Gerrit Luidinga over Johfra in de inleiding van de autobiografie ‘Symphonie fantastique’ van de fenomenale kunstenaar

Al bij zijn eerste tentoonstelling in Den Haag in 1943 baarde Johfra (1919-1998) opzien met zijn tekeningen en schilderijen. Gedurende zijn lange schildersloopbaan, waarin hij zich al vrij snel tot een onnavolgbare meester van het fantastisch realisme ontwikkelde, heeft zijn werk telkens zowel fanatieke weerstand als grote bewondering ondervonden, wereldwijd. Hij is de schilder die het penseel het werk laat doen, waarop de geest volgt. Passief in het willen en actief in het doen. In wezen is hij een kluizenaar die onderduikt in de natuur, want hier vindt hij wat hij zoekt: ‘Ik ben in het paradijs, want het paradijs is in mij.’ Toch is hij niet blind voor het menselijk bedrijf, dat hij met tegenstrijdige gevoelens en dikwijls met humor gadeslaat.

In ‘Symphonie fantastique’ geeft Johfra zich rekenschap van wie hij is als mens en als schilder. Ook rekent hij in deze autobiografie af met pertinent onjuiste opvattingen over zijn persoon en zijn werk, die hem hardnekkig achtervolgen. 

Van 1964 tot zijn dood in 1998 woonde Johfra samen met zijn vrouw, de schilderes Ellen Lórien, in vrijwillige verbanning in Zuid-Frankrijk. Ver van het voor hem vaak intolerante noorden en dichter bij de zon. Johfra is een samenvoeging van twee van zijn voornamen in omgekeerde volgorde : Franciscus Johannes Gijsbertus  van den Berg. Hij is een schilder wiens naam in een adem kan worden genoemd met die van de grote meesters in de hedendaagse schilderkunst en die van het roemrijke verleden.  

INLEIDING

Men heef Johfra van alles verweten, van een perverse geestesgesteldheid tot een uiterst verfijnde smakeloosheid, van het creëren  van een geraffineerde kitsch tot een erbarmelijk valse prutserij. De grote Nederlandse musea houden voor hem de poorten dicht, hoewel zijn tentoonstellingen vanaf het begin van zijn schildercarrière volle zalen trokken. Want door alle lagen van de bevolking heen geniet zijn werk grote waardering. Deze merkwaardige tweedeling in appreciatie berust voor een  niet onbelangrijk deel op een hardnekkige officiële excommunicatie. De kwaliteit van de Nederlandse kunstkritiek laat dan ook veel te wensen over, wat onbarmhartig blijkt uit de kritieken over het werk van Johfra sinds 1943. 

Tot op heden mist deze kruistocht tegen een eigenzinnige manifestatie van het onderbewuste zijn uitwerking niet. Ook hierom is de autobiografie van Johfra van bijzondere betekenis. Zonder enige pose onthult de schilder waarom hij schildert zals hij schildert en gunt hij ons een blik op zijn levensloop en op zijn geestelijke ontwikkeling, die ten grondslag ligt aan zijn artistieke zeggingskracht. Met de autobiografie wil hij de verkeerde voorstellingen omtrent zijn persoon logenstraffen en afrekenen met mythevormingen die hem telkens hebben achtervolgd. 

Hierin is hij naar mijn smaak heel goed geslaagd. Zijn levensbeschrijving is een document humain dat men niet ongelezen kan laten op het gevaar af zich een oordeel over zijn persoon en werk aan te matigen. 

Een bekentenis over de ontwikkeling van mijn relatie met Johfra is hier op zijn plaats. Hij noemt mij een Saulus die Paulus werd, en terecht. Vanaf de jaren zestig tot aan zijn dood in 1988 was ik zeer bevriend met Aart van Dobbenburgh, de fameuze lithograaf en academieleraar van Johfra, die het werk van zijn vroegere, veelbelovende leerling absoluut niet kon waarderen. 

Sinds 1974 liep ik Johfra ten huize van Hein Steehouwer, de grondlegger van het meta-realisme, tegen het lijf. Ik slaagde erin geen woord met hem te wisselen, omdat zijn werk onder invloed van Van Dobbenburgh voor mij een gesloten wereld bleef. In 1993 werd ik echter gevraagd een tentoonstelling van Johfra in Woerden te openen en hierdoor kwam ik voor de keuze te staan het gordijn van afwijzing niet aan te raken of het opzij te schuiven voor nader onderzoek. Ik ging op onderzoek. Het resultaat was schokkend en overweldigend. Wat ik zo lang had buitengesloten, bleek mij opeens diep te raken en een nieuwe wereld ontsloot zich volledig voor mij. Sindsdien ontwikkelde zich een snel groeiende vriendschap, waarin ik mij opwierp als een behoeder en vomgever van de geschriften die Johfra in de loop van zijn leven heeft geproduceerd. Dit boek is daar één van.

Een selectie van de ‘Verzamelde kritieken’ is inmiddels klaar. En een aantal losse teksten van de hand van Johfra heb ik onder de verzameltitel ‘Johfra Cahiers’ in fotokopie het licht doen zien. Deze cahiers dienen ter ondersteuning van de verkoop van schilderijen, waarvan Galerie Utrecht voor Nederland het alleenrecht heeft. 

Mijn inspanningen zijn erop gericht recht te doen aan het fenomenale kunstenaarschap van Johfra, waarvoor ik mij op onheuse gronden zo lang heb afgesloten. Niet als boetedoening maar vanuit een wederzijds respect en een onderling inspirerende vriendschap.

Nadat Johfra na de eerste schetsen het driemaal had herschreven, lag het onvoltooide manuscript van Symfonie fantastique meer dan tien jaar bijna vergeten in een la. En het zou daar zeker zijn gebleven  totdat het als oud papier zou zijn weggehaald (want wie in Frankrijk zou hierop acht slaan?), als ik Johfra niet had bewogen het te voltooien en van illustraties te voorzien. Het feit dat nadien geen uitgever zich bereid toonde de uitgave voor zijn rekening te nemen, vanwege de veronderstelling dat de markt hiervoor te klein is, heeft de realisatie van de autobiografie wel bemoeilijkt, maar niet verhinderd. 

Tezamen met Roel van der Bij (schilder en uitgever) en Han Bovens (neerlandicus) richtte ik voor deze gelegenheid uitgeverij de Verbeelding op om met geld van de kunstenaar in eigen beheer de autobiografie het licht te doen zien. We twijfelen er niet aan dat dit boek een weg zal vinden naar de vele bewonderaars van Johfra’s werk. Zij zullen hierin veel verklaard vinden, wat het zicht op het ware talent en op de betekenis van zijn kunstenaarschap, ook in historisch verband, zal doen verruimen, zo zelfs, dat we verwachten dat onder de notoire tegenstanders ogenschijnlijk onwrikbare standpunten aan het wankelen worden gebracht.    

Gerrit Luidinga

INHOUD

  • Inleiding
  • Voorwoord
  • Verantwoording
  • Zo het begon
  • Het nest
  • Kinderwereld
  • De wonderwereld van de natuur
  • Entree in de wereld van de kunst
  • Studie met passie en de doorbraak tot een persoonlijk universum
  • In oorlogstijd, tot aan het einde van mijn jeugd
  • In oorlogstijd, la boheme en zo verder
  • Diana of de val van een heremiet
  • Rome na Parijs
  • Het leerlingschap
  • Bevrijding en wedergeboorte
  • Aspremont
  • Meta-realisme
  • Thuiskomst

Bron: Symphonie fantastique, autobiografie van Johfra

LEES MEER OVER DE 12 ZODIAK-POSTERS VAN JOHFRA

Eén gedachte op “Gerrit Luidinga over Johfra in de inleiding van de autobiografie ‘Symphonie fantastique’ van de fenomenale kunstenaar

  1. Rita Veenman

    Wat een mooie documentaire over Johfta zo helder. De schilder geeft een heel eerlijk mooi beeld van zijn kunstopvatting. Ik kende hem nauwelijks maar was vooral geïnteresseerd in zijn dierenriem schilderijen waarin een grote hoeveelheid innerlijke beelden te ontdekken zijn. Hartelijk dank Rita

Reacties zijn gesloten.