14. Annie Besant

 

‘Geen vrouw van deze generatie heeft met zulk een energie en belangeloosheid haar buitengewone gaven van welsprekendheid en verstand gewijd aan grote humanitaire vraagstukken als mevrouw Besant. Op een leeftijd dat ze met recht aanspraak zou kunnen maken op het genot van een zekere rust na een lang en inspannend leven, is zij nog steeds werkzaam en wijdt ze nog steeds haar ongeëvenaarde gaven en vermogens aan de dienst van het volk.’

Dat schrijft Philip Snowden, de Britse minister van Financiën naar aanleiding van het eerbetoon aan dr. Annie Besant (1847-1933) in 1924, omdat zij dan vijftig jaar openbaar werk heeft verricht.

Degenen die nauw met deze geestelijke leidster van The Theosophical Society samenwerken, merken steeds op dat haar leven gericht is op onzelfzuchtig dienen en dat zij haar medewerkers aanspoort om dat ook te doen. In haar boek ‘De Oude wijsheid – Een schets van theosofische leringen’ stelt Annie Besant dat het onjuist is om offering als iets smartelijks te zien, want het ware inwezen van offering is een vrijwillig en blij uitstorten van leven zodat anderen erin mogen delen. Smart ontstaat slechts wanneer er tweestrijd is in de aard van de offeraar, tussen de hogere aard die vreugde ervaart in het geven, en de lagere aard die gericht is op grijpen en behouden.

Besant schrijft: ‘Offering is het vrijwillig uitstorten van leven opdat anderen erin mogen delen, anderen in het leven te brengen en hen daarin te onderhouden totdat zij zelfstandig worden; en dit is slechts één uitdrukking van goddelijke vreugde. Er is altijd vreugde in het uitoefenen van werkzaamheid die de uitdrukking is van het vermogen van hem die de daad verricht: de vogel vindt zijn vreugde in het uitstorten van zang en trilt uit loutere verrukking van het zingen; de schilder verheugt zich in de schepping van zijn genie, in het in vorm brengen van zijn denkbeeld; de inwezenlijke werkzaamheid van het goddelijk leven moet in het geven liggen.’

In de brochure ‘De innerlijke betekenis van het logewerk’ maakt Besant de idee van offering heel praktisch. Ze constateert dat veel leden die aangesloten zijn bij een lokale groep van de Theosofische Vereniging – die een loge wordt genoemd, ontleend aan het Engelse woord ‘lodge’ dat werkplaats betekent – alleen naar bijeenkomsten gaan als zij die belangwekkend vinden of wanneer er een bekende spreker komt. Zij zijn zich er blijkbaar nog onvoldoende van bewust dat een loge-bijeenkomst niet primair wordt gehouden voor henzelf, maar tot doel heeft een middelpunt te worden waar geestelijke krachten instralen, worden omgezet en in de wereld worden uitgestraald. Annie Besant verklaart:

‘Het is zeker, dat wanneer de gedachten die in een loge-bijeenkomst worden uitgedrukt krachtig en verstandig zijn, zo’n bijeenkomst legioenen krachtige en nuttige gedachtenvormen uitzendt, die de gedachte-atmosfeer verrijken en zuiveren. […] Aldus bezien krijgt de bijeenkomst van een loge een nieuw aanzicht en een nieuwe waardigheid. Men zal niet meer vragen: Moet ik naar een vervelende vergadering gaan?, maar de vraag rijst vurig: kan ik het voorrecht deelachtig worden, om tegenwoordig te zijn en deel uit te maken van het kanaal waardoor de levenskrachten van de Broederschap zich zullen uitstorten over de wereld?’

Helena Blavatsky heeft via haar geschriften en de oprichting van The Theosophical Society in 1875 enorm bijgedragen aan het formuleren van spirituele inzichten over de godheid, de kosmos en de mens, en Annie Besant heeft er mede voor gezorgd dat dit geschenk wereldwijd breed werd verspreid. Via talloze toespraken en geschriften heeft Annie Besant het theosofische gedachtegoed met succes uitgedragen. Veel van de boeken en brochures die zij schreef zijn in de eerste decennia van de twintigste eeuw ook in het Nederlands uitgegeven, maar zijn nu niet meer in druk beschikbaar.

Er zijn meer vrouwelijke theosofen geweest die hun leven met succes in dienst hebben gesteld van de verspreiding van de theosofie, onder wie Katherine Tingley, Alice Bailey en uiteraard Helena Blavatsky zelf. Waarom is er dan voor gekozen om Annie Besant op te nemen als fakkeldrager van het Rozenkruis? Omdat zij in 1912 in Londen samen met James Ingall Wedgwood en Marie Russak The Order of the Temple of the Rosy Cross (OTRC) opricht voor het bestuderen van rozenkruiserij, vrijmetselarij, astrologie, symboliek, kabbalah en mystiek, als voorbereiding op het herstel van de mysteriën voor Europa. In 1918 wordt die orde weer ontbonden, maar Marie Russak (ook bekend als Marie Hotchener of Marie Barnard) gaat dan nauw samenwerken met Harvey Spencer Lewis (fakkeldager 17) om rituelen te ontwikkelen voor wat nu de grootste rozenkruisersorganisatie ter wereld is: AMORC.

De beweging van het Rozenkruis, zoals die in de zeventiende eeuw gestalte kreeg naar aanleiding van de drie rozenkruisersmanifesten, is nadrukkelijk zowel universeel als christocentrisch. De theosofie is wel universeel, maar niet christocentrisch. Dat betekent niet dat de theosofie afwijzend staat tegenover Christus en het christendom. Helena Blavatsky stak haar ongenoegen over het christendom en christenen in haar tijd weliswaar niet onder stoelen of banken, maar zij had wel een groot respect voor Jezus van Nazareth.

Annie Besant is veel milder ten aanzien van het christendom, en spant zich in een brug te slaan tussen het christendom en theosofie, onder andere via haar boek ‘Esoteric Christianity’ dat in 1905 verschijnt en dat in het Nederlands is uitgegeven onder de titel ‘Esoterisch christendom of de kleine mysteriën’. Zij beschouwt het christendom als één van de grote godsdiensten van de wereld en gelooft dat het alles in zich bevat wat noodzakelijk is voor de groei van de menselijke ziel, maar is tevens van mening dat het algemeen verspreide christendom zeer veel verloren heeft van wat het oorspronkelijke christendom bezat. Ze is ervan overtuigd dat het mogelijk is aan de kerk dat diepere geestelijke inzicht in de godsdienst terug te geven dat in de loop van de eeuwen uit het weten van de christenen is verdwenen.

In januari 1898 houdt Besant een lezingentour in Nederland waarin zij onder andere ingaat op de theosofie en haar leringen, esoterisch christendom en het verhaal van Christus. Die voordrachten worden gestenografeerd en in 1904 uitgegeven in de vorm van het boekje ‘Vier voordrachten over theosofie’. De voordracht over esoterisch christendom begint als volgt.

‘Sommigen die niets weten van de theosofische leringen, beschouwen de theosofie als vijandig gezind jegens het christendom. Zij denken dat iemand, wanneer hij theosoof wordt, moet ophouden christen te zijn. En wanneer zij vernemen dat de theosofie zich in een land verspreid, nemen zij als vanzelfsprekend aan, dat in dat land een nieuwe beweging tegen het christendom is ontstaan, een beweging waarvoor geen christen sympathie kan gevoelen. Deze zienswijze nu is geheel en al verkeerd. Hoe zou het mogelijk zijn dat de grondslag van alle godsdiensten de vijand was van enige godsdienst. Daar zij komt om het godsdienstig gevoel te versterken door kennis, kan de theosofie niet ten doel hebben het geloof te ondermijnen, of te trachten het godsdienstig gevoel van de mensen te doen wankelen. Integendeel: waar zij komt tot de mensen, vraagt zij niet hun godsdienst te verlaten, maar zij vraagt hun te pogen die godsdienst te doorgronden in zijn diepere en meer geestelijke betekenis. Zij komt tot de godsdienst om hem terug te geven wat hij in de loop van de eeuwen heeft verloren, zij komt om de kennis terug te brengen, welke langzamerhand uit zijn gebied is geweken, zij komt om de zinnebeelden en gebruiken van de godsdienst begrijpelijk te maken en aan hen, wier geloof geschikt was door aanvallen van het ongeloof, een hechte en zekere grondslag te schenken waarop hun geloof rusten kan, verheven boven de mogelijkheid van enige aanval, bekroond met goed gevolg.’

Annie Besant wordt geboren als Annie Wood en komt uit een Ierse familie. Op zeer jonge leeftijd sterft haar vader. Hij laat het gezin zonder geld achter. Omdat haar moeder niet kan instaan voor de opvoeding van haar dochter, wordt Besant opgevoed door een vriendin van de familie: Ellen Marryat. Annie ontvangt een christelijke opvoeding waarin dienstbaarheid en onafhankelijkheid belangrijke waarden zijn.

In 1867 huwt ze Frank Besant, een anglicaans geestelijke. Ze krijgen twee kinderen: Digby en Mabel. Het huwelijk wordt een catastrofe want er ontstaan conflicten over geld en over de behoefte aan onafhankelijkheid van Annie. Volgens Frank heeft een gehuwde vrouw niet het recht om geld of andere eigendommen te bezitten, en daarom moet Annie het geld dat ze verdient met het schrijven van korte verhalen, kinderboeken en artikelen afgeven aan haar man. Het huwelijk gaat verder bergafwaarts als Annie zich inlaat met politiek en mensen steunt die zich willen verenigen om betere arbeidsomstandigheden te verkrijgen. Annie verlaat haar gezin en vertrekt naar Londen.

Annie twijfelt niet alleen aan haar huwelijk, maar ook aan haar geloof. Ze vraagt raad bij verscheidene geestelijken, zelfs bij dr. Pusey, toenmalig hoofd van de Anglicaanse Kerk, maar zijn antwoorden kunnen haar niet bevredigen. Ze keert nog eenmaal terug naar haar gezin, in een poging om haar huwelijk te redden. Dat blijkt tevergeefs en daarom keert ze terug naar Londen. Voor haar man was een echtscheiding uitgesloten. Annie Wood zou voor de rest van haar leven de naam Besant dragen.

In Londen komt Annie Besant in contact met nieuwe mensen en nieuwe ideeën. Daar vecht zij voor wat zij belangrijk vindt: vrijheid van denken, vrouwenrechten, geboortecontrole, socialisme en werknemersrechten. Ze twijfelt aan haar christelijk geloof en gaat artikelen schrijven en publiceren over allerlei onderwerpen die haar aan het hart liggen. Ze reist veel en houdt lezingen waarin ze pleit voor hervorming, verbetering en vrijheid.

In 1889 wordt Annie Besant gevraagd om voor een tijdschrift een recensie te schrijven over het boek ‘De Geheime Leer’ van Helena Blavatsky. Ze leest dit standaardwerk en vraagt de auteur om een interview. Als Besant vervolgens Blavatsky in Parijs ontmoet, is zij daarvan zo onder de indruk dat ze zich gaat verdiepen in de theosofie. Ze wordt lid van The Theosophical Society en na de dood van Blavatsky, in 1891, vormt ze samen met William Judge de twee-hoofdige geestelijke leiding van The Theosophical Society.

In 1893 vertrekt Besant naar India en komt daar onder de invloed van een orthodoxe brahmaan. De vereniging komt in 1894 en 1895 in een crisis als Besant haar mede-‘chela’ Judge ervan beschuldigt dat hij deed voorkomen een brief van de meesters te hebben ontvangen. Vier jaar na Blavatsky’s overlijden wordt de Vereniging uiteengetrokken en ontstaan de ‘Theosofische Vereniging’ (Adyar) en het ‘Theosofische Genootschap’ (Point Loma).

Zeven aforismen van Annie Besant

  1. De werkelijke mysticus die God realiseert, heeft geen heilige geschriften nodig, omdat hij de bron heeft aangeraakt van waaruit alle heilige geschriften voortvloeien.
  2. Je zou een religie altijd moeten beschouwen vanuit het beste en niet vanuit het slechtste, vanuit haar hoogste leringen en niet vanuit de laagste praktijken van sommige van haar aanhangers.
  3. Het is beter om stil te blijven en zelfs beter om niet te denken als je niet voorbereid bent om te handelen.
  4. Een mythe is veel meer waar dan een historie, want een historie biedt alleen een verhaal van de schaduwen, terwijl een mythe een verhaal biedt over de substanties die de schaduwen veroorzaken.
  5. Het universum is de manifestatie van de goddelijke gedachte: de gedachten van God belichamen zichzelf in de gedachte-vormen die we werelden noemen.
  6. Gedachte creëert karakter.
  7. Zonne-aanbidding en zuivere vormen van aanbidding van de natuur waren destijds edele religies, in hoge mate allegorisch maar vol diepzinnige waarheid en kennis.

 

Eén gedachte op “14. Annie Besant

Reacties zijn gesloten.