beschouwing 8

Mysteriën van het Rozenkruis
Beschouwing 8: De samenleving bewust maken
hoofdstuk 8 van Mysteriën en fakkeldragers van het Rozenkruis

 

Stel je eens het volgende voor. Je maakt deel uit van een groep van zo’n twaalf vrienden die begaan zijn met de lijdende mensheid en die geregeld samenkomen om van elkaar te leren en elkaar te inspireren. Jullie zien in de praktijk van het leven dat de meeste moeilijkheden waarmee mensen hebben te kampen voortkomen uit onwetendheid, bezitsdrang, machtsdrift en eerzucht. Mede daarom zijn jullie ervan doordrongen dat het veranderen van de uiterlijke omstandigheden niet voldoende is om de mensheid te helpen, maar dat de werkelijke oplossing schuilt in transformatie van de mens.

Jullie weten wat heilige geschriften en spirituele stromingen zoals het jodendom, het christendom, het hermetisme, de kabbalah, de alchemie en de mystiek daarover zeggen, en hebben de transformerende kracht die daarvan uitgaat persoonlijk ondervonden. Jullie hebben toegang tot publicaties over de nieuwste ontwikkelingen in de wetenschappen. Wat gaan jullie nu doen om de mensheid werkelijk van dienst te zijn?

Het voorgaande is een globale schets van de situatie binnen de vriendengroep in het eerste decennium van de zeventiende eeuw, die veel later de Kring van Tübingen wordt genoemd en waarbinnen de manifesten van de rozenkruisers zijn ontstaan. De bevlogen rechtsgeleerde Tobias Hess (1558-1614) heeft dan een aantal Lutherse geleerden die verbonden zijn aan de universiteit van Tübingen enthousiast gemaakt om elkaar regelmatig in zijn huis te ontmoeten, wat ze dan ook graag doen.

De jurist Christoph Besold (1577-1638) is één van de leden van de kring. Hij beschikt over een indrukwekkende bibliotheek met bijna vierduizend boeken en manuscripten over de meest uiteenlopende onderwerpen, waar andere leden van de kring ook gebruik van kunnen maken. Ook de wiskundige Michael Maestlin (1550-1631), leermeester van de bekende astronoom Johannes Kepler, maakt deel uit van de groep. De theoloog Johann Valentin Andreae (1586-1654, fakkeldrager 8) is het jongste lid van de Kring van Tübingen, voor hem is Tobias Hess een mentor en een groot voorbeeld.

In een gedenkschrift gewijd aan deze universele mens karakteriseert Andreae zijn oudere en pas gestorven kameraad Hess als: uitblinkende theoloog, vriend van God, dienaar van Christus, broeder van zijn naaste, doctor van het ware, bewerker van het goede, uitstekend arts, begaafd uitvinder, voortreffelijk mechanicus, sieraad van de literatuur, ster van Tübingen en schatbewaarder van de natuurDe Kring van Tübingen vormt een vruchtbare bodem waarin de idee van het Rozenkruis ontkiemt, groeit en vorm krijgt in het eerste rozenkruisers manifest: de Fama Fraternitatis R.C.

De stroom van het eeuwige nu

In deze beschouwing gaan we kort in op enkele aspecten van de geschiedenis om de idee en de bezieling achter de Fama te naderen en te schouwen, en te ontdekken hoe de roep die van haar uitgaat je ontvankelijk kan maken voor de roep die klinkt in je diepste innerlijk. Zo kan enige kennis over de historie je een bedding bieden waardoor je ontvankelijk wordt voor de stroom van het eeuwige nu en daarin kunt meebewegen. Vele historici zien de zeventiende eeuw als één van de belangrijkste en meest veelbewogen perioden uit de westerse geschiedenis.

Het is het tijdperk van geniale denkers als Descartes, Spinoza, Galilei en Newton, waarin de wetenschap voorgoed verandert, de rede de overhand krijgt over bijgeloof, de rechten van het individu worden erkend en het denken van de mens een beslissende ontwikkeling doormaakt. Dat alles weerspiegelt zich ook in vernieuwingen in de literatuur, de beeldende kunst en de muziek. Daarbij horen grote namen als Shakespeare, Cervantes, Rembrandt, Vermeer en Monteverdi.

Dat alles vindt plaats in een eeuw van oorlogen, burgerstrijd, religieuze ellende, ontwrichtender dan in de geschiedenis van Europa tot dan toe. Hoe kan die genialiteit opbloeien te midden van zo’n strijd? De Britse historicus en filosoof A.C. Grayling beantwoordt die vraag in de conclusie van zijn boek ‘De tijd van het genie – de zeventiende eeuw en de geboorte van het moderne denken’. Daarin schrijft hij onder andere het volgende:

De oorlogen en tumultueuze toestanden vormden destijds een voedingsbodem voor veranderingen omdat juist gezagsdragers in theorie en in de praktijk faalden te midden van de chaos die ze zelf hadden gecreëerd. Door de ineenstorting van de macht over bewegingen en ideeën konden uitwisselingen tussen mensen met veel meer vrijheid plaatsvinden dan daarvoor. Het leidde tot een situatie die vergelijkbaar is met het opheffen van grenzen tijdens een oorlog, waardoor burgers ongehinderd en ongezien naar aangrenzende grondgebieden kunnen gaan. Dat is precies wat er gebeurde in de zeventiende eeuw, met name in de eerste helft ervan. Terwijl legers als een vernietigende zwerm sprinkhanen door Europa trokken, daarbij ook de Britse eilanden aandoend, en terwijl er demografische omwentelingen plaatsvonden, en het gezag snel taande, ontstonden er kansen voor ideeën die ooit met de doodstraf werden beloond.[…] Ook nu bevindt de mensheid zich in een flessehals vol tegenstrijdigheden, in een moment van gevaar. De nieuwe geest overtreft de oude geest zo ver dat de oude geest de nieuwe geest probeert terug te roepen en zelfs te verdelen. […] Dat vraagt om een nieuw mythisch avontuur: ‘De wereld moet volledig in staat worden gesteld om de geest te gebruiken die werd geboren te midden van alle omwentelingen in de zeventiende eeuw.’

Universiteit stichten

Tübingen ligt in het Zuidwesten van Duitsland in de deelstaat Baden-Württemberg in een bosrijke omgeving aan de rivier de Neckar. In het jaar 1231 krijgt het stadsrechten en in 1477 sticht graaf Eberhard im Bard (1445-1496) er een universiteit, die sinds 1769 officeel de Eberhard Karls-Universität Tübingen wordt genoemd. De aanleiding voor het stichten van de universiteit door graaf Eberhard is het ideaal waarvan hij iets had geproefd tijdens zijn reizen, een ideaal waar religie, wetenschap en kunst op een harmonische wijze hand in hand gaan en waardoor mensen tot volle bloei kunnen komen. In de oprichtingsoorkonde schrijft Eberhard im Bard:

‘In de goede overtuiging mee te helpen delven naar de Bron van het Leven, waaruit onuitputtelijke tot aan alle uiteinden van de wereld troostrijke en genezende wijsheid mag worden geput om het verderfelijke vuur van het menselijke onverstand en de blindheid te doven, verder tot Gods welgevallen, de gehele mensheid tot troost en hulp, en als macht tegen de vijanden van het geloof, bovendien tot lof, eer en nut van onze heerschappij Württemberg en ter voorkoming van de uiterlijke schade die mijn volk tot nu toe leed, hebben wij voorgenomen en besloten een hoge algemene school en universiteit in onze stad te stichten en op te richten.’

Eberhard wordt geboren als zoon van de graaf van Württemberg. Zijn vader, Lodewijk V, sterft als hij vijf jaar is. Na een periode van wilde avonturen onderneemt hij in 1468, op 22-jarige leeftijd, een reis naar het heilige land, een pelgrimstocht naar Jeruzalem. In zijn gezelschap reist een lid mee van de familie van Bombast uit Hohenheim, dat vlak bij Tübingen ligt. Die reisgenoot wordt later de grootvader van Paracelsus (1494-1541, fakkeldrager 1), de beroemde, vernieuwende arts en theoloog die één van de belangrijkste inspiratiebronnen is van de klassieke rozenkruisers in de zeventiende eeuw.

Als gevolg van de reis naar het heilige land, die een grote indruk op hem maakt, verandert Eberhard sterk. Hij ervaart een soort omkering of inwijding die misschien wel lijkt op die van de christenvervolger Saulus, die op weg van Jeruzalem naar Damascus een groot licht ervaart, daardoor tijdelijk blind is, en daarna als apostel Paulus werkt aan het stichten en onderrichten van christelijke gemeenten, die kunnen worden gezien als beginnende mysteriescholen (Handelingen 9:1-31).

Op de terugreis naar Duitsland komt Eberhard door Italië en maakt daar kennis met de ontluikende cultuur van de Italiaanse Renaissance met onder andere intrigerende literatuur, beeldende kunst, architectuur, platonisme en hermetisme. Al dat goede, schone en ware zou hij ook wel in zijn vaderland willen zien. Misschien is daar wel de kiem gelegd voor iets wat later zou uitgroeien tot het plan voor de oprichting van de universiteit van Tübingen.

In 1482 gaat Eberhard weer naar Italië en wordt dan mogelijk nog enthousiaster over de vermogens van de mens als hij daar meesterwerken aanschouwt van vernieuwers die in contact staan met bijvoorbeeld de platoonse academie van de priester Marsilio Ficino in Florence. Waarschijnlijk maakt hij daar ook kennis met voor hem nieuwe wijzen van denken, voelen en handelen van grote kunstenaars die zelfstandig opereren, zoals Leonardo da Vinci (1452-1519).

Da Vinci is een geniaal mens: schilder, architect, ingenieur, geleerde, beeldhouwer en musicus. Hij is zijn tijd ver vooruit en wordt terecht homo universalis of universele mens genoemd. Niet alleen omdat hij veel kennis heeft vergaard uit persoonlijke waarnemingen en een alleskunner is, maar ook omdat hij met zijn bewustzijn de eenheid van leven omvat en de spirituele vrijheid binnentreedt, vergezeld van de machtige kracht van de liefde. Leonardo is een autonome mens die de moed heeft om beperkende conventies te negeren en die op basis van inspiratie uit de wereld van de ziel schitterende scheppingen concreet verwerkelijkt.

Creativiteit en effectiviteit bevorderen

De Amerikaanse auteur Michael Gelb legt in één van zijn boeken uit hoe je creativiteit en effectiviteit kunt bevorderen aan de hand van zeven principes die Leonardo da Vinci toepaste en die hij aanduidt met zeven Italiaanse woorden. De musicus Ad de Jong heeft aan de hand daarvan zeven Nederlandstalige muziekstukjes gecomponeerd die hij de Da Vinci Principes noemt. Die sluiten prima aan op het gedachtegoed van het Rozenkruis, en kunnen als volgt worden samengevat.

  1. Curiosità: Stel voortdurend vragen vanuit nieuwsgierigheid, zoek naar antwoorden en leer permanent.
  2. Dimostrazione: Ga aan de slag, doe ervaringen op en toets kennis aan ervaringen.
  3. Sensazione: Verfijn je zintuiglijke waarnemingen om je ervaringen te verlevendigen en je betrokkenheid, onderscheidingsvermogen en inzichten te vergroten.
  4. Sfumato: Verwelkom dubbelzinnigheden, paradoxen en onzekerheden omdat die onverwachte geschenken in zich besloten kunnen houden.
  5. Arte-Scienza: Benader het leven vanuit verschillende invalshoeken en verbind die met elkaar: kunst en wetenschap, synthetisch en analytisch.
  6. Corporalità: Ontwikkel houdingen en gedragingen waardoor de geest zich via je lichaam kan uitdrukken.
  7. Connessione: Erken en waardeer het onderlinge verband tussen alle dingen en verschijnselen.

Laten we nu even teruggaan naar de vraag die aan het begin van dit hoofdstuk werd gesteld: ‘Wat gaan jullie nu doen om de mensheid werkelijk van dienst te zijn?’ Die vraag zal ongetwijfeld op allerlei manieren zijn besproken binnen de kring van de klassieke rozenkruisers in Tübingen. Hoe dat precies ging is historisch niet bekend. Wel weten we dat de leden van de kring vanuit een innerlijke behoefte een werkelijk positieve invloed willen uitoefenen op de samenleving. Zij zijn er diep van doordrongen dat het geen zin heeft om te strijden tegen de machthebbers, en dat het veel beter is om op kleine schaal iets nieuws te beginnen dat geleidelijk tot ontwikkeling komt en in de toekomst vruchten zal afwerpen.

De Nederlandse dichter C. van Dijk verwoordt die gedachte prachtig in de volgende twee verzen van zijn parafrasen op de Daodejing van Lao Zi, die in 1934 werden gepubliceerd in zijn boekje Teh – univeersele bewustwording, en dat in 2019 opnieuw is uitgegeven:

DOWNLOAD HET GRATIS GEDEELTE VAN TAO EN TEH

Wie de strijd aanbindt tegen de boze machten
Gedreven door de dadendrang, vernietiging van ’t kwaad,
Die stapelt nieuwe brandstof op ’t verterend vuur van haat.
Uit de Bron des Levens vloeien constructieve krachten.

(gebaseerd op strofe 52 van de Tao Teh King)

Wie waarlijk wijs is zoekt geen kracht in grote daden
En rukt geen bomen uit die diep geworteld staan,
Maar strooit in will’ge aarde weder nieuwe zaden;
Als straks het ene kiemt, zal ’t andere vergaan.

(gebaseerd op strofe 63 van de Tao Teh King)

BESTEL TAO EN TEH

De vrienden in Tübingen besluiten een manifest uit te brengen om gezaghebbenden te wijzen op hun verantwoordelijkheden en op hun grote mogelijkheden om werkelijk iets te kunnen betekenen voor het welzijn van hun medemensen: de ‘Fama Fraternitatis R.C’. Ze zien heel goed in dat het geen zin heeft om een hervormingsplan voor de samenleving op basis van innerlijke vernieuwing voor te leggen aan de grote meerderheid die niet kan lezen en schrijven, en die genoodzaakt is om alle aandacht te schenken aan overleven. Ze kennen de destructieve krachten van wat we nu fundamentalisme, populisme en nationalisme noemen. Daarom richten ze hun manifest aan de staatshoofden, regeringen en geleerden van Europa.

Ideeën in de wereld brengen

De eminente Tübingers weten dat je met een geschrift wel nieuwsgierigheid en belangstelling kunt wekken, maar dat voor een innerlijke ommekeer veel meer nodig is. Daarom nodigen ze lezers van hun Fama uit om contact met hen op te nemen voor nadere uitleg. Ze kennen de kracht van argumenten, en beseffen ook dat je mensen innerlijk kunt raken met een goed verhaal, want de juiste verhalen vertellen is misschien wel de krachtigste manier om ideeën in de wereld te brengen.

De Fama Fraternitatis is gebaseerd op een verhaal en wordt een bestseller in de zeventiende eeuw. Dat is bijzonder, want aanvankelijk ligt het helemaal niet in de bedoeling van de schrijvers om hun manuscript te laten drukken. De Fama en de Confessio worden tegen het einde van het eerste decennium van de zeventiende eeuw met de hand geschreven binnen de Kring van Tübingen. Vanaf 1610 beginnen de manifesten in handschrift te circuleren onder sympathisanten.

Adam Haslmayr – een musicus, filosoof, alchemist en theosoof uit Tirol in Oostenrijk – is één van de eersten die een kopie van de Fama Fraternitatis in handen krijgt. Daar is hij razend enthousiast over en hij schrijft zijn persoonlijke reactie in ‘Antwort an die lobwürdige Brüderschaft der theosofen von Rosencreutz’, dat vervolgens op kosten van de vorst August von Anhalt wordt gedrukt en gepubliceerd in maart 1612. Dat komt Haslmayr duur te staan want er zijn groeperingen die dergelijke ‘ketterijen’ met geweld bestrijden. Aangezien Haslmayr zijn naam verbonden had aan zijn reactie, wordt hij op bevel van de jezuïeten gevangen genomen en veroordeeld tot vier en een half jaar slavernij op een galeischip.

De eerste editie van de Fama Fraternitatis wordt buiten medeweten of toestemming van de schrijver om in maart 1614 door Wilhelm Wessel te Kassel gedrukt en verspreid. Die uitgave veroorzaakt een algehele beroering en euforie. Als dan in 1615 en 1616 de Confessio Fraternitatis en de Chymische Hochzeit het licht zien, is het hek van de dam. De Europese boekenmarkt wordt al snel overstroomd door geschriften pro en contra de rozenkruisers. In de eerste tien jaar na het verschijnen zijn er al 400 gedrukte reacties, en aan het einde van de 18e eeuw is het aantal gedrukte reacties opgelopen tot 1700.

Aan het begin van de Fama komt direct tot uitdrukking dat de broeders van het Rozenkruis een zuivere intentie hebben. Zij bieden aan allen die hun Fama in christelijke gezindheid lezen hun groet, liefde en gebed. Vervolgens uiten zij hun dankbaarheid jegens God dat hij de mensheid sinds kort een dieper inzicht heeft gegeven in zijn Zoon, in de natuur en in de bovennatuur, die zij de verborgen wereld noemen.

Verder zijn zij verheugd dat er verlichte en wijze mensen zijn gekomen die begrijpen waar het leven werkelijk over gaat, en die duidelijk maken dat de mens een goddelijke oorsprong heeft, dat hij een universum in het klein is – een microkosmos – en dat er grootse mogelijkheden in hem verborgen liggen die tot ontwikkeling kunnen komen. Dat zijn uiterst belangrijke inzichten die zelfs vandaag de dag nog maar bij zeer weinig mensen zijn doorgedrongen.

Innovatie en consolidatie

Vervolgens stelt de Fama dat er belangrijke vorderingen zijn in de wetenschap, maar dat de wetenschappers zich blijven vastklampen aan verouderde en dus onjuiste theorieën van geleerden uit de oudheid zoals Porphyrius, Galenus en Aristoteles. In die tijd is het merendeel van de mensen, net als nu, helemaal geen voorstander van vernieuwingen omdat die verstorend werken en zij het oude vertrouwde niet willen opgeven, ook al ervaren zij de beperkingen van de huidige situatie.

Vernieuwingen realiseren vraagt veel tijd, aandacht, energie en vaak ook geld. Daarom is het goed om perioden van innovatie af te wisselen met perioden van consolidatie. Al enige tijd is onder bestuurders, managers en adviseurs een model populair voor het begrijpen en realiseren van complexe veranderingen of transities in organisaties en mensen. Dat verandermodel is vooral geschikt voor situaties waarin het herhalen van werkwijzen uit het verleden geen succes meer oplevert.

Het is de Theorie U, die voor het eerst beschreven is in 2005 en daarna uitgebreid uitgewerkt is in het boek ‘Theory U’ dat de Amerikaanse hoogleraar Otto Scharmer in 2009 publiceerde (zie afbeelding 15). Daarin verwijst de letter U naar een U-vorm, een traject van de diepte ingaan, vertragen en loslaten om zo vanuit een dal van niet meer weten op basis van gewaar zijn op een verantwoorde wijze de toekomst te creëren. In Theorie U, die deels geïnspireerd is door de antroposofie van Rudolf Steiner (fakkeldrager 16), worden zeven fasen onderscheiden die onderling nauw verbonden zijn en drie centra in de menselijke persoonlijkheid: hoofd, hart en wil.

Het verrassende is dat de structuur van het vernieuwingsproces in organisaties analoog is aan het proces van inwijding in de mysteriën, waarin vaak ook zeven fasen worden onderscheiden. In De Alchemische Bruiloft gaat Christiaan Rozenkruis zijn weg in zeven symbolische dagen. De Fama vermeldt dat de vrome en zeer verlichte vader broeder Christiaan Rozenkruis zich zeer heeft ingespannen om een algemene hervorming tot stand te brengen na zijn reis rond de Middellandse Zee langs zeven plaatsen: Cyprus, Damascus (Syrië), Damcar, Egypte, Fez (Marokko), Spanje en Duitsland (zie afbeelding 16). Die zeven plekken kunnen worden gerelateerd aan de zeven inwijdingen die J. van Rijckenborgh verbindt aan de kwaliteiten van de zeven klassieke planeten in zijn boek Het christelijke inwijdingsmysterie. Ze worden ook besproken in het hoofdstuk De weg van de godsvrucht gaan van het boek Mysteriën en lofzangen van God, kosmos, mens.

Lange tijd hebben onderzoekers van de Fama aangenomen dat Damcar een denkbeeldige stad was, omdat die niet geografisch bekend is. Uit later onderzoek blijkt dat waarschijnlijk de stad Damar in het zuiden van Yemen op het Arabische schiereiland wordt bedoeld omdat er een handgetekende landkaart bestaat uit 1516 waarop de plaats Damar gemakkelijk foutief kan worden gelezen als Damcar.

De reis die vader broeder C.R. maakt voordat hij in Duitsland een mysterieschool sticht, lijkt op de reis die graaf Eberhard maakt voordat hij de universiteit van Tübingen opricht. Het is dan ook heel goed mogelijk dat de leden van de Kring van Tübingen zich door het leven van Eberhard hebben laten inspireren bij hun creatie van de Fama. De reis van hun held hebben ze waarschijnlijk uitgebreid om de mysterieweg symbolisch te kunnen weergeven. Bovendien geeft de reis globaal weer hoe het centrum van de ontwikkeling van de westerse wetenschap zich vanaf de oudheid tot de nieuwe tijd heeft verplaatst: zij begint bij de filosofen in Griekenland, komt tot bloei in de Arabische wereld – mede dankzij de academie van Gondishapur in Perzië – en bereikt via Noord-Afrika Spanje, van waaruit zij zich verder in Europa verspreidt.

BESTEL MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS

In de Fama lezen we dat de Europeaan C.R. op vijfjarige leeftijd vanwege de armoede van zijn adellijke ouders in een klooster wordt opgenomen en daar de klassieke talen Grieks en Latijn enigermate leert. Het getal vijf duidt op zielekwaliteit. De combinatie van armoede en adeldom duidt aan dat het innerlijke goud aanwezig is, maar dat het zich nog niet naar buiten toe manifesteert. Een zekere mate van uiterlijke armoede kan, zoals Paracelsus zegt, gunstig zijn omdat er geen bezit is dat zorg of aandacht vraagt, zodat er tijd is om het boek van de natuur te bestuderen.

Pelgrimstocht wordt inwijdingsweg

Op jeugdige leeftijd mag C.R. mee op de reis die een oudere broeder gaat maken naar het Heilige Graf, een pelgrimstocht die in die tijd wel vaker werd gemaakt. Als C.R. is aangekomen op Cyprus is hij zestien en sterft zijn begeleider. Dit doet denken aan arcanum 16 van de hermetische tarot: een toren waar de bliksem inslaat (zie afbeelding 5 in hoofdstuk 3). C.R. kan zich dan niet meer laten leiden door gezag van buitenaf, maar dient in zelfautoriteit zijn weg van zelfinwijding te gaan. De slapende geestvonk in zijn hart ontwaakt dan. C.R. ondergaat dan de zogeheten Zon-inwijding. Als hij daarna in Damascus komt, de plaats waar de apostel Paulus een verlichtingservaring heeft gehad en enkele dagen blind was, krijgt hij lichamelijke moeilijkheden. Hij ervaart dat zijn bewustzijnsniveau toeneemt als gevolg van het ontwaken van de geestvonk in zichzelf.

Die Maan-inwijding zet een proces in gang waarbij hij een reiniging ondergaat die uitwerkt in lichamelijke moeilijkheden, waardoor hij zijn reis voorlopig niet kan voortzetten. Hij blijft dus in Damascus en hoort daar spreken over de wijzen van Damcar. Dan ontstaat er in hem het verlangen niet naar Jeruzalem te gaan, maar naar Damcar.

Vervolgens reist C.R. naar de gastvrije wijzen in Damcar, waar hij het boek M in goed Latijn vertaalt en zich bekwaamt in fysica (natuurkunde) en mathematica (wiskunde). Bij deze Mercurius-inwijding wordt zijn denken gezuiverd. Het boek M heeft betrekking op wetenschappelijke kennis over de natuur en de wereld (M staat dan voor Mundi en betekent wereld) die wordt bezien vanuit de Bron van alle leven. Anders geformuleerd: het schrijven of lezen van het boek M is het onderzoeken van de veelheid vanuit het besef van de eenheid.

Van Damcar reist C.R. naar Egypte, waar in hem een grote liefde tot ontwikkeling komt voor alles wat leeft. Deze zuivering van het gevoel is de Venus-inwijding. De daarop volgende Mars-inwijding is in Fez, historisch een belangrijk intellectueel centrum in Marokko. De Afrikaanse en Arabische geleerden komen daar elk jaar samen om nieuwe ontwikkelingen in de wetenschappen en kunsten uit te wisselen.

Mogelijk is op basis van dat voorbeeld in 1660 de Royal Society of Londen for the improvement of natural knowledge, de Britse academie van wetenschappen opgericht. Dat is het genootschap van geleerden aan wie Comenius (1592-1670, fakkeldrager 9) in 1669 een verhandeling stuurt die wel wordt gezien als een nieuwe Fama: Via Lucis (De weg van het Licht). Daarin pleit hij onder andere voor de vorming van een college van wijze mensen en voor de ontwikkeling van een universele taal. In tegenstelling tot veel Europese geleerden in de tijd van Christiaan Rozenkruis richten de geleerden van Fez hun inspanningen volgens de Fama vooral op het belang van het grote geheel en niet op hun eigenbelang.

Toch constateert broeder C.R. dat hun magie niet geheel zuiver is en dat hun kabbalah is bezoedeld met hun godsdienst. Desalniettemin vindt hij in hun wijsheid voor zijn geloof een nog betere grondslag die overeenstemt met de kosmische harmonie. Hier leert Christiaan Rozenkruis zijn persoonlijke wil over te geven aan de goddelijke wil, in overeenstemming met de bede uit het Onze Vader: ‘Uw wil geschiede’.

BESTEL MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS

C.R. is verheugd over alle kennis en wijsheid die hij heeft verkregen tijdens zijn reis. Hij voelt zich innerlijk verplicht om die uit te dragen in Europa. Bij zijn Jupiter-inwijding in Spanje ervaart hij tot zijn verdriet dat de geleerden geen behoefte hebben aan zijn mysteriewijsheid en ook niet aan vernieuwing, omdat hun oude kennis hun voldoende inkomen verschaft en zij er niets voor voelen om hun dwalingen te erkennen. Van de mysteriën gaat een ontmaskerende en daardoor vaak ook disruptieve werking uit. Daarom is het begrijpelijk dat het Rozenkruis door de eeuwen heen tegenstand heeft ondervonden van de kerk (van zowel katholieke als protestantse zijde) en van de wetenschap.

Tenslotte keert vader broeder Christiaan Rozenkruis terug naar Duitsland en bouwt daar voor zichzelf een geschikte en heldere woning waar hij zijn reizen overdenkt, en deze in een gedenkboek vastlegt. Zo doorleeft hij zijn Saturnus-inwijding, die leidt tot een concrete realisatie, tot de vervulling. Onder de vleugels van de Heilige Geest wordt dan uit hem geboren: de nieuwe mens. Dan is hij voldoende voorbereid, getraind en toegerust om te gaan werken voor wereld en mensheid door het stichten van de mysterieschool van het Rozenkruis.