beschouwing 9

Mysteriën van het Rozenkruis
Beschouwing 9: Werken aan algehele heelwording
hoofdstuk 9 van Mysteriën en fakkeldragers van het Rozenkruis

 

Als zeek’re krachten eenmaal in den mensch ontwaken
En deze wordt zich van zijn groote macht bewust,
Zonder zich van zijn laag’re zelfzucht los te maken,
Dan wordt het vuur een brand, die in zijn sintels bluscht. (Teh 230)

Daarom moet men profanen niet ’t geheim onthullen:
Verblindt niet ’t bloote oog door al te fellen schijn.
Een volk te leiden heet: een groote taak vervullen,
Zelf in de schaduw staand’ een voorlichter te zijn. (Teh 231)

De bovenstaande parafrasen van C. van Dijk op hoofdstuk 65 van de Daodejing doen denken aan het advies op de titelpagina van De Alchemische Bruiloft: ‘Strooi geen rozen voor de ezel’. Die uitspraak is niet bedoeld als belediging, maar als waarschuwing. Ezels zijn over het algemeen vriendelijke en trouwe zoogdieren, maar kunnen ook koppig gedrag vertonen.

In de uitspraak ‘Strooi geen rozen voor de ezel’ verwijst de benaming ‘ezel’ niet zozeer naar een dom mens, maar naar iemand die de zintuiglijk waarneembare wereld als de enige werkelijkheid beschouwt, en daarom leeft in een vorm van bewustzijnsvernauwing door al het bovenzinnelijke bij voorbaat, dus zonder enig onderzoek, koppig te ontkennen en af te wijzen. De populaire Sint Franciscus van Assisi (1181-1226) noemt zijn lichaam ‘broeder ezel’. Daarmee geeft hij te kennen dat hij zichzelf als veel meer beschouwt dan alleen zijn stoffelijke lichaam. Uit zijn bekende zonnelied blijkt dat Franciscus zich innig verbonden voelt met alles in het universum. In dat gebed prijst hij zijn Heer en spreekt over onder andere broeder zon, zuster maan en sterren, en moeder aarde.

Als je net als Franciscus een grote verbondenheid ervaart met alles en allen, kom je op een heel andere manier in het leven te staan. Het besef van afgescheidenheid, dat mede een gevolg is van identificatie met het stoffelijke lichaam, vermindert dan omdat je ervaart dat het hele universum met al het leven werkelijk weerspiegeld wordt in jezelf. Dan voel je je niet alleen een deel van de kosmos, maar ervaar je jezelf bovendien als de kosmos in het klein. Aan het begin van de Fama wordt de hoop geuit dat de mens eindelijk zijn adeldom en heerlijkheid gaat beseffen en de hoedanigheid van de microkosmos leert kennen. En verderop in de Fama lezen we:

‘Evenals er in iedere pit een gehele boom of vrucht vervat is, is de gehele, grote wereld als het ware aanwezig in één klein mens, wiens godsdienst, politiek, gezondheid, ledematen, natuur, taal, woorden en werken, alle in één klank en in één melodie harmoniëren met God, hemel en aarde.’

Fundamentele eenheid van al het bestaande

Rozenkruisers gaan uit van de fundamentele eenheid van al het bestaande, maar toch zijn de Rozenkruis-manifesten door de eeuwen heen door niet-begrijpenden misbruikt om het afgescheidenheidsbesef in stand te houden of zelfs te bevorderen. Daarbij gaat het om mensen die zichzelf profileren als rozenkruiser om zichzelf beter te voelen, een bepaalde macht uit te oefenen of rijk te worden. In dit verband is de paniek en commotie vermeldenswaardig die uitbrak in 1623 in Parijs nadat op vele plaatsen in de stad affiches waren opgehangen door grappenmakers die blijkbaar de roep hadden vernomen maar niet goed begrepen. De tekst op de aanplakbiljetten luidt:

‘Wij, afgevaardigden van het college van rozenkruisers, geven bekend aan allen die willen toetreden tot onze vereniging en orde, dat wij ze volledig zullen onderrichten in zaken aangaande de Allerhoogste, in wiens naam wij heden bijeenkomen. Wij zullen ze leren om, net als wij, naar wens onzichtbaar of zichtbaar te worden en om zich naar iedere verkozen bestemming in het buitenland te verplaatsen. Maar, voor wat betreft het leren kennen van deze wonderen, waarschuwen wij de lezer dat wij zijn gedachten kunnen lezen, en mocht hij alleen uit nieuwsgierigheid naar ons komen, hij niets van ons zal vernemen. Is hij echter oprecht in zijn voornemen zich bij onze broederschap in te schrijven, zullen wij, die met zijn gedachten vertrouwd zijn, hem de waarheid van onze belofte tonen. Wij zullen zelfs de plaats van ons verblijf niet vermelden, aangezien de oprechtheid van de lezer hem naar ons zal leiden en hem voor ons kenbaar zal maken.’

Dit voorval in Parijs lijkt wel op wat Jan Amos Comenius (fakkeldrager 9) beschrijft in het hoofdstuk over de rozenkruisers in zijn roman ‘Het labyrint der wereld, het paradijs des harten’. Comenius was een bewonderaar van de rozenkruisersmanifesten en heeft zelf onvermoeibaar het licht van het Rozenkruis uitgedragen, maar heeft ook persoonlijk ervaren hoe de benaming Rozenkruis is misbruikt voor onder andere kwakzalverij. In het genoemde hoofdstuk schrijft Comenius dat een heraut op een paard met trompetgeschal op een dorpsplein aankomt, en vervolgens een lofrede houdt over de rozenkruisers die alle problemen kunnen oplossen. Natuurlijk veroorzaakt dat opschudding. Plotseling verschijnt er dan een koopman die zogenaamde geneesmiddelen die gebaseerd zouden zijn op de nieuwe filosofie van de rozenkruisers, duur verkoopt.

Aan het einde van zijn boek Elementaire wijsbegeerte van het moderne Rozenkruis stelt J. van Rijckenborgh dat lang niet alles wat zich met de naam Rozenkruis siert, werkelijk Rozenkruis is, in de universele, gnostieke betekenis van het woord. Hij schrijft:

Toen wij in 1925 onze arbeid aanvingen, vonden wij in de wereld een rozenkruisersbeweging die alleen de naam met het Rozenkruis gemeen had. Over de gehele linie werden volledige yogimethoden toegepast, met al de gevolgen daarvan. De beweging zat vol met negatieve occultisten, die nimmer verder zouden kunnen komen en die zeer ziek waren. Voorts een groot aantal volstrekt ‘zwart’-willenden, die overal in doordrongen. En tenslotte enkele serieuzen die, op een dwaalspoor geleid, hun waarachtig geboorterecht verkochten voor een vermeend geluk. Dat was een uiterst dramatische situatie. Daarbij troffen wij aan een overgrote filosofische en organisatorische verwarring. En in deze situatie moesten de grondslagen gelegd worden voor het nieuwe werk.’

BESTEL MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS

De grondslagen voor het werk van een gnostieke geestesschool zijn in symbolische vorm te vinden in de Fama Fraternitatis. Iemand is pas gerechtigd tot het stichten van een geestesschool als hij of zij, evenals vader broeder C.R., een zevenvoudige inwijdingsweg is gegaan. Zo iemand is niet alleen geroepen, maar ook uitverkoren. Zo’n gepredisponeerde zal met enkele begrijpende en toegewijde werkers aan de slag gaan. Dat werkt veel beter dan werken met een grotere groep mensen die minder betrokken zijn, omdat initiatieven dan vaak al in de kiem worden gesmoord met overbekende bezwaren zoals: kan niet, mag niet, te duur en hebben we al geprobeerd – en ook omdat pogingen om iets nieuws neer te zetten niet zelden genadeloos worden bekritiseerd vanuit angst, onwetendheid, dogmatiek en afgunst.

Tegenstand

Gezien vanuit het grote geheel is het overigens niet negatief dat gnostieke impulsen tegenstand ondervinden en bestreden worden, want juist daardoor kunnen zulke lichtimpulsen zich versterken en een grotere invloed uitoefenen. De lutherse predikant Georg Richter uit het Duitse Görlitz maakte het leven van de schoenmaker en gnosticus Jacob Boehme (fakkeldrager 7) uitermate moeilijk door allerlei smaad-acties. Zelf schreef Boehme over hem:

‘God heeft hem tot drijfhamer gemaakt, welke het werk moet voortdrijven. Zijn lasteren is mijn sterkte en groeien geweest. Door zijn vervolgingen is mijn parel toegenomen.’

In de esoterie is bekend dat degenen die gnostieke bewegingen of gnostieke werkers bewust dwarsbomen, de microkosmos die zij bewonen karmisch binden aan de gnosis. In volgende incarnaties moeten zij de schuld die zij zo microkosmisch op zich geladen hebben, inlossen door de gnostieke weg te gaan en de gnosis uit te dragen in een wereld die daar vijandig tegenover staat. In de Fama lezen we dat het fundament voor de Broederschap van het Rozenkruis, het vierkant van bouw, wordt gelegd door vier leden. Daarna wordt het aantal leden uitgebreid tot acht, dat vaak gesymboliseerd wordt door een kubus, die wordt bepaald door twee identieke vierkanten met een tussenruimte, en die kan worden uitgevouwen tot een kruis. Alle broeders maken deel uit van een krachtveld dat zij aanduiden als het domus Sancti Spiritus, het huis van de Heilige Geest en komen overeen dat zij zich zullen houden aan de volgende zes orderegels.

  1. Niemand van hen zou een ander beroep mogen uitoefenen dan het genezen van zieken, en wel geheel kosteloos.
  2. Niemand van hen zou door de broederschap verplicht worden bepaalde kleding te dragen, maar ieder zou zich naar de gewoonten van het land moeten voegen.
  3. Iedere broeder zou zich elk jaar, op de dag C., bij het huis van de Heilige Geest vervoegen of de oorzaak van zijn wegblijven laten weten.
  4. Iedere broeder zou naar een geschikte persoon uitzien, die hem te eniger tijd zou kunnen opvolgen.
  5. Het woord R.C. zou hun zegel, parool en inwezen zijn.
  6. De broederschap zou honderd jaar geheim blijven.

BESTEL MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS

Als je deze zesvoudige overeenkomst uitsluitend letterlijk neemt, gaan de diepere betekenissen aan je voorbij. Dan ontgaat je het mysterie-karakter van de broederschap van het Rozenkruis. Gezien vanuit het goddelijke levensveld zijn bijna alle mensen ziek, ook al zijn zij lichamelijk en psychisch helemaal gezond. De microkosmos waarin zij leven, is beschadigd omdat de binding met de geest ontbreekt. Hun vermogen om bewust waar te nemen, te ervaren en te denken is heel beperkt. Daarom zeggen profeten tot hun medemensen dat zij ziende blind zijn, horende doof en lopende lam.

Het genezingswerk van de rozenkruisers is erop gericht om bij degenen die daar open voor staan op een bovenpersoonlijke wijze belemmeringen weg te nemen, waardoor de geestbinding kan worden hersteld. Hier gaat het dus om genezen in de meest ruime zin van het woord. In de praktijk komt dat neer op ten eerste het bewust maken van de gevallen staat van zijn en het uitdragen van het perspectief van transfiguratie, ten tweede het gnostiek-magisch vrijmaken van de energieën die nodig zijn voor werkelijke heelwording of heiliging, en ten derde het toerusten van mensen die zowel autonoom als in groepseenheid werken aan algehele heelwording of heiliging.

Brein als medicijn

De basis van genezing van geest, ziel en lichaam is compassie of mededogen. Paracelsus  (fakkeldrager 1) schrijft:Mededogen is de ware leraar van de arts.’ Het is zeker niet zo dat ziekten en kwalen altijd kunnen worden voorkomen of genezen, want ze hangen nauw samen met de onvolmaakte wereld waarin we leven, en met individueel en collectief karma dat moet worden uitgewerkt. Uit talloze onderzoeken komt naar voren dat de gedachten en de innerlijke houding van de mens voor een groot deel het gevoel van wel bevinden bepalen. Ons brein is misschien wel ons belangrijkste medicijn.

Er zijn mensen die gehecht zijn aan hun ziekelijke toestand van zijn, niet willen genezen en terugschrikken voor de voorwaarden die ze daarvoor in hun leven moeten creëren. Zo’n houding is vaak een manier om aandacht te krijgen van anderen en soms ook een verdedigingsmechanisme om dieperliggende psychische pijn niet te hoeven aankijken. Dergelijke mensen kunnen, evenals degenen die nog alles verwachten van de zintuiglijk waarneembare wereld, vooralsnog niet in gnostieke zin geholpen worden. Eén van de volgende incarnaties in de microkosmos die zij nu bewonen wordt misschien in de gelegenheid gesteld om het universele pad van algehele heelwording te gaan.

Een dienaar van het Rozenkruis draagt geen speciale kleding omdat hij zich niet wil onderscheiden van zijn medemensen. Het uiterlijke gewaad is niet zo belangrijk en mag onopvallend zijn, want de grootste kracht gaat uit van het innerlijke gewaad, het gouden bruiloftskleed of gulden vlies, dat verkregen wordt op de weg naar de alchemische bruiloft. Om effectief te kunnen werken stemt de dienaar van het Rozenkruis de werkwijzen af op de cultuur en gewoonten van het land, want de bevrijdende werkzaamheid is dan optimaal. Hoe meer hij of zij zich laat gelden of wil opvallen, des te sterker zullen de tegenkrachten worden geactiveerd
om het werk van heiliging te belemmeren.

Het grootste geheim van de rozenkruisers schuilt in de derde orderegel: zich vervoegen in het huis van de Heilige Geest op de dag C. Wat is dat huis van de Heilige Geest? En wat wordt er met de dag C. bedoeld? Het huis van de Heilige Geest is een zorgvuldig opgebouwd en onderhouden krachtveld van een gnostiek strevende groep, dat binding heeft verkregen met het veld van de Universele Broederschap of Christushiërarchie. Dankzij zo’n krachtveld kunnen de deelhebbers aan de groep de inwijdingsweg gaan en kracht doen in de samenleving.

Overal waar mensen samenwerken, ontstaat een krachtveld. De vibratie en de intensiteit van zo’n veld wordt bepaald door het bewustzijnsniveau en de gerichtheid van de leden van de groep. Disharmonie en conflicten tasten de kwaliteit van zo’n energetisch groepslichaam aan. Wanneer de leden van de groep vanuit een diep verlangen éénpuntig gericht, strijdloos, harmonisch en in groepseenheid jarenlang intensief werken aan ware menswording, dan kan op een gegeven moment een verbinding tot stand komen met de Universele Broederschap. Dan vormt zich een zogeheten levend lichaam waarin met succes gnostiek werk kan worden verricht door hen die deel uitmaken van zo’n lichtend en heiligend veld.

Levend lichaam

Het proces van het bouwen van het huis van de Heilige Geest, waarbij beneden en boven met elkaar worden verbonden, kunnen we vergelijken met processen die in een druipsteengrot plaatsvinden. Stalagmieten groeien geleidelijk schijnbaar vanuit de grond omhoog. Tegelijkertijd groeien stalactieten vanuit het plafond naar beneden. Er komt een moment dat beide elkaar gaan raken en er een zuil tussen beneden en boven tot stand komt, die in de loop van de jaren steeds sterker wordt. J. van Rijckenborgh beschrijft het opbouwen van een levend lichaam dat een verbinding vormt tussen een gnostiek strevende groep op aarde en het veld van de Universele Broederschap uitgebreid in zijn boek De gnosis in actuele openbaring.

Het huis van de Heilige Geest is niet waarneembaar voor de zintuigen en is onoverwinnelijk vanwege de hoge vibratie en bescherming door de Universele Broederschap. Daarom besluit de Fama met de bemoedigende woorden:

‘Ook zal ons gebouw, al zouden honderdduizend mensen het van nabij gezien hebben, voor de goddeloze wereld in eeuwigheid onberoerd, onvernietigd, onzichtbaar en volkomen verborgen blijven. Onder de schaduw van uw vleugels, o, Jehovah.’

Mede op basis van de bovenstaande tekst wordt het college van de broeders van het Rozenkruis en hun krachtveld afgebeeld als een rijdend kasteel op wielen op een illustratie met veel symboliek in een publicatie die wel het vierde manifest van de rozenkruisers wordt genoemd: ‘Speculum Sophicum Rhodostauroticum’ (De spiegel van de wijsheid van het Rozenkruis) van Theophilus Schweighardt, een pseudoniem van Daniel Mögling.

Een gravure met het opschrift ‘Dat rosa mel apibus’ (De roos geeft honing aan de bijen) op de titelpagina van ‘Summum Bonum’ (Het hoogste goed) van Joachim Frizius (een pseudoniem van Robert Fludd, fakkeldrager 6) toont een heel andere metafoor voor het krachtveld van de rozenkruisers: vier bijenkorven (zie afbeelding 17). Die kunnen worden gezien als vier werkvelden die corresponderen met de vier werelden van de kabbalah: de zintuiglijke wereld, de astrale wereld, de mentale wereld en de geestelijke wereld.

De vorm van de grote stamroos lijkt op het astrologische symbool voor Venus: een cirkel boven een kruis. Daarin wordt een situatie verbeeld waarbij de geest (gesymboliseerd door de cirkel) heerst over de materie (gesymboliseerd door het kruis). De roos verwijst naar de rozenkracht, de zeven maal zeven bloembladen van de roos, de zeven stralen van de geest die elk zevenvoudig zijn. Een broeder of zuster van het Rozenkruis is te vergelijken met een bij, want een bij is ijverig door nectar uit bloemen te verzamelen en die te transformeren tot honing voor de gemeenschap en voor het nageslacht.

De bijen werken niet primair voor zichzelf maar voor een hoger doel. Zij zorgen er ook voor dat er vruchten kunnen ontstaan omdat ze bijdragen aan de bestuiving. Dat is overigens iets wat tegenwoordig steeds moeilijker wordt omdat de bijenpopulatie sterk afneemt als gevolg van onder andere straling van communicatienetwerken.

Bijen en spinnen

De tegenhanger van de bij is de spin, en die is ook te zien op de gravure. De spin maakt ook een netwerk, zoals de bij honingraten aanlegt, echter niet om de lieflijke honing van de roos op te slaan, maar om het leven te zuigen uit de insecten die erin verstrikt raken. Het uiteindelijke product van de spin is dodelijk gif, het product van de bij is nieuw leven. Helaas zijn er in de samenleving individuen, groeperingen en krachtformaties die te vergelijken zijn met spinnen omdat zij rijker en machtiger willen worden ten koste van anderen. Zij vermoorden zielen en doen er alles aan om te voorkomen dat zielen ontwaken. Francis Bacon (fakkeldrager 4) gebruikte de metafoor van spinnen en bijen herhaaldelijk in zijn wetenschapsfilosofie en Robert Fudd heeft er een spirituele invullling aan gegeven.

Wat is de dag C.? Als R.C. staat voor Rosencreutz (Duits) of Rosae Crucis (Latijn), dan ligt het voor de hand om de dag C. te interpreteren als de kruisdag. Is dat misschien goede vrijdag, de dag waarop wordt herdacht dat Jezus aan het kruis is gestorven? Jazeker, maar voor een leerling van het Rozenkruis is elke dag van het jaar ook de dag C., omdat hij ernaar streeft een levend kruis te zijn, een verbinding tussen de zintuigelijke wereld en de goddelijke wereld. Een leerling kan de binding met de goddelijke wereld niet maken omdat hij of zij de hoge vibratie daarvan niet kan verdragen, maar de betrokkene kan zich wel veilig verbinden met het genoemde, zorgvuldig geprepareerde en heelmakende veld van de Heilige Geest, het levende lichaam van een geestesschool met een breed spectrum van vibratieniveaus, dat zich uitstrekt van de materiële wereld tot in het goddelijke levensveld.

De levensomstandigheden van een leerling zijn over het algemeen dusdanig dat het niet altijd lukt om zich dagelijks innerlijk te verbinden met het huis van de Heilige Geest. Dan dient hij of zij de oorzaak van het wegblijven te laten weten. Dit kunnen we interpreteren als: zich ervan bewust zijn dat het niet lukt om ‘aanwezig’ te zijn en moeite te doen om ruimte te scheppen waardoor het in het vervolg wel mogelijk wordt. Het werken aan algehele heelwording dient altijd voortgang te vinden in een wereld van opgaan, blinken en verzinken. Daarom stelt de vierde orderegel dat iedere broeder uit dient te zien naar een geschikte persoon die hem kan opvolgen als hij zelf tot een veld van hogere werkzaamheid wordt geroepen.

In de Fama en ook in de Confessio staat nergens waar R.C. voor staat, maar uit de titel van het derde manifest van de rozenkruisers, de ‘Chymische Hochzeit Christiani Rosencreutz anno 1459‘, kunnen we afleiden dat R.C. staat voor Rozenkruis. In het symbool van het rozenkruis komt de essentie van de broederschap tot uitdrukking. Daarom staat er in de vijfde orderegel dat R.C. het zegel, het parool en het inwezen is van de deelgenoten van de broederschap. Het zegel verwijst naar de goddelijke idee, het parool naar de bezieling van de goddelijke idee en het inwezen naar de verwerkelijking van de goddelijke idee.

De zesde orderegel vermeldt dat de orde van het Rozenkruis honderd jaar geheim zou blijven. Waarom? Omdat het opbouwen van een geestesschool in de samenleving meestal wordt tegengewerkt aangezien deze wordt ervaren als een bedreiging voor de gevestigde orde en ook, omdat het vele decennia duurt voordat het huis van de Heilige Geest dusdanig volwassen en krachtig is, dat de bewoners van dat huis openlijk en zonder grote gevaren kunnen werken aan algehele heelwording. In het getal 100 kan ook een verwijzing worden herkend naar Francis Bacon (fakkeldrager 4) omdat 100 de som is van alle letterwaarden van de voornaam (33) en de achternaam (67).

Supernova

De Confessio vermeldt dat vader Christiaan geboren werd in 1378 en in de Fama kunnen we lezen dat hij 106 jaar werd. Dat betekent dat hij gestorven is in 1484, een jaar na de geboorte van Maarten Luther. De Fama verhaalt hoe het graf van C.R.C. wordt gevonden als een jonge broeder het huis van de Heilige Geest wil vernieuwen en daarbij de toegang vindt tot de deur van het verborgen grafgewelf. Op de deur staat gegraveerd: na 120 jaar zal ik open gaan. Dat betekent dat de vondst volgens het verhaal werd gedaan in 1604. Dat is het jaar waarin er een supernova verscheen in de sterrenbeelden Serpentarius en Cygnus, die de astronoom Johannes Kepler beschrijft in zijn ‘De Stella Nova’ van 1606.

Deze nieuwe ster aan het firmament, die in paragraaf  8 van de Confessio wordt geduid als ‘een teken van Gods machtig raadsbesluit’, brengt de gemoederen in beroering. Tobias Hess ziet de supernova als een aanwijzing dat er een nieuwe era is aangebroken die in de twaalfde eeuw al was aangekondigd door Joachim van Fiore. Deze abt uit Zuid-Italië was van mening dat de geschiedenis van de mensheid van Abraham tot aan zijn eigen tijd in de twee Testamenten van de Bijbel zijn geopenbaard. In het Oude Testament ziet hij het tijdperk van de Vader – een periode die eindigt vlak voor de geboorte van Jezus Christus. Daarna volgt het tijdperk van de Zoon, dat geopenbaard is in het Nieuwe Testament. Tenslotte zou als derde volgen het tijdperk van de Heilige Geest. Deze status zou geopenbaard worden door middel van het ‘eeuwig evangelie’ dat elders wel de sophia perennis of de universele wijsheidsleer wordt genoemd.

Tobias Hess start in 1607 zijn Kring van Tübingen om samen met geestverwanten het nieuwe tijdperk van de Heilige Geest gestalte te geven. De inspirerende bijeenkomsten leiden tot de manuscripten van de manifesten van de Rozenkruisers. In de Fama vormt het vinden van het graf van C.R.C. het hoogtepunt en wordt de aanleiding voor een oproep aan de geleerden van Europa om de inhoud van het manifest te beoordelen.

Het verhaal over de ontdekking van de tombe in de Fama vormt een verrassende gelijkenis met de legende over de vondst van het graf van Hermes Trismegistus – evenals C.R.C. ook een prototype van de nieuwe mens – zoals die in de eerste eeuw beschreven wordt door Apollonius van Tyana. Hij vertelt dat hij in het graf van Hermes een oude man aantreft die op een troon zit en een plaat van smaragd vasthoudt. Daarop is de tekst gegrift van de beroemde Tabula Smaragdina of Smaragden Tafel. Vóór de man ligt een boek met de geheimen van de schepping van alle wezens en de wetenschap van de oorzaak van alle dingen.

Volgens de Fama geeft de deur naar het graf van C.R.C. toegang tot een zevenhoekige ruimte waarvan de vloer en het plafond in zeven driehoeken zijn verdeeld (zie afbeelding 18). Het gewelf wordt door een eeuwig brandende lamp verlicht. In het midden bevindt zich een rond altaar met een messing plaat met onder andere de Latijnse spreuk: ‘A.C.R.C. Hoc Universi compendium, vivus, mihi sepulchrum feci’. Vertaald in het Nederlands: ‘A.C.R.C. Deze samenvatting van het heelal heb ik mij tijdens mijn leven tot een graf gemaakt’. De beroemde componist Johann Sebastian Bach was waarschijnlijk zo geïnspireerd door deze grafspreuk, die alleen te vinden is in de Fama Fraternitatis, dat hij deze numeriek heeft verwerkt in zijn Sinfoniae, zo blijkt uit onderzoek van de Nederlandse musicus Kees van Houten.

Eerstehands kennis

De letter A in A.C.R.C. staat waarschijnlijk voor architectus (architect): de legendarische C.R.C. is een ontwerper en bouwer. De wanden van de kamer bevatten deuren, waarachter alle essentiële boeken en instrumenten van de broederschap werden aangetroffen. Na opening van het altaar blijkt het lichaam van C.R.C. onaangetast, met in de hand het boek T, dat na de Bijbel de grootste schat is van de broeders. Dat boek T (Theos) verwijst naar het godsplan dat de gevorderde leerling enigszins eerstehands kan lezen na zich eerst uitgebreid gelaafd te hebben aan de kennis zoals hij die tweedehands uit bijvoorbeeld de Bijbel heeft vernomen. De grote waarde die de klassieke rozenkruisers hechten aan de Bijbel blijkt onder andere uit het volgende gedeelte van hun Confessio:

Het meest aan ons gelijk zijn zij die de Bijbel maken tot richtsnoer van hun leven, tot het hoogste van hun streven naar kennis en tot een beknopte samenvatting van de gehele wereld. […] Van de oorsprong van de wereld af, is de mens geen groter, bewonderenswaardiger en heilzamer werk geschonken dan de Heilige Boeken. Gezegend is hij die ze bezit; gezegender is hij die ze leest; het meest gezegend is hij die ze grondig leert kennen; terwijl het meest aan God gelijk is, die ze begrijpt en dient.’

De spreuk ‘Jezus is mij alles’ op de messing plaat verwijst niet alleen naar de historische Jezus van Nazareth die door zijn offer de Christusgeest toegankelijk maakte voor ieder mens, maar vooral ook naar de nieuwe bezieling die voortvloeit uit de graankorrel of rozeknop die in het hart van iedere mens aanwezig is. Als je de evangeliën in de Bijbel leest en de naam ‘Jezus’ in gedachten steeds vervangt door ‘de nieuwe ziel’, ga je de verhalen totaal anders begrijpen. Dan ontdek je dat het niet zozeer gaat om beschrijvingen van historische gebeurtenissen die zo’n tweeduizend jaar geleden plaatsvonden, maar om symbolische weergaven van processen die zich voltrekken in de leerling die het pad gaat.

De vier stellingen op de bronzen plaat op het ronde altaar in de graftempel van C.R.C. kunnen worden gezien als aanduidingen voor de vier werelden uit de kabbalah zoals die genoemd zijn in het hoofdstuk ontwikkelen in de vier werelden en het essay de ziel als zevenvoud in het boek Mysteriën en symbolen van de ziel. Ook kunnen ze als volgt in verband worden gebracht met de vier dimensies van de mens zoals die op basis van de hermetische wijsbegeerte worden uitgelegd in het hoofdstuk dimensies onderscheiden van het boek Mysteriën en lofzangen van God, kosmos, mens.

  1. Er is geen ledige ruimte – het stoffelijke lichaam
  2. Het juk van de wet – de persoonlijkheid
  3. De vrijheid van het evangelie – de ziel
  4. De glorie van God is onaantastbaar – de geest

Het zou onjuist zijn om deze vier dimensies scherp van elkaar gescheiden te zien, want in werkelijkheid overlappen ze elkaar deels. Juist doordat ze elkaar gedeeltelijk doordringen is regeneratie mogelijk, en kan de geschonden microkosmos door ontwikkeling en overgave van de persoonlijkheid aan de impulsen die uitgaan van de geestkern worden geheeld.

Toebereid zevenvoudig magnetisch veld

De ontdekking van de graftombe van vader broeder C.R.C. is weliswaar een verzonnen verhaal, waarschijnlijk geïnspireerd op de Kunst- und Wunderkammer die in die tijd populair waren, maar toch kun je die graftempel zelf betreden! In het hoofdstuk ‘De opgang tot de kerstnacht’ van zijn boek ‘De Gnosis in actuele openbaring’ licht J. van Rijckenborgh dat als volgt toe.

De graftempel van Christiaan Rozenkruis is een volkomen toebereid zevenvoudig magnetisch veld, een nieuw levensveld. Wie dat nieuwe veld betreden gaat, vindt daar, onder meer, het lichaam van broeder Christiaan Rozenkruis, in vol ornaat en in ongeschonden toestand. Dat wil zeggen dat wij in de graftempel die wij betreden mogen, tot in de fijnste onderdelen het prototype aantreffen van de nieuwe mens, die binnen dat nieuwe magnetische lichaam kan en moet worden opgebouwd, op basis van de graankorrel Jesu die in het hart van iedere leerling gezaaid is. Nu is het duidelijk, dat iedere leerling die in het magnetische lichaam is opgenomen, tot iets nieuws geboren is: hij is uit God, uit de Gnosis, geboren in het nieuwe lichaam van het heil. Iets in hem en van hem moet nu sterven, namelijk de gehele oude natuurstaat; en daartoe dient hij in Jezus de heer onder te gaan, om gelijktijdig, naar de nieuwe mens, uit de Heilige Geest te worden wedergeboren.’

In negen hoofdstukken hebben we je laten kennismaken met een aantal facetten van de mysteriën van het Rozenkruis. We hopen van harte dat je er inspiratie uit kunt putten voor de tijd die je nog geschonken is in je huidige incarnatie. We besluiten met een gedeelte uit de Belijdenis van de Rozenkruisers Broederschap uit 1615, die nu mogelijk nog actueler is dan toen deze meer dan vier eeuwen geleden werd geschreven.

‘Meent u dan niet, dat u na het onderzoek van uw gaven, en na het inzicht dat u in de Heilige Schriften bezit te hebben overdacht, en uit de overweging hoe onvolmaakt en tegenstrijdig alle kunsten zijn, nu eindelijk eens tezamen met ons over hun genezing moet gaan denken? Dat u uw handen moet gaan aanbieden aan God, die het werk verricht, en u gaan wijden aan de eis van de tijd? […]

Neem uw toevlucht tot ons, die niet uw goud afbedelen, maar u integendeel onmetelijke schatten aanbieden; die het niet op uw goederen gemunt hebben, maar u deelgenoot willen maken van de onze; die u niet voor raadsels plaatsen, maar u uitnodigen tot een eenvoudige en duidelijke uiteenzetting van onze geheimenissen; die niet het verlangen hebben door u opgenomen of ontvangen te worden, maar u roepen tot onze meer dan koninklijke woningen en paleizen.’

BESTEL MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS

Eén gedachte op “beschouwing 9

  1. Jes Jespers

    Werken aan algehele heelwording (enneagram cijfer 9)

    Uit de voor ons oorspronkelijke leegte, die niet leeg is doch vol vormeloos goddelijk bewust ZIJN, schiep dit bewuste ZIJN in de oerknal zich ruimte en tijd als toneel om zichzelf in alle mogelijke creaties van bewustzijnsvormen te kunnen uitdrukken en kennen.
    De dichter Rumi classificeert de bewustzijnsvormen naar de mate van bewustzijn die een bewustzijnsvorm kan ervaren, hij zegt over rotsen, planten, dieren en mensen:

    – Bewustzijn slaapt in de rots,
    – Droomt in een plant,
    – Beweegt als dier, en
    – Ontwaakt in de mens.

    Voor het scheppende bewuste ZIJN is de hele schepping met zijn bewustzijnsvormen in ruimte en tijd, het lichaam en de geest van het vormeloze bewuste ZIJN. Voor alle bewustzijnsvormen geldt dat ze weliswaar bezield zijn, doch zoals Rumi onderscheidde kunnen ze qua vorm minder of meer bewustzijn ervaren. Bewustzijn is niet iets dat we bezitten, we kunnen er slechts meer of minder voor open staan, het meer of minder ZIJN, en, als we doorhebben hoe het werkt kunnen we ons er meer voor open stellen en steeds vaker helder tegenwoordig zijn.

    Hoe meer je weet hoe minder je hoeft te geloven, ´geloven´ is ´denken te weten´, denken te weten is kennis ´hebben´, kennis kun je verzamelen en je kunt er heel geleerd van worden. Bewustzijn, besef, is ervaringskennis, inzichten die je opdoet door de vervoeging van het werkwoord ´zijn´, bewust ervaren door te zijn maakt dat ZIJN gelijk staat aan weten, Zijn is Weten. “The proof of the pudding is in the eating”, ´proevend zijn´vertelt je 1000 maal meer over de pudding dan er over te praten. Je hoeft niet te weten om te zijn, zijn doe je sowieso, dat kun je lopend als een ezel, dromend of zelfs slapend als een rots. Om het bewustzijnsniveau van het mensdier te kunnen ontstijgen is het nodig te ´ontwaken´. Om tot ontwaken te komen zullen we hindernissen die dat in de weg staan moeten verwijderen en moeten leren een betere waarnemer te zijn.

    Op weg naar ons ontwaken denken we veel ´onderwijs´ te hebben genoten, echter:
    “Kennis die van buitenaf wordt aangenomen is niets waard omdat geen enkele aanname transformerend werkt maar aan de oppervlakte blijft en hooguit in het vat der geheugen en conditionering terechtkomt. Het is het beplakken van je geest met stickers die je kent waardoor het lijkt of je iets weet. Maar het enige wat je doet is papegaaien en op den duur maakt het een ezel van je want je denkvermogen stompt af door de vele stickers die je geest rijk is geworden”, zo schrijft Olette Luitwieler in de inleiding tekst ´Denken voorbij´ in haar boek ´Zonder Mij`. Verderop in deze inleidende tekst concludeert Olette dat de kennis die we voor waar aannamen een hindernis is die we moeten opruimen:

    “Zolang kennis domineert, blijft waarheid in het verborgene. Stil wachtend op de liefdevolle toe-eigening van de enkeling die zich er voor openstelt en alle stickers verwijderd heeft. Waarheid is geen kennis, ook geen visie, geen overtuiging, geen oordeel, geen geloof, maar een herkenning van het wezenlijke. Waarheid is zoveel liefde voor het ware zien hebben, dat ze zich vanzelf laat zien. Ze wacht op jou.”

    Ontwaken is het contact met onze ziel ´de leegte van het vormeloze bewuste Zijn´ herstellen. Daarvoor moeten we ´het denken voorbij´ en in een staat van aan-dacht komen. Het denken blokkeert met zijn dagdromerij en andere bezigheden het licht van het vormeloze bewuste zijn dat ons via de ziel probeert te bereiken, het denken houdt de geest ´bezet´. We zullen dus de geest moeten schoonmaken en leeg ´arm van geest worden´ en zo een staat van aandacht ontvankelijk worden. Als de geest stil is kan de stem van de stilte die vanuit die stilte tot ons spreekt ook bewust ontvangen worden.

    Zonlicht is van zichzelf niet zichtbaar, pas als het door iets gereflecteerd wordt toont het zich aan ons en datzelfde licht laat zich ook weer transformeren naar energie/voedsel. Aandacht is bewustzijn en zoals zonlicht maakt dat we iets kunnen zien, zo maakt aandacht dat we ons bewuster kunnen zijn van wat we zien. Aandacht verlicht en voedt met een groeiend besef wat we waarnemen in de geest. Aandacht maakt van horen luisteren en van kijken zien, aandacht maakt ook dat je beter kunt proeven, voelen, ruiken en dingen doen. Aandacht voegt dus kwaliteit toe aan onze werkzaamheden. Aandacht is ook voedsel, net als licht, aandacht kan van een mug een olifant maken. Aandacht is ons kostbaarste bezit, het vermeerdert als wij het schenken en kan ons in de problemen brengen als we het laten vangen en er angsten of zelfs obsessies door laten groeien. In aandacht, onze innerlijke staat van verlichting, kan vanuit de innerlijke stilte, onze innerlijke leermeester, de satguru, tot ons te spreken, ons inzichten of wel gnosis aanreiken. Aandacht ontspringt uit de bron van natuurlijke stilte waarvan Meister Eckhart zegt:

    “Alles ontspringt uit de bron van natuurlijke stilte”. Daarom is alles wat is, gelijk aan deze bron. Daarom is de bewuste mens bron van natuurlijke stilte”. Daarom is alles één met alles, omdat alles ontspringt uit natuurlijke stilte. En daarom: wie bewust is bij de bron, is bewust van de oorsprong van alles, hij is die oorsprong geworden”.

    Een vuil kledingstuk liggend in een stroom helder water zal door het water gereinigd worden. Aandachtig zijn werkt als helder stromend water, het reinigt de geest en bevordert zo algehele heelwording.

Reacties zijn gesloten.