De leer van de atomen van Leukippos en Demokritos – atoommodel dat de grondslag vormde van het filosofisch materialisme

Over Leukippos, de grondlegger van het belangrijkste natuurfilosofische stelsel van de Griekse filosofie, is weinig bekend. Hij stamde uit Milete of uit Aldera, in Thrakië aan de noordkust van de Egeïsche zee gelegen, waar hij omstreeks het midden van de vijfde eeuw gewerkt heeft. Slechts één fragment is woordelijk tot ons gekomen: ‘Geen ding ontstaat doelloos, maar alles uit zin en noodzakelijkheid.’ Dit is waarschijnlijk de eerste heldere fornulering van de causale wet (wet van oorzaak en gevolg). Zijn leer van de atomen kennen wij alleen door zijn grote leerling Demokritos, die vermoedelijk alles wat Leukippos leerde in zijn stelsel heeft opgenomen. 

Demokritos is geboortig uit Andera, waar ook zijn leermeester had gewerkt, en leefde ongeveer van 470 tot 360 v.c. – hij zou namelijk een leeftijd van 109 jaren hebben bereikt. Het belangrijk vermogen dat hij had geërfd, gaf Demokritos uit aan studiereizen, die hem tot in Egypte, Perzië en Indië zouden hebben gevoerd. In elk geval heeft hij over zichzelf gezegd: ‘Ik heb van mijn tijdgenoten het verst de aarde doorzworven, waarbij ik ook het verst gevorst heb; ik heb ook de meeste hemelstreken gezien en de meeste geleerde mannen gehoord en in meetkundige constructies met bewijzen heeft niemand mij nog overtroffen, zelfs niet de Egyptenaren…’

Na zijn terugkomst leefde hij in zijn vaderstad, terwijl hij zich in bescheiden teruggetrokkenheid geheel aan studie en wijsbegeerte wijdde. Hij hield zich verre van openbare debatten en stichtte ook geen school. Wij kunnen ons een voorstelling van zijn veelzijdigheid maken, wanneer wij de lijst van zijn geschriften in ogenschouw nemen, die handelen over mathematica, fysica, astronomie, scheepvaart, aardrijkskunde, anatomie, fysiologie, psychologie, geneeskunde, muziek en filosofie. Demokritos heeft de leer van Leukippos tot een gesloten stelsel opgebouwd.

Het volle en het ledige. De eleatische wijsgeren, in het bijzonder Parmenides, hadden getoond dat veelheid, beweging, verandering, ontstaan en vergaan en niet denkbaar zijn, indien men niet een niet-zijnde, de volstrekt ledige ruimte als werkelijk aanneemt; en daar hun deze hypothese onmogelijk scheen, waren zij er toe gekomen beweging, veelheid enz. te loochenen en vol te houden dat alleen een onveranderlijk Zijnde Is. Demokritos was nu enerzijds overtuigd dat een volstrekt ontstaan uit het niets ondenkbaar is – het zou bovendien in tegenspraak zijn met de stelling van Leukippos aangaande de noodzakelijkheid van al het gebeuren. Aan de andere kant scheen het hem ook niet vol te houden met de eleaten beweging en veelheid zomaar te loochenen. Derhalve ging hij ertoe over, in tegenstelling tot Parmenides, toch een niet-zijnde, te weten de ledige tuimte, als werkelijk aan te nemen. Dientengevolge bestaat de wereld volgens Leukippos en Demokritos uit een ruimtevullend, vol iets, het zijnde, en een niet-zijnde ledigheid, de ruimte. 

De atomen. Datgene wat nu de ruimte vult, het ‘volle’, is echter niet ‘één’. Het bestaat uit talloze, vanwege hun kleinheid niet waarneembare deeltjes. Deze deeltjes hebben geen ledig binnen zich, zij vervullen hun ruimte geheel. Zij zijn ook niet deelbaar: daarom heten zij ‘atomen’, dat wil zeggen ondeelbare dingen. Leukippos en Demokritos, die hiermee voor het eerst dit begrip schiepen, konden niet vermoeden, welke verstrekkende theoretische en praktische betekenis het eens zou krijgen. De atomen  zijn onvegankelijk en onveranderlijk; zij bestaan alle uit dezelfde ‘stof’, maar zijn van verschillende grootte, en in verband daarmee ook van verschillend gewicht. Alle lichamen bestaan uit opeenhopingen van atomen. Vernietiging is niets anders dan de oplossing van tot nu toe verbonden atomen. 

Primaire en secundaire eigenschappen. Alle eigenschappen van de dingen berusten op het onderscheid in vorm, ligging, grootte en ordening van de atomen, waaruit zij zijn samengesteld aan de dingen zelf komen evenwel niet alle eigenschappen, die wij eraan toekennen, in wezen toe: alleen zwaarte, dichtheid (ondoordringbaarheid) en hardheid zijn wezenlijke kenmerken, voortkomend uit de natuur van de atomen. al het andere wat op ons indruk maakt eigenschap van de dingen te zijn als kleur, warmte, reuk, smaak, klank – dat alles ligt niet in de dingen zelf, maar vindt zijn oorzaak in de eigenaardigheid van onze zintuigen en van ons waarnemingsvermogen, het is iets wat wij aan de dingen toevoegen, het heeft geen objectieve, maar louter subjectieve waarde, het is een ‘secundaire eigenschap’, zoals men later zal zeggen. ‘Volgens instelling en conventie is er kleur en zoet en bitter, in werkelijkheid slechts atomen en het ledige.’

Beweging van atomen. In alle eeuwigheid bewegen zich de ontelbare atomen volgens de wet van de zwaartekracht in de oneindige ruimte. Uit hun botsing en afstting ontstaan wervelbewegingen, waardoor atoomcomplexen gevormd worden. Daarbij sluit het gelijke aan het gelijke en ontstaan de zichtbare dingen: in eeuwige wording enverwording ontstaan en vergaan talloze werelden, waarvan wij tot één behoren. Geen bestierende en voorzienende geest is nodig voor zulk een wereld, ook geen bewegende kracht zoals liefde en haat en Empedokles. Maar evenmin is het ontstaan van een wereld product van louter toeval. Demokritus verwerpt dit uitdrukkelijk als een verzinsel, dat alleen dient om onze onkunde te bedekken. Alles geschiedt veeleer met een ijzeren, aan het zijnde inherente (immanente) noodzakelijkheid.

De menselijke ziel. Ook de mens bestaat uit atomen, niet alleen zijn lichaam, maar ook zijn ziel. de ziel is dus ook iets zuiver lichamelijks, al is zij dan uit de fijnste, meest beweeglijke, ronde atomen gevormd. Na de dood worden de ziele-atomen evenzo verstrooid als die van het lichaam. 

Ethiek. De hoogste voor de mens bereikbare gelukzaligheid bestaat in een blijde welgemoedheid (Grieks: euthumia). De weg om daartoe te geraken is gematigdheid, geringschatting van het zingenot, maar voor alles de waardering van de geestelijke goederen. Lichaamskracht is goed voor lastdieren, de adel van de mens is in de sterkte van de ziel gelegen. En: ‘Ik zou liever een enkel bewijs (in de meetkunde) ontdekken, dan de troon van Perzië verwerven. 

Zoals men ziet, staat de zedenleer van Demokritos enigszins onsamenhangend naast zijn natuurfilosofische stelsel. Dit laatste is met een buitengewone consequentie uitgewerkt. Het heet materialistisch, omdat het enig werkeijke zijn in de wereld de stoffelijke atomen zijn, en het is het klassieke materialistische systeem van de oudheid, dat alle latere beïnvloedt heeft en zonder welk zij niet denkbaar zijn. De werking ervan duurt tot in het huidige wetenschappelijke wereldbeeld voort, ja men kan wellicht zeggen dat het daarin zijn hoogtepunt heeft bereikt. Weliswaar is datgene, wat als ‘atoom’ werd beschouwd, reeds lang als samengesteld erkend, maar niets verhinderd ons ook bij Demokritos aan de , binnen het  ‘atoom’ zich als de kleinste elementen voordoende deeltjes te denken. 

Blijkbaar heeft Demokritos geen enkele poging gedaan zijn zedenleer wetenschappelijk met zijn atoomtheorie in overeenstemming te brengen en zo beide in een omvattend wereldbeeld te verenigingen. Derhalve wordt hij nog onder de natuurfilosofen gerekend.

Bron: Geschiedenis van de filosofie 1 van Hans Störig