De Rozenkruisers in Nederland, voornamelijk in de eerste helft van de 17e eeuw – Govert Snoek

BESTEL DE ROZENKRUISERS IN NEDERLAND

Met de publicatie van de Fama Fraternitatis (1614), Confessio Fraternitatis (1615) en de Chymische Hochzeit (1616) raakte de beweging van de Rozenkruisers in het begin van de zeventiende eeuw in Duitsland bekend. De twee eerste geschriften werden al snel in het Nederlands vertaald en trokken hier de aandacht. De onderzoeker en auteur Govert Snoeck laat zien wie er zoal in de zeventiende eeuw in Nederland gereageerd hebben. Zowel voorstanders als tegenstanders komen aan het woord. Dit boek geld als het standaardwerk over de vroege fase van de Rozenkruisers in Nederland. Het is een verbeterde en uitgebreidere versie van het proefschrift waarmee de auteur in 1998 promoveerde aan de Universiteit Utrecht. Hieronder volgen een samenvatting (besluit) en de inhoudsopgave.

BESLUIT

In het begin van de zeventiende eeuw bestudeerde een groep vrijzinnige lutheranen in Tübingen, die zich niet kon vinden in de intolerante lutherse theologie en kerk, naast de Bijbel werken van Hermes Trismegistus, Plato, neo-platonici, Pythagoras, de kabbala, mystici, de vroege kerkvaders, J. van Fiore, M. Ficino en andere neo-hermetici waaronder Paracelsus. Bekende personen uit deze Tübinger Kreis waren T. Hess, Ch. Besold, J.V. Andreae en anderen. Vanuit deze groep kwamen de drie echte rozenkruisgeschriften voort. Alvorens deze gedrukt werden circuleerden ze eerst een aantal jaren in handschrift. In de Fama wordt het leven van Christiaan Rozenkruis, de stichter van de orde, beschreven en de vondst en opening van zijn graf in 1604.

Ongetwijfeld is er verband met de ontdekking van twee nieuwe sterren (supernova) in de sterrenbeelden Cygnus en Serpentarius, respectievelijk in 1572 en 1604. De Cygnus (Zwaan), ook wel het Crux Borealis (Noorderkruis), wordt het teken van de Zoon des Mensen genoemd (Mattheus 24:29 en 30). In de Confessio worden ze ’tekens van Gods raad’ genoemd. Men verwachtte in zekere kringen, onder andere de rozenkruisers, een nieuw tijdperk, namelijk dat van de Heilige Geest. Chiliastische ideeën en profetieën speelden hierin een rol.

Uit de Fama en Confessio blijkt dan ook dat de auteur(s) hiervoor een universele reformatie van godsdienst, politiek, wetenschap en mensheid nodig achtte(n). Dat was dus in 2004 precies vierhonderd jaar geleden. Van een reformatie is het onder meer door de dertigjarige oorlog en tegenwerking niet gekomen. Wel bleef het gedachtegoed van de rozenkruisers, weliswaar niet zo op de voorgrond tredend, invloed uitoefenen, tot op de dag van vandaag.

De Chymische Hochzeit kan op diverse manieren geïnterpreteerd worden. Eén daarvan is de vereniging van de herstelde oorspronkelijke ziel, waarvan nog een vonk in de mens bewaard is gebleven, met de Geest. De stoïcijnen Seneca en Cicero meenden ook al dat de mens een vonk van het goddelijke vuur in zich heeft (scintilla animae). Zestiende-eeuwse spiritualisten als D. Joris, H. Niclaes, Hiël en anderen leerden dat eveneens. Coornhert schreef over ’een voncxken des gemoeds, een kleine afglans van zijn goddelijck licht’. Torrentius had het over de opwekking van ’ghodes Creature die in ul. (dood) is’. Voor de moderne rozenkruisers van het Lectorium Rosicrucianum is dat eveneens een belangrijke zaak. Deze opvatting zou ’innerlijke godskennis’ genoemd kunnen worden. Zo beschouwd is er op dat punt een zekere continuïteit.

In de inleiding werd gesteld dat er in de Nederlandse historische literatuur tot nu toe geen duidelijk beeld is gegeven over hoe men in de Nederlanden op de manifesten van de rozenkruisers reageerde. Dit in tegenstelling tot Duitsland, Engeland en Frankrijk, waar historici en anderen zich uitvoerig met de rozenkruisers hebben beziggehouden. Daardoor kan men geneigd zijn te menen dat de roep van de broederschap hier eigenlijk ongemerkt voorbij is gegaan.

Om na te gaan of dat inderdaad het geval is, werd een inventarisatie van bekend en niet bekend materiaal gemaakt. Hiertoe werden de Nederlandse vertaling van de Fama en de Confessio en de reacties daarop nader bezien. Deze laatste kunnen, zoals gezien, onderscheiden worden ten eerste in reacties van personen die door middel van brieven contact poogden te krijgen met de rozenkruisers en ten tweede in reacties van algemener aard met het karakter van een waardeoordeel. Verder werden zoveel mogelijk opmerkingen, notities en dergelijke van tijdgenoten over de rozenkruisers verzameld. Eveneens werden meerdere veilingcatalogi van boeken bestudeerd.

De schrijver hoopt de lezer te hebben laten zien dat uit al de gegevens blijkt dat de rozenkruisers hier wel degelijk bekend zijn geweest. Het was echter niet eenvoudig de informatie bijeen te brengen; veelal was het een vergeefse zoektocht.

Samenvattend komen we tot het volgende beeld. Na het verschijnen van de Fama Fraternitatis te Kassel in 1614 volgden er al vlug herdrukken. De eerste vertaling in een andere taal was in het Nederlands; pas jaren later zou er een Engelse volgen. De Nederlandse vertaler woonde mogelijk in Amsterdam, waar waarschijnlijk ook de Fama en de Confessio, onder de titel ‘Fama Fraternitatis, oft Ontdeckinge van de Broederschap des loflijcken Ordens des Roosen-Cruyces’ met diverse zendbrieven in 1615 werden gedrukt. In 1617 volgde een herdruk waaraan ook Hoberveschel von Hobernfelds Ontdeckinghe werd toegevoegd. Dat er al spoedig twee Nederlandse uitgaven verschenen, toont aan dat er hier belangstelling werd verondersteld. De verkoop van allerlei rozenkruisergeschriften, zoals uit de veilingcatalogi bleek, wijst daar ook op. De Chymische Hochzeit, het laatste echte rozenkruisergeschrift, dat in 1616 in Straatsburg uitkwam, werd echter niet in het Nederlands vertaald; dat gebeurde pas in het begin van de 20e eeuw.

Van een groot aantal personen in Nederland, onder wie zowel Nederlanders als buitenlanders die voor kortere of langere tijd hier verbleven, is bekend dat ze de manifesten gelezen hebben of over de rozenkruisers hadden horen spreken. Genoemd kunnen worden: Th. de Viau, W. Ratke, J. Morsius, M. Maier, W.J. Bleau, A. Sala?, F. Grick, C. van Sichem, C. Drebbel, Ph. Vernatti, D. Stolcius, P. Ziegler, R. Descartes, J.Faulhaber, J.B. van Helmont, Th. Gravius, T. Rodenburg?, P. Mormius, H. Renerius, P. Felgenhauer, J. van der Veen, M. Schoock, C.P. Schagen, S. Hartlib, J. Hübner, F. Breckling, J.A. Comenius, A. von Franckenberg, G.L. Seidenbecher, J.O. Helbig, F.M. van Helmont, Q. Kuhlmann, en J. van de Velde.

Dat blijkt ook uit catalogi en de vele reacties, in wat voor vorm dan ook. Deze laatste kwamen onder meer van P. de Kempenaer, wellicht een van de eerste Nederlanders die de Fama en Confessio gelezen heeft. Verder van de theologen J. Roberti, H. Alting, vier Leidse hoogleraren in de theologie, W. Teellinck, L. Beyerlinck, G. Voetius, J. Hoornbeek en enkele anderen onder wie later A. Ypey. Van de geschiedschrijvers besteedden W. Baudartius, P.J. Twisck, N.J. van Wassenaer, G. Lap van Waveren, G. Hornius, F. Sjoerds en de courantier J.C. Weyerman aandacht aan de rozenkruisers.

Werken van of over hen zijn te vinden in de catalogi van: Van Raphelingen 1619, J. Werrinck 1628, G. Basson 1630, J. Janssonius 1635 en 1640, H. Renerius 1639, J. Elichmann 1640, D. van Vlierden 1646, J. van Assche 1650, J. Verlaen 1665, J. van der Voort 1666, J. Golius 1668, J. Cochius 1670, B. Bahnsen 1670, P. Serrarius 1670, G. Hornius 1673, G. Voetius 1677 en 1679, C. Huygens 1688, L. Schacht 1689, C. van Goor 1694, L. Bocher 1704, B. Furly 1714, M.D.N. Bidstrup 1744 en later P. van Damme 1806, Het Grootoosten in Den Haag 1880 en 1900, F.G. Waller 1918, de loge Concordia Vincit Animos 1940 en de elektronische catalogus van de Bibliotheca Philosophica Hermertica in Amsterdam in 2005.

Van degenen die, voor zover bekend, daadwerkelijk lid wilden worden van de broederschap, is het aantal echter gering. Hieronder waren: Michel le Blon (M.B.); J.B. (Johannes Symonsz van der Beek?, Johannes Bergerus?, Joost Balbian?); L.D.V.Z. (Jan Hendrick van der Ley ?) met een brief geschreven in Warmond; L.V. en A. Hoberveschel von Hobernfeld. De laatste was echter geen Nederlander. Van propaganda van of voor de rozenkruisers is niet direct sprake geweest. Wel kunnen de brieven van de bovengenoemde personen ook als zodanig beschouwd worden. Vooral die van L.D.V.Z.

Wat betreft de organisatie van de rozenkruisers werd een aantal voorbeelden genoemd die op het bestaan daarvan in Nederland wijzen. Te denken valt aan Rubens’ brief aan de Peiresc van 1623, de spotprent op de broederschap van het rode kruis van Pieter Nolpe van 1627 of 1628, de kring rond Torrentius in Haarlem waarin onder meer Christiaen Coppens en Jacob en Michel Pompe(n) verkeerden, de actie die de Gecommitteerde Raden van de Staten van Holland en West-Friesland en het Hof van Holland in 1624 en 1625 ondernamen, het judicium van de Leidse theologen van 1625, de acta van de particuliere synode van Noord-Holland, gehouden te Alkmaar vanaf 14 augustus 1626, Teellincks courant van 1625 en 1626, de maatregelen van 1622 genoemd in Den Italiaenschen Waerseggher, Warmond, de brief aan Van Drielenburch van 1622 en Sorbières brief van 13 juli 1660.

Wie de roep van de rozenkruisers hier introduceerde is niet met zekerheid vast te stellen. Met name doordat niet te achterhalen valt wie de Fama en de Confessio vertaald, gedrukt en uitgegeven hebben. Men zou kunnen denken aan Coornherts vrienden H.L. Spiegel en R. Visscher. Na hun dood heeft J. Torrentius wellicht hun werk voortgezet. Coornherts volmaaktheidsleer werd bijvoorbeeld ook door Torrentius uitgedragen. Van belang is dat Spiegels zoon Maarten in de kring van de schilder verkeerde en dat het taalgebruik van de laatste hier en daar aan dat van Spiegel doet denken.

Het is eveneens van belang er nog eens aan te herinneren dat Spiegel de oom was van Th. Rodenburg, die tevens verwant was aan Torrentius. Rodenburg was verder bevriend met M. le Blon en I. Massa. De laatste was de schoonzoon van G. van der Laen, die met zijn twee zonen Torrentius steunde tijdens diens proces. In Haarlem kwam Torrentius aan huis bij de uit de Zuidelijke Nederlanden afkomstige families Coppens, Pompe(n), Wijnants en (van de) Heuvel, die door huwelijk aan elkaar verwant waren. Het lijkt een hele familie- en vriendenkring te zijn.

De vraag is gesteld naar eventuele invloeden op andere (kerk)genootschappen hier te lande. Hoewel er niet zo veel concrete aanknopingspunten zijn, valt er te denken aan de rijnsburger collegianten, doopsgezinden, böhmisten, spiritualisten, chiliasten, quakers en onafhankelijke figuren, maar waarschijnlijk nog het meest, in een latere periode, aan vrijmetselaars, hoewel zij het zelf daaromtrent niet eens zijn. En verder, mogelijk indirect, via de vrijmetselaars aan het vrijzinnig protestantisme en natuurlijk de moderne rozenkruisers.

Dit alles geeft aanleiding tot de veronderstelling dat in Nederland de rozenkruisers in de een of andere vorm van organisatie, in los of hecht verband, actief zijn geweest. Er valt echter weinig concreets over te zeggen, er zijn geen notulen, statuten of iets dergelijks van bekend. Dat is niet verwonderlijk. In Duitsland, waar de rozenkruisers vandaan kwamen, zijn er wat dat betreft ook (nog) geen gegevens voor deze periode. Verborgenheid en blijkbaar een losse organisatievorm zijn nu eenmaal kenmerken van deze broederschap, zoals overigens ook bij andere bewegingen die naar een innerlijke kennis van God streefden. Voorbeelden hiervan zijn de schwenckfeldianen, weigelianen, paracelsisten, albadaïsten, franckisten, leden van het Huis der Liefde, davidjoristen, hiëlisten, coornhertisten, perfectisten, alchemisten en böhmisten.

Aan het einde van de Fama valt dan ook te lezen dat het huis van de broeders van het rozenkruis voor de profanen voor altijd verborgen zal blijven. Maar wellicht komen we door de speurzin van toekomstige onderzoekers, die net zo geïnteresseerd zijn in het onderwerp als de auteur, meer te weten over de rozenkruisers in Nederland of over hen die daarvan lid wilden worden. Belangstelling is er in ieder geval geweest. Daaraan behoeft niet meer getwijfeld te worden.

1 INLEIDING

In 1614 verscheen in Kassel het anonieme geschrift Allgemeine und General Reformation, der gantzen weiten Welt. Beneben der Fama Fraternitatis, dess Löblichen Ordens des Rosenkreutzes, an alle Gelehrte und Häupter Europae geschrieben: Auch einer kurtzen Responsion, von dem Hernn Haselmeyer gestellet, welcher deswegen von den Jesuitern ist gefänglich eingezogen, und auff eine Galleren geschmiedet: Itzo öffentlich in Druck verfertigt, und allen trewen Hertzen communiciret worden. Hiermee en met het in de Fama aangekondigde vervolg, de Confessio Fraternitatis RC, dat in 1615 eveneens in Kassel gedrukt werd, kwam de broederschap van het rozenkruis in de belangstelling te staan. In korte tijd – er volgden herdrukken in diverse Duitse steden, waarschijnlijk ook in Amsterdam – werden deze geschriften verspreid over Duitsland, Nederland, Engeland, Oostenrijk, Frankrijk en Italië.

De Fama en Confessio kondigden een ophanden zijnde hervorming van de wereld aan, een vergroting van de wetenschap alsmede de vernieuwing van de religie en de kunst. Velen reageerden op deze roep door middel van brieven, traktaten en pamfletten. Er volgden, voor zover bekend, slechts enkele reacties van de broederschap op al deze steunbetuigingen en toetredingspogingen.

In 1616 verscheen in Straatsburg het eveneens anonieme werk getiteld Chymische Hochzeit: Christiani Rosenkreutz. anno 1459. Hiervan is als enige van de drie geschriften de auteur met zekerheid bekend. De predikant Johann Valentin Andreae heeft namelijk in zijn autobiografie verklaard dat hij de Chymische Hochzeit rond 1605, dus op negentienjarige leeftijd, geschreven had. Dat verklaart waarom men hem later ook het auteurschap van de Fama en Confessio toedacht. Hij zou een vertegenwoordiger van de rozenkruiserbroederschap zijn. Anderen meenden dat hij degene was die de mythe of fictie van de rozenkruisers de wereld ingestuurd had.

Reeds enkele jaren na 1614 tot op de huidige dag zijn er vele theologen, predikanten, historici, natuurvorsers, theosofen, vrijmetselaars, antroposofen, rozenkruisers en anderen geweest die opmerkingen, verslagen, verklaringen en studies lieten verschijnen over aard, doel, wezen, geschiedenis en vooral de auteur(s) van de manifesten. Ondanks de tamelijke verborgenheid van de broederschap is er zo een omvangrijke literatuur ontstaan die toch in Nederland niet zo bekend is.

Enkele bekende auteurs en hun werk op dit gebied zijn de theoloog en piëtist Gottfried Arnold, Unpartheyische Kirchen und Ketzer Historie, Frankfort 1699/1700; de theoloog Johann Salomo Semler, Unparteiische Samlungen zur Historie der Rosenkreuzer, Leipzig 1786- 1788; de historici Christoph Gottlieb von Murr, Über den wahren Ursprung der Rosenkreuzer und des Freymaurerordens. Nebst einem Anhange zur Geschichte der Tempelherrn, Sulzbach 1803 en Johann Gottlieb Buhle, Über den Ursprung und die vornehmsten Schicksale der Orden der Rosenkreuzer und Freymaurer. Eine historisch-kritische Untersuchung, Göttingen 1804; de arts en vrijmetselaar Ferdinand Katsch, Die Entstehung und der wahre Endzweck der Freimaurerei, Berlijn 1897.

Veel geraadpleegde standaardwerken uit de 20e eeuw zijn: A.E. Waite, The Brotherhood of the Rosy Cross, Londen 1924; R. Kienast, Johann Valentin Andreae und die vier echten Rosenkreuzerschriften, Leipzig 1926; W.E. Peuckert, Die Rosenkreutzer, Jena 1928; H. Schick, Das ältere Rosenkreutzertum, Berlijn 1942 en P. Arnold, Histoire des Rose-Croix, Parijs 1955. Van recenter datum zijn F.A. Yates, The Rosicrucian Enlightenment, Londen 1972; R. van Dülmen, Die Utopie einer christlichen Gesellschaft. Johann Valentin Andreae, Teil 1, Stuttgart 1978; Ch. McIntosh, The Rosy Cross Unveiled, Wellingborough 1980; R. Edighoffer, Rose-Croix et société idéale selon Johann Valentin Andreae I, Neuilly sur Seine 1982, II, Parijs 1987 en als laatste Siegfried Wollgast, Philosophie in Deutschland zwischen Reformation und Aufklärung 1550-1650, Berlijn 1988 met een uitgebreid hoofdstuk over de rozenkruisers. Dit is uiteraard maar een beperkte literatuuropgave. Verder verschenen er nog vele artikelen in diverse historische, kerkelijke, taalkundige- en vrijmetselaartijdschriften en verzamelbundels. Ondanks dit alles is de studie van de rozenkruisers onder historici toch niet zo populair; mogelijk door de ondoorzichtigheid van het onderwerp.

Vergeleken met de ons omringende landen is er op het gebied van onderzoek naar de rozenkruisers in Nederland verbazingwekkend weinig gedaan. In twee bekende standaardwerken, namelijk die van C.B. Hylkema, Reformateurs. Geschiedkundige studiën over de godsdienstige bewegingen uit de nadagen onzer gouden eeuw, Haarlem 1900 en van J. Lindeboom, Stiefkinderen van het Christendom, ’s-Gravenhage 1929 waarin juist allerlei bijzondere geestelijke bewegingen behandeld worden, komen ze ook niet of nauwelijks voor. J.H. Maronier noemt de rozenkruisers weliswaar kort in een soortgelijk maar minder bekend werk: Het inwendig woord. Eenige bladzijden uit de geschiedenis der hervorming, Amsterdam 1890, maar ziet er een mystificatie in.

Er is onder andere in de 17e eeuw door de theologen Gisbertus Voetius en Johannes Hoornbeek en de geschiedschrijver Nicolaes Jansz van Wassenaer aandacht aan de rozenkruisers besteed waarop nog uitvoerig zal worden ingegaan. Eind 18e, begin 19e eeuw behandelde de theoloog Annaeus Ypey hen eveneens. Verder werd er onderzoek gedaan door de vrijmetselaren J.J.F. Noordziek (1863) en J.P. Vaillant (1864) en worden ze nog vermeld in verschillende naslagwerken waaronder de Navorscher IV (1854); V (1855); VIII (1858) en het Woordenboek voor Vrijmetselaren, Haarlem 1884 van A.S. Carpentier Alting. Van de 20e eeuw kunnen genoemd worden: H.J. van Ginkel, een theosoof en lid van de gemengde vrijmetselarij, die in 1906 een artikel over de rozenkruisers in De Vrijmetselaar schreef; A. Bredius, de bekende kunsthistoricus, publiceerde Johannes Torrentius, Den Haag 1909 met weergave van officiële akten in verband met het onderzoek tegen de rozenkruisers; Annie Kerdijk, eveneens theosofe en lid van de gemengde vrijmetselarij, maakte een Nederlandse vertaling van de manifesten en de Chymische Hochzeit, die gedrukt werd door Van Ginkel, Amsterdam, 1912; de in de gnostiek geïnteresseerde hegeliaan G.J.P.J. Bolland, De vrijmetselarij voorheen en thans 3e druk, Leiden 1915; de spinozist W. Meijer, De Rozenkruisers of de Vrijdenkers der 17e eeuw, Haarlem 1916; de theosoof en advocaat en lid van de senaat in België Fr. Wittemans, Geschiedenis van de orde der Rozenkruisers, Den Haag 1921 en 1924; Frater Syntheticus, De Rozenkruisers, Amsterdam 1922; de notaris L.A. Langeveld, Alchemisten en Rozenkruisers, Epe 1926; ir. A.A.W. Santing, De manifesten der rozenkruisers, Amersfoort 1930 en eveneens van dezelfde De historische rozenkruisers en hun verband met de vrijmetselarij in Bouwsteenen, 1929-1932. De beide laatsten waren vrijmetselaar. In de crisisjaren werd Santing financieel ondersteund door S. van West, later directeur van scheepswerf Wilton-Feijenoord in Schiedam, om onderzoek te doen naar de rozenkruisers. Het resultaat waren de twee genoemde werken.

De jurist R. Baelde, actief onder meer in het vrijzinnig protestants jeugdwerk, gefusilleerd in 194211, besteedde in zijn proefschrift Studien over godsdienstdelicten, ’s-Gravenhage 1935, een paragraaf aan de rozenkruisers en Johannes Torrentius. J. van Rijckenborgh, de medeoprichter van het Lectorium Rosicrucianum, gaf in 1937 de manifesten en de Chymische Hochzeit uit; later (1966, 1967 en 1969) herdrukt met een esoterische verklaring. Hierbij wordt echter geen aandacht aan de historie gegeven. A.J. Rehorst nam in zijn werk Torrentius, Rotterdam 1939 veel van Bredius over maar voegde ook eigen vondsten toe. De rozenkruisers worden in enkele andere artikelen en werken eveneens kort genoemd.

Dan is het een tijd stil rond de historische rozenkruisers. Ze worden pas weer besproken in 1970 in het historisch tijdschrift Spieghel Historiael in een artikel van de historicus F.F.J. Schouten waarin een overzicht wordt gegeven van de bekende feiten. In het vrijmetselaarstijdschrift Het Rozekruis (1976-1978) staat van de advocaat J. Sepers een interessante artikelenreeks over de oude rozenkruisers. N. Bollen schreef De rozenkruisers manifesten, hun oorsprong en furore in Duitsland 1600-1620, een kandidaatsscriptie uit 1978 aan de rijksuniversiteit te Groningen. Nuttig was en is de fotomechanische herdruk, van ongeveer 1978, van de Fama en Chymische Hochzeit door uitgeverij Cagliostro te Rotterdam.

Ter gelegenheid van de vierhonderdste geboortedag in 1986 van Andreae organiseerde de Bibliotheca Philosophica Hermetica te Amsterdam een tentoonstelling en symposium waarvan het verslag valt te lezen in: Johann Valentin Andreae 1586-1986. Katalog einer Ausstellung in der Bibliotheca Philosophica Hermetica, Amsterdam 1986 en Das Erbe des Christian Rosenkreuz, Amsterdam 1988. Van juli 1989 dateren twee doctoraalscripties, respectievelijk voor kunstgeschiedenis en geschiedenis. De eerste is van P.F.W. Huys, Iesu mihi omnia. Een onderzoek naar het ontstaan van een nieuwe beeldtaal bij de vroege rozenkruisers, aan de universiteit van Amsterdam en de ander van G.H.S. Snoek, De rozenkruisers in Nederland. Voornamelijk in de eerste helft van de 17e eeuw. Een inventarisatie, aan de rijksuniversiteit van Utrecht. Oscar Hinze gaf een astrologische duiding van de zeven dagen van de Chymische Hochzeit onder de titel Kosmologische Betrachtungen zur Chymischen Hochzeit Christiani Rosencreutz anno 1459, Moos-Weiler 1991.

In november 1993 werd een symposium georganiseerd in de Vrije Hogeschool te Driebergen, dat eveneens in boekvorm is uitgegeven, getiteld De rozenkruisers ontsluierd, Zeist 1994. De Bibliotheca Philosophica Hermetica organiseerde in samenwerking met de Herzog August Bibliothek in november 1994 te Wolfenbüttel een symposium over de rozenkruisers onder de titel: Rosenkreuz als europäisches Phänomen im 17. Jahrhundert, waarna op 3 maart 1995 de daarbij behorende tentoonstelling geopend werd. De titel van de begeleidende catalogus van de hand van C. Gilly luidt: Cimelia Rhodostaurotica. Die Rosenkreuzer im Spiegel der zwischen 1610 und 1660 entstandenen Handschriften und Drucke. Deze tentoonstelling werd hierna op 31 augustus 1995 in de universiteitsbibliotheek van Amsterdam geopend met een wat gewijzigde catalogus maar onder dezelfde titel.

Eind 1996 verscheen te Zeist van de antroposofe Ria Pandelaers – Van Spaendonk De beeldenwereld van Christian Rosencreutz en in 1997 De Chymische Bruiloft van Christian Rosencreutz. Een christelijke inwijdingsweg, Zeist, met commentaar van Bastiaan Baan, eveneens antroposoof. Verder kwam in oktober 1998 van de pers De Alchemische Bruiloft ontcijferd. Een commentaar op het inwijdingsgeschrift der rozenkruisers, met veel wiskundige en rekenkundige structuren van Munin Nederlander, uitgegeven door Metamorfose te Rotterdam.

Bovendien kan genoemd worden de geslaagde tentoonstelling in de Koninklijke Bibliotheek van 11 december 1998 tot en met 19 februari 1999 met als titel De Roep van het Rozenkruis, Vier eeuwen levende traditie, georganiseerd door de Bibliotheca Philosophica Hermetica en het Lectorium Rosicrucianum te Haarlem. Onder dezelfde titel verscheen een begeleidende catalogus van de hand van F. Smit, uitgegeven door de Rozekruis Pers te Haarlem. Bij de opening van de tentoonstelling werd tevens gepresenteerd, uitgegeven door de zoëven genoemde Rozekruis Pers, het werk Fama Fraternitatis. Het oudste manifest der rozenkruisers broederschap, bewerkt aan de hand van teruggevonden manuscripten, ontstaan vóór de eerste druk van 1614, door Pleun van der Kooij.

Het werd voorzien van een interessante inleiding over het ontstaan en de geschiedenis van de manifesten van de rozenkruisers door Carlos Gilly. Als laatste moet gewezen worden op het door de Bibliotheca Philosophica Hermetica in januari 2002 fraai uitgegeven Rosenkreuz als europäisches Phänomen im 17. Jahrhundert. Dat zijn de bijdragen, uitgesproken tijdens het gelijknamig symposium te Wolfenbüttel in 1994. Zo is dan de laatste jaren in Nederland opnieuw belangstelling ontstaan voor het onderzoek naar de historische rozenkruisers. In esoterische kring is deze interesse echter nooit weg geweest.

In de meeste moderne bovenvermelde Nederlandse werken worden de Nederlandse vertaling van de Fama en enkele reacties daarop alsmede de zaak Torrentius genoemd maar daar blijft het veelal bij. Uit deze magere gegevens zou geconcludeerd kunnen worden dat er in Nederland nauwelijks interesse was voor de rozenkruisers. Of dat inderdaad het geval is, kan echter pas na een inventarisatie van het bekende en niet bekende materiaal betreffende de rozenkruisers beaamd worden. Daartoe werden in dit werk de Nederlandse vertaling van de Fama en de Confessio en de reacties hierop nader bezien.

Deze laatste kunnen onderscheiden worden in reacties van personen die door middel van brieven contact poogden te leggen met de rozenkruisers, in de hoop opgenomen te worden in de broederschap. De andere vormen van de te behandelen reacties zijn algemener van aard en dragen vaak het karakter van een waardeoordeel. Ook zullen zoveel mogelijk opmerkingen, notities en dergelijke van tijdgenoten, die betrekking hebben op de rozenkruisers in Nederland, vermeld worden. Eveneens worden enkele veilingcatalogi van boeken nader bezien om na te gaan of hier ook rozenkruiserliteratuur verkrijgbaar was.

Uit dit alles zal dan wellicht blijken dat men hier ook bekend was met de rozenkruisers, ondanks het feit dat zij in de Nederlandse historiografie niet behandeld werden. Er werd gebruik gemaakt van de werken van bovengenoemde twintigste eeuwse Nederlandse auteurs die, hoewel veelal geen historici, op dit gebied toch pioniers waren en redelijk neutraal stonden ten opzichte van het onderwerp. Hun werk werd verder aangevuld met eigen onderzoek, dat mede mogelijk werd gemaakt door verschillende informanten die nog nader genoemd zullen worden. Van de personen uit de 17e eeuw die ter sprake komen, zal voor zover mogelijk aangegeven worden in hoeverre ze louter kennis van de rozenkruisers hadden, of zij lid wilden worden van de broederschap en of ze propaganda voerden.

Het is niet de bedoeling een uitvoerige analyse van de leer van de rozenkruisers te geven, noch van de eventuele invloeden die ze later uitoefenden op kerkgenootschappen in Nederland, maar eenvoudigweg om de reeds bekende feiten op een rijtje te zetten en deze aan te vullen met eigen onderzoek om zo te zien of en hoe men hier op de rozenkruisers reageerde. Op een andere vraag, zoals die of er ook in ons land een afdeling van de broederschap is geweest, zal worden ingegaan, maar deze is toch geen hoofdzaak. Het gaat in de eerste plaats om een inventarisatie teneinde vast te stellen of in de Republiek op de roep van de rozenkruisers gereageerd werd. In hoofdstuk 2 wordt eerst een algemeen overzicht gegeven.

INHOUDSOPGAVE

    1. Inleiding
    2. Achtergrond 2.1 Rond 1600 – 2.2 Overzicht van de rozenkruisers vanaf circa 1600 –
      2.3 De manifesten (Fama, Confessio en Chymische Hochzeit) – 2.4 Samenvatting van de manifesten – 2.5 Herkomst manifesten – 2.6 Aard en doel van de rozenkruisers – 2.7 Reacties op de manifesten – 2.8 Rozenkruisers, “Dichtung oder Wahrheit”
    3. De Nederlandse Fama Fraternitatis en Confessio Fraternitatis en Nederlandse reacties (1615-1624)
      3.1 Fama Fraternitatis en Confessio Fraternitatis – 3.2 Chymische Hochzeit – 3.3 Nederlandse reacties (1615-1624) op de Fama Fraternitatis en Confessio Fraternitatis – 3.4 Paulus de Kempenaer – 3.5 M.B. – 3.6 J.B. – 3.7 L.V. – 3.8 L.D.V.Z. – 3.9 Andreas Hoberveschel von Hobernfeld – 3.10 Samenvatting Nederlandse reacties – 3.11 Dirck Volkertz Coornhert
    4. Johannes Torrentius (Johannes Symonsz van der Beek) / Haarlem 4.1 Het proces Torrentius – 4.2 Steun en gratie voor Torrentius, Massa, Le Blon, Vernatti – 4.3 Torrentius een verdacht persoon ? – 4.4 Huygens en Torrentius – 4.5 Torrentius’ ’sociëtijt’ – 4.6 Torrentius’ leer – 4.7 Torrentius rozenkruiser ? – 4.8 Vrienden en bekenden van Torrentius – 4.9 Besluit
    5. Enkele theologen over de rozenkruisers 5.1 Jean Roberti (Rudolf Goclenius en Johannes Baptista van Helmont) – 5.2 Het oordeel van de Leidse theologen – 5.3 Willem Teellinck – 5.4 Gravamina Harlemensis – 5.5 Laurentius Beyerlinck – 5.6 Gisbertus Voetius – 5.7 Johannes Hoornbeek – 5.8 Petrus van Mastricht, Franciscus Ridderus, Johannes à Marck, Friedrich Adolph Lampe – 5.9 Besluit theologen
    6. Enkele historieschrijvers over de rozenkruisers 6.1 Willem Baudartius – 6.2 Pieter Jansz Twisck – 6.3 Nicolaes Jansz van Wassenaer – 6.4 Gijsbert Lap van Waveren – 6.5 Johannes Cluverus – 6.6 Georg Hornius – 6.7 Foeke Sjoerds
    7. Den Italiaenschen Waerseggher en een Silezische monnik
    8. Plaatsen in verband gebracht met de rozenkruisers 8.1 Amsterdam – 8.1.1 Rubens aan de Peiresc – 8.1.2 Joachim de Wicquefort en Andreae’s Societas Christiana, Menasseh ben Israel, Petrus Sarrarius, Samuel Hartlib, John Dury, Jan Amos Comenius – 8.1.3 Een spotprent op de broederschap van het roode kruis – Johannes Torrentius – Roemer Visscher – Maria Tesselschade Visscher – Theodoor Rodenburg – Pieter Cornelisz Hooft – Joost van den Vondel / Constantijn Huygens – Joost van den Vondel – Constantijn Huygens – Samuel Coster – Een onbekende en de duivel – Besluit spotprent op de rozenkruisers – 8.1.4 Gerard Thibaults schermclub – Nicolaes van der Laen, Cornelis van Hogelande, Rene Descartes – Theodoor Rodenburg, Anna Roemers Visscher, Anna Maria Schuurman – Adrian van Nieulandt – Johannes Torrentius – Michel le Blon, Daniel Jonctys, Daniel Sennert – Besluit Gerard Thibault – 8.1.5 Michael Maier – 8.1.6 Johann Rudolf Glauber – 8.1.7 Pieter Cornelisz Plockhoy van Zierikzee en Andreae’s Invitatio Fraternitatis Christi – 8.1.8 Franciscus van den Enden en Baruch de Spinoza – 8.1.9 Een rozenkruisgebed – 8.1.10 Besluit Amsterdam – 8.2 ’s Gravenhage – 8.3 Leiden – 8.3.1 Thomas en Govert Basson – 8.3.2 Robert Fludd – 8.3.3 Govert Basson, Robert Fludd, Henri Renerius, Pieter Rammaseyn, Barend Rhijnenburg, Laurens Gysbertsz van Nyendael, Adriaan Vlacq, Nicolas Barnaud, Cornelis Daemsz – 8.3.4 Govert Bassons veilingcatalogus van 1630 – 8.3.5 Vervolg catalogus Basson – 8.3.6 Catalogus Van Raphelingen – 8.3.7 Catalogus Johannes Werrinck – 8.3.8 Johannes Antonides van der Linden – 8.3.9 Catalogus Johann Elichmann – 8.4 Warmond – 8.4.1 Rozenkruisers in Warmond
    9. Personen in verband gebracht met de rozenkruisers 9.1 Daniel Stolcius (Stoltz von Stoltzenberg) – 9.1.1 Daniel Stolcius en zijn album amicorum – 9.1.2 Willem Jansz Blaeu – 9.1.3 Besluit Stolcius – 9.2 Cornelis Drebbel – 9.2.1 Was Julianus de Campis een pseudoniem voor Cornelis Drebbel ? – 9.2.2 Leven van Drebbel – 9.2.3 Gerrit Pietersz Schagen – 9.2.4 Gerrit Pietersz Schagen, taal der natuur – 9.2.5 Gerrit Pietersz Schagen als uitgever – 9.2.6 Jan Hendrick Jarichs van der Ley – 9.2.7 Cornelis Drebbel en Hendrick Goltzius – 9.2.8 Drebbels vrienden in Alkmaar en zijn geschriften – 9.2.9 Praag, Londen – 9.2.10 Samenvatting Drebbel – 9.3 Joachim Morsius – 9.3.1 Morsius in Nederland – 9.3.2 Joachim Morsius, Frans van Schooten, Johannes Mercator, Bernhard Paludanus, Jan Izaac Pontanus, Ernst Brinck en anderen – 9.3.3 Ernst Brinck, Philipp Ziegler – 9.3.4 Joachim Morsius, Ysbrandt van Rietwyck, Daniel van Vlierden – 9.3.5 Morsius’ latere reizen in de Republiek – 9.3.6 Besluit Morsius – 9.4 Petrus Mormius (Pierre Morme) – 9.4.1 Mormius als auteur – 9.4.2 Comenius over Drebbel en Morme – 9.4.3 Identiteit Mormius – 9.4.4 Herkomst Mormius – 9.4.5 Besluit Mormius – 9.5 Friedrich Grick – 9.5.1 Grick als veelschrijver – 9.5.2 Herkomst Grick – 9.5.3 Grick in Altdorf – 9.5.4 Grick als dichter – 9.5.5 Besluit Grick – 9.6 Michel le Blon – 9.6.1 De Bry, Jennis – 9.6.2 Verdere verwanten van Michel le Blon – 9.6.3 Michel le Blon, Böhme en de rozenkruisers – 9.6.4 Böhme en rozenkruisers – 9.6.5 Besluit Michel le Blon – 9.7 Vincent van Drielenburch, Jan van Doorn, Jan Jansz van Arnhem, Jacob van der Voort en anderen – 9.7.1 Een brief van de rozenkruisers aan Vincent van Drielenburch – 9.7.2 Utrecht, Jan van Doorn – 9.7.3 Jan Jansz. van Arnhem – 9.7.4 Van Drielenburch en alchemie ? – 9.7.5 Leven van Van Drielenburch – 9.7.6 Na 1618 – 9.7.7 Nieuwe problemen met de magistraat – 9.7.8 Nog meer problemen – 9.7.9 Portret Van Drielenburch – 9.7.10 Geschriften van Van Drielenburch – 9.7.11 Conclusie Van Drielenburch
    10. Besluit 

        Résumé
        Bijlagen
        Literatuur
        Ongedrukte bronnen
        Afkortingen
        Personenregister

BESTEL DE ROZENKRUISERS IN NEDERLAND