Godsvrucht 2 – hoofdstuk 6 uit deel 2 van ‘De komende nieuwe mens’ – duiding van Ananias en Saffira

 

GODSVRUCHT 1GODSVRUCHT 2GODSVRUCHT 3

BESTEL DE KOMENDE NIEUWE MENS € 24,40 (HARDBACK)

BESTEL DE KOMENDE NIEUWE MENS € 15,00 (E-BOOK)

DOWNLOAD DE ENGELSE EDITIE ‘THE COMING NEW MAN’ (FREE PDF)

Hieronder volgt hoofdstuk 6 met de titel ‘Godsvrucht 2’ uit deel 2 van De komende nieuwe mens, een magistraal geschrift waarin Jan van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21) de weg van transfiguratie uitgebreid toelicht.  Dit boek is heel veel gebruikt tijdens kleine bijeenkomsten om beginnende leerlingen vertrouwd te maken met de wijsbegeerte van het moderne Rozenkruis.

Als de kandidaat op het zevenvoudige pad tot godsvrucht komt, verandert er iets in zijn lichaam. De grondslagen worden gelegd voor een geheel andere, nieuwe wezenswerkelijkheid, zonder dat deze verandering de gewone functies van de dialectische persoonlijkheid al te zeer zal schaden. De kandidaat gaat twee levens leven. Een leven dat steeds minder wordt, en een leven dat steeds wassende, steeds groeiende is. Er wordt namelijk een tweede slangenvuur gevormd, waarbij gebruik wordt gemaakt van de nervus sympathicus.

Zoals u werd uiteengezet bestaat de nervus sympathicus uit twee strengen, die links en rechts van de ruggengraat lopen. Zij gaan uit van een punt boven het verlengde merg, een punt waar de twee strengen van de sympathicus en de pinealis-vuurkring samenkomen. Bovendien staan zij in binding met de koningskamer achter het voorhoofdsbeen.

De twee kanalen van dit wonderlijke tweede ruggenmerg vormen twee afzonderlijke velden. Het ene veld is impulsgevend, mannelijk, scheppend van functie, het tweede veld is reagerend, vrouwelijk, voortbrengend van functie. In de Universele Leer wordt het mannelijke veld ‘pingala’ genoemd, het vrouwelijke ‘ida’, terwijl zij in het Handelingenboek als Ananias en Saffira worden aangeduid, hetgeen men zou kunnen vertalen als ‘een goddelijke genade die zich in wonderbaarlijke schoonheid openbaart.’

Tenslotte bespraken wij het proces waarbij de nieuwe magnetische stroom, die uitsluitend via het hart, dus via het geestvonkatoom, wordt opgenomen, met behulp van het thymushormoon via de bloedsbaan naar het hoofdheiligdom opstijgt, om dan via de rechterstreng van de sympathicus neer te dalen, zich in de plexus sacralis te verbinden met de linkerstreng, die de stroom weer opvoert naar zijn uitgangspunt in het hoofdheiligdom.

Deze nieuwe magnetische kringloop is het tweede slangenvuur. Geleid door dit bewustzijn wordt bij allen die het bezitten het nieuwe leven procesmatig geopenbaard. Het zal u echter duidelijk zijn dat voor allen die aan dit nieuwe magnetische proces deel krijgen eveneens een grote nieuwe verantwoordelijkheid rijst, een andere, hoge levenseis. Het is hierover dat wij u nu willen spreken en wij doen dit naar aanleiding van de geschiedenis van Ananias en Saffira, die u vinden kunt in Handelingen 5:

‘Een zeker man, met name Ananias, met zijn vrouw Saffira, verkocht een akker, hield iets van de opbrengst achter met medeweten van zijn vrouw, en bracht een zeker deel en legde het aan de voeten der apostelen. Maar Petrus zei: ‘Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om de Heilige Geest te bedriegen en iets achter te houden van de opbrengst van het stuk land? Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en was, na de verkoop, de opbrengst niet te uwer beschikking? Hoe kwam het dan dat ge aan deze daad in uw hart plaats hebt gegeven? Ge hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God.’
Bij het horen van deze woorden viel Ananias neer en blies de adem uit. En de jongemannen stonden op, legden hem af, droegen hem weg en begroeven hem.
Na verloop van ongeveer drie uur kwam zijn vrouw binnen, onkundig van wat er gebeurd was. Petrus richtte zich tot haar: `Zeg mij, hebt ge het stuk land voor zoveel verkocht?’ En zij zei: `Ja, voor zoveel.’ Petrus zei tot haar: `Hoe hebt ge kunnen overeenkomen de Geest des Heren te verzoeken? Zie, de voeten van hen die uw man begraven hebben, zijn aan de deur en zij zullen ook u wegdragen.’
En zij viel terstond neer voor zijn voeten en blies de adem uit; en de jonge mannen kwamen binnen, vonden haar dood, droegen haar weg en begroeven haar bij haar man. En een grote vrees kwam over de gehele gemeente.’

Als een nuchterling dit verhaal uit de geschiedenis van de eerste christengemeente hoort, zal hij opmerken: «Die heren van toen hielden niet van halve maatregelen.» En naar de letter bekeken is hier inderdaad sprake van een dubbele moord, waarbij, zeker volgens de barbaarse zeden van die dagen, de burgerlijke autoriteiten niet ingrepen. Stel dat u een stuk land verkoopt voor duizend gulden, en dat u tegen uw huisgenoten zegt: ‘Wij houden tweehonderd gulden voor ons zelf om dit of dat te kopen en achthonderd gulden storten we in de kas van de School van het Rozenkruis.’ Dan zal de financiële commissie van de School na ontvangst van dit bedrag zeker geen dubbele moord plegen, ook al zou zij weten dat u uw portemonnaie niet volkomen hebt geledigd!

Opzettelijk stellen wij de zaak even aldus voor, om u de onzin ervan aan te tonen als wij het naar de letter aanvaarden, want zelfs in het banaalste sprookje zit meer logica. Men heeft de geschiedenis van Ananias en Saffira wel eens willen verklaren door te wijzen op de communistische wet der gemeenschap van goederen, onder welke wet de leden der eerste christengemeente zich, op straffe des doods, gesteld zouden hebben.

Doch zij die dit zeggen staan met hun bewustzijn nog geheel op oudtestamentische basis, zonder te bedenken dat het werkelijke christendom geweldloos is, dat de christelijke gemeenschap van goederen niet kan steunen op een met letters geschreven wet en dat in deze levensgemeenschap de doodstraf volstrekt uitgesloten is. Daarom is deze hele geschiedenis, als men haar naar de natuur beschouwt, zo volkomen bezijden de waarheid, dat men besluiten moet óf tot declassering van het Handelingenboek, of tot een geheel andere waardering. Het laatste doen wij in de Geestesschool van het moderne Rozenkruis.

Wij zeiden u reeds dat in deze geschiedenis wordt gedoeld op de tweevoudige sympathicus, die de daartoe geadelde kandidaat in de Geestesschool tot een tweede slangenvuur, tot een tweede bewustzijn wordt. Als de godsvrucht zich in de leerling openbaart, als de nieuwe magnetische kringloop zich begint te doen gelden, dient de betrokken leerling zich geheel naar een nieuwe, innerlijke, goddelijke wet te gedragen. Hij gaat letterlijk, lijfelijk, een nieuwe wereld binnen, een nieuwe gemeente, een gemeenschap die men zeer zeker de eerste christengemeente kan noemen. Het is de eerste bewuste gemeenschap met de Christusradiaties van een geheel nieuwe aard.

Wie in díe gemeenschap wenst te worden opgenomen, zal zich naar haar orde hebben te gedragen. Deze orde wordt niet geregeld door wetten, bepalingen en artikelen, achter haar staat geen galg, revolver of gevangenis, geen politieapparaat en geen rechtscollege. Er zit geen apostel op een grote stoel en er zijn geen jongelui die er hun werk van maken mensen die van schrik dood zijn gebleven de zaal uit te dragen, doch het is een orde die zelfregulerend optreedt.

U hebt lucht nodig om uw longen te vullen, lucht om te leven. Dat is een van de spontane levenseisen. In de natuurorde waarin u leeft, ontvangt u die lucht. Die is er voor iedereen. Als u echter in een vacuüm stapt, waarin géén lucht is, stikt u. Daarom doet u dat niet. Doet u het wel, dan weet u wat erop staat. Zo is het nu ook met de eerste christengemeente. Er is geen tweede of derde christengemeente, of straks misschien een vierde. Er is één Ekklesia van de Gnosis, één gemeenschap van het universele leven. Een gemeenschap met een vanzelfsprekende, spirituele en natuurwetenschappelijke orde, die voortvloeit uit het aantal magnetische krachtlijnen dat erin optreedt. Wie aan deze gemeenschap deel wil hebben, moet daartoe een weg gaan.

Wij hebben u deze weg aangeduid. Het is een weg die ontsloten wordt door het oeratoom in het hart en die tot een nieuwe magnetische kringloop in de tweevoudige sympathicus voert. Deze omgang met het Gnosisvuur, via de sympathicus, betekent een nieuw bewustzijn. Dit bewustzijn openbaart een nieuwe wil, een nieuw verlangen, een geheel ander plan van handeling, een totale andere levensgerichtheid, een volstrekt in de Gnosis ontstoken gehoorzaamheid, kortom, een totaal nieuwe levensstaat, afgestemd op de nieuwe natuurwetenschappelijke basis van een andere wereld-werkelijkheid.

Stel nu dat iets van dit nieuwe in u tot aanzijn komt. Bij voortduring tracht de Geestesschool de leerlingen in het algemeen, en om beurten ieder van hen in het bijzonder, op te heffen ín, en te stuwen tót dit Christianopolis. Bij flitsen schiet zo bij velen hunner van tijd tot tijd een vlam van hoge magnetische vibratie de sympathicus binnen. Doch zij is er zo weer uit! Voordat Saffira er aan te pas kan komen, wordt Ananias, de impulsgevende straling, reeds morsdood door de jongelingen weggedragen.

Wie zijn deze jongelingen? Het zijn de meest tragische doodgravers die u zich maar denken kunt. Het zijn de plexicirkels, die het zenuwsysteem weer van valse invloeden moeten reinigen en die tevens de hogere krachten, die zich door de valse invloeden niet meer kunnen handhaven, verwijderen. Aldus zijn Ananias en Saffira niet slechts éénmaal in de leerling ten grave gedragen, doch wellicht reeds honderdmaal!

U hebt aldus reeds talloze malen het grote heilige werk der Broederschap, het veld harer sereniteit, verraden, belogen en verkocht, omdat u, terwijl de Broederschap met u bemoeienis had en u leerde op uw voeten te staan, in het nieuwe slangenvuur het venijn van het oude slangenvuur, dat van het centrale ruggenmerg, spoot. Tegen een dergelijke injectie is de sympathicus niet bestand. Aldus is het zaad der vernieuwing reeds meermalen in u volkomen weggedragen.

Begrijpt u welk een enorm gevaar uw keiharde ik- centraliteit, uw eigenzinnigheid en eigenwilligheid in het eigen systeem vormt? Begrijpt u hoe u zichzelf naar een mogelijkheid tot wedergeboorte wellicht dagelijks vermoordt?
Begrijpt u wat de Broederschap dagelijks met mateloos geduld van u verduurt als zij, met onbegrijpelijke tederheid, de goddelijke genade in de toren der sympathicus laat afdalen om u tot nieuwe schoonheid te doen opstijgen, en u zelf met één stoot van het ik dit jonge beginsel weer tenietdoet?

Begrijpt u wat men van u te verdragen heeft in het praktische werk der dienende Broederschap-op-aarde, wanneer men het moet aanzien hoe u de arbeid door uw eigendunk en uw waan bederft? Welk een lankmoedigheid ligt daaraan ten grondslag, dat men u steeds opnieuw de gelegenheid geeft een nieuwe aanslag op de arbeid te ondernemen

Dat kúnt u niet begrijpen, want dit is liefde die al uw verstandelijkheid te boven gaat. Maar deze liefde is tegelijkertijd hoogst gevaarlijk! Want wie na eindeloos geduld niet horen wil en zijn ik-drift voortzet, wordt niet bestraft volgens bepaling of artikel zoveel van de wet, doch wordt aan de eigen ik-drang overgeleverd. Na talloze malen in het broederschappelijke krachtveld tegen de eigen domheden beschermd te zijn, wordt zo iemand geplaatst voor hetgeen hij zelf ontketende — tot het eigen ik, gekneusd of verpletterd, geleerd heeft zich geheel weg te cijferen, de satan van het aurische wezen te weerstaan en zich in volkomen gehoorzaamheid te wijden aan het niet zijn. Verstaat u nu dat zelfdoding de eerste voorwaarde is op het pad?

Wie het ik der natuur niet kan begraven, kan het nieuwe ik niet verwerven. Uit het graf der natuur dient men op te staan tot nieuw leven. Wie zegt de Broederschap te dienen, doch zich naar het ik-der-natuur uitviert, wie in eigenwilligheid en eigendunk de Universele Leer ombuigt naar eigen smaak, op rekening van de Mysterieschool en voor de verantwoordelijkheid van derden, wordt op zijn zelfverantwoordelijkheid teruggeworpen, met alle consequenties daaraan verbonden. Zo iemand heeft nog niets verloren, want hetgeen in grote genade in de sympathicus werd geboren, werd hem nimmer tot een bezit, omdat hij het van stonde aan reeds zelf heeft vermoord.

Doch wanneer zo iemand tenslotte eenmaal geleerd zal hebben de bijl in de eigen ik-drift te zetten, in het klaar besef van zijn verloren zoonschap, en uit zijn isolement opstaat om op de juiste wijze de Broederschap te naderen, zal de Vader uitgaan hem tegemoet, hem omhelzen en hem meer eer bewijzen dan de zoon die thuis gebleven is. Want wie zichzelf overwint is sterker dan wie een stad inneemt.

Bron: De komende nieuwe mens van J. van Rijckenborgh

BESTEL DE KOMENDE NIEUWE MENS € 24,40 (HARDBACK)

BESTEL DE KOMENDE NIEUWE MENS € 15,00 (E-BOOK)

DOWNLOAD DE ENGELSE EDITIE ‘THE COMING NEW MAN’ (FREE PDF)