beschouwing 2

Mysteriën van het Rozenkruis
Beschouwing 2 bij spirituele tekst 2: Juiste beslissingen nemen
hoofdstuk 2 van Mysteriën en fakkeldragers van het Rozenkruis

 

BESCHOUWING 1BESCHOUWING 2BESCHOUWING 3BESCHOUWING 4BESCHOUWING 5 –   BESCHOUWING 6BESCHOUWING 7BESCHOUWING 8BESCHOUWING 9

BESTEL ‘MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS’

De wereld en de mensheid gaan in zwaar weer terechtkomen. Letterlijk en figuurlijk. Talloze ongunstige wereldwijde ontwikkelingen zullen gelijktijdig bij elkaar komen en vernietigende stormen veroorzaken. Wanneer kunnen we de destructieve gevolgen verwachten van ontwikkelingen als klimaatverandering, milieuverontreiniging, straling, migratiestromen, overbevolking, populisme en kunstmatige intelligentie? Dat weten we niet, maar dat zij komen is zeker, want alles dat ontstaat zal ook weer verdwijnen. En als mensen wegen inslaan die niet in overeenstemming zijn met het godsplan, vinden er dankzij de wet van oorzaak en gevolg correcties plaats. Zijn er manieren om rampspoeden te voorkomen, uit te stellen of de gevolgen ervan te beperken? Rozenkruisers van toen en van nu nodigen ons uit te gaan luisteren naar de innerlijke stem, naar de stem van het rozenhart.

De genoemde grote mondiale problemen staan niet los van elkaar. Ze hangen samen, en vloeien allemaal voort uit een toestand van bewustzijnsvernauwing die zich kenmerkt door eenzijdigheid, ego-gerichtheid en gebrek aan aandacht voor het grote geheel. De individualisering die in de maatschappij heeft plaatsgevonden, heeft veel waardevols opgeleverd, maar schiet te ver door.

De grote moeilijkheid is dat bijna iedereen inzoomt en niemand uitzoomt. In symbolische zin kijken we als mensen van de 21ste eeuw liever door een microscoop dan door een telescoop, en aan de gedachte dat er zoiets abstracts bestaat als een godsplan, verspillen we liever helemaal geen tijd omdat we daar zelf niet beter van worden. Als samenleving leggen we teveel nadruk op het materiële en het individuele en hebben we te weinig aandacht voor het geestelijke en het collectieve. Dat is de mening van professor Klaas van Egmond, hoogleraar geowetenschappen aan de Universiteit Utrecht, die hij uitgebreid bespreekt in zijn boek Homo universalis – moreel kompas voor een nieuwe Europese renaissance, dat verscheen in juni 2019. Daarin gebruikt hij een model dat inzichten kan geven op basis waarvan we de juiste weg kunnen gaan, de weg van het midden, zowel gezamenlijk als zelfstandig.

Zijn moreel kompas is een tweedimensionaal assenstelsel waarbij op de horizontale as de polariteit collectief versus individueel wordt aangegeven, en op de verticale as de polariteit geestelijk versus materieel. Zo zijn er op de wijzerplaat van dat kompas vier kwadranten met specifieke kenmerken te onderscheiden. Van Egmond betoogt, in navolging van de deugdethiek van Aristoteles, dat het belangrijk is om de juiste balans te houden tussen de polariteiten door steeds het centrum op te zoeken. De geschiedenis leert namelijk dat eenzijdigheid en verwijdering van het midden problemen veroorzaakt en soms zelfs catastrofes bewerkstelligt als waarden ontaarden.

Herstel van het evenwicht

Een sterke focus op het geestelijke en het collectieve – het kwadrant linksboven in afbeelding 3 – leidt tot fundamentalisme. Dat was de oorzaak van bijvoorbeeld de kruistochten tegen de katharen in de dertiende eeuw en de dertigjarige oorlog (1618-1648) tussen katholieken en protestanten. De combinatie van het collectieve en het materiële – het kwadrant linksonder – ontspoorde in bijvoorbeeld het stalinisme en in de twee wereldoorlogen. Nu bevinden we ons als mensheid vooral in het kwadrant rechtsonder: de combinatie van het individuele en het materiële. Het lijkt erop dat we, net als de archetypische tovenaarsleerling, krachten hebben opgeroepen die we niet kunnen beheersen. Als er geen acties tot herstel van het evenwicht worden ondernomen, komen we volgens Van Egmond onvermijdelijk terecht in een ecologische en economische crisis. Hij schrijft:

‘Na het einde van de renaissance rond 1600 zijn we steeds meer gaan inzoomen, zeker in de sindsdien opkomende wetenschap. De wetenschappelijke inspanningen werden reductionistisch; ze waren er vooral op gericht om meer te weten te komen van minder. Dat heeft veel luxe en comfort opgeleverd, maar ook veel problemen veroorzaakt doordat de grotere samenhang uit het oog werd verloren. Door terug te keren naar het gedachtegoed van de renaissance krijgen we weer oog voor die grotere samenhang en daarmee voor het renaissance-ideaal van de universele mens of homo universalis. In dat ideale mens- en wereldbeeld ziet de mens zich in alle opzichten als een deel van een groter geheel. Hij streeft ernaar om al zijn menselijke vaardigheden en vermogens te ontwikkelen en op die manier ‘van alle markten thuis te zijn.’

De fakkeldragers van het Rozenkruis die besproken worden in het tweede deel van dit boek kunnen we allemaal kenschetsen als universele mensen. Hét schoolvoorbeeld van een homo universalis is echter de Italiaan Leonardo da Vinci (1452-1519). Deze geniale alleskunner was schilder, tekenaar, architect, uitvinder, waterbouwkundig ingenieur, filosoof, natuurkundige, scheikundige, anatoom, beeldhouwer, schrijver, componist, cartograaf… en nog veel meer. Een beroemde tekening van hem is de zogeheten vitruviaanse mens, waarin de verhoudingen van het menselijke lichaam tot uitdrukking komen (zie afbeelding 3). Klaas van Egmond geeft zijn moreel kompas in het genoemde boek steeds weer in de vorm van die tekening om het belang van evenwicht en het gebruik van de menselijke maat te benadrukken.

BESTEL ‘MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS’

In het renaissance-ideaal van de homo universalis wordt in min of meer gelijke mate waarde toegekend aan zowel zijn geestelijke aspecten (boven) als aan zijn materiële aspecten (beneden) en aan zowel zijn individualiteit (rechts) als aan het collectief (links). Dat is in overeenstemming met wat alle authentieke religieuze en spirituele tradities leren: de mens is geroepen om een levende verbinding te zijn tussen hemel en aarde en dient zowel zelfstandig als in samenwerking met anderen te werken en te leven. Sterker nog: deze idee wordt schitterend verbeeld in het symbool van het kruis met op het snijpunt een bloeiende roos. Het is belangrijk om te beseffen dat het kruis met de bloeiende roos, evenals alle andere symbolen, op heel veel andere manieren juist kan worden begrepen.

Familiewapen
Het woord ‘rozenkruis’ komen we in de geschiedenis voor het eerst tegen in het boek Chymische Hochzeit Christiani Rosencreutz anno 1459 dat in 1616 in druk in Straatsburg in het Duits verscheen. Dat werk is gebaseerd op een manuscript dat Johann Valentin Andreae waarschijnlijk omstreeks 1604 schreef, maar dat verloren is gegaan. Heel verrassend is dat een rozenkruis al te herkennen is in het familiewapen dat Jacob Andreae, de vader van Johann Valentin, aannam: geen rechtopstaand kruis met één roos, maar een andreaskruis met vier rozen (zie afbeelding 4). De keuze van het andreaskruis sluit natuurlijk prachtig aan bij de familienaam Andreae en de rozen verwijzen misschien naar de grote hervormer Maarten Luther die een embleem koos van een witte roos met daarin een rood hart en daarin een zwart kruis.

Zowel de vader als de grootvader van Johann Valentin Andreae waren theoloog en werkten als Luthers predikant. Het andreaskruis lijkt op de Griekse letter Chi, de eerste letter van de benaming ‘Christus’. En dat doet denken aan het zogeheten christusmonogram uit de oudheid dat een afkorting is van de Griekse naam χριστος (Christus) en is samengesteld uit de twee Griekse letters x (Chi) en p (Rho). Het symbool van het christusmonogram kan dus ook het Rho kruis worden genoemd. En daarvan is in vele Europese talen gemakkelijk ‘rozenkruis’ te maken: rosae crucis, rosencreutz, rose croix, rosycross, rosa cruz, rosa croce etcetera. In de Fama Fraternitatis uit 1614 staat:

‘Opdat iedere christen zal weten van welk geloof en welke godsdienst wij zijn, zo belijden wij Jezus Christus te kennen, zoals hij deze laatste tijden, in het bijzonder in Europa, helder en klaar uitgedragen wordt.’

De benaming, het symbool en de broederschap van het Rozenkruis verwijzen dus allemaal heel duidelijk naar Christus, die de weg van de roos en het kruis ging en uitdroeg: de via dolorosa. Het beeld van de roos is zeer algemeen en staat symbool voor onder andere leven, liefde, eeuwigheid, vreugde, ziel, geschenk en voor de goddelijke vonk in het hart van de mens. In de vijftiende eeuw werden twee bekende gestyleerde rozen in de heraldiek opgenomen: in Duitsland de Lippische Rose van de adelijke familie Von Lippe en in Engeland de Tudor rose van het toenmalige Britse koningshuis. De beweging van het Rozenkruis is vanaf het begin in de zeventiende eeuw sterk Europees georiënteerd.

De Fama Fraternitatis is gericht aan de staatshoofden, regeringen en geleerden van Europa, maar dat wil helemaal niet zeggen dat je geleerd moet zijn om je bij de broederschap te kunnen aansluiten. In paragraaf 5 van de Confessio Fraternitatis uit 1615 lezen we: ‘De Fama moest in ieders moedertaal worden uitgegeven, opdat de kennis daarvan niet onrechtmatig onthouden zou worden aan hen die, al zijn ze ook zeer weinig in de wetenschappen onderricht, God niet heeft willen uitsluiten van het geluk van deze broederschap.’

In hoofdstuk 6 van zijn boek De gnostieke mysteriën van de Pistis Sophia bevestigt J. van Rijckenborgh deze idee met de volgende woorden:

‘Er zijn mensen die het mysterie van nieuwe menswording willen benaderen als een leerstellig probleem. Zij willen er een ‘studie’ van maken. Zij willen er de aanzichten van beschouwen, zo ongeveer als de mens die voor een etalage staat, geboeid door de kunde van een smaakvol etaleur. Doch de Gnosis laat zich niet etaleren! Zij ontsluiert zich slechts voor hen die haar naderen uit levende zielenood. De Gnosis zal dan ook nimmer een wetenschap worden die men zal kun nen doceren aan de een of andere universiteit, zij is voor mensen met een brandend hart. […] U wordt de aanwezigheid van de geestvonk gewaar uit een toestand van zijn die men typeren kan als verontrusting. Deze toestand kan worden verklaard uit een vatbaarheid voor een bepaalde groep elektromagnetische invloeden die worden uitgezonden door wat wij noemen de Universele Broederschap. […]. Het ervaren van dat veld dreef sommige dichters, denkers en romanciers van alle tijden ertoe hun schroom van de eenvoud te overwinnen, en vrijmoedig het licht van de mysteriën te naderen. Daarbij bleek steeds weer dat juist die eenvoud en ongecompliceerdheid de kortste weg was tot het doel: het kindschap van God.’

De weg terug naar het oorspronkelijke vaderland is een rozenkruisgang, die ieder mens al strevend eens moet gaan, in dit leven of in een volgende incarnatie. Dat pad wordt prachtig samengevat in logion 2 van het Evangelie van Thomas. Jezus zegt daar: ‘Laat hij die zoekt niet ophouden met zoeken totdat hij vindt en als hij vindt zal hij verontrust worden en als hij verontrust is zal hij  zich verwonderen en hij zal over het Al heersen.’

Verontrusting

Bij Christiaan Rozenkruis, het prototype van de mens die het bevrijdende pad gaat, leidt zijn jarenlange zoeken ook tot verontrusting. Als hij op de avond voor Pasen de uitnodiging ontvangt van een vertegenwoordigster van de Universele Broederschap ervaart hij schrik, angst en onzekerheid. Het lijkt er meer op dat hij te gronde gaat dan dat hij verlost wordt. De eerste werkelijk krachtige aanraking van de Gnosis wordt niet ervaren als een liefdevolle koestering, maar als een ontreddering en een storm. Het is de storm waar de psalmdichter naar verwijst (Psalm 107:25-30), de storm waar het scheepje van de discipelen op het meer van Galilea in terechtkomt, de storm die Johann Valentin Andreae (fakkeldrager 8) beschrijft aan het begin van zijn boek Christianopolis uit 1619 en de storm die centraal staat in Shakespeares toneelstuk The Tempest.

Bij veel mensen die innerlijk worden aangeraakt door de Gnosis gebeurt dat in een periode waarin hun leven op losse schroeven staat, waarin sprake is van verwarring omdat ze in een overgangsfase verkeren, omdat hun vertrouwde mens- en wereldbeeld niet meer blijkt te kloppen, en er aandacht komt voor de vraag ‘Wat moet ik hier nog doen in dit leven?’ Zodra het begin van het gnostieke pad is gevonden schenkt dat perspectief en vreugde, maar er is ook onzekerheid of het ook gaat lukken om die weg te bewandelen, want het is duidelijk dat het allemaal niet meer vrijblijvend is. Dat spreekt wel heel duidelijk uit de uitnodiging die Christiaan Rozenkruis ontvangt, want de tekst van de uitnodiging eindigt met:

Blijf op het doel gericht! Bezie uzelf in ’t licht.
Zoudt ge u niet ijv’rig baden, de bruiloft zou u schaden.
Wee hem die talmt in zonden, hij wordt te licht bevonden.

Christiaan Rozenkruis kan kiezen of hij naar de bruiloft gaat of niet, naar het feest van de eenwording van de koning, symbool voor de geest, en de koningin, symbool voor de ziel. Hij weet nog niet wat hij moet doen. Als hij ervoor kiest te gaan, moet hij de berg op gaan, waar drie tempels staan. Karl von Eckarthausen (fakkeldrager 12) benoemt die drie tempels als de voorhof, de tempel en het heilige. We kunnen ze ook zien als de drie tempels in de mens die als heiligdommen in onderlinge samenwerking dienen te gaan functioneren: het hartheiligdom, het hoofdheiligdom en het bekkenheiligdom. De alchemische bruiloft … gaan of niet gaan? Dat is de vraag voor Christiaan Rozenkruis en voor ieder mens die innerlijk is aangeraakt door de Gnosis.

Zo’n vraag is niet te beantwoorden op basis van het gewone verstand of gevoel. Logisch nadenken kan hier geen soelaas bieden omdat er veel te weinig informatie beschikbaar is. En afgaan op gevoelens kan misleidend zijn omdat die gekleurd zijn door bijvoorbeeld conditioneringen vanuit het verleden en persoonlijke angsten en wensen. De vraag waar het hier om gaat stijgt uit boven het ik. Dat houdt in dat het ik niet gekwalificeerd is om zo’n vraag te beantwoorden.

Christiaan Rozenkruis neemt daarom geen overhaaste beslissing, maar neemt zijn toevlucht tot de voor hem vertrouwdste en veiligste weg: voor het slapen gaan vraagt hij om inzicht en leiding vanuit de geestelijke wereld. En die wordt hem geschonken in de vorm van de droom over de bevrijding uit de gevangenistoren. Na het ontwaken op de paasdag, een nieuw begin, bereidt hij zich voor door een wit linnen kleed aan te trekken en zijn lendenen te omgorden met een bloedrode band die hij kruislings over zijn schouders bindt. Op zijn hoed steekt hij vier rode rozen.

Wit kleed en rode band

In deze kledij kunnen we het familiewapen van Johann Valentin Andreae herkennen. Het witte kleed duidt erop dat Christiaan Rozenkruis gereinigd is en daarom een goede kandidaat is voor de alchemische bruiloft. Het woord kandidaat is afgeleid van het Latijnse candidatus dat letterlijk betekent: de in het wit geklede. De rode band die kruislings over de schouders wordt gebonden, drukt uit dat Christiaan Rozenkruis niet meer uitsluitend leeft vanuit zijn natuurlijke instincten en drijfveren, maar dat hij zijn bewustzijn heeft opgetrokken in het hart, dat een hartheiligdom is geworden omdat de geestvonk is opgevlamd. Zijn hoofd zal pas later worden verbonden met zijn hartheiligdom, en nog verder in het proces zal ook het bekken zijn opgenomen in de stroom van gnostieke lichtkrachten door het lichaam.

Christiaan Rozenkruis heeft al wel een indruk van de belofte van het herscheppingsproces dat in hem gaat plaatsvinden, want hij plaatst vier rode rozen op zijn hoed. De vier rode rozen kunnen we zien als vier dimensies van de mens die met elkaar verbonden dienen te worden en tot bloei kunnen komen: het stoffelijke lichaam, de persoonlijkheid, de ziel en de geest. Tezamen vormen zij het hogere vierkant van bouw waarop de tempel van de nieuwe mens dient te worden opgericht. De kleuren wit en rood vertegenwoordigen de tweede en de derde en laatste fase van het alchemische vernieuwingsproces: albedo (wit) en rubedo (rood). De eerste fase staat bekend als nigredo en wordt geassocieerd met zwart. De kleding van Christiaan Rozenkruis toont dat hij de eerste fase van het drievoudige vernieuwingsproces heeft voltooid, dat hij zich nu bevindt in de tweede fase en dat de derde fase zich al aangekondigd heeft.

Verder neemt Christiaan Rozenkruis eten en drinken mee voor onderweg: brood, water en zout. Die corresponderen met respectievelijk de drie alchemische principes die Paracelsus (fakkeldrager 1) introduceerde: zwavel, kwik en zout. Voordat Christiaan Rozenkruis vertrekt, bidt hij om goddelijke leiding die hem tot een goed einde zal voeren. Verder doet hij de belofte dat wanneer hem iets door goddelijke genade zou worden geopenbaard, hij dat niet zal gebruiken om eer en aanzien in de wereld te verkrijgen, maar om de naam van God te verheerlijken en zijn naaste te dienen. Hieruit blijkt dat Christiaan Rozenkruis inderdaad tot op zekere hoogte gereinigd is en het centrum van zijn bewustzijn heeft opgetrokken vanuit zijn buik in zijn hart.

Als Christaan Rozenkruis zijn huisje – dat uitgehouwen is in een berg – goed voorbereid verlaat, zich op weg begeeft en door een bos wandelt, springt zijn hart open van vreugde. Hij geniet van de schoonheid van het leven in de natuur, en begint spontaan een lofzang te zingen over God, de natuur en de mens. Genieten is echter niet zijn doel, want hij is op weg naar de alchemische bruiloft, die hem zeven jaar geleden in een visioen is aangekondigd. Naarmate zijn voetreis vordert, neemt zijn blikveld toe, want op een gegeven moment komt hij bij een grote vlakte van groene heide, waar de zon feller schijnt dan in het bos. Op de heide staan drie mooie, hoge ceders, die een heerlijke en welkome schaduw bieden aan de wandelaar. Het is een prima plek om uit te rusten en te picknicken.

Cederhout voor tempels

In het Oude Testament wordt de ceder vaak genoemd en gebruikt als een symbool van macht, kracht, schoonheid en waardigheid. Niet alleen vanwege de nobele en majestueuze vormgeving van deze boomsoort, maar ook vanwege de hoge kwaliteit van het hout, dat in de oudheid vaak gebruikt werd als bouwmateriaal voor paleizen en tempels. Heel beroemd is de eerste tempel in Jeruzalem, die in opdracht van koning Salomo is gebouwd met onder andere hout van ceders uit Libanon. De bouw stond onder leiding van bouwmeester Hiram Abiff, een hoge ingewijde in de mysteriën. De joodse legende van Hiram Abiff, die qua thematiek lijkt op de veel oudere Egytische mythe van Osiris, is een belangrijke rol gaan spelen in de riten van de vrijmetselarij.

Volgens Rudolf Steiner (fakkeldrager 16) was Hiram Abiff een incarnatie in de microkosmos waarin later Lazarus leefde, de vriend van Jezus die door hem is ingewijd, zoals gesluierd beschreven in het verhaal in Johannes 17 over zijn opwekking uit de dood. En later zouden er in die microkosmos volgens de ziener meerdere incarnaties volgen van de individualiteit die bekend is geworden onder de mysterienaam ‘Christiaan Rozenkruis’, onder wie de wonderman uit Europa die de geschiedenis is ingegaan als Saint-Germain (1696-1784). De juistheid van die beweringen is natuurlijk moeilijk te controleren, maar gelukkig zijn ze niet relevant voor de boodschap van het Rozenkruis.

In de ceder kunnen we een ontwikkelingsperspectief herkennen. De psalmdichter schrijft: ‘De rechtvaardige zal groeien als een palmboom, hij zal opgroeien als ceder op de Libanon (Psalm 92:13)’. De drie ceders die onze hoofdpersoon schaduw bieden kunnen we zien als de menselijke ziel die tot uitdrukking komt in het hoofdheiligdom, het hartheiligdom en het bekkenheiligdom, en die corresponderen met denken, voelen en handelen, en die met elkaar in harmonie dienen te komen. Zoals de stralingskracht van de zon wordt afgezwakt door de schaduw van de ceders, zo wordt de kracht van de geest of de geestelijke zon getemperd door de ziel.

Van het ene moment op het andere verandert de gemoedsgesteldheid van Christiaan Rozenkruis van vreugde in verdriet, want bij de drie ceders treft hij een kruispunt van vier wegen aan. Hij moet één weg kiezen, en dat valt hem zwaar omdat er volgens een inscriptie op een boom grote risico’s verbonden zijn aan alle vier wegen. Hij leeft echter vanuit een nieuw zielebewustzijn, hetgeen tot uitdrukking komt in de driehoek van de ceders, symbool voor een werkzaam hartheiligdom, hoofdheiligdom en bekkenheiligdom. De vier wegen die uiteindelijk allemaal tot het gewenste doel kunnen leiden, zijn te benoemen als de weg van het lichaam, de weg van de persoonlijkheid, de weg van de ziel en de weg van de geest.

De weg van het lichaam houdt verband met een zeer strenge zelfdiscipline en het nauwgezet uitvoeren van de juiste oefeningen, waardoor grote energiestromen in het lichaam tot ontwikkeling komen. De inscriptie op de boom noemt deze eerste weg kort en gevaarlijk. Je moet hier heel goed weten wat je doet, en persoonlijke begeleiding door een bonafide en ervaren instructeur is op dit esoterische pad absoluut noodzakelijk. Het grote gevaar is dat er krachten vrijkomen die het zenuwstelsel vernietigen.

De weg van de persoonlijkheid is verreweg het meest populair van de vier wegen. Deze tweede weg heeft betrekking op werken aan jezelf, waarbij je kennis en vaardigheden ontwikkelt, trauma’s uit het verleden verwerkt, meer mindful en heartful wordt, en ernaar streeft om steeds het goede te doen. Over deze weg staat geschreven dat die effen en gemakkelijk is en ook langer omdat die langs omwegen voert. Die omwegen kunnen worden begrepen als vele incarnaties die uiteindelijk leiden tot een ervaringsvolheid, waardoor er in een bepaald leven kan worden besloten de derde weg te gaan. Op de tweede weg kan je heel gemakkelijk afdwalen.

BESTEL ‘MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS’

De koninklijke weg

De weg van de ziel of van het bewustzijn bevat zeker ook aspecten van de tweede weg omdat het in deze wereld noodzakelijk is dat wij onze persoonlijkheid ontwikkelen en gebruiken. Een essentieel verschil is dat de derde weg in één leven kan worden afgelegd omdat hier vanuit een innerlijk weten een bereidheid is om het oude bewustzijn te laten sterven, zodat een nieuw bewustzijn en een daarmee samenhangende levensrealiteit tot ontwikkeling kan komen. Deze weg van een innerlijk sterven is natuurlijk niet aantrekkelijk voor het ik, en daarom is het begrijpelijk dat vermeld wordt dat het tot op deze dag nauwelijks één mens onder duizenden gelukt is om deze weg te gaan. Tegelijkertijd wordt er opgemerkt dat deze koninklijke weg wordt opgeluisterd door diverse vorstelijke weldaden en schouwspelen.

De weg van de geest kan door geen mens op aarde worden gegaan omdat het menselijke lichaam de hoge vibratie van de geest niet kan verdragen. Deze vierde weg kan wel worden gegaan aan de andere kant van de sluier van de dood, door overledenen die er in hun aardse leven in geslaagd zijn iets van een onvergankelijk zielelichaam op te bouwen. Gelukkig kunnen aardse mensen met een stoffelijk lichaam wel in contact komen met de geest, maar dat gaat altijd via de ziel, die een bescherming biedt tegen de hoge vibraties van de geest. En dat is precies waar het in De Alchemische Bruiloft over gaat.

Christiaan Rozenkruis weet niet welke weg hij moet kiezen en stelt zijn beslissing daarom uit, gaat zitten en neemt een stuk brood. Dan komt er een duif naar hem toe en deelt hij zijn brood met haar. Zodra echter een zwarte raaf, die daar ook in de buurt is, dat ziet, stort hij zich op de duif om het brood van haar te roven. De duif vlucht en Christiaan Rozenkruis springt op en rent haar achterna. Het lukt hem om de raaf te verjagen en zo de duif te redden. Zodra hij zich omdraait om terug te gaan naar zijn reistas, waait hem een zo sterke tegenwind tegemoet, dat hij bijna omvergeworpen wordt. Maar als hij zijn weg vervolgt – de derde weg, de koninklijke weg, de weg van de roos en het kruis – merkt hij niets van de wind. Hoe kunnen we dit alles duiden?

De uiterlijke beelden geven hier heel mooi innerlijke ervaringen weer. Wanneer Christiaan Rozenkruis de duif voert met zijn brood, dan betekent dat dat hij aandacht schenkt aan de roep van de geest, gesymboliseerd door de duif, en dat hij die met zijn geloof beantwoordt. En wanneer hij de zwarte raaf verjaagt die het brood van de duif wil roven, betekent het dat hij de bezwaren in zijn eigen wezen die hem van zijn geloof willen beroven, vastberaden terzijde schuift.

Zodra het werk in een mysterieleerling tot een bepaald punt gevorderd is, is er een innerlijke verandering tot stand gekomen en kan de leerling niet meer terug naar het oude leven. Als hij dat toch probeert, zal hij merken dat dit niet meer in overeenstemming is met zijn nieuwe innerlijke toestand. Hij kan zich niet meer zo wereldgelijkvormig gedragen als voorheen: een sterke wind belemmert hem. Wanneer hij echter voorwaarts gaat en zijn geloof volgt, dan merkt hij daar niets van.

Ware menswording bevorderen

Als je op zoek bent naar een handreiking voor het nemen van beslissingen in je leven die ware menswording bevorderen, kun je gebruik maken van de volgende aanwijzingen die zijn af te leiden uit De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis:

  • Herinner je impressies die je eerder in je leven als een soort voorschouw hebt ontvangen. Bij Christiaan Rozenkruis wordt de alchemische bruiloft al zeven jaar eerder in een visioen aangekondigd.
  • Neem geen overhaaste beslissingen, maar bewaar je vragen in je hart. Dan zal je vroeger of later duidelijk worden wat je te doen staat. Christiaan Rozenkruis ontvangt een droom die duidelijkheid geeft.
  • Wees gericht op het dienen van het grote geheel en sta daarbij open voor leiding van hogerhand. Christiaan Rozenkruis legt de gelofte af om dat wat hem ten deel valt niet te gebruiken om eer en aanzien in de wereld te krijgen, maar om God en zijn naaste te dienen. Hij bidt om goddelijke leiding in zijn leven.
  • Luister naar de stille stem in je diepste innerlijk en distantieer je van krachten die je daarvan willen afhouden. Christiaan Rozenkruis voedt de duif en verjaagt de raaf.

BESTEL ‘MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS’

Tegen het einde van de tweede dag bereikt Christiaan Rozenkruis een slot dat kan worden beschouwd als een concrete mysterieschool, en ook als een geest-zieleveld met een hogere vibratie dan die van het gewone wereldveld en dat toegankelijk is en ervaren kan worden door alle mensen die de roep van de geest in hun innerlijk vernemen, of zij zich nu in een concrete mysterieschool bevinden of niet. Om in het slot te komen moet Christiaan Rozenkruis door drie poorten gaan en daarbij drie wachters passeren. Boven de poorten staan de volgende opschriften:

  1. Geef en u zal gegeven worden. (Lukas 6:38)
  2. Blijf verre van hier als u onwaardig bent.
  3. Ik verheug mij met u. Ik lijd met u mee.

Bij de eerste poort levert Christiaan Rozenkruis zijn uitnodigingsbrief en water in, in ruil voor een tweede brief en een zegel met de woorden: Hoop en Liefde. Bij de tweede poort levert hij bij de poortwachter zijn tweede brief en zout in, voor een tweede brief met de woorden: het reinigende zout. Bij deze poort ligt een leeuw en een jonkvrouw steekt er lichten aan. De beide wachters zijn verheugd over de komst van de gast. Bij de derde poort ontvangt Christiaan Rozenkruis een derde zegel met de woorden: de gast van de bruidegom op de bruiloft. Vervolgens wordt hij ingeschreven, gekapt en voorzien van nieuw schoeisel. En zo voorbereid mag Christiaan Rozenkruis de ontvangstzaal van het slot binnengaan waar de alchemische bruiloft zal worden voltrokken.