Bach en het getal, Christiaan Rozenkruis en de grafspreuk over de samenvatting van het heelal

BBESTEL DE KLANK VAN DE IDEE – HET BEELD VAN DE INSPIRATIE

In het boek Bach en het getal is geprobeerd aan te tonen dat Johann Sebastian Bach (1685-1750) in de getalstructuren van zijn composities veelvuldig gebruik heeft gemaakt van rozenkruiserssymbolen, Door middel van vele voorbeelden wordt duidelijk dat hij in ieder geval de naam Christian Rosencreutz (Christiaan Rozenkruis) en de Latijnse spreuk op diens graftombe – ACRC Hoc universi compendium vivus mihi sepulchrum (Deze samenvatting van het heelal heb ik bij mijn leven tot een graf gemaakt) – in zijn composities heeft verwerkt.

Vooral dit laatste is een bijzonder en opvallend gegeven; het betekent dat Bach de Fama Fraternitatis R.C. , het eerste manifest van de rozenkruisers, gekend moet hebben. De grafspreuk is namelijk alleen in dit geschrift te vinden. Op de een of andere manier heeft Johann Sebastian zich aan de broederschap verbonden (gevoeld) en vond hij het blijkbaar waardevol de mystieke, esoterische spreuk getalsmatig in zijn werk aan te brengen. Historisch is echter niets over een verbinding van Bach met de rozenkruisers bekend en in Bachs manuscripten noch in zijn nagelaten bibliotheek zijn er aanwijzingen omtrent zo’n verbinding te vinden.

Het enige houvast bieden de getalstructuren in Bachs composities, waarvoor enige vakkennis is vereist. Er is echter één structuur die aan iedereen is uit te leggen omdat er geen enkele muzikale analyse aan te pas komt. Het betreft de structuur van de 30 Inventiones en Sinfoniae voor klavecimbel. De getalssymbolen ontvouwen zich hier simpel vanuit de maattotalen van de dertig onderdelen van deze cyclus.

Bachs volledige naam (getalswaarde 158) blijkt te corresponderen met de getalswaarde van CRC (252) in de b-a-c-h- toonsoorten van die Inventiones en Sinfoniae. Dat wil zeggen dat wanneer we het aantal maten van de muziekstukjes uit de reeks Sinfoniae die Bach schreef in de toonsoorten b(-dur), a(-moll), c(-moll) en h(-moll) bij elkaar optellen, deze merkwaardigerwijze het getal 158 opleveren, het getal van Bach zelf! Want de drie namen Johann, Sebastian en Bach zijn weergegeven als 58 + 86 + 14 en dat is samen 158.

De toonsoort h kennen we in het Nederlands niet maar in het Duits wel; deze komt overeen met onze toonsoort b. Nemen we uit onderstaand overzicht de maattotalen van de Bach- toonsoorten van de Sinfoniae (158) en de maattotalen van de Bach-toonsoorten uit de Inventionen (94) samen, dan komt dat totaal (252) exact overeen met het getal dat staat voor de volledige naam Christian Rosencreutz.

Christian = 3+8+17+9+18+19+9+1+13 ofwel 97 Rosencreutz = 17+14+18+5+13+3+17+5+20+19+24 ofwel 155.
97 (Christian) + 155 (Rosencreutz) = 252.

We zien dat er meerdere mogelijkheden zijn om Bach te schrijven volgens de toonsoorten die in de Sinfoniae zijn gebruikt, namelijk BAch, BaCh, BACh en Bach, immers, be- halve de B heeft elke andere toonsoort z’n mineur- en majeurladder. Dat betekent ook dat de maattotalen als getallen van Bach verschillen: BACh levert 114 maten op, BaCh 147, BAch 125 en Bach, zoals opgemerkt, 158.

Nadat we geluisterd hebben naar de uitvoering van de Sinfoniae no. 14 in B-dur, no. 13 in a-moll, no. 2 in c-moll en no. 15 in h-moll, uitgevoerd door Marnix de Cat op piano, zal ik duidelijk maken hoe bijzonder de situatie is: alleen de perfecte vorm van Bachs naam (met hoofdletter B en kleine letters a, c en h) geeft de mooiste uitkomst die te bedenken is: de toonsoorten van zijn achternaam laten het getal van zijn volledige naam (158) zien.[…]

Er is echter nog meer: tellen we de sommen van de getallen van de vier verschillende vormen van Bachs naam bij elkaar op dan vinden we het getal 544 (114+147+125+158). Dit getal 544 blijkt ook de optelsom te zijn van het totaal aantal maten van de 15 Sinfoniae.[…]

Hoe Bachs verhouding tot de rozenkruisers precies geweest is zullen we waarschijnlijk nooit weten, maar kennelijk heeft hij het om de een of andere reden de moeite waard, ja zelfs belangrijk gevonden, om symbolen van de broederschap, zoals de naam van de magische stichter en de spreuk op diens graf, in zijn composities te verbergen. Dat kan niet anders betekenen dan dat hij minimaal affiniteit en een bepaalde geestelijke verbondenheid met de filosofie van de broederschap moet hebben gehad.

Mijns inziens moet ook in Bachs eigen geloofsovertuiging de persoonlijke beleving van de diepste christelijke waarden verre de voorkeur hebben gehad boven de uiterijke vormgeving, met louter plichtplegingen, regels en wetten. In zijn hart moet Bach zich in hoge mate bewust zijn geweest van de betrekkelijkheid van alle uiterlijke vormen en regels en voelde hij haarfijn de essentiële kern aan waar het eigenlijk om ging: de persoonlijke verbinding en relatie van de mens met God. En de onderlinge intellectuele strijd tussen de verschillende christelijke godsdiensten over allerlei bijkomstige theologische zaken moet hem danig gestoord hebben.

Wanneer we de diepe intentie van de Hohe Messe als maatgevend mogen en durven zien voor het grote, mystieke geheim van Bachs totale oeuvre, kunnen we misschien wat gemakkelijker ons hart openen en tot het stille, onroerende besef komen dat Johann Sebastian Bach het nageslacht muziek heeft nagelaten van een onmetelijke schoonheid, muziek die zich heeft losgemaakt van alle materiële, stoffelijke beperkingen en die in spiritueel opzicht de grenzen van plaats en tijd doorbreekt, een verzoening mogelijk maakt tussen alle schijnbare tegendelen en de poort opent naar een ultieme beleving van de alles omvattende geestelijke eenheid achter alle stoffelijke verschijnselen. 

Proeven we hier niet dezelfde mentale geesteshouding die zo eigen is aan de rozenkruisers? Ook de rozenkruisers streefden immers naar een verzoening van de schijnbaar onverenigbare tegendelen, een verzoening van de lutherse theologie met de natuurwetenschappen, de mystiek en de esoterie, een verzoening die het mogelijk maakte te komen tot één grote synthese tussen enerzijds het vasthouden aan de grote geloofsdogma’s en anderzijds de innerlijke vrijheid van de mens om zelf na te denken over alle levensverschijnselen, deze te onderzoeken, erover te mediteren en heel persoonlijk met deze geloofswaarden om te gaan.

Net als Bach met zijn universele muziek de mens dicht bij zijn oerbron brengt en hem confronteert met de meest essentiële religieuze waarden in de schepping, zo proberen ook de rozenkruisers vanuit een breed, universeel perspectief de religieuze oerbron van het bestaan te vinden en te komen tot een hoger bewustzijn en een ervaring van de alles omvattende geestelijke eenheid achter alle stoffelijke verschijnselen. Zo beschouwd zou je de universele Bach een echte rozenkruiser kunnen noemen!

Kees van Houten is organist, dus uitvoerend musicus, en schrijver van boeken over Bach – onder andere Bach en het getal en De universele Bach. Van Bach zegt hij: ‘Ik ken niemand anders dan bij wie hart en hoofd, gevoel en verstand, zo in evenwicht zijn. Bach is zowel een rationele wetenschapper als een spiritueel mens. Ja, en dan zijn muziek. Zo rijk aan symboliek, zo helder en zo diep en dan nog eens de verbijsterende combinatie tussen tekst en muziek.

INHOUDSOPGAVE VAN ‘DE KLANK VAN DE IDEE – HET BEELD VAN DE INSPIRATIE’

Woord vooraf en Welkomstwoord – Hannie te Grotenhuis
De vier pijlers van de Fama Fraternitatis – Frans Baggen, Peter Huijs
Johann Sebastian Bach en zijn ‘Samenvatting van het Heelal’ – Kees van Houten
Waarneming, kunst, essentie – Alfred Bast
De vijf talen – Wendelijn van den Brul
Wahrnehmung, Kunst, Essenz – Alfred Bast

Bron: De klank van de idee, het beeld van de inspiratie, Symposionreeks 33

BESTEL DE KLANK VAN DE IDEE – HET BEELD VAN DE INSPIRATIE

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER DE GESCHIEDENIS VAN DE ROZENKRUISERS