BESTEL KABBALA ALS LEVENSKUNST
Geluk, liefde en rechtvaardigheid. Het zijn thema’s die elk individu en elke gemeenschap raken. Hoe geven we op een zinvolle manier vorm aan ons leven en dragen we bij aan dat van anderen? Kortom: wat is de kunst van het leven? ‘Kabbala als levenskunst’ gaat op deze bestaansvragen in. De kabbala, een oeroude joodse traditie, geeft een diepgaand inzicht in het wezen van de mens. De kabbala vertelt veel spirituele verhalen en laat die hand in hand gaan met een zorgvuldige analyse van de mens. Ook al is de mens ‘een vat vol tegenstrijdigheden’ en is de wereld gebroken, de kabbala biedt een helend perspectief.
Een manier van leven en beleven, dat is joodse mystiek in de eerste plaats. De psychologische en therapeutische waarde en toepassing van kabbala staan in dit boek dan ook centraal. Voor iedereen die verlangt en streeft naar helend inzicht en mystieke wijsheid.
Dr. Marcus van Loopik (1950) is judaïcus en grafisch kunstenaar. Joodse mystiek is voor hem een vanzelfsprekend onderdeel van zijn joods zijn. Hij promoveerde aan de VU op joods messianisme en publiceerde veel over het jodendom, onder andere voor het tijdschrift Tenachon.
VOORWOORD
De ziel en zijn maker
Buig voor God, mijn wijze kostbare ziel,
maak haast Hem te dienen in vreze.
Denk aan jouw eeuwige wereld, nacht en dag.
Waarom zou je ijdelheid najagen, waarom?
Verwant ben je, zolang je leeft, aan de levende God,
Die verborgen is zoals jij verborgen bent.
Is jouw Formeerder niet puur en vlekkeloos?
Weet dat ook jij puur en gaaf bent.
De Machtige draagt de hemelen op zijn arm,
zoals jij het sprakeloze lichaam draagt.
Laat, mijn ziel, je liederen voor jouw Rots komen,
Die jouw gestalte niet in het stof legt.
Al wat in mij is, zegent voortdurend jullie Rots,
Wiens naam al wat adem heeft prijst.
Sjlomo Ibn Gabirol (1021-1058)
Vele religieuze en theologische voorstellingen hebben schipbreuk geleden op de harde rotsen van de geschiedenis. Het geloof van mijn kinderjaren – in een God die letterlijk de Rietzee spleet en de zon deed stilstaan bij Gibeon (vgl. Joz.10:11-13) – is vervluchtigd. In plaats daarvan is ruimte ontstaan voor een God die zich minder luidruchtig en opvallend op het podium van de geschiedenis begeeft. De God van mijn latere jaren is niet langer meer een acteur binnen sterke verhalen, hoewel ik niet zonder weemoed daaraan terugdenk. De Bijbel leert het al: God manifesteert zich niet in een alles verbrijzelende storm, een aardbeving of een gericht van vuur, maar in het geluid van een zachte stilte (vgl. I Kon. 19:11-13)
De herinnering aan Auschwitz en andere gruwelijkheden in de gang van de mensheid bemoeilijken het geloof in een God die voortdurend en op een historie die zoveel vragen naar Gods presentie onbeantwoord laat, kunnen we intimiteit met de Allerhoogste slechts herwinnen door een beslissende keuze: onze waardigheid als mens, als beeld en gelijkenis van God, waarmaken tegenover de naaste. Alleen dat kan een herhaling van de hel op aarde voorkomen.
We kunnen iets van God zichtbaar maken door als gevolmachtigde van de Schepper in deze godloze wereld daar aanwezig te zijn waar Hij schijnt te ontbreken.Zo God in aardse contreien opereert, dan vooral in en door de mens, in diens goede en helende daden. Zo blijft goddelijke aanwezigheid een onbetwijfelbare realiteit en een fundament van zingeving.
De idee van de mens als beeld van God op aarde vinden we plastisch en poëtisch verwoord in de rabbijnse traditie, met name in de kabbalistische mystiek. Zoals een architect iets van zijn wezen in een bouwwerk legt, zo herkennen we in het universum iets van de essentie van de Opperbouwmeester en van diens kleine ‘partner’ in het scheppingsproject: de mens als beeld van God. Wie de krachten en eigenschappen van de Grote Bouwmeester beschrijft, schetst daarmee ook de mens, Gods afgevaardigde op aarde die geformeerd is naar Zijn beeld en gelijkenis. Theologie en antropologie overlappen elkaar vanuit dit standpunt bezien.
Om de ‘verwantschap’ tussen God en mens te verduidelijken hanteert de kabbalistische mystiek de gestalte van de ‘hemelse oermens’, de Adam Kadmon. De Adam Kadmon diende de Schepper als spiritueel model bij de schepping van mens en kosmos. De beschrijving van Gods eigenschappen in de vorm van deze archetypische oermens treedt buiten de grenzen van een zuiver theologisch verhaal. Het model van de Adam Kadmon levert de bouwstenen voor een levensfilosofie en evenwichtig menselijk bestaan.
Met het mensbeeld van de joodse kabbala bezitten we een werkzaam instrument voor de ontwikkeling van zelfkennis. De wereld- en mensbeschouwing van de kabbala levert een functioneel werkmodel voor pastores, geestelijk verzorgers en psychotherapeuten. Kennis ervan kan effectief bijdragen aan persoonsanalyse en hulp bieden bij allerlei levensproblemen. Het kabbalistische mensmodel stelt ons bovendien in staat om kritisch inzicht te verwerven in maatschappelijke situaties en processen. Kabbalistisch inzicht in de relatie tussen God, de kosmos en de mens kan wezenlijk bijdragen aan zingeving van ons individuele bestaan en dat van de gemeenschap.
Met mijn betoog richt ik mij tot een groot publiek, maar in het bijzonder tot pastores en geestelijke raadslieden, zowel tot hen die behoren tot het jodendom als tot anderen. Deze publicatie vormt de neerslag van studie en lessen over joodse mystiek zoals ik die onder andere heb gegeven voor Stichting Pardes (Amsterdam) en in het leerhuis van de synagogen van Leiden en Zwolle. Met deze publicatie wil ik dit belangrijke thema voor velen toegankelijk maken.
Mijn streven is vooral te laten zien dat kabbalistische mystiek veel meer vertegenwoordigt dan een esoterisch deze vorm van mystiek betekent bovenal een wijze van leven en beleven. Kabbala leert ons met analytische en spirituele blik naar de dagelijkse wereld om ons heen te kijken, niet in de laatste plaats ook naar onszelf. De mens vormt volgens de kabbalisten een vat vol tegenstrijdige impulsen binnen een werkelijkheid die verscheurd en gebroken is. Kabbala helpt op een helende manier met onszelf en de wereld om te gaan en met de wisselende lotgevallen van het bestaan in het reine te komen.
Kelippot
Rebbe,
Kijk
met onze ogen
door de kieren van verdriet.
Laag achter laag,
schil over schil,
wie bevrijdt hun vlam?
Woord na woord,
daad na daad,
onder de huid
van het leven.
Marcus van Loopik, Hilversum
VERANTWOORDING
Publicaties over joodse mystiek verzanden al snel in doorwrochte maar complexe uiteenzettingen over de historische en tekstuele ontwikkeling van mystieke ideeën. Veel boeken over joodse kabbala blijven daarom beperkt tot de literaire wordingsgeschiedenis van joodse mystieke geschriften, met alle ongerijmdheden en tegenstrijdigheden van dien. De onoverzichtelijkheid van een complexe historische analyse heb ik hier willen vermijden. Naar volledigheid heb ik niet gestreefd, opdat de stof beperkt kon blijven tot het gekozen hoofdthema: joodse mystiek als levensfilosofie en instrument tot kritische zelfanalyse, de therapeutische waarde en praktische toepassing van het joods-mystieke mensbeeld.
Om de stof voor de lezer inzichtelijk te maken, heb ik een herkenbare lijn uitgezet. Ik begin met een korte inleiding en globale beschrijving van kernbegrippen rond het mensbeeld van de joodse kabbala. Daarbij vertel ik een chassidisch – om de kabbalistische kernbegrippen op emotioneel navoelbare wijze te illustreren. Het introducerende verhaal is in het bijzonder van belang omdat het als uitgangspunt dient voor de ordening en de structuur van de erop volgende analyse van het kabbalistische mensbeeld. In die analyse bespreek ik de praktische betekenis van kabbala voor het verwerven van zelfkennis en zingeving van het bestaan. Daarbij toon ik hoe joodse mystiek een dialogisch en therapeutisch leermodel levert dat ons ook verder helpt in de ontmoeting en de dialoog met mensen uit andere culturen, ook met ongelovigen. Dit analytische gedeelte vormt de kern van het boek.
We concentreren ons in dit boek dus bovenal op de psychologische en praktische toepassing van joodse mystiek. Een extra toelichting bij een aantal concepten en voorstellingen uit die mystiek is te vinden in de toegevoegde appendix. Ik bespreek daar enkele mystieke thema’s die verdieping behoeven, omdat zij nog niet in detail waren beschreven om de verhaallijn en het betoog niet onnodig te onderbreken. De inhoud van de appendix is meer gericht op theoretische en theosofische aspecten van de kabbala. Op historische ontwikkelingen ga ik daarbij omwille van de helderheid slechts summier in.
De psychologische, maatschappijkritische en therapeutische betekenis van het kabbalistische godsbeeld, dat tegelijk ook mensbeeld is, vormt duidelijk het kernthema en de rode draad in deze publicatie. Voor de gemiddelde lezer is de leer van de kabbala met haar vele concepten geen makkelijke stof. Daarom herneem ik het besprokene en vul ik het stapsgewijze meer in.
De gebruikte schriftcitaten zijn door mij zelf vertaald vanuit de Hebreeuwse grondtekst, met raadpleging van onder meer de vertaling van en F. Rosenzweig, van H.Th. Obbink van The Jewish Publication Society en van P. Oussoren.
Hoofdstuk 1. Spiritualiteit en mystiek, een onbedwingbaar verlangen
In dit eerste, inleidende hoofdstuk beschrijf en verklaar ik de sterke behoefte aan mystiek binnen de moderne samenleving. In enkele stappen wordt aangegeven met welke middelen mensen zich een spirituele levenshouding eigen kunnen maken: door zwijgen, luisteren, herinneren, onderwijzen en doen.
Hoofdstuk 2. De zoekgeraakte prinses. Een verhaal van rabbi Nachman van Bratslav
Het eerste gedeelte van dit hoofdstuk bevat een chassidisch verhaal van Nachman van Bratislav (1772-1810) over een zoekgeraakte prinses. Het metaforische verhaal dient als narratieve voorbereiding op de erop volgende korte bespreking van kernconcepten en voorstellingen binnen de mystiek van de kabbala. De grondstructuur van het verhaal is bepaald door de voorstelling van de Hemelse Mens (Adam Kadmon), de spirituele oermens, een soort blauwdruk voor de schepping. De Hemelse Mens staat model voor de structuur van de kosmos en – als een soort mini-afbeelding daarvan – de menselijke persoonlijkheid. De vertelling van rabbi Nachman beschrijft in feite een zelfkritische tocht door het eigen innerlijk. Het verloop van de tocht is geënt op vier te onderscheiden werelden (gebieden) binnen de structuur van de Hemelse Mens.
Deze vier werelden of categorieën van goddelijke eigenschappen zijn conform de ordening van het scheppingsproces:
- wereld 1: de wereld van kennis en de geest
- wereld 2: de wereld van gevoelens en intenties
- wereld 3: de wereld van fysieke impulsen
- wereld 4. de tastbare en aardse wereld, ook wel bekend als ‘de wereld van de daad’ of het Koninkrijk (Gods).
In de opbouw van het verhaal van rabbi Nachman is deze theoretische volg orde evenwel om praktische en didactische redenen omgedraaid. Zijn vertelling begint – vanuit het perspectief van de mens (en de therapeut) bezien – met de laagste wereld (wereld 4) en eindigt bij de hoogste wereld (wereld 1). In de uitleg bij het verhaal staat het concept van de mens als ‘beeld en gelijkenis van God’ centraal.
In het tweede deel van dit hoofdstuk volgt een globale bespreking van de voorstelling van de Hemelse Mens en de kabbalistische belevingswereld achter het verhaal van rabbi Nachman. Centraal staan de gedachte van de mens als beeld van God en enkele andere mystieke concepten, zoals ‘het breken der vaten’ (sjevirat ha-keliem) en het messiaanse herstel van de wereld (tikkoen olam).
Hoofdstuk 3: Het Koninkrijk. Wereld van de daad
In het derde hoofdstuk begint de bespreking van de praktische toepassingsmogelijkheden van het kabbalistische mensbeeld. De structuur van de Hemelse Mens functioneert als werkmodel bij kritische persoonsanalyse en als uitgangspunt voor de beoordeling van maatschappelijke situaties. De ‘tocht’ door de vier werelden binnen de structuur van de Hemelse Mens in het verhaal van rabbi Nachman (zoals beschreven in hoofdstuk 2) vormt de leidraad bij de systematische behandeling van de verschillende thema’s rond de structuur van de Hemelse Mens in dit boek (hoofdstuk 2). Daarbij is evenals in de vertelling van rabbi Nachman gekozen voor het menselijke perspectief: van wereld 4 (de aarde) terug en omhoog naar wereld 1 (de wereld van cognitie) binnen de Hemelse Mens.
Hoofdstuk 3 opent met een bespreking van de goddelijke krachten binnen ‘de wereld van de daad’. Deze wereld van de daad (wereld 4 – de laagste wereld in het model van de Hemelse Mens) valt samen met de goddelijke potentie of eigenschap die de kabbalisten ‘Koninkrijk’ noemen. Hoofdthema’s in dit hoofdstuk zijn:
- de interactieve samenhang tussen lichaam en geest,
- het belang van de geboden als middel om aan de krachten van de Hemelse Mens concrete gestalte te geven, met name in en door het handelen van de aardse mens.
Hoofdstuk 4: De wereld van fysieke impulsen en drijfveren. Wereld van formering
In dit hoofdstuk verschuift de aandacht naar het gebied van lichamelijke impulsen en aandriften in de mens (wereld 3 binnen de Hemelse Mens). Drie goddelijke potenties en eigenschappen vormen in hun delicate onderlinge samenhang het centrale thema van bespreking: Overwinning, Majesteit en Fundament. Verdere aandachtsgebieden bij de toelichting rond deze drie potenties zijn: waardering voor het lichaam, omgaan met seksualiteit en de productiviteit van menselijk handelen.
Hoofdstuk 5: De wereld van gevoelens en morele intenties. Wereld van schepping
In dit hoofdstuk wordt de aandacht verlegd naar een nog hoger niveau binnen de Hemelse Mens en binnen de persoonlijkheidsstructuur van de aardse mens, dat van gevoelens en morele intenties (wereld 2 binnen de Hemelse Mens). De goddelijke hoofdpotenties of eigenschappen in dit gebied zijn: Empathie, Recht en Schoonheid als de tussen deze twee bemiddelende kracht. Empathie als pastorale en didactische grondhouding is het eerste thema dat wordt besproken. Veel aandacht is er voor de negatieve gevolgen van een verstoord evenwicht tussen de polaire krachten van Recht en Empathie, zowel op het persoonlijke als op het maatschappelijke vlak. Tot de hier besproken wereld van gevoelens be- horen ook vragen rond lijden, schuld, berouw en omkeer. Deze onder- werpen vormen het hoofdthema in het slot van dit hoofdstuk (5.2).
Hoofdstuk 6: De wereld van cognitie. Wereld van emanatie
Dit hoofdstuk behandelt het hoogste niveau binnen de mens, dat van menselijke cognitie en bewustzijn (wereld 1 binnen de Hemelse Mens). Tot dit gebied van intellectueel en meditatief bewustzijn behoren eveneens drie specifieke goddelijke potenties of eigenschappen: Wijsheid, Inzicht en Kroon. Volgens een alternatieve traditie is buitendien nog sprake van een vierde potentie binnen deze hoogste wereld: Kennis. Met name de negatieve gevolgen van een verstoord evenwicht tussen deze innerlijke krachten in de mens, zowel individueel als collectief, krijgen aandacht. Een met deze krachten samenhangend thema is de verhouding tussen mondelinge en schriftelijke Tora.
Hoofdstuk 7: Vrijheid en waardigheid van de mens. Pastorale inzichten
In dit slothoofdstuk van het op de praktische toepassing gerichte deel van het boek wordt toegelicht hoe inzicht in de besproken kabbalistische voorstellingen kan helpen bij de uitoefening van pastoraat en geestelijke hulpverlening. Daarnaast bespreek ik kort hoe dit inzicht ook kan bijdragen aan het welslagen van betekenisvolle dialoog en wezenlijke ontmoeting tussen mensen.
Appendix
In dit slotgedeelte worden verschillende kabbalistische concepten en voorstellingen verder uitgediept, die in de hoofdstukken eerder ter sprake zijn gebracht. Zie ook de inhoudsopgave.
2. DE ZOEKGERAAKTE PRINSES. EEN VERHAAL VAN RABBI NACHMAN VAN BRATSLAV
Een narratieve benadering is bij uitstek geschikt om de lezer binnen te voeren in de metaforische en bijna mythische voorstellingswereld van de kabbalisten. Daarom vertel ik hier het volgende chassidische verhaal van Rabbi Nachman van Bratslav (1772-1810) alvorens verder in te gaan op de kabbalistische leer. Het is een verhaal over een zoekgeraakte prinses, die ver van het paleis van haar vader in ballingschap verkeert en gevangen wordt gehouden.
2.1 De vertelling
I(a) Hij sprak: Onderweg vertelde ik een verhaal, waarbij iedereen die het hoorde gedachten had over omkeer. Het verhaal was als volgt. Er was eens een koning die zes zonen bezat en één dochter. Deze dochter was heel kostbaar in zijn ogen. Hij hield buitengewoon veel van haar en verlustigde zich in haar. Op een keer sprak hij met haar en verloor zijn gelijkmoedigheid, daarbij ontvloden de woorden ‘Mag de niet-goede je grijpen’ aan zijn mond. Die avond ging zij naar haar kamer, ’s morgens wist niemand waar zij was. Haar vader was buitengewoon verontrust en hij ging overal heen om haar te zoeken.
I(b) De tweede in rang na de koning stond op, want hij zag dat de koning zich ernstige zorgen maakte. Hij vroeg hem om hem te voorzien van een knecht, een paard en geld voor de reis, teneinde haar te gaan zoeken. Hij zocht lange tijd om haar te vinden. Hij trok gedurende een lange periode van plaats naar plaats, door woestijnen, velden en bossen. Hij zocht langdurig naar haar.
Toen hij door een wildernis trok, zag hij een zijpad en dacht bij zichzelf: ‘Gezien het feit dat ik al zo lange tijd door de wildernis trek en haar maar niet kan vinden, zal ik dit pad eens uitproberen, misschien beland ik dan in een bewoond gebied.’ En hij ging langdurig op het pad voort. Daarna zag hij een kasteel met verschillende soldaten die rondom op wacht stonden. Het kasteel was bijzonder sierlijk en mooi gebouwd, en de soldaten stonden op intimiderende wijze rondom opgesteld. Hij maakte zich zorgen dat de soldaten hem niet zouden toestaan om binnen te gaan. Hij sprak echter tot zichzelf: ‘Ik zal het proberen.’
Zo liet hij zijn paard achter en naderde het kasteel. De soldaten beletten hem de toegang niet. Hij ging zonder verdere belemmeringen van kamer tot kamer en bereikte een ontvangstruimte waarin de koning zat, getooid met zijn kroon. Er bevonden zich daar een aantal bewakers en muzikanten met instrumenten die voor hem stonden opgesteld. Dit alles was zeer aangenaam en mooi. Noch de koning, noch de anderen informeerden naar hem, op geen enkele wijze. Hij zag delicatessen en fijne spijzen, naderde, at en vlijde zichzelf neer in een hoek om te zien wat er zou gaan gebeuren.
Hij zag dat de koning bevel gaf om de koningin binnen te brengen. Zij gingen haar halen, daarbij ontstond grote commotie en vreugde. De muzikanten speelden en zongen naar hartelust terwijl zij de koningin binnen brachten. Zij zetten een zetel voor haar neer en lieten haar naast de koning zitten. Zij was de al eerdergenoemde prinses en hij, de tweede in rang na de koning, zag en herkende haar.
I(c) Daarna keek de koningin rond, zag een man in de hoek liggen en herkende hem eveneens. Zij vroeg hem: ‘Herken je mij?’ Hij antwoordde: ‘Ja, dat doe ik. U bent de prinses die zoek was.’ Daarop vroeg hij haar: ‘Hoe bent u hier terecht gekomen?’ Zij antwoordde: ‘Omdat mijn vader deze woorden eruit flapte: “Moge de niet goede jou grijpen.” En deze plek is niet goed’. Vervolgens vertelde hij haar dat haar vader zeer verdrietig was en dat hij haar gedurende een aantal jaren had gezocht. Hij vroeg: ‘Hoe kan ik u hier vandaan krijgen?’ Zij antwoordde: ‘De enige mogelijke manier om mij hier weg te krijgen is, wanneer je een plek zoekt en daar een vol jaar verblijft. En dat gehele jaar moet je ernaar verlangen om mij hier vandaan te halen. Elk vrij moment moet je alleen maar verlangen, bidden en erop hopen mij te zullen bevrijden. Neem ook vastendagen in acht, op de laatste dag van het jaar moet je vasten en niet slapen, de gehele dag niet.’ Daarop ging hij heen om dit te doen.
I(d) Op de laatste dag van het jaar vastte hij en hij sliep niet. Hij stond op om de reis terug af te leggen. Onderweg zag hij een boom waaraan zeer begeerlijke appels groeiden. Ze vormden een kwellende beproeving voor zijn ogen, hij naderde en at ervan. Onmiddellijk nadat hij ervan gegeten had viel hij ter aarde en viel in slaap, hij sliep heel lang. Zijn knecht probeerde hem wakker te maken, maar zonder resultaat. Daarna werd hij wakker uit zijn slaap en vroeg zijn knecht: ‘Waar ter wereld ben ik?’ De knecht vertelde hem het verhaal: ‘U hebt heel lang geslapen, een aantal jaren. En ik heb overleefd op fruit.’ Het deed hem bijzonder veel pijn dit te horen.
Zo keerde hij daar terug [d.w.z. naar de plek waar de prinses was achtergebleven] en vond haar. Zij onthulde haar grote droefenis aan hem. ‘Indien je alleen maar was gekomen op die dag, dan zou je mij van hier hebben weggevoerd, maar vanwege die éne dag heb je alles verloren. Het is niettemin erg moeilijk om niet te eten, speciaal niet op die laatste dag wanneer de kwade drijfveer zeer veel overwicht heeft. (Daarmee wilde de prinses hem vertellen dat zij de condities nu zou versoepelen en dat men vanaf nu niet meer van hem zou verwachten om te vasten. Want vasten is een wel heel zware voorwaarde om aan te voldoen). Zoek daarom nu opnieuw een plek uit en verblijf ook daar een jaar, zoals tevoren. Je moet alleen niet slapen en geen wijn drinken, zodat je niet weer in slaap valt. Want de zaak waarom het draait, is dat je niet slaapt.’ Daarop ging hij heen en handelde aldus.
I(e) Op de laatste dag ging hij heen en zag een bron, rood van kleur en met de odeur van wijn. Hij vroeg de knecht: ‘Zag je die bron die water zou moeten bevatten maar waarvan de kleur rood is en die de geur verspreidt van wijn?’ Hij ging erheen en proefde van de bron. Onmiddellijk viel hij in een slaap die jarenlang duurde, zeventig jaren om precies te zijn. Een groot aantal soldaten kwam voorbij, met hun uitrusting. De knecht verborg zichzelf voor de soldaten. Daarna passeerde een overhuifde koets waarin de prinses zat. Zij hield bij hem [de slapende man] halt, steeg uit en ging bij hem zitten, hem herkennend en wetend wie hij was. Zij schudde hem krachtig door elkaar, maar hij werd niet wakker. ‘Hoeveel immense inspanningen heeft hij niet gedaan en hoeveel ontberingen heeft hij niet geleden, al die vele jaren, om mij te bevrijden en vanwege die ene dag dat hij mij had kunnen bevrijden verloor hij het allemaal.’ Zij huilde hevig hierom, zeggend: ‘Hij en ik zijn zeer te beklagen, dat ik hier al zo lang ben en niet kan vertrekken.’ Daarop trok zij haar hoofddoek van haar hoofd, schreef daarop met haar tranen en legde deze bij hem neer. Zij stond op, stapte in haar koets en reed weg.
I (f) Daarna werd hij wakker en vroeg zijn knecht: ‘Waar ter wereld ben ik?’ Ten antwoord vertelde deze hem het gehele verhaal, dat vele soldaten voorbijgekomen waren en dat er een koets was geweest en een vrouw die vanwege hem huilde en uitriep dat hij en zij zeer te betreuren zijn. Onderwijl keek hij rond en zag dat er een hoofddoek naast hem lag. Daarom vroeg hij: ‘Waar komt dit vandaan?’ De knecht legde uit dat zij daarop met haar tranen geschreven had. Daarop nam hij de doek op, hield hem omhoog tegen de zon alles wat erop geschreven stond – al haar rouwbeklag en verdriet en dat zij zich niet langer in het voornoemde kasteel bevond, dat hij uit moest zien naar een berg van goud en een kasteel van parels. Daar zou hij haar vinden.
Zo liet hij de knecht achter en ging heen om in zijn eentje naar haar uit te kijken. Hij trok er een aantal jaren al zoekend op uit en dacht bij zichzelf: ‘Een berg van goud en een kasteel van parels zal zeker niet aangetroffen worden in een bewoond gebied.’ Hij had zich immers bekwaamd in geografie. Daarom koos hij koers naar wildernissen. En hij zocht haar daar vele jaren.
II Daarop zag hij een gigantische man, de maat van een gewoon mens verre overtreffend. Deze droeg een massieve boom, van een omvang die in bewoonde gebieden niet wordt aangetroffen. De reus vroeg hem: ‘Wie ben jij?’ Hij antwoordde: ‘Ik ben een mens.’ De reus was verbaasd en riep uit: ‘Ik verblijf al zo lang in de wildernis en ik heb hier nog nooit een mens gezien.’ Zo vertelde hij hem het gehele verhaal en dat hij op zoek was naar een gouden berg en een kasteel van parels. ‘Ik verzeker je dat dit helemaal niet bestaat,’ sprak de reus. Hij probeerde hem te ontmoedigen en sprak dat men zijn geest had vertroebeld met nonsens omdat zoiets zeker niet bestaat. Daarop begon de tweede in rang na de koning bitter te wenen, want hij voelde met zekerheid dat het ergens moest bestaan. Daarbij bleef deze reus hem ontmoedigen, zeggend dat men hem beslist onzin had verteld. Toch bleef hij (de tweede in rang na de koning) zeggen dat het moest bestaan.
Daarop sprak de reus tot hem: ‘Ik denk dat het onzin is, maar omdat je zo volhardend bent, ik ben aangesteld over alle dieren. Ik zal het volgende voor je doen: ik zal ze allemaal roepen, want zij doorkruisen de gehele wereld, misschien weet een van hen waar de berg en het kasteel is’. En hij riep ze allemaal, van de kleinste tot de grootste, alle verschillende diersoorten en hij vroeg het hun. en alle dieren antwoordden dat zij deze dingen niet hadden gezien. ‘Je ziet dat men je nonsens heeft verteld. Wanneer je een goede raad van mij wilt aannemen, ga terug, want je zult het zeker niet vinden, het bestaat immers helemaal niet.’
De tweede in rang na de koning bepleitte zijn zaak echter met passie bij de reus, zeggend: ‘Maar het moet absoluut bestaan!’ Daarop sprak de reus tot hem: ‘Welnu, in dit bos woont ook mijn broer, en hij is aangesteld over alle vogels. Misschien weten deze het, want zij vliegen op grote hoogte – misschien hebben zij de berg en het kasteel gezien. Ga naar hem toe en vertel dat ik je heb gestuurd’.
III Zo ging de tweede in rang na de koning een aantal jaren op pad om de broer van de reus te zoeken. En weer trof hij een zeer grote man aan, zoals eerder. Ook deze droeg een massieve boom. En ook deze reus stelde hem vragen zoals de eerste had gedaan. En hij vertelde ook aan hem het gehele verhaal, en dat zijn broer hem naar hem toe had gestuurd. Ook deze reus trachtte hem te ontmoedigen, zeggend dat zoiets zeker niet bestaat. Hij bepleitte echter zijn zaak bij hem zoals bij de eerste broer. Toen sprak misschien dat zij iets weten.’ Daarop riep hij alle vogels en vroeg aan alle, van de kleinste tot de grootste, en ook zij antwoordden dat zij niets wisten van deze berg en dit kasteel. De reus sprak: ‘Je ziet, het bestaat zeker niet. Indien je een goede raad van mij wilt aannemen: keer terug, want het bestaat eenvoudigweg niet.’ Maar hij bepleitte zijn zaak met de woorden: ‘Het bestaat beslist!’ Daarop sprak de reus tot hem: ‘Verderop in de wildernis leeft mijn broer die aangesteld is over alle winden die zich spoeden over de gehele wereld. Misschien dat zij het weten.’
IV Toen ging de tweede in rang na de koning weer een aantal jaren op zoek en vond ook de derde reus, die eveneens een reusachtige boom droeg. De reus bevroeg hem zoals de andere reuzen hadden gedaan. En hij vertelde ook hem het gehele verhaal, zoals al eerder. De reus trachtte hem te ontmoedigen zoals tevoren geschiedde. En ook bij hem voerde hij zijn verweer. Toen sprak de derde reus tot hem, dat hij omwille van hem alle winden zou roepen en het hun zou vragen. Hij riep hen en alle winden kwamen, hij vroeg het hun allemaal, maar geen van hen wist van de berg en het kasteel. Zodoende sprak de reus tot hem: ‘Je ziet het, men heeft je onzin verteld.’ De tweede in rang na de koning begon bitter te wenen en sprak: ‘Ik weet dat het bestaat.’
Terwijl zij nog aan het praten waren, arriveerde er nog een wind. En degene die over hen aangesteld was, was geërgerd over hem, zeggend: ‘Waarom ben je niet samen met de rest gekomen?’ De wind antwoordde: ‘Ik werd opgehouden, want ik moest de prinses naar een berg van goud en een kasteel van parels dragen.’ En de tweede in rang na de koning was buiten zichzelf van blijdschap.
Hij die over de winden was aangesteld vroeg aan de wind: ‘Wat geldt daar als kostbaar? (Dat wil zeggen: welke dingen worden daar van waarde en belangrijk geacht?). Hij antwoordde hem: ‘Alles daar is kostbaar.’ Zodoende sprak degene die over de winden was aangesteld tot de tweede in rang na de koning: ‘Ziende dat je zo lange tijd naar haar op zoek bent geweest en je zoveel moeilijkheden hebt ondervonden, zul je nu misschien gehinderd worden door uitgaven. Daarom geef ik je deze pot. Iedere keer dat je erin grijpt zul je er geld uit ontvangen.’ En hij gebood de voornoemde wind hem daarheen te voeren. De wind kwam in stormkracht op hem toe en bracht hem erheen, rechtstreeks naar de poort. Daar stonden wachters geposteerd die hem de stad niet zouden laten binnengaan. Daarom deed hij een greep in de pot, nam er geld uit, kocht hen om en ging de stad binnen. Het was een prachtige stad.
Hij benaderde een man en huurde een onderkomen, want hij zou daar een tijd moeten verkeren. Het zou immers veel intelligentie en wijsheid vergen om haar te bevrijden. En hoe hij haar bevrijdde vertelde hij niet, maar uiteindelijk zal hij haar bevrijden.
2.1.1 Achtergrond en duiding
In de inleiding is een korte parabel vermeld van rabbi Mosjè Chajjim Luzzato. Deze rabbi vergeleek de menselijke ziel met een fijnbesnaarde prinses die we als een goddelijke vonk een leven lang in ons binnenste met ons meedragen. Het beeld van de prinses geeft uitdrukking aan het hoogste spirituele verlangen van de ziel. Het gaat om hetzelfde majesteitelijke verlangen naar volmaaktheid en harmonie als het verlangen dat de chassidische rabbi Nachman van Bratislav (1772-1810) zo fantasierijk heeft verwoord in zijn parabel over een zoekgeraakte en verbannen prinses. De prinses van deze parabel blijft onvindbaar maar is niettemin diep verstopt aanwezig binnen het eigen innerlijk. Ze verblijft verstopt onder de opperhuid van het dagelijkse leven, hoe bedroevend en afzichtelijk het bestaan soms ook is.
Het verhaal van rabbi Nachman dwingt ons om de gebrokenheid en onvolkomenheid van het leven onder ogen te zien. Met de vertelling wilde de rabbi zijn toehoorders stimuleren en uit hun verdovende ‘slaap’ laten ontwaken, opdat ze gericht op zoek zouden gaan naar de verborgen prinses. Hij wilde hen een speurtocht laten ondernemen binnen zichzelf en de wereld, op zoek naar middelen om de vervreemding van het menselijk bestaan op te heffen. Met de vertelling over de verborgen prinses van rabbi Nachman wil ik de lezer als voorbereidende stap binnenvoeren in de wereld van de kabbala, hem kennis laten maken met de mystiek rond Adam Kadmon, de Hemelse Mens – de spirituele blauwdruk van de schepping en van onszelf als individu.
De taal en teneur van de vertelling vormen een goede oefening in het ‘mythische de vertelling ons de emotionele lading en de existentiële bewogenheid achter de theoretisch en esoterisch klinkende leer van de kabbala goed aanvoelen. Dat is van essentieel belang, aangezien ik juist de relevantie van de kabbala voor persoonlijk leven en beleven over het voetlicht wil brengen.
In versluierde taal en sprookjesachtige vorm vertelde rabbi Nachman in zijn legendes over de Hemelse Mens die de Schepper tijdens de schepping tot – spiritueel – voorbeeld diende. De Hemelse Mens bezit de structuur van de kosmos en de daarmee samenhangende potenties of eigenschappen. Diezelfde structuur en eigenschappen herkennen we in de aardse mens als minikosmos (of microkosmos). De eerste mens – Adam – functioneert binnen het scheppingsverhaal (Genesis 1) als de nietige maar cruciale spilfiguur binnen het geheel der dingen. In de door de kabbalisten beschreven kosmische structuur van de Hemelse Mens herkennen we goddelijke eigenschappen of potenties die zij aan het Opperwezen toekennen. Als beeld van God vinden we de genoemde structuur en potenties in onze eigen persoonlijkheidsstructuur weerspiegeld.
Op bijna onnavolgbare wijze vertolkte rabbi Nachman van Btratslav in verhalende vorm het kabbalistische wereld- en mensbeeld dat hij ontleende aan de mystiek van Jitschak Loeria. In het bijzonder benadrukte de rabbi daarbij twee Loeriaanse concepten: dat van sjevirat ha-keliem, het zogeheten ‘breken der vaten’ en dat van tikkoen olam, ‘het herstel van de wereld’. Het breken der vaten omschrijft een catastrofe.
REVIEWS OVER ‘KABBALA ALS LEVENSKUNST
‘Als u zich nog nooit in de joodse theologie en mystiek heeft verdiept: aan Van Loopik heeft u een intelligente en gedreven inleider, die er even goed voor is gaan zitten om in overwegend verstandige taal uit te leggen welke levenswijsheid zijn kabbala te delen heeft, ook met niet-joden. Het hoofdstuk over Loeria’s mystiek is eveneens zeer de moeite waard. Het mag in kabbala dan om het mysterie gaan, Van Loopik laat zien dat er toch heel wat aan te begrijpen valt.’
Trouw
‘De complexe kabbalistische ideeën worden aan de hand van Marcus van Loopik glashelder. Dat komt omdat hij de brug slaat naar het innerlijk van ieder mens. Zo boven, zo beneden, dat is het geheim van de kabbala.’
Marcel Poorthuis, hoogleraar interreligieuze dialoog, Universiteit Tilburg.
‘Ontroerend hoe Van Loopik de kern van joodse mystiek ontsluit. Gods scheppingslicht is verborgen geraakt in de schepping, maar dit boek helpt om dat licht in het dagelijkse leven weer op het spoor te komen.’
Rabbijn Awraham S. Soetendorp
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
Verantwoording
Werkwijze en indeling – Globale opzet
1. Spiritualiteit en mystiek, een onbedwingbaar verlangen
Mystiek: een persoonlijke weg van verinnerlijking
Actieve verbondenheid met Gods schepping
Kunst en mystiek
De vijf stappen naar wijsheid
Spiritualiteit: verlangen naar verbondenheid en eenwording
2. De zoekgeraakte prinses, een verhaal van rabbi Nachman van Bratslav
De vertelling
De mystieke wereld achter het verhaal
Kernconcepten uit de joodse kabbala
3. Het koninkrijk. Wereld van de daad.
De vormende kracht van de Tora en geboden
Een completer mens worden in een gavere wereld
4. De wereld van fysieke impulsen en drijfveren. Wereld van formering
Met de tsaddiek opzoek in jezelf
Driftleven en waardering vna de lichamelijkheid
De bemiddelende aard van fundament
Fundament als spiegel van de ziel
5. De wereld van gevoelens en morele intenties. Wereld van schepping
Het vervolg van de tocht
Verstandig omgaan met gevoelens
Omgaan met problematische emoties
6. De wereld van cognitie. Wereld van emanatie
Tot aan het einde van de tocht
De essentie van mens-zijn. Wijsheid, Inzicht en Kennis
Wijsheid versus inzicht. Medicijn tegen fundamentalisme
Gebruik je verstand! Het belang van een wereldbeschouwing
Kroon. Ongrijpbare bron van de wil tot scheppen
Het onbekende einde van de queeste
7. Vrijheid en waardigheid van de mens. Pastorale inzichten
Respect en de oneindigheid van de ander
De wil om te helen en geheeld te worden
Appendix
- Zonder einde. Van niets tot iets
- Transcendentie en immanentie
- De mystiek van Jitchak Loeria
- Zo boven zo beneden; zo beneden, zo boven; een kruikje olie: plaatsmaken voor God
- De tien goddelijke potenties
- De hemelse mens en de aardse mens. Vier compartimenten
- Polariteit en synthese. Vrouwelijk en mannelijk
- Vader, moeder en kind. Wijsheid, inzicht en kennis.
- Wijsheid en inzicht. Mondelinge en schriftelijke Tora
- Koninkrijk: bron van het kwaad?
Geraadpleegde literatuur
Register van personen en zaken
Noten