De metafoor van mieren, spinnen en bijen is belangrijk in de filosofie van Francis Bacon

Francis Bacon (1561-1926) gebruikt de metafoor van mieren, spinnen en bijen herhaaldelijk in zijn geschriften over het ontwikkelen van de wetenschap. In Novum organum (deel 2 van Instauratio magna) verdeelt deze staatsman, filosoof en pionier van de wetenschappelijke methoden beoefenaars van de wetenschappen in twee klassen: de empirici of verzamelaars van feiten, die lijken op mieren, en de rationalisten of uitwerkers van theorieën die zich uitsluitend baseren op hun denkvermogen, die lijken op spinnen. De ware activiteit van de wetenschap ligt niet uitsluitend of voornamelijk in de kracht van het denken, en bestaat ook niet uit het putten van gegevens uit de natuur of routinematige experimenten. De wetenschap volgt, net als de bijen een middenweg: zij haalt haar materiaal uit de bloemen van de tuinen en de velden, maar assimileert, transformeert en realiseert met het intellect.

In Cogita et vista wordt aan het beeld van de mieren en bijen de overweging toegevoegd dat er onder de empirici enkelen zijn die ‘niet als zodanig willen worden beschouwd’ en onder de rationalisten ‘enkelen die ambiëren te worden beschouwd als nijver en intelligent in hun experimenten.’ Met andere woorden: er zouden mieren zijn die zich ervoor schamen dat ze mieren zijn en spinnen die er alles voor over hebben om mieren te zijn. Voor Francis Bacon gaat het in elk geval om kunstgrepen om in de ene of in de andere groep te excelleren boven de anderen. Tussen die twee kampen heeft altijd ‘een scheiding’ bestaan ‘die welhaast een wederzijdse haat is’.

In Instauratio magna wordt gepraat over degenen die zich hebben overgegeven aan de golven van het experiment: zij zijn zo ongeveer mechanici geworden. Wars van regels voeren ze een soort dolend onderzoek uit. In Novum organum wordt de filosofie van de empirici gekwalificeerd als ‘voerend tot nog vreemdere en wanstaltiger meningen dan die van de rationele sofistische filosofie. Gegrond op slechts een paar experimenten leidt die filosofie tot producten, zoals de alchemie, die alleen voor degenen die zich in hun eigen kring bewegen waarschijnlijk en nagenoeg zeker lijken, maar daarentegen ongeloofwaardig en nutteloos voor alle anderen.

Ook in Novum organum wordt gesteld dat de gewone manier van experimenteren die de mensen gebruiken ‘blind en dom’ is. Op grond daarvan maken zij fouten en dwalen rond zonder een vaste weg en zij oordelen uitsluitend op grond van het zich toevallig voordoen van de feiten. De ervaring als zodanig is een toeval die zich uit zichzelf voordoet, maar is in zekere zin gezocht als zij een experiment wordt genoemd. In beide gevallen is het een krakkemikkige bezem en een blind rondtasten. Dit is wat de mensen ’s nachts doen wanneer zij alle wegen zoeken in de hoop toevallig de juiste weg in te slaan. Waar het echter om gaat, is dat er een licht ontstoken wordt en de weg verlicht wordt.Wie maken volgens Bacon deel uit van de groep van de empirici?

  1. zij beperken zich net als mieren tot het verzamelen en ophopen van feiten;
  2. zij proberen niet het ongesorteerde materiaal dat ze hebben verzameld te verteren of te transformeren met behulp van het intellect;
  3. zij geven zich over aan de stromingen van de ervaring, zij experimenteren op een blinde en domme manier; zij trekken conclusies op grond van het zich toevallig voordoen van feiten;
  4. op grond van een paar experimenten (soms slechts één) bouwen zij, net als alchemisten, gesloten hersenschimmige, op het oog onweerlegbare systemen;
  5. zij stellen zich in alle gevallen tevreden met een mera palpatio, zij gedragen zich als mensen die in het donker op de tast hun weg zoeken, zij doen geen moeite om een licht te ontsteken; zij wisselen hun nietsdoen af met vormen van koortsachtige activiteit;
  6. zij hebben de opvallende neiging om hun handen uit te strekken naar dat wat onmiddellijk nuttig lijkt en bekommeren zich niet om de waarheid;
  7. zij komen tot vreemde en wanstaltige meningen;
  8. zij vertonen weerstand en haat tegenover exponenten van de tegengestelde groep, de rationele filosofen.

De polemiek van Bacon tegen de filosofie van de rationalisten is opgevat tegen theorieën in het algemeen. In dat verband moet allereerst worden opgemerkt:

  • dat Bacon de filosofie van de emprici evenzeer veroordeelt als de rationele filosofie;
  • hij de term rationele filosofieën en sofistische filosofieën onverschillig naast elkaar gebruikt om dat type filosofie aan te geven dat de tegenhanger is van die empirici;
  • dat hij meent dat de sofistische or rationele filosofieën alleen spinnewebben produceren.

Over spinnen en hun webben heeft Bacon heel duidelijke ideeën. Deze dieren en het draad dat ze produceren zijn het symbool van de scholastische filosofie (die vanuit historisch oogpunt de meest kenmerkende vorm is van de sofistisch-rationele filosofie). Deze scholastische filosofie is een vorm van contentieus leren dat gegrond is op een soort van ‘incorporatie’ van de aristotelische filosofie in de religie, waardoor de traditie welhaast heilig wordt verklaart en alles wat nieuw is verdacht is.

Zoals er in de natuur vaste stoffen zijn die rotten en verteren en daarbij wormen voortbrengen, zo kan ook ‘vaste’ kennis ontbinden in een grote hoeveelheid onnutte kwesties en leiden tot vermiculatae questiones. Met heel weibg materiaal ter beschikking en met oneindig veel ijver en nauwkeurigheid weefden de exponenten van die soort filosofie de ingewikkelde webben van doctrines die bewaard worden in hun boeken. Hun methode is gebaseerd ‘op weerleggingen van en specifieke oplossingen voor elke bedenking, elke haarkloverij en elk bezwaar; meestal ontstaat daaruit een kwestie op het moment dat de andere kwestie wordt opgelost’. De scholastici tasten de soliditeit van de wetenschap aan met hun gedetailleerde kleine kwesties, ‘terwijl de kracht van alle wetenschappen schuilt in de eenheid en de harmonie waardoor elk deel van een wetenschap de andere delen overeind houdt’.

De rationalisten zijn geen bouwers van theorieën, maar produceren alleen spinnenwebben en ‘wormachtige kwesties’. De grote beperking van hun filosofie ligt in het feit dat de filosofie een puur intellectueel spel is, waar het denken alleen op zichzelf werkt. De filosofie van de rationalisten is net als die van de empirici eenzijdig en partieel. De scherpzinnigheid als zodanig is geen negatieve kwaliteit. Als zij met die onvermoeibare bedrijvigheid van de geest verscheidenheid en univeraliteit van lectuur en waarnemingen hadden verenigd, had daaruit een aanzienijke vooruitgang van de kennis kunnen voortvloeien. Ook met betrekking tot spinnen zijn er enkele zaken op te noemen die volgens Bacon kenmerkend voor wat de rationalisten zijn en doen:

  1. zij leven in kloostercellen of opgesloten in een werkkamer, of houden ervan om zo te leven.
  2. zij houden noch van de natuurlijke hostorie noch van degeschiedenis en zij verlaten zich op teksten van een klein aantal auteurs.
  3. zij lezen niet veel boeken;
  4. zij voeren nooit experimenten uit;
  5. zij zijn gelijk aan de sofisten;
  6. zij hebben een scherpe geest, maar die geest werk alleen op zichzelf;
  7. zij stellen onvermoeibaar subtiele vragen waaruit zij onophoudelijk nieuwe vragen genereren en zij genieten hier zeer van;
  8. zij verlaten zich op principes die zijn afgeschermd voor kritiek en als onaantastbaar worden beschouwd;
  9. zij manifesteren apathie tegenover de groep van de empirici, ook al hebben sommigen van hen de ambitie over te komen als intelligente experimentatoren.

In de cultuur van zijn tijd onderscheid Bacon drie negatieve vormen van filosofie: de fantastische kennis, de contentieuze kennis en de delicate kennis. De eerste is verbonden met de filosofie van de empirici en leidt tot de nutteloze verbeeldingen van de astrologie, de magie en de alchemie. De tweede is een uitingsvorm van de filosofie van de rationalisten en leidt tot nutteloze woordenwisselingen. De derde is typisch voor de humanisten en leidt tot nutteloze gekunsteldheden en tot een voorkeur voor woorden boven de werkelijkheid.

De eerste twee typen filosofie worden vertegenwoordigd door de mieren en spinnen. Bacon meent dat het mogelijk is om de positieve elementen die in deze filosofieën aanwezig zijn, samen te voegen. Hij denkt dat er, voorbij de traditionele haat, tussen de empirische en rationele mogelijkheden ‘een gezonde eenheid’ kan groeien waaruit ‘veel gelukkige en voorspoedige dingen’ voortvloeien. Hij onderzoekt ‘een middenweg tussen de simpele ervaring (het op de tast en mera palpatio te werk gaan) en de theorieën van de dogmatici’. Het is nodig gelijktijdig afstand te doen van enerzijds de fluctueringen van het toeval en de ambiguïteit van de experimenten’, en anderzijds ‘de duizelingwekkende kolking van van de argumenten’. De middenweg, die een breuk en een ongerechtvaardige scheiding kan repareren, is als een huwelijk. Dat huwelijk is geen simpele optelsom. Er moet afstand worden gedaan van de oorspronkelijke standpunten en er moeten obstakels uit de weg worden geruimd.

De bijen zijn beslist iets nieuws vergeleken bij de spinnen en de mieren. Ze bezitten de ijver en de bedrijvigheid van de mieren, maar beperken zich niet alleen tot het verzamelen en opslaan van materiaal, maar produceren ook honing. Ze bezitten de vasthoudendheid en de behendigheid van de spinnen en verspreiden net als spinnen een substantie uit hun lichaam. Maar de honing die ze produceren is niet afkomstig van hun eigen lichaam maar van de bloemen in de tuinen en de velden en is het resultaat van een bedrijvige transformatie en vertering. Deze metafoor is beroemd geworden en kan beslist niet weggeschoven worden naar de marge van Bacons filosofie.

Bron: Bacon – pionier van de wetenschappelijke methode, biografie door Paolo Rossi

In de bovenstaande afbeelding, ontleend aan ‘Summum bonum’ van Robert Fludd, zijn de bijen te zien en op de achtergrond links in het hek een spinnenweb.