De kunstenaar Johfra was van 1953 tot 1962 aangesloten bij de School van het Gouden Rozenkruis. Het bovenstaande schilderij van hem, met de roos van goud in een donkere kristallijne wereld, verbeeldt iets van wat hem daarin inspireerde. In zijn autobiografie Symphonie fantastique schrijft hij daarover in met name het hoofdstuk ‘Het leerlingschap’. Hieronder volgt een gedeelte uit dat hoofdstuk.
Na het eerste bezoek aan Rome werden de studiereizen voortgezet. Ze voerden ons naar de Alpen, Pyreneeën, Dolomieten, Zwitserse meren, Florence en Venetië. De rijkdom aan indrukken was overweldigend. Financieel ging het ons langzaamaan beter, zodat het liften verleden tijd was en het reizen comfortabeler werd. Er kwam een 125 cc-motorfiets en wat later een auto, waarin wij ook konden overnachten.
Hoewel we al het schoons aan natuur en cultuur in ons opslorpten, was er iets in ons wat niet bevredigd werd. Diana en ik zochten een doel waaraan we ons werk dienstbaar konden maken. Bij de studies in de schatkamers van de oude kunst viel het ons bij alle culturen op dat de kunstenaar altijd dienstbaar was aan een bovenpersoonlijke ideeënwereld waaraan hij deel had. De kunstenaar vertolkte de algemeen aanvaarde normen van zijn tijd. Onze handen waren weliswaar vol schatten als resultaat van naarstig zoeken en we hadden een uitgewogen, efficiënte techniek, waarmee we elk onderwerp konden verbeelden. Maar ondanks alle rijkdom voelden we ons arm en eenzaam.
De kunst om de kunst of de schilderkunst als experiment en picturaal avontuur beschouwden we als steriel. Ook de kunst als de meest persoonlijke expressie van de meest persoonlijke emotie konden we onmogelijk als zinvol zien. We hadden sterk de behoefte om met het werk te worden ingeschakeld als factoren in een groter geheel.
Natuurlijk bezat ik een overtuiging, hoe vaag ook, die ik in mijn werk tot uitdrukking bracht en waardoor de voorstelling werd bepaald. Hierdoor trokken mijn schilderijen een groot publiek en vormden ze vaak aanleiding tot heftige discussies. Mijn slimme kunsthandelaar plaatste om tactische redenen tijdens elke expositie een groot, problematisch werk in de etalage. Drie weken lang verzamelden zich dan groepen kantoorpersoneel, die tijdens de middagpauze door de straten van de binnenstad zwierven, voor dit schilderij en gingen met elkaar in debat.
Onvoorziene gevolgen konden natuurlijk niet uitblijven. Als men emoties ontketent, zijn de reacties niet te voorspellen en scheldbrieven en dreigementen van religieuze fanatici waren dan ook aan de orde van de dag. Zo moest eens op bevel van de politie een volstrekt onschuldig kindernaaktje uit de etalage worden verwijderd omdat er klachten waren binnengekomen van mensen die last van hinderlijke bijgedachten schenen te hebben. Bedenk dat in deze jaren de seksuele revolutie nog maar nauwelijks was begonnen.
Toen er weer eens een schilderij veel aandacht trok, bevond zich in het publiek een heer die contact met mij zocht. Volgens mijn kunsthandelaar zou ik worden voorgesteld aan een Amerikaanse miljonair en kunsthandelaar, die mij naar de Verenigde Staten wilde meenemen om mij ‘aan de top’ te brengen. Dat bleek een ideaalprojectie te zijn, want bij kennismaking ontmoette ik een man die noch Amerikaan, noch miljonair, noch kunsthandelaar was maar een Nederlander, die in antiek handelde en van plan was om naar de Verenigde Staten te emigreren. Een imponerende persoonlijkheid die indrukwekkend kon spreken. Hij was een van de oprichters en topfiguren van het Rozenkruisers Genootschap, een voorbereidend instituut van het Lectorium Rosicrucianum in Haarlem. In de zalen van Pulchri Studio te Den Haag hield hij wekelijks voordrachten over esoterische onderwerpen. Hij zag wel wat in mijn werk.
Diana en ik besloten zijn lezingen te bezoeken en raakten spoedig bevriend met deze man, die Cor Damme, heette. Hij gaf mij veel opdrachten voor leertafels en vroeg mij twaalf aquarellen te maken als illustraties van het achttiende-eeuwse mystieke geschrift van Karl von Eckartshausen, (fakkeldrager van het Rozenkruis 12) De wolk boven het heiligdom.
Na een jaar introduceerde hij ons bij Jan van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21), de grootmeester van het Lectorium Rosicrucianum, een moderne gnostieke geestesschool. Hij vond dat wij als kunstschilders voor zijn school van belang kunnen zijn. Wij werden dan ook direct ingeschakeld toen wij tot het belijdende leerlingschap werden toegelaten. Deze gang van zaken was zonneklaar een antwoord op onze behoefte een leemte op te vullen.
Wij werden hovelingen oude stijl. Zoals in de tijd van de Renaissance-kunstenaars die aan het hof verkeerden, waren wij veelal in het gezelschap van de geestelijke leiding en de functionarissen van het bestuur, die wij op vele dienstreizen volgen om er ons werk te doen. Soms betrof dit de inrichting van lokaliteiten van pas opgerichte centra, soms het ontwerpen van glas-in-loodramen van een tempel of het ontwerpen van kandelaars. We maakten bronzen beelden (onder andere van een adelaar) voor de tempel van het hoofdkwartier. Zelfs het inrichten van etalages was onze taak.
Ik illustreerde veel publicaties van Rozekruis Pers (waaronder platen over de Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis en platen voor de vier delen van De Egyptische Oergnosis), de uitgeverij van de School van het Rozenkruis. We maakte plattegronden van de grotten en reconstructies van de heiligdommen van de katharen die zich in de Pyreneeën hadden verscholen. Onder leiding van monsieur Antonin Gadal, de laatste patriarch van de katharen, richtten we een klein museum in voor zijn collectie, die betrekking had op de geologie en archeologie van de streek en de geschiedenis van de broederschap van de katharen.
Het waren jaren van intense arbeid, die ons geheel opslokten. Dit was onze maatschappij, onze wereld. Vele vriendschappen bonden ons met de leiding en medeleerlingen. In de school heerste een sfeer van spontane betrokkenheid, die hartverwarmend was.
Bron: Symphonie fantastique, autobiografie van Johfra
Het bovenstaande schilderij van Johfra toont een scene uit
de tweede dag van de Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis