Zogenaamde rozenkruisers in Parijs in 1623 – mededelingen van bibliothecaris Gabriel Naudé

De meer of minder nauwkeurig vertaalde manifesten van de klassieke rozenkruisers werden al gauw over de grenzen verspreid. Zo kon men in augustus van het jaar 1623 op heel wat muren in Parijs een affiche hierover aantreffen. Gabriel Naudé (1600 – 1653) bericht het volgende in zijn erudiete en picareske ‘Instruction la France sur la vérité des Frères de la Rose Croix (Parijs, 1623):

‘Een maand of drie geleden, toen de koning zich in Fontainebleau ophield, Masveld te ver weg was om ons dagelijks van nieuws te voorzien en er dus weinig afwisseling in het land was, besloot een van de broeders – die zodoende voor nieuwe gespreksstof zorgde – om overal aanplakbiljetten aan de straathoeken te plaatsen. Daarop was het volgende in zes handgeschreven regels te lezen: 

‘Wij, afgevaardigden van het hoogste college van de broeders van het rozenkruis, houden zichtbaar en onzichtbaar verblijf in deze stad, bij de gratie van de allerhoogste tot wie de rechtvaardigen hun hart richten. Wij onderrichten , zonder gebruik te maken van boeken of tekens, in de taal van het land waarin wij ons willen bevinden, om de mensen, onze geijken, van dodelijke dwalingen te bevrijden’. 

De wat merkwaardige bibliothecaris Naudé, die betrokken was bij intriges van het hof in Versailles en van de hoofdstad, geeft aan dat de rozenkruisers kort daarna opnieuw vervallen in het aanplakken van affiches, dit keer met de tekst: 

‘Wij, afgevaardigden van het college van rozenkruisers, geven bekend aan allen die willen toetreden tot onze vereniging en orde, dat wij ze volledig zullen onderrichten in zaken aangaande de Allerhoogste, in wiens naam wij heden bijeenkomen. Wij zullen ze leren om, net als wij, naar wens onzichtbaar of zichtbaar te worden en om zich naar iedere verkozen bestemming in het buitenland te verplaatsen. Maar, voor wat betreft het leren kennen van deze wonderen, waarschuwen wij de lezer dat wij zijn gedachten kunnen lezen, en mocht hij alleen uit nieuwsgierigheid naar ons komen, hij niets van ons zal vernemen. Is hij echter oprecht in zijn voornemen zich bij onze broederschap in te schrijven, zullen wij, die met zijn gedachten vertrouwd zijn, hem de waarheid van onze belofte tonen. Wij zullen zelfs de plaats van ons verblijf niet vermelden, aangezien de oprechtheid van de lezer hem naar ons zal leiden, en hem voor ons kenbaar zal maken.’ 

Deze bekendmaking zal wel heel wat commotie hebben veroorzaakt. de geestelijke maken zich ongerust: dit riekt naar hugenoot. Er wordt niet gerept over Christus, de Heilige Maagd, de heiligen, wat betekent dat ‘spreken in tongen’, en die bijbelse uitdrukking, de ‘allerhoogste’? Gabriel Naudé geeft in zijn boek op basis van de Fama en de Confessio een samenvatting van wat de broeders Rose Croix verklaren.

De afgevaardigden van het rozenkruis deden opnieuw onthullingen, die Naudé al gauw verspreidde. De ‘geloften’ waaraan de broeders van het Onzichtbare College of de onzichtbaren, zials ze reeds genoemd werden, zich verbonden beschrijft hij als volgt:

  1. ‘Liefdadig de geneeskunde beoefenen, zonder beloning te ontvangen, van wie ook.
  2. Zich kleden volgens de gebruiken van het land waar men zich bevindt.
  3. Zich één keer per jaar begeven naar de plaats van hun algemene bijeenkomst of schriftelijk uitleg geven van zijn afwezigheid. 
  4. Op gegeven moment, dat wil zeggen als zijn dood nabij is, iemand uitzoeken die hem kan vertegenwoordigen en vervangen.
  5. Het woord R.C. als onderling herkenningsteken gebruiken en als zinnebeeld van hun orde. 
  6. Er op letten dat hun begraafplaats geheim blijft als ze in het buitenland komen te overlijden. 
  7. Hun broederschap geheim en verborgen houden gedurende honderdtwintig jaar en innig geloven dat, mocht zij ten onder gaan, haar leer bewaard zou blijven in het graf en het monument van hun stichter.’

Deze axioma’s blijven een raadsel., zeker voor de Parijzenaars. Toch brengt ze het streven naar één enkele wereldlijke macht, en één geestelijk gezag aan het licht. Ze geeft een droomeeld weer van een gouden eeuw, terwijl die tijd juist onder het teken van geweld, oorlog en plundering staat en de kerk van Rome en de kerk van de keizer is en gewetenloos aflaten verkoopt. Het doet denken aan de droom die het Heilige Roomse Rijk tot stand bracht, aan het grote plan van de Ghibelijnen waarin Frederik von Hohenstaufen, Dante en Joachim de Fiore een rol hebben gespeeld.   

We moeten alsnog erachter zien te komen welke geest deze geheimzinnige vereniging bezielde en wie er deel van uitmaakte. 

Bron: De Rozenkruisers – Historie, traditie en rituelen van Jean-Pierre Bayard