De orfische mysteriën en de sirenen

In Pluto’s Hades – dat machtige beeld van de oude Grieken waarin we net zo goed, als symbool, het vruchteloze levensspel van grote delen van de huidige mensheid kunnen zien – bevonden zich archetypische beelden die de zielen lieten zien hoe zij door hun eigen begeertewezen gevangen werden gehouden. Daar was bijvoorbeeld Tantalus, vastgebonden aan de rots van zijn niet te stillen aardse verlangens. Als Tantalus zijn dorst wilde lessen met het water dat langs zijn voeten stroomde, week het water terug. Als hij hongerig naar de druiven greep die boven zijn hoofd hingen, trokken de wijnranken zich terug. 

Ook zag je daar als schrikwekkend voorbeeld Sisyphus, bezeten van het idee dat de aardse natuur in cultuur moet worden gebracht. Zo kun je tenminste de pogingen van de arme man duiden, die een rotsblok tegen een bergwand omhoog probeert te rollen. Hij wil als het ware de lagere natuur, de materie, de vormwereld, tegen de wetten van de zwaartekracht in, laten voldoen aan de wetten van een hoger plan. Maar steeds als hij bijna zijn doel bereikt heeft, valt het rotsblok weer terug: voor hem geldt de wet van de eeuwige herhaling en steeds zal hij opnieuw beginnen. Eenzelfde beeld zien wij bij de danaïden, die een doorzeefd vat met water proberen te vullen.

Al deze beelden confronteren de ziel met de absurde waarheid: de dorst van de begeertenatuur, de zelfhandhavingsdrift van de mens, kan onmogelijk tot blijvende voldoening leiden, alle moeite is tevergeefs, de beschikbare energie lekt weg en de honger blijft. 

In de mythe wordt nu gezegd dat toen Orpheus rondging in de onderwereld op zoek naar Eurydice, zijn alles doordringende muziek Tantalus, Sisyphus en de danaïden deed opkijken, waardoor ze terstond hun kwellingen vergaten. Deze wonderlijke beeldentaal laat zien dat de goddelijke liefde de aangeraakte mens als het ware met één machtige beweging losrukt van de ketenen die hem binden aan de begeertenatuur, en hem een geheel ander levensperspectief laat zien. 

Maar let wel: de muziek van Orpheus nodigt slechts uit, zij dwingt niet. De naar de geest hunkerende ziel betreedt immers het pad van bevrijding uit vrije wil. De ziel leert zichzelf de dorst van het begeertewezen negeren, door de kracht van Orpheus’ liefde, maar deze mag hierin niets forceren. Daarom mocht Orpheus van Persephone, de godin van de onderwereld, Eurydice wel zoeken en haar voorgaan op het pad omhoog, maar niet naar haar omkijken of zij hem wel volgde. Met andere woorden: de goddelijke geest mag de ziel slechts in een onpersoonlijke liefdesband omvat houden.

Wanneer Orpheus Eurydice vindt in de beklemmende stilte en intense duisternis van de Hades, volgt zij hem in een opgaande spiralengang die haar voert langs diepe afgronden en over nauwelijks begaanbare paden. De ziel die zoekt naar hereniging met de geest ondergaat immers intens de eenzaamheid van het God verlaten hebben. En in die eenzaamheid overwint zij de angsten van het natuurego, de schrik voor de val in de bodemloze afgrond. De ziel leert daartoe blindelings te vertrouwen op de geestelijke leidsman, wiens aanwezigheid zij wel voelt maar die zij nog niet kan zien.

Eurydice slaagt erin de weg van inwijding te bewandelen – tot aan het punt dat zij het Licht van de bovenwereld door de opening van de Hades ziet gloren. Dat wil zeggen tot aan het punt dat een nieuw bewustzijn doorbreekt en haar pad gaat verlichten. 

Dan neemt de mythe een voor velen onbegrijpelijke wending: Orpheus, die al die tijd geen voetstappen achter zich hoorde, kijkt om om te zien of Eurydice hem gevolgd is, en op het zelfde moment ziet hij de schim van zijn geliefde Eurydice met een naar hem uitgestoken hand, wegglippen en terugzinken in de duisternis. 

In de dramatische paradox van de Griekse mysteriewijsheid duidt deze wending in het verhaal niettemin op de uiteindelijke bevrijding van de ziel. Door de eerste dood, de dood door de slangenbeet, verloor Eurydice haar stoffelijke uitdrukkingsvorm. Uit de duisternis van de Hades werd zij door onvoorwaardelijk op Orpheus te vertrouwen stap voor stap naar het licht gevoerd en verloor het begeertewezen steeds meer zijn greep op haar. Maar omdat haar ziel niet krachtig genoeg was toen het Licht haar direct naderde, nam de onderwereld haar weer op, en in de diepte vergingen al haar oude omhulsels. En op het moment dat het Licht van de bovennatuur rechtstreeks met haar in binding treedt, zien aardse ogen het vergaan van een oude gestalte. 

Heel de oude begeertenatuur verdwijnt, lost op in de nevels van Hades, en voor de ingewijde ogen van de deelhebbers aan de orfische mysteriën ondergaat zij de tweede dood, die het werkelijke huwelijk tussen Eurydice, de bevrijde ziel, en Orpheus, de eeuwige geest, mogelijk maakt. In bepaalde versies van de mythe staat dan ook dat Orpheus en Eurydice in de wereld van de goden zich verenigden tot een eeuwig- durende twee-eenheid en dat het sterrenbeeld ‘de Lier’ hiervan voor de mensheid een blijvende getuigenis is. 

De gangbare uitleg van de mythe is echter dat Orpheus Eurydice voor eeuwig verloor en dat hij daarom eenzaam en ontroostbaar rondzwierf in de dichte wouden van Thracië. Ook deze versie heeft echter zijn waarde: immers de ziel die wel wordt aangeraakt door de muziek van Orpheus maar die niet op zoek gaat naar de herkomst van die wonderlijke klankvibraties, die niet ingaat op de uitnodiging zich met de wereld van de Geest te herenigen, die niet de door Orpheus neergelaten toonladders gaat beklimmen, brengt Orpheus diepe smart. 

Maar deze smart van Orpheus stuitte in die mythische tijden op veel onbegrip. De mythe vertelt daarom dat toen Orpheus alleen nog maar smartelijke liederen zong over zijn onbeantwoorde liefde, en weigerde de lichte dansmuziek te spelen waaraan men zo gewend was, de bacchanten (de natuurkrachten die erop uit zijn de mens onder te dompelen in een roes van aardse gelukzaligheid) in woede onstaken en hem aan stukken scheurden. 

In hun jaloerse razernij wierpen zij de lier en het hoofd van Orpheus in het water en zij hoopten dat zo iedere nagedachtenis aan Orpheus zou worden uitgewist. Hoe dicht raakt deze overlevering aan de mythe van Osiris en Seth, die zijn koning en broeder vermoordde uit jaloezie, en de ledematen verspreidde in de Nijl! Over de lier verhaalt de mythe evenwel dat priesters deze weer uit het water opvisten en hem in de tempel van Apollo bewaarden – in afwachting van nieuwe boodschappers van het Licht, die met dit instrument opnieuw goddelijke klankgolven over de in disharmonie levende mensheid zouden kunnen uitstorten. 

Maar de geestelijk erfenis van Orpheus was bij de priesters uiteindelijk niet veilig. Toen een zekere Neanthus de magische krachten van de lier voor zijn eigen duistere doeleinden wilde gebruiken, wist hij een priester over te halen hem de lier te geven en in de tempel een replica op te hangen, zodat de roof niet zou worden opgemerkt. 

Op een afgelegen plaats probeerde hij het heilige instrument tot zingen te brengen. Maar zijn ongeoefende vingers brachten slechts vals klinkende akkoorden voort, waar onmiddellijk een meute wilde honden op afkwam, die de overmoedige Neanthus aanvielen en verslonden. Dat de geestelijke erfenis van Orpheus hoe dan ook voor de onheilige handen van de onwetenden onaantastbaar is, blijkt uit het verhaal betreffende het hoofd van Orpheus. Nadat het in de wateren was geworpen zonk het niet maar bleef op de golven wiegen en met verheven hymnen de eeuwige waarheden bezingen.

In veel mythische verhalen heeft het begrip ‘wateren’ betrekking op de onzichtbare kracht- en energiestromen die de macrokosmos, de kosmos en de microkosmos doorvloeien en doordringen en die ruimte en tijd op wonderlijke wijze tot een eenheid samenbinden.

Wanneer men nu verneemt dat het hoofd van Orpheus (symbool van de universele, eeuwige wijsheid) in deze levende wateren aanwezig is, dan wordt daarmee bedoeld dat de geestelijke kennis altijd en overal, dus ook hier en nu, in ongeschonden toestand beschikbaar is. En zij die dorsten naar ware kennis kunnen uit deze waterbronnen putten wat voor hen essentieel is. Nog een opmerkelijk aspect van de figuur van Orpheus. In de Griekse mythologie is sprake van twee zanguitingen die qua werking lijnrecht tegenover elkaar staan. 

Aan de ene kant is er Orpheus wiens gezang het goddelijke beginsel in de mens tot leven kan wekken. Aan de andere kant zijn er de sirenen die de mens van zijn zoektocht naar het hogere afhouden door hem met betoverende zangen op dwaalwegen te lokken.

De sirenen waren aanvankelijk hoog ontwikkelde natuurwezens die zich met vleugels konden opheffen tot de hoogste toppen van kunst die in de wereld van de stervelingen bereikbaar zijn en die grenzen aan de wereld der goden. Omdat zij echter niet van de goden afstamden, hadden de sirenen geen toegang tot de godenwereld. In de zangkunst waren zij echter zo bedreven, hun muzikaal talent was zo verfijnd, dat zij op zeker moment meenden met de muzen te kunnen wedijveren. oor deze overmoed werden ze gestraft: zij veranderden in wezens die half vrouw – half vogel waren. Zij werden bekleed met scherpe stalen veren en moesten hun vleugels afstaan.

In veel mythen zien we hoe de sirenen met hun bijna goddelijke, en daardoor zeer misleidende gezang zeelieden (in de taal der mythen: zij die als Odysseus uitgevaren zijn naar hun thuis, hun werkelijke bestemming) naar gevaarlijke draaikolken lokken of naar rotsige kusten waarop hun schepen stukslaan.

Bekend is het verhaal waarin Odysseus de verleidingen van de sirenen weet te weerstaan door de oren van de roeiers dicht te stoppen met was en zichzelf vast te laten binden aan de mast van de boot. Ook de Argonauten moeten op hun zoektocht naar het gouden vlies, met hun schip de sirenen passeren. Toen deze, zoals gebruikelijk, hun lokzangen lieten horen werd een van de Argonauten onmiddellijk door de meeslepende klanken gegrepen, sprong overboord en verdronk. 

Aan boord van het schip de Argo was echter ook Orpheus die snel zijn lier stemde en met zijn gezang de betovering van de sirenen doorbrak zodat de rest van de bemanning gespaard bleef. In deze voor ons moderne bewustzijn misschien niet altijd even toegankelijke taal van de mythen klinkt toch een duidelijke boodschap door: Wie innerlijk is aangeraakt door de klankvibraties van Orpheus’ lier wordt voor een keuze gesteld: óf meevibreren met de goddelijke muziek en daardoor uiteindelijk binnengaan in een nieuw veld van leven, óf blijven luisteren naar de verlokkende sirenenzangen en daardoor, steeds weer opnieuw, schipbreuk lijden op de klippen van een fundamenteel gebroken bestaanswerkelijkheid. 

Bron: Tijdschrift Pentagram 2011 nummer 5