In het oude Griekenland kende men drie soorten aanduidingsstenen die men alle de naam hermes gaf. Men komt ze daar tegen als grafmonument, als vruchtbaarheidssymbool bij stallen en huizen, en als route aanduiding voor reizigers. Hermes betekent dan ook oorspronkelijk: hij die in de steen huist.
De oppergod Zeus bedrijft de liefde met de waternimf Maia. Hieruit wordt Hermes geboren. Hij komt in een grot van de berg Cyllene in het land Arcadia ter wereld. Hoewel pasgeboren is hij reeds dadelijk volwassen maar hij kan echter naar believen de gestalte van een klein kind en van een volwassene aannemen.
Na zijn geboorte verlaat Hermes de grot en begeeft zich op weg naar Piera. Hier graast de veestapel van de zonnegod Apollo van wie Hermes 50 koeien ontvoert om ze naar Olympia te brengen. Als hij daar is aangekomen slacht hij een aantal van de koeien en brengt ze als offer aan de twaalf hoofdgoden. Tot op dat moment zijn het er slechts elf, zodat Hermes zich hiermee als hoofdgod proclameert.
Als hij weer bij zijn geboortegrot is teruggekeerd, ontdekt hij dat de ingang van zijn grot door een schildpad versperd wordt. Na het dier te hebben gedood, berooft hij het van zijn schild. Hij boort er acht gaten in, spant er snaren overheen en heeft zodoende het eerste muziekinstrument, de lier, uitgevonden. Terwijl hij terstond in staat is hieruit de mooiste muziek tevoorschijn te toveren die hij vergezeld doet gaan van zelfgemaakte gedichten.
Intussen heeft Apollo de diefstal van zijn koeien ontdekt en hij begrijpt als oppermachtige god dat dit werk geweest moet zijn van Hermes. Hij gaat naar de grot en beschuldigt Hermes, die inmiddels weer de gedaante van een klein kind heeft aangenomen, van diefstal.
Maia, die de teruggekeerde Hermes weer onder haar hoede genomen heeft, verdedigt het kind door te beweren dat het tot zoiets nog niet in staat kan zijn. Apollo trapt hier niet in en neemt het kind mee naar zijn vader Zeus. Na een lang debat met Hermes slaagt Zeus erin zijn kind ertoe te bewegen de resterende koeien terug te geven aan Apollo.
Als schadevergoeding schenkt Hermes Apollo bovendien zijn zelfgemaakte lier. Apollo is met dit onverwachte geschenk zo ingenomen dat hij hem in ruil een toverstaf ten geschenke geeft. Deze staf heeft de eigenschap om tegenstellingen met elkaar te verenigen. Hermes beproeft direct de staf door deze op de grond te gooien waarbij er zich gelijktijdig twee slangen omheen kronkelen die daar voorgoed blijven zitten. Verder benoemt Apollo Hermes tot voerder van de afgestorvenen naar en door onder- en hemelwereld, waarbij het tevens tot zijn taak behoort door de goden geïnspireerde gedachten en boodschappen naar de mensen over te brengen.
Om hem deze belangrijke taak als gids en boodschapper te vergemakkelijken schenken de goden hem gevleugelde sandalen waarmee hij in staat is zich met hoge snelheid over land en water te bewegen. Voorts ontvangt hij een gevleugelde hoed, de petasus, die hem direct overal heen kan brengen waar hij naartoe wil.
Tot zover de mythe. Nu verder over de betekenis van de gebruikte symbolen en beelden. Zoals reeds vermeld noemde men drie soorten stenen naar Hermes. Deze markeerden de plaatsen waar leven en dood tot stand kwamen en ze gaven vreemdelingen de weg aan. Hiermee is de taak van Hermes feitelijk reeds aangeduid. Hij neemt de zielen van de afgestorvenen mee naar de onderwereld en hemel en voert ze vandaar weer tot een nieuw leven terug. Hij treedt dus op als wachter bij de toegangspoorten van en gids voor de tussensferen.
Behalve de eigenschap tegenstellingen te verzoenen bezat de staf van Hermes nog het vermogen om een mens, door aanraking ermee, van zijn bewustzijn te beroven of in te laten slapen; of als hij dood was hem dit bewustzijn weer terug te schenken. Aan de staf komt dit tot uitdrukking in de twee eromheen gekronkelde slangen. Deze stellen de zonne- of levenslang en de maan- of doodsslang voor. Zoals wij reeds zagen rooft Hermes met deze staf het bewustzijn van de mens, maar hij geeft het evenzeer weer terug. Daarbij schenkt hij de mens niet alleen de slaap, maar tevens dromen en geïnspireerde boodschappen.
Op afbeeldingen is te zien hoe Hermes de zielen van de afgestorvenen, die door het verkrijgen van vleugels zielenvogels worden, door de toegangspoorten van leven en dood leidt. Hij vergezelt ze daarna op hun moeilijke en gevaarlijke tocht door de onderwereld om ze vervolgens door de zeven planeetsferen, via zon en maan, naar een achtste allesomvattend gebied te voeren.
In de kosmologie van toentertijd stelde men zich de aarde als een plat vlak voor met daarboven een koepelvormige ruimte. Binnen deze koepel beschreven de planeten hun banen. Boven deze planeetgebieden of sferen (die laagsgewijs boven elkaar worden gedacht) stelde men zich een hoogste, de voorafgaande sfeer omvattende sfeer voor – de achtste. In deze sfeer bevinden zich de vaste sterren waaronder de poolster een centrale plaats inneemt.
Het idee, dat achter die reis naar de achtste sfeer ligt, is het volgende: als de mens op aarde incarneert bekleden de planeten hem elk met hun specifieke eigenschappen, waardoor hij datgene wordt wat hij op aarde is, namelijk een sterfelijke mens met een onsterfelijke geest. Om weer tot de oorspronkelijke geest terug te kunnen keren dient de mens van alle verworven eigenschappen te worden ontdaan. Dit proces voltrekt zich nu bij de reis door de planeetsferen.
Hermes voert de mens door de planeetsferen naar de hemelwereld en vandaar weer terug het leven in. Dit door tussenkomst van zijn staf waarmee hij de ziel het eens geroofde aardse leven door middel van een nieuw lichaam teruggeeft.
De betekenis van zijn sandalen en de hoed is de volgende: sandalen die hem even snel over land als over water voeren wijzen erop dat Hermes op aarde overal even snel is. Land en water vormen immers de bestanddelen van de aardoppervlakte, waarover de mensen zich voortbewegen. De gevleugelde hoed duidt erop dat hemel en onderwereld voor Hermes gelijkelijk toegankelijk zijn: hij is overal thuis en overal ogenblikkelijk aanwezig. Hieruit volgt dat Hermes in zowel centrum, weergegeven als bewustzijn (vlieghoed), als omtrek, weergegeven als ruimtelijke manifestatie (sandalen), in gelijke mate heerst en aanwezig is.
Resumerend zien wij dat Hermes heerser is over leven en dood, slapen en waken, en optreedt als gids voor zielen op hun weg door de zielenwerelden. Hermes vervat echter niet alleen na het sterven een rol als zielengids, hij doet dit ook tijdens het leven al en wel bij sommige Griekse inwijdings- en mysterieriten. Hierin voert hij de ziel van de kandidaat door de verschillende geestelijke werelden en vervolgens weer in het lichaam terug. Hierop wordt reeds gezinspeeld door het feit dat Hermes zowel brenger van dood en leven als van slaap en waken is. Beide zijn immers welbeschouwd alleen overgangen tussen de twee bewustzijnsniveaus.
Bron: ‘De hermetische tarot – de 22 treden van het menselijk bewustzijn’ van Dio Raman