De ingewijde strekt zijn hand uit en het lijden komt tot vrede – Apollonius van Tyana

BESTEL HET NUCTEMERON VAN APOLLONIUS VAN TYANA

Een vuur dat leven geeft aan alle bezielde wezens
wordt bestuurd door de wil van reine mensen.
De ingewijde strekt zijn hand uit
en het grote lijden komt tot vrede.

De bovenstaande tekst is een karakterisering van het zevende uur in de twaalfvoudige inwijdingsweg die van Apollonius van Tyana in de eerste eeuw van de jaartelling formuleerde in de tekst die bekend staat als het Nuctemeron. Eliphas Levi en Jan van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21) hebben daar commentaren bij geschreven. Hieronder volgt een gedeelte van de beschouwing van Jan Rijckenborgh over het zevende uur van Apollonius van Tyana.

Een vuur dat leven geeft aan alle bezielde wezens
wordt bestuurd door de wil van reine mensen.

Dit wil zeggen dat, wanneer u het pad van de Gnosis gaat, u in binding treedt met een ánder magnetisch universum: het ongeschondene, het heelmakende. Het dialectische universum ontleent zijn krachten aan het oorspronkelijke vuur, het ongerepte vuur; dit vuur wordt dan vervormd door de eonen der natuur en van bij-invloeden voorzien en aldus wordt het tot een onheilig vuur.

Doch het oorspronkelijke vuur blijft aanwezig; het is nader dan handen en voeten, het is alomtegenwoordig. Het kent geen zwakten en nuanceringen van lichtkracht. Het schijnt op de ene plaats niet krachtiger dan op de andere, het is een alomringende straling! Het ís ! Het geeft leven aan alle bezielde wezens. Tenslotte ook het leven aan hen die het niet eerstehands, doch tweedehands uit het dialectische universum ontvangen, zij het dan vervormd en geschonden. 

Zij die erin slagen zich in dit licht op te heffen en die voor zich een nieuwe hemel, een nieuw magnetisch uitspansel weten te openbaren en binnen deze vuurkring een nieuwe aarde realiseren en dus, als gereinigde mensen, volkomen opgaan in het alomtegenwoordige vuur, zij zijn dan niet gebonden aan een nieuw, een ander web van het lot. Zij leven daarentegen in een vuurkracht die door hun gereinigde en gelouterde wil kan worden aangewend en bestuurd. Zij gaan niet gebukt onder de materie, doch zij staan er boven, zij beheersen de oersubstantie en het daarin stralende vuur. Voor hen wordt de ruimte der oersubstantie weer een Eden, een Tuin der Goden, een werkplaats. Een werkplaats in volkomen zin, zoals zij oorspronkelijk bedoeld is. 

En daar de Tuin der Goden tot op dit moment van een grote geschondenheid getuigt en de nazaten der zeven oorspronkelijke rassen aan de natuur van de dingen onderworpen zijn en door de natuur worden overheerst, ligt de aard van de arbeid van de bevrijden in de Tuin der Goden zeer voor de hand: zij die aan de doodsnatuur gebonden zijn, dienen gewekt te worden naar hun oorspronkelijke natuur. Eenmaal gewekt moeten zij geholpen worden de oorspronkelijke natuur te doen zegevieren over de doodsnatuur. En alle aan de goddelijke natuur vijandige eonen, krachten en scheppingen moeten in de ganse Tuin der Goden worden geneutraliseerd. 

Zo moet en zal de ingewijde de hand uitstrekken, de hand van de macht van de nieuwe vermogensstaat van zijn nieuwe levensstaat, opdat het alomtegenwoordige lijden in de gehele  doodsnatuur tot vrede zal geraken, dat wil zeggen: tot overeenstemming met de goddelijke natuur zal regenereren en transfigureren. Dát is de zin van het woord: De ingewijde strekt de hand uit en het grote lijden komt tot vrede. 

Denk dan ook niet dat de gnostieke ingewijden u zullen achternalopen om u van dienst te zijn met hun krachten en mogelijkheden, om u te sterken in uw dialectische staat van het ik en u te helpen als gehangene in het web van het lot. Nee, zij strekken de hand uit naar u en over u om u te verlossen van het eeuwige lijden – zo u dat wenst! 

Zo blijkt ons dus dat het Zevende Uur van het Nuctemeron ons een eerste blik doet werpen in de grootse en heerlijke arbeid der bevrijden, een arbeid die het universele lijden tot vrede zal brengen door het richting geven aan het goddelijke, magnetische vuur, dat alomtegenwoordig is. Daarom zal men met zekerheid kunnen zeggen dat de Tuin der Goden eenmaal gereinigd zal zijn en dat het tegenwoordige lijden daarin tot vrede zal komen, de vrede van het nieuwe Jeruzalem. Daarom wordt er gezegd: 

De zevenheid drukt de overwinning van de magiër uit. Deze geeft voorspoed aan mensen en volkeren, en ondersteunt hen door zijn verheven leringen. Hij zweeft als een adelaar boven hen en hij bestuurt de stromen van astraal vuur. Alle poorten van het heiligdom staan voor hem open en alle zielen die naar waarheid streven, schenken hem hun vertrouwen. In zijn zedelijke grootheid is hij schoon en hij draagt de stralende macht der liefde bij zich en in zich.’

BESTEL HET NUCTEMERON VAN APOLLONIUS VAN TYANA