsten: taalkunde, logica, welsprekendheid, rekenkunde, meetkunde, muziek en astronomie. En Jan van Rijckenborgh (fakkeldrager 21) betoogt dat de zeven gewichten staan voor de zeven stralen die hij benoemt als achtereenvolgens: het volstrekte leven, de volstrekte liefde, de volstrekte intelligentie, de volstrekte harmonie, de volstrekte wijsheid, de volstrekte toewijding en de volstrekte bevrijdende daad.

Een klein deel van het aantal personen dat wordt gewogen weerstaat alle gewichten en mag de alchemische bruiloft gaan bijwonen. De Alchemische Bruiloft noemt nergens hoeveel gasten er door mogen en hoeveel er te licht worden bevonden, maar die aantallen zijn wel te berekenen aan de hand van de verstrekte informatie en de combinatierekenkunde, die in het begin van de zeventiende eeuw sterk in opkomst was. Mede aan de hand van de zogeheten driehoek van Pascal is te berekenen dat 9 gasten door mogen en 125 niet.

Getuigt het van liefde dat er zoveel kandidaten worden weggestuurd? Jazeker, want als de betrokkenen wel zouden worden toegelaten, is de kans groot dat ze beschadigd worden en daardoor geremd in hun innerlijke ontwikkeling. Wie in een krachtveld met een hogere vibratie wordt opgenomen en universele principes negeert, roept een zwaarder oordeel over zichzelf af dan iemand die dat doet in een krachtveld van een lagere vibratie. Je hoeft natuurlijk niet volmaakt te zijn om in een mysterieschool te worden opgenomen, maar het is belangrijk te beseffen dat een mysterieschool geen oplossingen biedt voor je persoonlijke problemen.

Wie niet een zekere orde heeft in zijn of haar uiterlijke en innerlijke leven is nog niet rijp voor de mysterieweg. Van het krachtveld van een mysterieschool gaat een helende werking uit, maar dat wil niet zeggen dat het een remedie is tegen bijvoorbeeld trauma’s, andere psychische verwondingen en ernstige persoonlijkheidsstoornissen. In dergelijke gevallen is rijping door het gewone leven en waar mogelijk ondersteund door passende therapie en coaching de juiste weg.

Christiaan Rozenkruis weerstaat alle gewichten. Dat houdt in dat hij de fase van loutering heeft doorlopen en dat er krachten in hem werkzaam zijn geworden waardoor hij waardig is om door het slot te worden rondgeleid, en daar wonderbare dingen te aanschouwen. Hij krijgt dan toegang tot de onvergankelijke schatten van de mysteriescholen van alle tijden. Genoemd worden onder andere: antiquiteiten, een koninklijke grafkamer, een Phoenix, een bibliotheek, fonteinen, kunstateliers, een kostbaar uurwerk in de vorm van een planetarium en een grote globe.

De beschrijving van het interieur van het slot van De Alchemische Bruiloft doet sterk denken aan de zogeheten Kunst- und Wunderkammer die in de renaissance en de barok bijzonder populair waren onder met name vorsten, edelen, rijke kooplieden en geleerden. In de zestiende en zeventiende eeuw legden zij uitgebreide verzamelingen aan van allerlei objecten, en rangschikten die op een speciale wijze. Daarbij ging het om natuurlijke objecten zoals schelpen, edelstenen, planten(delen), eieren en opgezette dieren, maar ook om door de mens gemaakte voorwerpen zoals schilderijen, beelden, munten, sieraden, technische apparaten en wetenschappelijke instrumenten die gemaakt zijn van de meest uiteenlopende materialen.

De Kunst- und Wunderkammer hadden als doel om de wereld in het klein te tonen en tegelijkertijd de plaats van de mens in het universum te benadrukken. Dergelijke geordende verzamelingen gaven niet alleen een indruk van de natuurfilosofie in de vroegmoderne tijd, maar weerspiegelden ook het mens- en wereldbeeld in de zestiende en zeventiende eeuw. Het hermetische principe van analogie tussen de macrokosmos en de microkosmos – de mens – is hier essentieel. Beroemd in dit verband zijn de verloren gegane Kunst- und Wunderkammer in Praag van de Habsburgse keizer Rudolf II (1552-1512), die in naam katholiek was, maar in feite het hermetisme aanhing en dat op allerlei manieren bevorderde (zie bij fakkeldrager 5).

Het kosmologische systeem wordt dan geïnterpreteerd als een referentiekader waarin objecten, levende organismen, geest en stof met elkaar verbonden zijn en elkaar beïnvloeden. De Kunst- und Wunderkammer waren dus meer dan alleen rariteitenkabinetten of voorlopers van de moderne musea. Het idee van de graftombe van C.R.C., zoals die wordt beschreven in de Fama Fraternitatis (zie spirituele tekst 9) is waarschijnlijk ontleend aan de Kunst- und Wunderkammer, want daar lezen we onder andere het opschrift: ‘Deze samenvatting van het heelal heb ik bij mijn leven mij tot een graf gemaakt’. In dit licht kunnen we ook een passage uit paragaraaf 4 van de Confessio Fraternitatis beter begrijpen:

‘Onze vader Christiaan overpeinsde zaken die door de menselijke intelligentie, vanaf de schepping van de wereld, zijn ontdekt, doorgewerkt en uitgebreid door de dienst van de engelen, de scherpzinnigheid van het verstand en door de ervaring van dagelijkse waarnemingen. Zijn overpeinzingen zijn zo uitnemend, dat het nageslacht, ook al zou de almachtige God al het geschrevene doen vergaan, alleen dááruit reeds de nieuwe fundamenten voor de wetenschappen kunnen leggen, en een nieuwe burcht der waarheid kunnen opbouwen’.

BESTEL MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER DE ROZENKRUISERS