Zelfkennis – commentaar op het aforisme ‘Wie zichzelf kent is verlicht’ – De Chinese Gnosis, hoofdstuk 33-1

 

BESTEL DE CHINESE GNOSIS

De onderstaande beschouwing over zelfkennis is afkomstig uit hoofdstuk 33-1 van De Chinese Gnosis door J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri. Deze is gebaseerd op strofe 33 van de Daodejing in de vertaling van Henri Borel. De bovenstaande afbeelding is een schilderij van Johfra

TAO TEH KING, HOOFDSTUK 33

Hij die de mensen kent, is verstandig,
maar hij die zichzelf kent, is verlicht.

Hij die andere mensen overwint, is sterk,
maar hij die zichzelf overwint, is almachtig.

Hij die zich weet te matigen, is rijk,
maar hij die energiek is, heeft kracht van wil.

Hij die niet van zijn essentiële natuur afwijkt,
zal lang leven, maar hij die sterft en toch niet verloren gaat,
geniet het eeuwigdurende leven.

Tao Teh King, hoofdstuk 33

33-1 WIE ZICHZELF KENT IS VERLICHT

Hebt u reeds ontdekt hoe ontzaglijk moeilijk het is om tot zelfkennis te komen? Als u de pogingen, die daartoe van tijd tot tijd ondernomen worden, gadeslaat, zult u de verzuchting slaken: Tot zelfkennis komen is volstrekt onmogelijk. Het is echter duidelijk dat zelfkennis de eerste stap tot zelfverbetering dient te zijn. Daarom is het tragisch te moeten zeggen dat de grote ernst, waarmee velen terzake strevende zijn, tot zulke povere resultaten voert. 

Inderdaad, het is zoals de Bijbel zegt: ‘Wie zichzelf overwint, is sterker dan wie een stad inneemt.’ Of, zoals Lao Zi vaststelt: ‘Hij die de mensen kent, is verstandig. Maar hij die zichzelf kent, is verlicht’. Anderen in hun doen en laten observeren, en vaststellen wat bij hun medemensen goed en wat verkeerd is, wat nergens op lijkt, wat negatief en hopeloos ernaast is, dat is de meeste mensen wel toevertrouwd, omdat zij verstandige mensen zijn, die gewend zijn links en rechts en tegen iedereen hun oordeel uit te spreken. Want zij zien het toch? Zij horen het toch? Zij nemen het toch waar? 

Zo zijn er mensen die u alles, tot in de kleinste bijzonderheden, over hun medemensen kunnen vertellen. Doch men moet aan al die oordeelvellingen geen enkele waarde toekennen. Immers, die zo verstandige observeerders kunnen de innerlijke drijfveren van bepaalde handelingen of gesproken woorden niet waarnemen en kunnen hoogstens gissingen uitspreken. 

De enige basis voor de zo noodzakelijke zelfkennis is voor de meeste mensen het oordeel dat anderen over hen uitspreken. Hij die zichzelf kent, is verlicht. Een vriendelijke relatie, bijvoorbeeld een familierelatie, zal u zeer duidelijk kunnen zeggen hoe u bent. En ook wie u bent. Zo duidelijk, dat u het tenslotte zelf gaat geloven. Want uw relaties laten toch de feiten spreken? Welke redenen zouden zij hebben, de zaken anders voor te stellen dan ze zijn? Doch wist u dat zeer vele mensen op deze wijze op het stuk van de zelfkennis op een dwaalspoor worden geleid? 

Uw vrouw, of uw man, uw broer of uw zuster, uw vriend of vriendin, zij zeggen: Zo bent u. Zo, dat u het op het laatst zelf gaat geloven. En u uw gehele leven, uw gehele zijnstoestand op de conclusies van derden gaat afstemmen. En tenslotte zult u de mening gaan huldigen dat u in de zelfkennis aardig gevorderd bent. 

Als u voldoende objectief kunt zijn, zal het u niet ontgaan dat u zelf van tijd tot tijd het slachtoffer geworden bent van deze situatie. Het klassieke bewijs daarvan bezitten wij in het feit dat Jezus de Heer, en andere grote werkers en hun verheven dienaren, in hun eigen omgeving, in hun eigen geboortestreek, met betrekking tot de eigen relaties, geen kracht hebben kunnen doen. Denk aan het gevleugelde woord: Kan er uit Nazareth iets goeds komen? Toch niets? Wij kennen hem toch veel te goed?

Want al uw mensenkennis moge dan misschien zeer nuttig zijn en voor uzelf zeer belangrijk om anderen te beoordelen, ten opzichte van het juiste oordeel zijn er in uw leven meer misvattingen, meer mistastingen, dan juiste oordeelvellingen. Wie dit inziet en wie dit durft te bekennen, die weet tegelijkertijd dat hij of zij op het punt van zelfkennis nog geheel en al in het duister tast. De meeste mensen zijn op dit punt of veel te optimistisch of veel te pessimistisch en niet in het minst realistisch. 

Hoe komt dat dan? zult u vragen. Wel, omdat de mens geen zintuig bezit, geen innerlijk vermogen heeft, om zichzelf objectief waar te nemen in zijn doen en laten, en niet in staat is de ineigen roerselen, die tot dat doen en laten aanleiding hebben gegeven, gade te slaan. En nog minder, de daarachter staande astrale drijfveren. Het boek van oorzaak en gevolg, het boek van het persoonlijke karma, is terzake van het eigen leven meestal een hermetisch gesloten boek. 

Ook voor de occulte mens, de mens die, zo men zegt, op de hoogte dient te zijn van de eigen karmische toestand-van-zijn. In de moderne School van het Rozenkruis wijzen wij het occultisme af, omdat het een methode is om met behulp van het ikbewustzijn door te dringen tot de mysteriën van het bestaan. 

Dat is mogelijk, maar slechts tot aan een zekere grens. De gevolgen zijn altijd een keihard ikbewustzijn en een existentie die geheel en al verweven en verbonden is met de spiegelsfeer. Occultisten maken invloeden en krachten vrij die zij hebben leren vrezen, en die zij met tactiek, met een zekere mate van slimmigheid, trachten te ontlopen of te neutraliseren – hetgeen natuurlijk op den duur absoluut onmogelijk is. 

Een occultist, voor zover deze zich in onze gelederen ophoudt, kan men bijvoorbeeld herkennen aan het feit dat hij niet los kan komen, of niet los wil komen, van de astrologie. Astrologie is in de praktijk niet anders dan een middel om een verstandelijke blik te kunnen slaan in het eigen karma. Een karma, dat zich dan voor het bewustzijn openbaart als een reeks goede en als een reeks kwade invloeden en stralingen. 

De horoscoop toont de mens het web waarin hij bij zijn natuurgeboorte gevangen werd. En nu tracht de occultist, hangend in dat web, het zich zo riant en gemakkelijk mogelijk te maken. Van de spin die het web heeft geweven, en van het waarom, daarvan zegt de horoscoop niets. De astrologie is dan ook feitelijk een wetenschap die de mens enkele middelen aan de hand doet om het natuurgeboren leven wat draaglijker te maken, dat wil zeggen: misschien. Iets voorzichtiger zal het de mens wellicht kunnen maken, voorzichtiger ten opzichte van gevaarlijke situaties, en er midden in springend als er zich nieuwe dialectische mogelijkheden voordoen. 

Voor de rest is het uitstel van executie, de mens niet beter en niet slechter makend, alleen wat handiger en soms wat slimmer. Met betrekking tot het eeuwige heil, tot het waarachtige, werkelijke leven, kan deze wetenschap niets voor de mens doen. En omdat occulte mensen zich meestal aan deze wetenschap vastklampen, hebben wij haar indertijd radicaal prijsgegeven, in de zin zoals zij dan momenteel gebruikt wordt. 

Het is, u misschien bekend dat wij voorheen les hebben gegeven in astrologie. Jarenlang hebben wij aan de vergaderden in het Rozenkruis geleerd de horoscopie te beoefenen en de geboortekaart te beoordelen.Wij hebben daar afscheid van genomen, want uitsluitend wanneer u de ziel zoekt, en u het web van het lot te dien einde wilt ontwarren, eerst dan kan enige kennis met betrekking tot uw momentele spinnenweb, als een beeld van de totale levensopgaaf, u van enig nut zijn. Doch de leer der aspecten, haar doeleinden en praktijken, is, als men meent met behulp daarvan tot  grotere zelfkennis te komen, zeer schadelijk. 

De occultist heeft nog meer pijlen op zijn boog, bijvoorbeeld de tarot, de numerologie en de handlijnkunde. Ook met die pijlen hebben wij, toen wij nog jong waren, geschoten, doch wij hebben bevonden dat de weg tot zelfkennis een gans andere is. 

Het zou heerlijk zijn als u dit reeds nu zou kunnen inzien, zodat de lange experimentele weg, die altijd gepaard gaat met moeite en verdriet, u bespaard zou kunnen blijven. Het gaat erom, een geheimenis te leren kennen. En de receptuur van dat geheimenis luidt: 

  • ten eerste: zichzelf kennen – en daardoor de verlichting deelachtig worden; 
  • ten tweede: zichzelf overwinnen – en daardoor almachtig worden;
  • ten derde: een nieuwe energie ontplooien – en daardoor het magische vermogen van de wil ontwikkelen,
  • en ten vierde: wanneer dan het einde van de reis door de stof gekomen is – het binnengaan in een eeuwigdurend, nieuw leven.

Wilt u deze receptuur eens bestuderen en vervolgens trachten haar toe te passen en de vruchten ervan te smaken? Het is een receptuur die tot u komt uit het oerverleden en die de glorie van de onfeilbaarheid met zich voert. 

De vraag luidt: hoe komt de mens tot zelfkennis, opdat de verlichting zijn deel worde? En: wat is verlichting? Om deze vraag te kunnen stellen moet de mens een zekere ervaring rijk zijn en moet hij uit de bittere lijdenskelk gedronken hebben. Want aan de hand van die ervaring woelen in het mensenhart de vragen naar boven: Wat is het doel van mijn leven? Wat is in feite de mens? Waartoe is hij bestemd?

Als deze vragen door u niet intellectueel worden gesteld, maar als dit werkelijk van binnen uit bij u problemen zijn, als deze vragen uit het diepste diep van uw wezenheid omhoog drijven, dan komt vanzelf in u de neiging tot onderzoek. Het is een neiging die, als men met dat onderzoek aanvangt, gevoeld wordt als een levensnoodzakelijkheid, als een zijn of niet zijn. En dan, dan gaat voor de mens heel de Universele Leer open, heel het plan Gods met wereld en mensheid. 

Dit onderzoek wordt de leerling steeds zeer gemakkelijk gemaakt. Zo wordt heel de literatuur van de School van het Rozenkruis tot zijn beschikking gesteld, en hij studeert, omdat hij gedreven wordt door levensnood. Merkt u wel dat, wanneer wij hier van studie spreken, deze op een geheel andere basis gefundeerd is dan wat daaronder gewoonlijk wordt verstaan? De leerling studeert, hij wil weten, omdat hij gedreven wordt door levensnood. 

Dan komt hij tot de ontdekking dat het ikbewustzijn slechts de motorische activiteit is om de persoonlijkheid op zijn best in leven te houden. En dat de persoonlijkheid slechts de halve schepping genoemd kan worden, slechts de basis tot ware, werkelijke menswording. Voorts, dat het leven van de persoonlijkheid, zoals hij dat nu kent, geen leven is in menswaardige staat, doch slechts betrekking heeft op een zuiver animaal bestaan. 

Zodra de student dat verstaat – en hij zal het verstaan als hij door levensnood bewogen wordt – zal er een latent aanraakpunt in zijn persoonlijkheid ontwaken, opengaan en tot bloei geraken: het is de roos des harten. En in die roos gaat spreken een stem, de stem van de monadische vlam, namelijk dat deel van de hogere mens dat door middel van de ziel met de lagere mens verbonden moet worden, waardoor de lagere mens geheel en al van karakter zal veranderen en zal transfigureren. 

Wanneer nu dat plan van binnen uit voor de leerling klaar wordt, voor hem open gaat, en het niet slechts verstandelijk wordt begrepen, en de mens zich daardoor binnenleeft en binnengroeit in het bedoelen Gods met hem of haar, dan is daar tegelijkertijd de verlichting. Want dan is daar de zelfkennis, het God kennen. Dan is daar het weten: Het Koninkrijk Gods is binnenin u.

Dat nu is het verlicht worden. En in en door die verlichting kan het pad van de overwinning, de zelfoverwinning, betreden worden. 

INHOUDSOPGAVE

Woord vooraf
Inleiding – De verheven wijsheid van Lao Tse

  1. Zijn en niet-zijn
  2. Woe wei
  3. Maak geen ophef van eerwaardigheid
  4. Tao is ledig
  5. De alopenbaring is niet menslievend
  6. De geest van de vallei sterft niet
  7. De macrokosmos duurt eeuwig
  8. Het hart van de wijze is diep als een afgrond
  9. Men moet van de gevulde vaas afblijven
  10. Wie het ik onderwerpt zal met liefde het rijk regeren – De wijze zal in volmaakte rust zijnDe mysterieuze deugd
  11. Er is geen ledige ruimte
  12. Gezicht, gehoor, smaak
  13. Hoge gratie en degradatie zijn dingen van vrees
  14. Kijk naar Tao en ge ziet het niet – De draad van Tao
  15. De vijf eigenschappen van de goede filosofen – De onzuiverheden van het hart
  16. Het opperste ledig
  17. Het volk en zijn vorsten
  18. Toen Tao verwaarloosd werd, kwamen menslievendheid en gerechtigheid
  19. Weg met het weten! – Doe afstand van de dingen
  20. Laat varen uw studie – De wereld is een wildernis geworden – Ik alleen ben anders dan de gewone mensen
  21. Tao in zijn schepping is vaag en verward – Tao, de grote kracht in het midden – De wedergeboorte in Tao
  22. De vier grote mogelijkheden – De wijze maakt zich tot een voorbeeld in de wereld – Het onvolmaakte zal volmaakt worden
  23. Wie weinig spreekt is ‘vanzelf’ – Wie gelijk is aan Tao, verkrijgt Tao – Niet voldoende geloof hebben, is geen geloof hebben
  24. Zelfzucht – De muren van Jericho – Toewijding aan Tao
  25. Godsdienst en theologie – Vóór hemel en aarde bestonden, was er een vaag wezen – De viervoudige wet van Tao
  26. Het zware is de wortel van het lichteDe drie kruisenHet drievoudige meesterschap
  27. Het alleen-goede – Hij die goed gaat, laat geen sporen achter – Hij die goed spreekt, geeft geen reden tot blaam – De wijze munt altijd uit in het helpen van mensen – Dubbel verlicht zijn – Hij die geen waarde hecht aan macht heeft de alwijsheid verkregen
  28. De vallei van het rijk – De altijddurende deugd – De wijze zal het hoofd van de werkers zijn
  29. De heilige offervaas – De weg naar de overwinning – Niemand kan twee heren dienen
  30. Niet met geweld van wapens – De ware goede slaat met vrucht één slag – Vanaf het toppunt van kracht worden de mensen en de dingen oud
  31. De beste wapens zijn instrumenten van onheil – De vergiftiging van het menselijke levensveld – Heb uw vijanden lief – De liefde van de gnostiek-magische mens – Gij zijt het zout der aarde – Het reinigende zout
  32. Hemel en aarde zullen zich verenigen – Het volk zal tot harmonie komen
  33. Hij die zichzelf kent, is verlicht – Hij die zichzelf overwint, is almachtig – Hij die sterft en niet verloren gaat, geniet het eeuwigdurende leven

Bron: De Chinese Gnosis, door J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri

BESTEL DE CHINESE GNOSIS

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN EN E-BOOKS OVER TAO