Essay 8

     Uitdagingen van geboorte, leven en dood – Het stervensproces begrijpen

hoofdstuk 17 van Mysteriën en uitdagingen van geboorte, leven en dood

 

BESTEL MYSTERIËN EN UITDAGINGEN VAN GEBOORTE, LEVEN EN DOOD

Wanneer u straks naar uw natuurwezen sterft, vervluchtigt in de loop van de tijd uw gehele persoonlijkheidswezen en slechts het fundamentele vuurbeginsel, dat u leven gaf, keert tot het aurische wezen terug. Zoals het wezen van een hond vervluchtigt binnen enkele dagen na de dood, zo gaat het ook met ons in een wat langer tijdsbestek, wanneer wij bij deze natuur blijven staan. 
Er is geen reïncarnatie, geen wederbelichaming van de persoonlijkheid. Van de sterfelijke ziel blijft na de dood niets over. De sterfelijke ziel, uw ik-wezen, vervluchtigt volkomen. Van u als sterfelijke ziel blijft niets, maar dan ook niets over. Zoals het stoffelijke lichaam verteert tot stof en as, zo vergaat het ook de sterfelijke ziel: de ziel die zondigt moet sterven. En iets wat dood is, is in die zin genomen volkomen dood. 
Alleen wanneer uw ziel door wedergeboorte uit water en geest, dat is door transfiguratie, onsterfelijk is geworden, kunt u, eventueel, wanneer men u gebruiken kan, vrijwillig in geboorte terugkeren, om dienstbaar te zijn in de grote, nimmer-eindigende verlossingsarbeid van de universele broederschap, ten dienste van de gehele mensheid. 

Jan van Rijckenborgh, Elementaire wijsbegeerte, hoofdstuk 8

BESTEL MYSTERIËN EN UITDAGINGEN VAN GEBOORTE, LEVEN EN DOOD

Het tijdstip van de dood van het stoffelijke lichaam is in veel gevallen wel uit te stellen, bijvoorbeeld door gezond te leven en door medisch ingrijpen. Afstel van deze adembenemende gebeurtenis is echter onmogelijk, want de dood is planmatig ingebouwd in ons universum. Daarom wordt er wel gezegd dat de dood de enige zekerheid is die we in het leven hebben. Wie geboren wordt, is ten dode opgeschreven.

Voor veel mensen is de dood afschrikwekkend. Degenen die werkelijk spiritueel zijn zien over het algemeen minder op tegen hun persoonlijke ontmoeting met de Magere Hein dan mensen die dat niet zijn. Op oude afbeeldingen wordt de dood vaak voorgesteld als een skelet met een zandloper en een zeis. De zandloper geeft aan dat het einde is gekomen, het geraamte toont wat er overblijft van de mens die sterft en de zeis is een symbool van het binnenhalen van de oogst van het geleefde leven. Pythagoras onderwees zijn leerlingen ‘Vrees niet het leven te verliezen, want de dood is slechts een verandering van woning’.

De Duitse dichter Goethe (fakkeldrager van het Rozenkruis 11) zei op 75-jarige leeftijd tegen zijn secretaris: ‘Ik blijf heel rustig bij de gedachte aan mijn dood, want ik ben er vast van overtuigd dat onze geest een volstrekt onverwoestbaar wezen is; het zet zich voort van eeuwigheid tot eeuwigheid. Het lijkt op de zon die alleen in onze aardse ogen onder schijnt te gaan, maar die in werkelijkheid nooit ondergaat maar ononderbroken straalt’.

Het is overigens niet nodig om al flink op leeftijd te zijn om dit in te zien. De componist Mozart (1756-1791) schreef op 31-jarige leeftijd aan zijn vader dat hij God dankt dat hij geleerd heeft dat de dood de sleutel is tot waarachtig geluk en dat hij zich vertrouwd heeft gemaakt met ‘die goede en trouwe vriend van de mens’.

Hij schrijft: ‘Ik ga nooit slapen zonder te bedenken dat (jong als ik ben) ik er bij het gloren van de volgende dag misschien niet meer zal zijn. En toch kan niemand die mij kent zeggen dat ik ooit chagrijnig of zwaarmoedig ben. Dagelijks dank ik mijn Schepper voor mijn gelukkige stemming en wens die van harte aan al mijn medeschepselen toe’. Misschien heeft dit klare besef van zijn sterfelijkheid het mede mogelijk gemaakt dat Mozart speelse en lichtvoetige muziekstukken met een grote diepgang kon creëren.

Ook de componist Johann Sebastian Bach had een bijzondere verhouding met de dood. Hoewel zijn muziek swingt is de dood in zijn leven en werk alomtegenwoordig. Bach verklankt de dualiteit tussen doodsangst en doodsverlangen treffend in een aantal van zijn cantates. De musicologe Helga Thoenes meent op basis van persoonlijk onderzoek, dat zij in 1994 publiceerde, dat Bach zich sterk liet leiden door de rozenkruisersspreukIn Christo morimur’ (In Christus sterven wij), en dat hij dat thema inhoudelijk en numeriek verwerkte in composities.

De centrale idee hiervan is dat de gehechtheid aan de uiterlijke mens moet sterven om het mogelijk te maken dat de innerlijke Christus werkzaam kan worden. Dit is in overeenstemming met uitspraken van Paulus als ‘Ik sterf dagelijks’ (1 Korinthe 15:31) en ‘Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij’ (Galaten 2:20) Het doet ook denken aan een uitspraak van Angelus Silesius: ‘wie niet sterft voordat hij sterft, die bederft als hij sterft’.

Bach was er overigens niet op uit om een onsterfelijke naam te verwerven. Hij was er zich terdege van bewust dat hij alleen kon componeren dankzij goddelijke inspiratie. Daarom ondertekende hij veel van zijn composities met SDG, de afkorting van Soli Deo Gloria, hetgeen betekent: alleen aan God de eer. Daarnaast verwerkte hij de tonenreeks Es, D en G in veel muziekstukken. Zijn Johannes Passion begint bijvoorbeeld hiermee.

Waardig sterven 

Ieder mens heeft recht op een waardig leven zoals dat is vastgelegd in bijvoorbeeld de Universele Verklaring van de Rechten uit 1948 van de Verenigde Naties. Zo zou ook ieder mens het recht moeten hebben om waardig te sterven. Maar wat is waardig sterven? Om daarover zinvolle uitspraken te doen is het belangrijk te beseffen wat er gebeurt bij het sterven. Binnen de medische wetenschap bestaat daarover nog grote onwetendheid omdat deze nog grotendeels is gebaseerd op het materialistische uitgangspunt dat met het stoppen van het kloppen van het hart en het verdwijnen van de hersenactiviteit het bewustzijn verdwenen is. Dat is een grote misvatting.

Sterven wordt ook wel excarneren genoemd en is in feite het omgekeerde van incarneren. Bij het overlijden wordt de verbinding tussen de ijlere voertuigen en het stoffelijke lichaam verbroken en kan het bewustzijn zich niet meer in het stoffelijke lichaam uitdrukken. Dat bewustzijn is er nog wel, maar verblijft dan hoofdzakelijk in het etherlichaam. Daarin vindt gedurende de eerste drie dagen na de dood de dusgenaamde terugschouw plaats waarin de ziel het afgelopen leven overziet. Dat trekt als in een panorama voorbij, zodat de ziel de balans kan opmaken van het voorbije leven. Wat was het goede daarin? Welke lessen dienen nog geleerd te worden? Daarna kan de ziel verder gaan naar dat gebied dat bij haar past en voor haar verdere ontwikkeling het meest geëigend is. Ook de meer ijle voertuigen worden geleidelijk ontbonden en opgelost totdat alleen de essentie van de mens – datgene wat meerdere levens verbindt – nog over is.

Na onbepaalde tijd zal opnieuw een ouderpaar worden aangetrokken en een nieuw viervoudig voertuig worden geconcipieerd, geboren en opgebouwd: stoffelijk lichaam, etherlichaam, astraal lichaam en mentaal lichaam. Dit alles is omringd door een bolvormig magnetisch systeem, dat microkosmos wordt genoemd. In feite is de microkosmos datgene wat blijft bestaan en reïncarneert. Het cyclische proces van incarneren, leven op aarde en excarneren wordt herhaald tot eenmaal via het proces van transfiguratie deze kringloop wordt doorbroken en de microkosmos, na zeer vele levenslessen, terugkeert naar haar goddelijke oorsprong.

Omdat de ziel gedurende de eerste drie tot drie-en-een-halve dag na het overlijden nog nauw verbonden is met het stoffelijke lichaam, zal elk post mortem onderzoek of welke andere beschadiging ook die aan het stoffelijk lichaam wordt toegebracht, door de ziel gevoeld worden en het proces van de terugschouw mogelijk verhinderen. Ook drukte of luid misbaar van familieleden die de dode bij zich willen houden kunnen schadelijk zijn voor het ongestoord voltooien van het levenspanorama.

Zelfs onuitgesproken gedachten of sterke emoties kunnen de ziel terugtrekken in de sfeer die zij bezig is te verlaten. Daarom is rust, begrip en liefde nodig in de directe omgeving van de dode, wat uiterst behulpzaam kan zijn bij het diepgaande proces dat de ziel dan doormaakt. Een passende verzorging (het afleggen) en het met respect doen wat daarbij hoort, zal zeker niet storend zijn maar eerder de gewijde rust die voor de heengegane gewenst is, bevorderen.

Begraven of cremeren? 

Volgens de universele wijsheidsleer verdient het de voorkeur om een gestorven lichaam ruim na de genoemde terugblik te cremeren in plaats van het te begraven. Waarom? Als het moment van overlijden is gekomen, vindt een splitsing plaats in de persoonlijkheid. Het stoffelijk lichaam, met een deel van het etherlichaam of levenslichaam, blijft achter in de stofsfeer. De rest van de persoonlijkheid, met het bewustzijn, vertrekt naar de spiegelsfeer of, als er reeds een nieuw-geboren zielestaat is, naar een gebied dat daarbuiten ligt.

Aangezien de betrokken entiteit zo heel lang in de nu verlaten stoffelijke gedaante heeft gewoond, en dat lichaam zo op het gehele wezen was afgestemd, is er een krachtige polariteit tussen het reeds gestorven deel en het nog levende deel. Die polariteit kan onderhouden worden door de moleculen van het gestorven deel met de substanties van het nog existerende deel van de persoonlijkheid. Als dit gebeurt, kunnen er tal van ongewenste situaties ontstaan. Voor de betrokkene zelf en voor de nabestaanden. Max Heindel (fakkeldrager van het Rozenkruis 19) schrijft daarover in zijn boek De wereldbeschouwing der rozenkruisers uit 1909:

‘Evenals in de slaap ontstaat er bij de dood een scheiding tussen lichamen, met dit grote verschil echter, dat hoewel het levenslichaam naar het grofstoffelijk lichaam terugkeert, het dit niet langer doordringt, maar er alleen boven zweeft. Het blijft boven het graf zweven, terwijl het tegelijk met het grofstoffelijke lichaam ontbindt. Daaruit volgt dat een begraafplaats voor de geoefende helderziende een walgelijke aanblik oplevert. En als er meer mensen waren die konden zien wat hij ziet, dan zou er niet veel voor nodig zijn om hen te overtuigen om de tegenwoordige ongezonde methode van het begraven van doden op te geven voor de meer rationele methode van crematie, waardoor de bestanddelen tot hun oorspronkelijke toestand gebracht worden, zonder de ergerlijke tonelen die horen bij het proces van langzame ontbinding.’ 

Kama loka en devachan 

Max Heindel beschrijft in zijn boek(en) ook wat het bewustzijn ervaart na het genoemde levenspanorama van enkele dagen, waarbij de ervaringen worden ingegrift in het astrale lichaam. Na de eerste terugblik breekt het zilveren koord dat de lagere voertuigen met de hogere verbindt en is het stoffelijke lichaam echt dood. Het bewustzijn trekt zich dan terug in de astrale wereld waar een louteringsproces plaatsvindt, een gebied dat in de theosofie wordt aangeduid als het kama loka. Dan vindt er opnieuw een panoramische terugblik plaats die volgens Rudolf Steiner (fakkeldrager van het Rozenkruis 16) gewoonlijk ongeveer een derde van het aantal geleefde levensjaren duurt. In die periode doorleeft de mens alle pijn en het al het lijden dat hij anderen heeft aangedaan en leert zo het verdriet dat hij anderen heeft berokkend. Dit louteringsproces is erop gericht de wereld en de mensheid te leren liefhebben.

De ondervindingen in het kama loka zullen in latere levens vergeten zijn, maar het gevoel blijft. Dat is het ‘stille geweten’, de zwakke fluisterende stem, die de mens waarschuwt als hij iets denkt, zegt of doet dat niet zuiver is. De louteringsperiode kan aanzienlijk worden verkort door nu al bewust te leven en het verlangen aan te kweken om het goede te doen. Een belangrijke hulp daarbij is de zogeheten avondoefening die de ingewijde Pythagoras al in de vijfde eeuw voor het begin van de jaartelling gaf aan de leerlingen van zijn mysterieschool, en die als volgt beschreven is in het historische document dat bekend staat als De Gulden verzen van Pythagoras:

‘Laat niet toe dat de slaap uw oogleden sluit nadat u zich ter ruste hebt begeven. Totdat u met uw rede al uw daden van de dag hebt onderzocht. Waarin heb ik verkeerd gedaan, wat heb ik gedaan, wat heb ik nagelaten dat ik had moeten doen? Indien u bij dit onderzoek bevindt, dat u verkeerd hebt gedaan, berisp uzelf gestreng daarover. En indien u iets goeds hebt gedaan, verheug u dan. Breng al deze dingen nauwkeurig ten uitvoer, peins er goed over; u behoort ze met geheel uw hart lief te hebben. Zij zullen u op de weg van de goddelijke deugd leiden.’

Als een gestorvene door het kama loka is gegaan en de laatste resten van het astrale lichaam en de daarmee samenhangende gedachtevormen zijn vervluchtigd, komt de ontledigde microkosmos in een meer hemels gebied dat ook deel uitmaakt van de spiegelsfeer, maar prettig is van karakter en in de theosofie het devachan wordt genoemd. Daar wordt een zekere rust en vreugde ervaren totdat het tijd is voor een nieuwe incarnatie op aarde.

Het proces en de tijd tussen twee incarnaties kan kort duren, zoals bij jonge kinderen of bij een voortijdige dood, maar ook lang, naar gezegd zelfs drieduizend jaar. De tijdsduur tussen twee levens kan per microkosmos en per keer sterk verschillen. In de spiegelsfeer wordt tijd overigens op een heel andere manier ervaren dan op aarde in een stoffelijk lichaam.

Orgaantransplantatie 

Op basis van de hiervoor genoemde informatie is gemakkelijk in te zien dat het doneren en ontvangen van organen via orgaantransplantatie een flinke chaos en disharmonie kan veroorzaken in de onstoffelijke gebieden. De stervensprocessen van een persoon die een orgaan of meerdere organen afstaat om anderen van dienst te zijn worden ernstig verstoord. Zodanig zelfs dat het resultaat van het voorbije leven van een orgaandonor niet volledig wordt geoogst. Orgaanontvangers profiteren van de schade die de orgaandonor vanuit onwetendheid aan zijn sterfproces heeft laten aanrichten door zich aan te melden als leverancier van ‘reserveonderdelen’.

Het doneren van een orgaan door een stervende is een menslievende daad. Het is zeer zeker ook een offer. Voor het respect voor ieders beslissing in deze is het belangrijk dat alle betrokkenen dat ook zo beleven. Het offer dat de donor brengt is veelal veel groter dan hij of zij besefte op het moment van het aanmelden omdat de reclame voor werving van orgaandonoren zeer eenzijdig is. Er wordt uitgedragen dat je na je overlijden niets meer aan je lichaam hebt en dat je je organen daarom best kunt afstaan om zieken een beter leven te geven. Er wordt niet verteld dat je als ‘hersendode’ orgaandonor:

  1. sterft op de operatietafel als gevolg van het uitnemen van organen omdat je daar zelf toestemming voor hebt gegeven;
  2. beperkt wordt in het binnenhalen van de oogst van je leven omdat je terugblik door de operatie wordt verstoord;
  3. een karmische binding aangaat met de ontvangers van je organen en de betreffende operateurs die belemmerend kan zijn voor de ontwikkeling van de microkosmos die je bewoont;
  4. te maken krijgt met verstoringen in de stervensprocessen van je persoonlijkheid omdat delen van je lichaam voortleven in anderen.

Lijden en sterven aan een onbehandelbare ziekte hoort bij het leven. Natuurlijk komt het vaak ongewenst en ongelegen, maar in feite is het doodgewoon. In reclamecampagnes wordt het vaak voorgesteld alsof mensen sterven als gevolg van een tekort aan orgaandonoren. De techniek van orgaantransplantatie is een ernstige inbreuk op het menselijke lichaam want er moeten langdurig allerlei medicamenten worden ingezet om afstoting van het lichaamsvreemde orgaan door de orgaanontvanger te voorkomen. Het immuunsysteem van de ontvanger wordt daardoor aangetast, waardoor hij of zij ontvankelijker wordt voor bijvoorbeeld infectieziekten. Ook kunnen er psychische problemen ontstaan omdat wordt ervaren dat er iets in het stelsel leeft dat niet past bij de eigen persoon. We kunnen ons afvragen of gezien vanuit de ontwikkeling van het grote geheel het middel van orgaantransplantatie niet erger is dan de kwaal.

Gedreven door medemenselijkheid, aanhoudend gevoed door de harde werkelijkheid van zieken met falende organen én het afnemende aanbod van organen, komt de donorwerving steeds opnieuw met actie bij ons langs. Wij worden aangesproken op medeleven, naastenliefde, sociale plicht en morele plicht. Elk jaar is er een landelijke actieweek waarin wordt gevraagd om aan iedereen in je omgeving te vragen of hij al als donor staat geregistreerd. Je kunt er zomaar indringend op worden aangesproken.

Jongeren krijgen op hun achttiende verjaardag een donorregistratieformulier toegestuurd. Zij worden door middel van op jongeren gerichte projecten uitgenodigd over dit onderwerp te praten en na te denken.

De transplantatiegeneeskunde zegt zorgvuldig om te gaan met het lichaam van een stervende en met zijn familie. Niettemin zijn betrokkenen bij transplantatie op grond van de wereld waarin zij leven en werken transplantatiegericht en zullen hun ethische bezwaren gering zijn. Emoties beschouwen zij als menselijk, onvermijdelijk en begrijpelijk, maar die zijn op te lossen door een adequate benadering door het transplantatieteam. Ook vinden zij dat er betere voorlichting moet komen om mensen te laten weten hoe zorgvuldig artsen te werk gaan bij het vaststellen van de dood…en de bevolking ervan te doordringen dat hersendood ook werkelijk dood is.

Hersendood 

Na de eerste succesvolle orgaantransplantaties in de jaren zestig van de vorige eeuw werd al snel duidelijk dat er moest worden voldaan aan twee voorwaarden: er moet sprake zijn van levende organen en overleden donoren. Om die onmogelijke tegenstelling op te lossen is het begrip hersendood geïntroduceerd. Onder hersendood wordt verstaan het volledig en onherstelbaar verlies van de functies van de hersenen, inclusief de hersenstam en het verlengde merg door een dodelijk hersenletsel waarvan de oorzaak bekend is en dat niet behandelbaar is. De criteria verschillen per land. De wijze van vaststellen verschilt per land. Over de wijze van vaststellen is geregeld discussie.

Een hersendode zou geen bewustzijn meer hebben, maar het hele biologische systeem functioneert volledig normaal. Er zijn hersendode vrouwen die na vele maanden kinderen hebben gebaard, er zijn tientallen hersendood verklaarden weer tot een honderd procent normaal leven gekomen. Het bekendste voorbeeld is de Amerikaanse neurochirurg Eben Alexander die in 2008 hersendood raakte door een hersenontsteking. Nadat hij uit zijn hersendood was ontwaakt en uiteindelijk volledig was hersteld heeft hij de klinische diagnose hersendood zelf bevestigd, na onderzoek van zijn medisch dossier. Hij schreef het boek ‘Na dit leven – een neurochirurg over zijn reis naar het hiernamaals’ en geeft wereldwijd interviews over zijn reis tijdens zijn hersendoodperiode van zeven dagen, waar hij het overleden zusje ontmoette dat hij nooit eerder had gezien.

Er is een lange lijst van andere personen die hersendood verklaard waren en weer tot leven zijn gekomen. Velen van hen beschrijven hoe zij helder meemaakten wat er rondom hen en met hen gebeurde en gezegd werd, maar hoe zij letterlijk verlamd waren en niet in staat enig teken van leven te geven. Van sommigen van hen strekken deze ervaringen zich uit tot vlak voor het moment van de voorgenomen orgaanuitname. Van hen bij wie orgaanuitname daadwerkelijk heeft plaats gehad zijn geen verslagen.

Een hersendode mens die zich heeft opgegeven als orgaandonor wordt dus juridisch dood verklaard, maar in werkelijkheid overlijdt hij later, op de operatietafel, aan de gevolgen van het uitnemen van zijn organen. Hij wordt dood aan zijn familie teruggegeven.

De Braziliaanse neurochirurg Cicero Coimbra (publicaties 2009- 2013) heeft vastgesteld dat bij een hersendode de hersenstam niet meer aantoonbaar functioneert maar nog wel leeft. Door uitval van de hypothalamus wordt een aantal klieren met interne secretie niet meer aangestuurd. In dit stadium kan de patiënt met substitutie van de tekort schietende hormonen van de dood worden gered. Coimbra is dat ook meermalen gelukt.

Hersendood is geen diagnose maar een prognose. Na de vaststelling van hersendood wordt de patiënt niet meer behandeld. Hij is dan orgaandonor geworden. Bij de start van de orgaanuitname stijgen hart en bloeddruk, net als bij een gewone patiënt die onvoldoende onder narcose is. Bij het begin van de orgaanuitname kan het voorkomen dat de hersendode overeind komt en afwerende gebaren maakt: de zogeheten lazarusreflex. Om dit te voorkomen wordt voorafgaand aan de orgaanuitname een narcose toegediend.

De materiële geneeskunde is gericht op instandhouding van leven; zij heeft weinig begrip van wat ‘dood’ inhoudt. Leven en bewustzijn wordt gekoppeld aan de hersenen, zonder begrip en zonder bewijs, alles voor het mogelijk maken van orgaandonatie. Beslissingen om al of niet organen te ontvangen of te doneren mogen niet worden opgelegd. Ieder mens zou vrij moeten zijn om naar eigen geweten daarover keuzes te maken.

Palliatieve zorg 

Terug naar de vraag over waardig sterven. Artsen merken vaak dat de voorbereidingen voor de allerlaatste reis schraal afsteken bij de voorbereidingen voor een willekeurige vakantiereis. De palliatieve zorg kan uitkomst bieden via begeleiding in de allerlaatste levensfase. Het doel is dan niet meer om de patiënt te genezen – dat kan niet meer – maar om de patiënt én zijn omgeving de hoogst mogelijke levenskwaliteit te bieden in het laatste deel van het leven.

Palliatieve zorg is gericht op het onder controle krijgen en houden van pijn en andere ongemakken. Ook is er aandacht voor wat ongeneeslijk ziek zijn psychologisch en sociaal teweeg brengt binnen het gezin en directe omgeving. Verder wordt er ruimte gecreëerd voor spirituele aspecten die samenhangen met vragen over de zin van leven en sterven. De benaming palliatieve zorg is ontleend aan het Latijnse woord pallium, dat mantel betekent. Zoals Sint Maarten in de vierde eeuw een deel van zijn mantel gaf aan een bedelaar in de kou, zo kan de palliatieve zorg mensen vlak voor hun dood de aandacht en warmte schenken die behulpzaam kan zijn om de overgang naar het andere levensdomein vredig te laten verlopen.

Sterven is een sacraal proces. Het is een individueel gebeuren, maar de mens staat in het stervensproces zelden alleen. Meestal is er verzorging en begeleiding nodig. De vraag is of die in overeenstemming zijn met de bewustzijnsstaat van de stervende mens. Tijdens de laatste levensfase kan het zijn dat alle maskers, banden met het oude leven en zelfhandhavingsdrang hun dwingende kracht verliezen en afgelegd kunnen worden. Vaak is het een periode waarin de spirituele mens belangrijke stappen zet. Bewustzijnsstaat is levensstaat, maar ook stervensstaat…

Wanneer de mens tijdens zijn actieve bestaan het levensaccent heeft weten te plaatsen, is dit de tijd dat hij tot werkelijke overgave komt; niet aan de dood, maar aan de nieuwe ziel die het leven geeft. Het geloof, het vertrouwen en de rust van de nieuwe ziel vormen dan een onmisbare hulp om de pijn die met het sterven gepaard gaat te dragen en te verdragen.

Het vaste, meest stoffelijke aspect van het organisme wordt vaak als eerste los gelaten. De zieke wordt bedlegerig en eet niet meer. Het element aarde wordt losgelaten en verlaat het lichaam. Het stervensproces zal dan hooguit enkele weken duren. De volgende stap is dat de betrokkene niet meer wil drinken. Het element water kunnen we als symbool zien voor het etherisch lichaam: de laatste dagen zijn ingetreden. Geen honger en dorst meer hebben betekent dat de mens, maar ook het stoflichaam niet meer geïnteresseerd is in het fysiek-etherische. De mens, de ziel, is bezig dat los te laten.

In de laatste uren is het meestal de ademhaling die reageert op het loslatingsproces. De ademhaling wordt onregelmatig tot bij het uitblazen van de laatste ademhaling het astrale voertuig, het etherlichaam en de ziel het fysieke lichaam echt loslaten. De elementen lucht en warmte verdwijnen uit het lichaam. Als dan het hart niet meer klopt, komt de mens vrij van het stoflichaam.

Als de pijn tijdens de stervensprocessen te hevig is, dan zijn er hulpmiddelen die de pijn verzachten. Dit kan betekenen dat het bewustzijn vermindert of niet gehandhaafd kan worden. Het proces van overgang kan dan in de kunstmatige slaap worden voortgezet. Het sterven is een wezenlijk onderdeel van het leven, en het is een zekerheid dat wat in een mensenleven is doorleefd en aan zielenkracht is opgebouwd in de laatste fase wordt beschermd.

Het stervensproces in relatie tot karma 

Het hele proces van loslaten van het leven en de toekering tot wat er na dit leven komt is een van de meest intense en diepgaande ervaringen die een mens in zijn leven kan opdoen. Het bewust doormaken van deze levensfase kan daarom zeer waardevol zijn, met name voor de mens die weet dat het stoffelijke bestaan een onderdeel is van een veel meer omvattend proces.

In deze zin mogen we vraagtekens plaatsen bij de verruimde mogelijkheden om uit het leven te stappen, wanneer het leven zogenaamd “voltooid” is. Iedereen is natuurlijk vrij om daarin zijn eigen keuze te maken, maar het is belangrijk te beseffen dat de stervende zijn microkosmos een belangrijke ervaring ontzegt wanneer deze uit angst voor lichamelijk of psychisch leed of om niet tot tot last te zijn voor de omgeving tot zelfdoding overgaat. De mens die een waardevol leven heeft geleefd en zijn levenseinde tegemoet ziet kan zich laten inspireren door het volgende gedicht van Rumi:

‘Ik stierf als mineraal en werd een plant.
Ik stierf als plant en werd een dier.
Ik stierf ook als dier en werd een mens.

Waarom zou ik vrezen? 
Wanneer werd ik ooit minder door te sterven?
Toch zal ik eens sterven als mens om me te verheffen met de engelen,
maar zelfs dan nog moet ik verder. 
Alles behalve God vergaat.
Wanneer ‘k geofferd heb mijn engel-ziel,
zal ik worden wat geen geest ooit nog bevatte’.

BESTEL MYSTERIËN EN UITDAGINGEN VAN GEBOORTE, LEVEN EN DOOD

LEES MEER OVER DE TRILOGIE OVER DE MYSTERIËN VOOR DE MENS VAN NU