Essay 7

   Uitdagingen van geboorte, leven en dood – Misleiding voorkomen

hoofdstuk 16 van Mysteriën en uitdagingen van geboorte, leven en dood

 

BESTEL MYSTERIËN EN UITDAGINGEN VAN GEBOORTE, LEVEN EN DOOD

Er is een zee van licht, maar de mensheid ziet het niet, omdat haar bewustzijn verduisterd is. Er gaan van het licht impulsen tot de mensheid uit, maar de mensheid reageert negatief. Op allerlei wijzen wordt getracht haar gedachten te verspillen in onnodige gerichtheden, om haar aldus af te sluiten voor de stroom van zielverlossende impulsen, die onophoudelijk tot de mensheid worden gezonden.

Er is intelligentie voor nodig om de aanvallen van de duisternis te onderkennen, die in een ommezien de zuivere sferen van uw omgeving vertroebelen tot een donkere, onrustige, adembenemende atmosfeer. Wist u dat de machten van de duisternis bij voorkeur speculeren op uw zuivere, maar niettemin uiterst gevaarlijke goedhartigheid, zo deze niet wordt doorstraald met het licht van een zuivere rede?

Verstandelijkheid is niet meer dan een goed getraind brein. Intelligentie vereist echter een geschoold denkvermogen, een door een juist reageren op goddelijke impulsen verhelderde spiegel van de menselijke geest, die de rede verlicht.

Catharose de Petri, Het levende woord, hoofdstuk 29

Als mensen hebben we allemaal te maken met illusie: dat wat we waarnemen of ervaren doet zich in ons bewustzijn anders voor dan wat het in werkelijkheid is. Het gaan van een spirituele weg houdt in dat bepaalde onjuiste percepties verdwijnen zodat er een ontvankelijkheid ontstaat voor het heilige, dat een reiniging, een loutering en een vernieuwing bewerkstelligt. Dit is niet eenvoudig want er zijn vele krachten actief die de mensen in waan gevangen willen houden om te voorkomen dat ze de innerlijke weg gaan en dan niet meer kunnen worden geëxploiteerd als slaaf van de machten van de duisternis.

BESTEL MYSTERIËN EN UITDAGINGEN VAN GEBOORTE, LEVEN EN DOOD

Ter introductie van het onderwerp ‘misleiding voorkomen’ volgen hieronder zeven uitspraken over illusie en begoocheling.

  • Illusies: de luchtbanden waarop men over de ruwe levensweg rijdt, en die langzaam leeglopen naarmate men verder vordert. (J.V. Teunissen) 
  • Ontneem de gemiddelde mens zijn levensillusie, en u ontneemt hem tegelijkertijd zijn geluk. (Hendrik Ibsen)
  • De moderne mens leeft met de illusie dat hij weet wat hij wil, terwijl hij eigenlijk wil wat hij wordt verondersteld te willen. (Erich Fromm)
  • Er is sprake van een optische illusie bij ieder persoon die we ontmoeten. (Ralph Waldo Emerson)
  • Verloren illusies zijn gevonden waarheden. (Multatuli)
  • Velen stellen het gemakkelijk zonder waarheden, maar weinigen zijn sterk genoeg om het zonder illusies te kunnen stellen. (Gustave Le Bon)
  • Inwijding is het gevolg van het vermogen om begoochelingen en illusies te boven te komen die de waarheid versluieren en het bewustzijn beperken. (Alice Bailey)

Velen menen dat de wetenschap in staat is om illusies en begoochelingen weg te nemen. Dat is echter in beperkte mate het geval. Wetenschappers zijn zeker in staat om bepaalde dwalingen aan het licht te brengen, maar soms creëren ze nieuwe illusies en houden ze begoochelingen in stand.

Op 28 mei in het jaar 585 voor Christus vond er een bijzondere gebeurtenis plaats: de zon werd toen verduisterd, precies op de datum die volgens de legende was voorspeld door de filosoof Thales (624-545 v. Chr.) die leefde in de stad Milete aan de westkust van het huidige Turkije. Dat was een mijlpaal in de ontwikkeling van het denken van de mensheid. Tot die tijd werden natuurverschijnselen, waaronder zonsverduisteringen, uitsluitend gezien als uitingen van grillige goden aan wie de mensen waren overgeleverd. Thales van Milete toonde aan dat er natuurwetten zijn, dat bij een zonsverduistering de maan voor de zon schuift en dat je met de juiste kennis over de beweging van hemellichamen gewoon kunt uitrekenen wanneer een zonsverduistering zal plaatsvinden.

Thales dacht na over de veranderingen die hij waarnam. Als er verandering is, zo redeneerde hij, moet er iets zijn dat verandert en ook iets dat niet verandert. Hij veronderstelde een eenheid die verscholen is achter de veelheid die we waarnemen. Thales had de opvatting dat er een oerbeginsel is, een kern van het leven, waaruit alles wat we kennen is opgebouwd. Hij dacht daarover na en concludeerde dat het water moest zijn omdat water van alle elementen het duidelijkst veranderingen vertoont.

Tegenwoordig weet bijna iedereen dat Thales geen gelijk had met zijn stelling dat water de oerstof is. De chemische stof die wij kennen als H2is weliswaar essentieel voor het leven, maar is niet de bouwsteen van alles. In het materiële universum zoals wij dat kennen worden meer dan honderd chemische elementen onderscheiden, en is alles opgebouwd uit atomen van die elementen. Toch heeft Thales in symbolische zin misschien wel gelijk met zijn stelling dat alles voortkomt uit water. Water zoals wij dat kennen kunnen we namelijk zien als een afspiegeling van het oerbeginsel ‘water’ waarover geschreven wordt in heilige geschriften.

Oceaan van oersubstantie

Als we in de scheppingsmythe van Genesis 1 in vers 2 lezen ‘duisternis lag over de watervloed; en de Geest van God zweefde boven het water’ dan wordt daarmee geen letterlijk water bedoeld, maar symbolisch water dat in de alchemie wel wordt aangeduid als oersubstantie of materia prima. Het begrip materia prima of prima materia verwijst niet naar gemanifesteerde materie in gewone zin, maar naar een potentieel tot materie, materie die nog niet gemanifesteerd is.

Als de goddelijke idee – ook wel aangeduid als de goddelijke Vader – werkzaam wordt in de materia prima – ook wel de goddelijke Moeder of de matrix genoemd, ontstaan er vormen in de oceaan van oersubstantie, dan ontstaat er orde in de chaos. Door de interactie tussen de Vader en de Moeder vindt er schepping plaats. Dan wordt er symbolisch een Kind geboren, een nieuwe vorm komt tot openbaring.

Thales van Milete wordt vaak gezien als de eerste natuurwetenschapper en ook als de grondlegger van het reductionisme, dat stelt dat complexe entiteiten altijd kunnen worden herleid tot meer fundamentele entiteiten. In zekere zin is dat juist, maar het is goed te bedenken dat Thales niet zover ging als de hedendaagse reductionisten, die een mens louter beschouwen als een organisme dat wordt bestuurd door biologische en fysisch-chemische processen. Thales ontkende bijvoorbeeld niet het bestaan van goden. Tegenover het reductionisme staat het holisme, dat stelt dat elk geheel weliswaar de kenmerken ontleent aan de samenstellende delen, maar ook dat het geheel meer is dan de som van de afzonderlijke delen, en bovendien dat alles onafscheidelijk met elkaar is verbonden.

Ontwikkelingen in de natuurwetenschappen hebben ertoe geleid dat er een materialistisch mens- en wereldbeeld tot ontwikkeling kwam dat heeft geleid tot de maatschappij waarin wij nu leven, met onder meer waardevolle technologieën, een formidabele communicatie- en infrastructuur, en een geavanceerde geneeskunde. Mede door deze ontzagwekkende successen zijn de meeste mensen het materialistische mens- en wereldbeeld als de enige juiste voorstelling van zaken gaan beschouwen. Dat is een grote vergissing waarvan geleidelijk steeds meer mensen zich bewust zullen worden.

In het materialistische mensbeeld wordt de mens gezien als een biologisch wezen met gedachten, gevoelens en wilswerkingen, ook wel aangeduid als persoonlijkheid en lichaam. Dat is echter alleen maar de tijd-ruimtelijke, kosmische dimensie. De mens is echter in potentie ook ziel en geest. De ziel houdt verband met bewustzijn en maakt deel uit van de waarlijk menselijke dimensie (antropos), een levende verbinding tussen lichaam en geest. En geest hangt samen met het goddelijke scheppingsplan en maakt deel uit van de goddelijke dimensie (theos).

Volgens de universele wijsheidsleer is niet alleen de mens een kosmotheandrisch wezen, maar heeft alles wat bestaat een kosmische, een goddelijke en een menselijke dimensie. Zo kunnen we zeggen dat ook alle universa, alle sterrenstelsels, alle sterren, alle zonnestelsels, alle planeten, alle manen, alle dieren, alle planten, alle mineralen en alle atomen kosmotheandrisch zijn. Dit alles bevindt zich in verschillende stadia van ontwikkeling en wordt gestuwd naar steeds verdere vervolmaking.

Schaduwen op de rotswand

Als we de materiële werkelijkheid beschouwen als de enige werkelijkheid, leven we in illusie. De filosoof Plato verduidelijkt deze idee schitterend met zijn allegorie over de grot. Hij vergelijkt ons, aardse mensen, met een groep personen die diep in een donkere onderaardse grot naast elkaar met handen en voeten gebonden zijn en slechts de mogelijkheid hebben recht voor zich uit te zien. Zij hebben uitzicht op een rotswand in de grot, terwijl achter hen, op een plateau, een groot vuur brandt, dat de wand helder verlicht.

Direct voor de geketenden bevindt zich een muur. Daar lopen mensen die met elkaar spreken en stokken dragen met bovenaan platte afbeeldingen van voorwerpen, planten en dieren. In afbeelding 20, die de allegorie weergeeft in de vorm van een plaatje, gaat het om een boom, een vogel en een kruik. De gevangen zijn helemaal gefascineerd door de schaduwen van de voorwerpen op de wand voor hen. Zij menen dat de schaduwen zelfstandig bewegen en spreken, en geven er namen aan. De intelligentsten van hen proberen misschien een bepaalde regelmaat te ontdekken zodat ze kunnen berekenen wanneer bepaalde schaduwen verschijnen. Voor de geketenden is dat wat zij waarnemen de enige realiteit.

Wanneer nu één van de geketenden erin slaagt zich te bevrijden uit zijn boeien en de omgeving van de grot gaat onderzoeken, dan zal hij ontdekken dat wat hij voor de realiteit hield, slechts schaduwen zijn van beelden die voorbij worden gedragen, en dat de stemmen die hij hoort niet afkomstig zijn van de schaduwen maar van de niet geketende medemensen. Als hij daarna de grot verlaat, zullen zijn ogen eerst moeten wennen aan het overweldigende licht. Hij ontdekt dan een werkelijkheid die veel grootser en stralender is dan de realiteit die hij tot dan toe kende, en ook dat er meer dimensies zijn dan waar hij vertrouwd mee was. Wat hij eerst kende als zwarte schaduwen en als tweedimensionale vale beelden ziet hij nu als driedimensionale, kleurrijke voorwerpen en wezens.

Deze bevrijde mens verlangt er waarschijnlijk naar terug te keren tot de gevangenen in de grot met wie hij zo lang heeft geleefd, om hen te vertellen dat ze in illusie leven en dat er een veel grootsere werkelijkheid is waar zijn geen flauw benul van hebben. Als hij dat doet, zullen de gevangenen hem niet geloven, hem als een misleider beschouwen en hem uit hun midden willen stoten.

Vanaf ongeveer de zeventiende eeuw kwamen in Europa de natuurwetenschappen sterk tot ontwikkeling. Dit leidde tot de cultureel-filosofische en intellectuele stroming van de Verlichting waarin wordt uitgegaan van een materialistisch mens- en wereldbeeld. Op basis van onderzoekingen werden er allerlei wiskundige en natuurwetenschappelijke formules, modellen en concepten opgesteld die iets weergeven van de werkelijkheid. Die worden ook wel gerekend tot de zogeheten materia secunda, die wordt gezien als een vervormde afspiegeling van de wereld van de geest, dat is de wereld van de abstracte oertypen (zie afbeelding 21).

In feite gaat het om tweedehands kennis en niet om eerstehands beleven. Daarom is het een illusie te menen dat formules, modellen en concepten de werkelijkheid zijn want werkelijkheid is pas realiteit als deze doorleefd en gekend is.

De Romantiek

Als reactie op de Verlichting, die eenzijdig de nadruk legde op het menselijke verstand, kwam er in de 18e eeuw een stroming met een tegengesteld karakter tot ontwikkeling: de Romantiek. Daarin vormde niet het objectieve waarnemen het uitgangspunt, maar het subjectieve ervaren. Romantici hechten grote waarde aan gevoel, verbeelding en intuïtie. Hun beeld van de natuur en de mens is, in tegenstelling tot de visie van vertegenwoordigers van de Verlichting, niet mechanisch en reductionistisch maar organisch en holistisch. Zij hechten meer waarde aan kunst dan aan wetenschap, stellen kwaliteit boven kwantiteit en nemen het spirituele als uitgangspunt in plaats van het materiële.

De Romantiek kwam tot uitdrukking in met name de literatuur, de beeldende kunst en de muziek. Bekende Duitse Romantici uit de negentiende eeuw zijn de dichters Goethe (fakkeldrager van het Rozenkruis 11), Friedrich von Schiller en Novalis, en de componisten Ludwig von Beethoven, Johannes Brahms en Richard Wagner. De filosofen Jean-Jacques Rousseau en Éliphas Levi, en de componist Hector Berlioz waren omstreeks die tijd bekende vertegenwoordigers van de Romantiek in Frankrijk. Voorbeelden van Engelse Romantici in de negentiende eeuw zijn de dichters George Gordon Byron, Wiliam Blake en Alfred Tennysson.

In de Verenigde Staten werden in de negentiende eeuw de zogeheten transcendentalisten sterk beïnvloed door de Engelse en de Duitse Romantiek. Daarbij horen namen van beroemde dichters/schrijvers als Henry David Thoreau, Ralph Waldo Emerson en Walt Whitman. Verder is de belangstelling voor sprookjesverzamelingen zoals die van Moeder de Gans van de Franse schrijver Charles Perrault en de Duitse gebroeders Grimm duidelijk voortgekomen uit de Romantiek.

In de periode van de Romantiek was er ook een brede belangstelling voor het occultisme. Het woord occult betekent ‘verborgen’. Occultisme houdt verband met het bestuderen of bezig zijn met het verborgene. Sinds mensenheugenis worden er praktijken beoefend die kunnen worden geschaard onder de noemer van occultisme.

In primitieve stammen waren het de medicijnmannen en de sjamanen die contact onderhielden met de onzichtbare wereld om de leden van de stam te adviseren, te leiden en te genezen. In de Griekse oudheid kon men het orakel van Delphi, dat gewijd was aan de god Apollo, raadplegen.

De magiër Merlijn uit de Arthurlegenden bevorderde ontwikkelingen in Bretagne en Groot-Brittannië. Tussen 1450 en 1750 zijn er in grote delen van Europa tienduizenden vrouwen die beschuldigd werden van hekserij op een verschrikkelijke manier veroordeeld en geëxecuteerd door mensen die zich christen noemden.

Op verschillende plekken in de Bijbel wordt gewaarschuwd tegen het zich inlaten met occulte praktijken: tot het volk Israël, dat we kunnen zien als symbool voor de mensen die een authentieke spirituele weg gaan, wordt gesproken: ‘Onder u mag niemand gevonden worden die zijn zoon of zijn dochter door het vuur laat gaan, die waarzeggerij pleegt, die wolken duidt of aan wichelarij doet, die een tovenaar is, die bezweringen doet, die een dodenbezweerder of een waarzegger raadpleegt, of die de doden raadpleegt.’ (Deuteronomium 18:10-11)

Aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw was er een grote belangstelling voor occulte zaken. Er werden veel spiritistische seances gehouden, waarbij boodschappen van overledenen werden ontvangen, nieuwe complementaire geneeswijzen zoals magnetiseren en hypnotiseren werden ontwikkeld, en de belangstelling voor theosofie en antroposofie flink groeide. Al die ontwikkelingen hebben ertoe bijgedragen dat wetenschappers verschijnselen gingen onderzoeken die samenhangen met het menselijke bewustzijn en die niet kunnen worden verklaard uit, of zelfs strijdig zijn met het hedendaagse wetenschappelijke wereldbeeld.

Parapsychologie

De Duitser Max Dressoir (1867 – 1947) introduceerde daarvoor het woord ‘parapsychologie’. De beroemde Amerikaanse psycholoog Joseph Banks Rhine (1895-1980) nam deze term over en beschouwde het als een betere benaming dan de van oorsprong Britse term psychical research. De parapsychologie is de academische discipline waarbinnen paranormale verschijnselen worden onderzocht. De theoretisch psycholoog Titus Rivas onderscheidt in de Encyclopedie van de parapsychologie van A tot Z vijf deelgebieden. Het betreft onderzoek naar:

  1. paranormale vormen van waarneming en communicatie die niet gebaseerd zijn op zintuiglijke verwerking van informatie; dit gebied wordt wel aangeduid als ESP (Extra-Sensory Perception) of buitenzintuiglijke waarneming die verband houdt met telepathie, helderziendheid, helderhorendheid, heldervoelendheid, helderruikendheid en helderproevendheid;
  2. paranormale vormen van psychische inwerking op de waarneembare, fysieke wereld, die niet gebaseerd is op neurologische verwerking van zenuwimpulsen uit de hersenen; dit gebied staat ook bekend als psychokinese of PK (een oudere term is telekinese);
  3. een meervoudige lichamelijkheid die in wisselwerking staat met de ziel of de geest, en gebruikt kan worden om het fysieke lichaam te verlaten en op een ander gebied ervaring op te doen; dit terrein omvat onderwerpen als aura en uittredingen;
  4. het voortleven van de ziel of geest na het overlijden van het stoffelijke lichaam; dit omvat thema’s als bijna-dood ervaringen en reïncarnatie, maar ook communicatie met overledenen;
  5. ‘synchroniciteit’, dat wil zeggen zinvolle toevalligheden, die verband houdt met iemands innerlijk of persoonlijkheid maar niet berusten op ESP of psychokinese.

Dergelijke paranormale ervaringen blijken ‘normaler’ te zijn dan de meeste mensen vermoeden. Ieder mens is in zekere zin ‘paranormaal begaafd’, de één meer dan de ander. Joseph Rhine toonde dat al aan met zijn parapsychologische experimenten die hij vanaf het einde van de jaren twintig van de vorige eeuw tot ongeveer 1965 uitvoerde in zijn laboratorium aan de Duke University in North Carolina. Daarbij maakten hij en zijn collega’s steeds gebruik van vijf sets van vijf verschillende kaarten. Deze kaarten staan bekend als Zener kaarten (genoemd naar Zener, een collega van Rhine die de vijf symbolen had voorgesteld) of ESP kaarten. De symbolen die werden gebruik waren: een cirkel, een plus-teken, drie golvende lijntjes, een vierkant en een vijfpuntige ster.

De procedure, die bij grote groepen proefpersonen is toegepast, begon met het schudden van de 25 kaarten. Daarna mocht een persoon die als zender fungeerde steeds een kaart omdraaien van de stapel. De ‘ontvanger’, een persoon die die de ‘zender’ niet kon zien, moest aangeven naar welk symbool de ‘zender’ keek. Dit werd herhaald totdat alle 25 kaarten aan bod waren geweest. Op de resultaten kunnen statistische berekeningen worden toegepast.

Als er uitsluitend toeval in het spel zou zijn, zou het aandeel juist geraden kaarten bij een groot aantal experimenten steeds precies 20 procent moeten zijn. Het aantal treffers was echter steeds om en nabij 21 procent, dus maar net boven het toevalsniveau. Omdat het aantal tests in de honderduizenden liep, was dit niettemin statistisch zeer significant! Ook andere onderzoekers die de experimenten herhaalden, boekten steeds ongeveer dat resultaat.

Rhine en zijn collega’s werkten soms met uitzonderlijk sensitieve proefpersonen en boekten dan spectaculaire resultaten. De scores van zelfs de beste proefpersonen werden lager naarmate het aantal testherhalingen groter werd. Dit werd het afname-effect genoemd en werd toegeschreven aan toenemende vermoeidheid. Een andere belangwekkende conclusie van de onderzoekers is dat sommige proefpersonen scores hadden die significant onder de kansverwachting van 20 procent lagen. Het bleek dat zij niet geloofden in ESP en sceptisch stonden tegenover het onderzoek.

Op het gebied van paranormale verschijnselen werd en wordt nog steeds bedrog toegepast. Vermeldingsswaardig is hier de wereldberoemde, Amerikaanse goochelaar en boeienkoning Harry Houdini (1874-1926), die tijdens zijn leven al een legendarische figuur was. Hij werd beschouwd als een held omdat hij het verlangen naar vrijheid van zijn publiek triggerde door er steeds weer in te slagen om op een onverklaarbare wijze te ontsnappen uit boeien, dwangbuizen, gevangenissen, kisten, waterbassins etcetera.

Spiritisme

Houdini was oprecht geïnteresseerd in het leven na de dood en ging na het overlijden van zijn moeder in 1913 naar een medium om met zijn moeder te kunnen communiceren. Hij merkte snel dat het medium gebruik maakte van principes uit de goochelkunst die hij zelf goed kende. Hij bezocht meer mediums en ontdekte dat zij allemaal gebruik maakten van trucs. Toen zag hij zakelijke mogelijkheden voor een tour van theatershows waarin hij de malafide praktijken van mediums zou demonstreren en uitleggen. Dat heeft hij gedaan. Om belangstelling te wekken voor zijn shows en als bron van neveninkomsten schreef hij het boek ‘A magician among the spirits’.

In die tijd ontstond er een nieuwe vorm van amusement die bekend staat als mentalisme en waarvan de grondslagen zijn gelegd door met name Theodore Annemann (1907-1942) en Tony Corinda (1930-2010). De artiest (mentalist) wekt dan de illusie dat hij over buitengewone mentale vaardigheden en vermogens beschikt. Daarbij kan het gaan om beïnvloeden, voorspellen en gedachtelezen, maar ook om een uitzonderlijke vaardigheid in het uitvoeren van rekenkundige bewerkingen en het onthouden van gegevens. Mentalisten maken gebruik van psychologische, natuurkundige en theatrale principes en ook van goochelkunst.

Een andere boeiende figuur die het occultisme op een veel hoger niveau heeft onderzocht dan de hierboven genoemde personen is de Oostenrijkse schrijver Gustav Meyrink (1868-1932). Deze individualistische en sceptische kunstenaar is door schade en schande wijs geworden. Meyrink was protestants opgevoed, maar kon zich niet vinden in het protestantse gedachtegoed en de daarmee samenhangende burgerlijke praktijken. Als 24-jarige wilde hij zichzelf van het leven beroven, maar zijn innerlijke stem heeft hem daarvan weerhouden. Hij liet alle religieuze en filosofische dogmatiek achter zich, ging op zoek, las talloze boeken over filosofie, esoterie, alchemie, mystiek en kabbalah, en bezocht vele bijeenkomsten van allerlei esoterische groepen en bewegingen.

Aanvankelijk beging Meyrink de vergissing met zijn ego in te grijpen in de processen van zelfkennis en loutering, iets dat onmogelijk is omdat alleen de goddelijke genade of het geestelijke licht dat kan bewerkstelligen. Als gevolg van verkeerde meditatie-oefeningen kreeg hij een kwaal aan zijn ruggenmerg. We kunnen hem zien als een prototype van de huidige zoekende mens. In zijn romans wil hij de lezer innerlijk raken met specifieke beelden, gevoelens en gedachten. De vergeestelijking van de menselijke soort staat steeds centraal in zijn boeken. Jan van Rijckenborgh schrijft over hem:

‘De arbeid van Gustav Meyrink vormt een verbindende schakel tussen het occultisme en het transfigurisme. Velen, vastgelopen in het occulte beweeg van vele groepen, kunnen door hem de bedoelde verbindende schakel ontdekken en de weg tot het transfiguristische pad van bevrijding vinden. Als één van de weinigen trok hij langs vele paden van het esoterische levensveld om uiteindelijk als vinder te eindigen. Hij baande een weg voor zoekers die zich daardoor veel tijd en leed kunnen besparen.’ 

De occultist streeft naar de uitbreiding van zijn ik, terwijl de transfigurist streeft naar het werkzaam worden van het goddelijke in hem door zijn ik te laten sterven, dat wil zeggen: identificaties en gehechtheden los te laten. De occultist wendt zijn magische vermogens aan om te realiseren wat hij wil, terwijl de transfigurist bidt: ‘Uw wil geschiede’ en ‘Heer, wat wilt Gij dat ik doen zal’.

Gustav Meyrink waarschuwde vanuit eigen ervaring voor het spiritisme dat als een pestgolf de wereld dreigde te overspoelen. Terecht, want spiritistische praktijken brengen geen geluk en zeker geen bevrijding. In vele spiritistische seances maakt een groep mensen of een individu binding met overleden aan de aarde gebonden menselijke entiteiten met een laag bewustzijnsniveau die nog deels de beschikking hebben over een geschonden etherlichaam. Zij willen de verdere teloorgang van hun etherlichaam tegengaan omdat ze bang zijn voor de louteringsbrand die hen te wachten staat in het kama loka of vagevuur. Daartoe onttrekken ze levensenergie in de vorm van ethers aan de betrokkenen, die dan na de seance uitgeput zijn. Spiritisme, waartoe ook de praktijk van glaasje draaien behoort, kan leiden tot bezetenheid door een entiteit die in sommige gevallen zelfs aanzet tot suïcide.

Ook als we ons helemaal niet bezighouden met spiritisme kunnen we worden misleid door krachten die willen voorkomen dat we onze diepste roeping volgen. Meestal zijn dat geen overleden menselijke entiteiten, maar onheilige krachtformaties die archonten en eonen worden genoemd. Zij maken deel uit van het collectieve onbewuste, de astrale vergaarbak en zijn mede ontstaan door onjuiste gedachten, gevoelens en handelingen van de mensheid (zie afbeelding 21). In paragraaf 11 van het Evangelie van Filippus staat daarover:

‘Krachten wilden de mens misleiden omdat ze zagen dat hij verwant is aan het werkelijk goede. Ze ontnamen aan het goede zijn naam en gaven die aan het niet-goede om de mens door deze namen zo te misleiden dat hij zich aan het niet-goede zou hechten. Slechts genade kan bewerkstelligen dat de mensen zich van het niet-goede verwijderen en zich tot het goede wenden zodra zij daarvan kennis krijgen. Want de machten wilden de vrije mens gevangennemen en hem voor eeuwig tot slaaf maken.’

Overal om ons heen kunnen we nu zien dat de mens tot slaaf wordt gemaakt. In onze maatschappij worden we dagelijks blootgesteld aan ongeveer drieduizend commerciële uitingen die ons willen verleiden om te kopen wat we niet nodig hebben. We worden in beslag genomen door stortvloeden van nutteloze digitale informatie uit onze apparaten, en worden daar net zo door gefascineerd als de geketenden in de allegorie van Plato door de schaduwen op de rotswand. Zo verwaarlozen we het ene nodige.

Als we geluk hebben beseffen we dat Comenius (fakkeldrager van het Rozenkruis 9) gelijk heeft als hij in zijn boek Unum Necessarium schrijft dat drie vormen van ongeluk het gehele menselijke geslacht vergezellen: ‘Ten eerste is het verstandelijk kennen niet vrij van begoocheling, dwaling en bedrog. Ten tweede is het handelen dikwijls weifelend, verkeerd en onvast. Ten derde brengt genieting teleurstellingen en een steeds nieuwe, ondraaglijker honger en dorst naar nieuwe voorwerpen van onze begeerte.’

Gelukkig is er een uitweg uit het doolhof! De kennis, de liefde en de kracht die nodig zijn om het spirituele pad te bewandelen zijn beschikbaar voor allen die waarlijk hunkeren. Goethe (fakkeldrager van het Rozenkruis 11) verbeeldt die idee schitterend aan het einde van van zijn sprookje van de groene slang en de schone lelie. De verborgen ondergrondse tempel van de mysteriën stijgt dan dankzij het offer van de slang op uit de aarde en kan betreden worden door hen die het waardig zijn. En de mysterieleerlingen beamen op basis van eigen ervaring het getuigenis dat Gustav Meyrink schrijft in zijn roman Het groene gezicht:

‘De mensen die hun lot overgegeven hebben aan hun inwonende geest, staan onder een geestelijke wet. Zij zijn mondig verklaard en vrijgekomen van de bevoogding door de aarde, waarover zij eens zullen heersen. Wat hun in het uiterlijke leven nog overkomt, heeft alleen nog betekenis in innerlijk stuwende zin: alles wat er met hen gebeurt, gebeurt zó, dat het nooit beter zou kúnnen gebeuren.’

BESTEL MYSTERIËN EN UITDAGINGEN VAN GEBOORTE, LEVEN EN DOOD

LEES MEER OVER DE TRILOGIE OVER DE MYSTERIËN VOOR DE MENS VAN NU