22 Rozenkruis nu! Gaan wij in het licht der gnosis

Rozenkruis nu! – online jaarprogramma 2024 – week 22
Gaan wij in het licht der gnosis (hymne 168)
1 juni 2024

 

WEEK 1 – WEEK 2WEEK 3 – WEEK 4WEEK 5WEEK 6 – WEEK 7 – WEEK 8 – WEEK 9WEEK 10 – WEEK 11 – WEEK 12 – WEEK 13WEEK 14 – WEEK 15 – WEEK 16 – WEEK 17 – WEEK 18 – WEEK 19 –  – WEEK 20WEEK 21WEEK 22

BESTEL REVEIL

Onze planeet, onze aarde, is een bepaald deel ván het Zonnelichaam, in het Zonnelichaam. Zij, onze aarde, bevat verschillende strata, verschillende lagen, waarvan de buitenste ons stoffelijke levensveld, de ethersfeer en de astrale sfeer vormen. Buiten de astrale sfeer gaat het aardelichaam procesmatig, langzaam, over in het Zonnelichaam. Men zou de aarde dan ook inderdaad een orgaan, een lichaamsdeel van de Zon kunnen noemen. Uit de aarde en in de aarde komt heel ons persoonlijkheidsleven tot ontwikkeling, maar ook niet meer dan dat. En zoals wij uit ervaring weten, bestaat dat leven uit een voortdurend opgaan, blinken en verzinken, een komen én een gaan, in alle aanzichten van het aardse bestaan.

Maar tegelijkertijd is er ook een ander leven dat ons aanraakt. Dat andere leven is ons zeer nabij: het is om ons. Het is een leven dat niet uit de aarde stamt, niet tot de aarde behoort, niet uit de aarde te verklaren is. Wij spreken van de microkosmos en van de daar instralende monade. De microkosmos komt tot ons vanuit het Zonnelichaam, de persoonlijkheid komt uit de aarde.

Er zijn dus in feite twee levenstoestanden, die zich op een zeker moment met elkaar verbinden: een leven vanuit de aarde en een leven vanuit het Zonnelichaam. Vragen wij: ‘Welke van deze twee is nu het belangrijkste?’, dan is het antwoord niet moeilijk te geven: natuurlijk het Zonneleven!

Uit: Reveil
Hoofdstuk 2

BESTEL REVEIL

Gaan wij in het Licht der Gnosis. Deze zin draagt een actie in zich. Een bewegen. Waarheen gaan wij? Waarheen zijn wij op weg? De mens beweegt, ontwikkelt, reist een leven lang – maar waar naartoe? Naar de toekomst? Naar een nog te ontdekken plaats?

We leven op de aarde, die grote bol in het zonnestelsel, waarop de wetten van tijd en ruimte gelden. We weten niet anders, we hebben er altijd mee te maken, iedere mens is er altijd aan onderhevig. Als er iéts constant is in dit leven, zijn het tijd en ruimte. Tijd en ruimte zorgen voor de cyclus van opgaan, blinken en verzinken. En die cyclus zorgt ervoor dat wij mensen ervaren, leren, ontwikkelen, groeien. Wij hebben de tijd en de ruimte dus nodig, het zijn hulpmiddelen.

Het is aantrekkelijk om aan te nemen dat de ervaring van deze hulpmiddelen voor iedereen hetzelfde is, maar dat is niet het geval. Dat blijkt uit de manier waarop wij spreken over tijd en ruimte: ‘Je hebt nog een hele toekomst voor je’, ‘we laten het verleden achter ons’, ‘dat is allemaal achter de rug, ‘we denken nu alleen nog vooruit’.

Het lijkt heel logisch dat wij de toekomst vóór ons plaatsen en het verleden achter ons. Lange tijd werd gedacht dat deze ruimtelijke metafoor voor tijd universeel was. Toch is er een volk in Zuid-Amerika dat deze tijdsmetafoor precies andersom gebruikt. Het Aymaravolk in de Andes ziet het verleden voor zich, en de toekomst achter zich liggen. En in China gebruikt men, naast een horizontale as, ook een verticale as: voor het verleden wijs je naar boven, voor de toekomst naar beneden. De verticale as die Chinezen met handgebaren uitdrukken, vinden we ook terug in hun metaforen. ‘Vorige week’ kunnen ze metaforisch uitdrukken als ‘boven week’ en volgende week als ‘beneden week’. En de week na volgende week is letterlijk vertaald ‘beneden beneden week’.

Dus hoe zit het nou? Is de toekomst voor ons, als een stip op de horizon, of juist in het onzichtbare, onkenbare achter ons? Is het verleden iets dat zich helder en kenbaar in ons gezichtsveld presenteert, of staan wij er met onze rug naartoe gekeerd?

Hier, daar, gisteren, nu, morgen. Het komen en het gaan. Het zijn de dingen van deze wereld. Van ons aardebestaan. De dingen waar we onszelf zo goed mee kunnen afleiden.

Maar tegelijkertijd wordt iedere bewegende, opgaan-blinken-verzinkende mens aangeraakt door een straal. Deze straal is afkomstig uit de Zonnewereld en wil de mens vertellen van het Zonneleven dat voor hem mogelijk is. Een herinnering aan dat Zonneleven wordt aangewakkerd. De mens gaat zoeken. Zoeken naar een plek die niet ‘daar’ of ‘hier’ is, niet ’toen’ of ‘straks’. Een plek die de tijdruimtelijkheid overstijgt. Waarheen moeten wij dan gáán?

Het doet er niet toe of we hier- of daarheen bewegen. Of wij naar voren of achteren kijken. Het Zonneleven is niet voor of achter ons, niet gisteren of morgen. Het is hiér in het eeuwigdurende nu! Het ‘gaan in het licht der Gnosis’ is een beweging die wij maken in onszelf. In dít actuele punt. Het is het proces van transfiguratie. Het proces van transfiguratie bewerkstelligt dat het Zonneleven – dat wil zeggen de eeuwigheid –, en het aardse leven – dat wil zeggen de tijd – volledig één worden. Zodat wij allen de Zonnewereld kunnen betreden.

‘Kracht tot gaan wordt ons geschonken,
’t Morgenlicht golft om ons heen.
Ieder staat hier nu als strijder
nu de Zon der Hoop verscheen.’

 

TEMPELLIED 168

Gaan wij in het Licht der Gnosis
tot ’t gewijde Tempelhuis.
Toont nu met gespreide armen
’t Levend Gouden Rozenkruis.
In het midden van de micros
straalt het goddelijk Idool,
dat als Hoger Zielewezen
glanst in ’t veld der Geestesschool.

Zoals ’t hart, zo zijn de hoofden
van het Gnosisvuur vervuld.
Zo gaan wij dan nu de Berg op
in het Goud Gewaad gehuld.
Komt, gaat met ons ’t steile Pad op
tot de Top der Spijziging,
in de Gnosis die ons liefheeft,
die ons voedt tot loutering.

Kracht tot gaan wordt ons geschonken,
’t Morgenlicht golft om ons heen.
Ieder staat hier nu als strijder
nu de Zon der Hoop verscheen.
Sluit de handen tot één keten,
als één groep, tot arbeid klaar.
Heft de harten tot de Gnosis,
als een ware Priesterschaar.

BESTEL REVEIL

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN J. VAN RIJCKENBORGH