31-5 Gij zijt het zout der aarde – commentaar 5 op strofe 31 van de Daodejing – Bergrede levenshouding

 

BESTEL DE CHINESE GNOSIS

DOWNLOAD THE CHINESE GNOSIS (FREE PDF)

Hieronder volgt het vijfde commentaar dat J. van Rijckenborgh (1896-1968) en Catharose de Petri (1902-1990) hebben geschreven op strofe 31 van de Daodejing (of Tao Teh King) in hun boek De Chinese Gnosis.

31-5 GIJ ZIJT HET ZOUT DER AARDE

Wij willen u nu gaarne het programma van de gnostieke magie voorleggen, alsmede u het nut en de noodzaak daarvan aantonen. Het is de enige wijze om wereld en mensheid te kunnen redden.

Ten eerste willen wij u nogmaals de figuur van Jezus Christus voorstellen, de Zoon des Vaders, wiens navolgers wij allen dienen te zijn. Als wij Hem als voorbeeld kiezen, dan zien wij dat Hij mens was en God, dat wil zeggen dat Hij een natuurgeborene was én, in waarlijke zin, een zielgeborene. Zijn gehele levensgang bewees dat Hij, naar de ziel, volkomen vrij was. Naar de ziel was Hij een vrije burger van de Hemel-Aarde, terwijl Hij zich als natuurgeborene het in de natuur hoogst bereikbare eigen had gemaakt. Immers, naar de natuur was Hij een volkomen getransfigureerde. Zo was Hij derhalve volkomen ín de wereld, en als zielemens niet ván deze wereld.

Als zodanig was Hij in staat zich in alle aanzichten van onze kosmos uit te drukken. Hij was één met de Aardelogos en één met de Aardgeest. Hij verhief zich in de hemel en daalde af naar de aarde, die, zoals het Evangelie het uitdrukt, de voetbank van Gods voeten is. Hij was dus volledig machthebbend in de totale kosmos en Hem was alle macht in hemel en op aarde geschonken.

Als u nu deze figuur als een prototype beschouwt voor uw werkelijke navolging Christi, waartoe Hijzelf u uitnodigt, waartoe Hijzelf u aanspoort, omdat u daartoe het vermogen bezit – als u Hem maar niet langer wilt zien als een onbereikbare afgod, of als een sprookje – als u Hem inderdaad gaat beschouwen als een hoge roeping voor ons allen, dan ziet u, als deelhebber aan een gnostieke Geestesschool, in Hem, door Hem en tot Hem het gehele programma van de gnostieke magie voor u opengaan. Dan ontdekt u welk een hoge, serene liefde u niet slechts vrij wil maken, doch u ook alle macht in hemel en op aarde wil schenken.

Als u zich hierop bezint, zult u begrijpen dat er niet het ene moment niets zal zijn, en het volgende moment alles, doch dat er sprake is van groei, van een pad, waarop ieder in zijn of haar eigen tempo zal kunnen gaan. En reeds door een weinigje vordering op het pad zal er dagelijks sprake zijn van toeneming in genade, toeneming in kracht, en in de liefde Gods. Mits u alle mythen, alle sprookjes die de kerk u gesuggereerd heeft, waarmee men u van der jeugd af aan heeft belaagd, maar wilt loslaten. U dient, het zij u nogmaals gezegd, Jezus de Heer te zien als het prototype van de ene ware Mens, zoals u die in volle omvang moet worden.

Kom nu niet met de vraag: ‘Waar moet ik beginnen?’ Begin bij uw eigen begin, zoals het leven u dat wijst. Maak uw paden recht, waar u woont, waar u leeft, waar u bent. En wees zo in alle opzichten – dat wil zeggen, in de opzichten die momenteel tot uw eigen actieradius behoren – een volstrekte Johannes mens. Dit wordt primair van u gevraagd.

Wellicht zal de actieradius van de ene mens groter zijn dan die van je andere mens. Doch let wel, indien een mens met een grotere actieradius dan de uwe daarvan geen gebruik maakt, en u, niet uw eventueel kleinere actieradius van het moment, wél, dan zult u toch groter dan hij zijn.

Zo blijkt dus dat u met onmiddellijke ingang de navolging Christi zult kunnen toepassen. En dat wij zo, allen tezamen, in volkomen zin één groep zullen kunnen vormen. En dat wij allen aldus met de grootst mogelijke eerbied jegens elkaar vervuld kunnen zijn. Zo vormt zich de vastbesloten schare. Zo vormt zich de gemeenschap van Johannes, die in de woestijn haar paden lijnrecht bewandelt, naar het ene doel. Zo worden wij allen de gedoopten met het levende water, het levende water van de Wereldziel, die ons allen omvat houdt.

Mogen wij dat nog met nadruk vaststellen: de ganse zondige kosmos wordt omringd, omvat, door de Wereldziel. En allen die zich maar even openen, allen die maar even hun eigen ik vergeten, ontvangen de stralingen van de Wereldziel in het eigen stelsel.

U verstaat dat men dit niet slechts moet zeggen, dat men zich terzake niet slechts moet richten op mystieke wijze, dat men zich niet slechts innerlijk op dat pad dient af te stemmen, doch dat het van meet af aan absoluut noodzakelijk is, een concrete, volstrekt van alles afwijkende levenshouding te volgen. Dát wordt van u geëist. Als u de sereniteit van de Wereldziel aanvoelt, als haar stralingswaarden tot in uw binnenste diep doordringen, kies dan een levenshouding die daarmee correspondeert. Een levenshouding, puur van binnen uit, een levenshouding die, zoals vanzelf spreekt, totaal anders is dan die van hen die nog in onwetendheid verkeren met betrekking tot het ene doel der mensheid.

De structuur, de aanwijzingen, de richtlijnen voor en van en tot die levenshouding, vindt u, zoals wij reeds eerder opmerkten, in de Bergrede. Toen u voor het eerst uw ogen min of meer bewust in uw leven opsloeg, was misschien de Bergrede reeds binnen uw bereik. Daartoe heeft de mens deze Bergrede ontvangen. Als u het doel van de mensheid niet kent, en zonder de Johanneïsche gerichtheid bent, en u zich op het vlak van de gewone natuurgeboren levens bevindt, dan is de Bergrede een onmogelijkheid en zult u bij voortduring met haar in conflict komen. Dan zult u bij voortduring in een hevige strijd gewikkeld zijn met alles wat de Bergrede is.

Wij zouden u dus willen vragen: bezin u eens een tijdlang dagelijks op de Bergrede en lees er iedere dag eens in. Wilt u dat met vrucht gaan doen, dan is het logisch dat u zich op een geëigend, een met de Bergrede corresponderend standpunt moet plaatsen. U moet daartoe dan een ander levensniveau zoeken. U moet een levenspunt zoeken dat wellicht hoog boven het niveau van de gemiddelde mens gelegen is. En op dat niveau dient u uw levenshouding te baseren.

Zij die leerling zijn van een gnostieke Geestesschool, hebben daarmee het bewijs geleverd dat zij reeds lang bezig zijn een ander levensniveau te zoeken. Waartoe zouden zij anders leerling geworden zijn?

Daarbij laten wij echter een waarschuwing horen: Laat niemand te hoog klimmen. Klim slechts tot een punt waarop u zich zult kunnen handhaven, een punt waarvan u niet zult kunnen neerstorten of eventueel niet tot een aanfluiting zult worden. Zeg niet: ‘Ik sta op dit niveau,’ terwijl u zich daar in de praktijk ver onder zou bevinden.

Zulk een nieuw niveau bestijgen en zich op zulk een nieuw levensniveau handhaven, noemt men ‘de berg bestijgen’. En het is duidelijk dat men het prototype van de edele, ware Mens slechts op dat nieuwe vlak van leven zal kunnen ontmoeten. Als u zich in ons voorstel wilt begeven, luister dan nu naar de Zaligsprekingen uit de Bergrede:

‘Toen Jezus de scharen zag, ging Hij de berg op
en nadat Hij zich had nedergezet
kwamen zijn discipelen tot Hem.
En Hij leerde hen, zeggende:
Zalig zijn de armen van geest,
want hunner is het koninkrijk der hemelen.
Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden.
Zalig zijn de zachtmoedigen,
want zij zullen het aardrijk beërven.
Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid,
want zij zullen verzadigd worden.
Zalig zijn de barmhartigen,
want hun zal barmhartigheid geschieden.
Zalig zijn de reinen van hart,
want zij zullen God zien.
Zalig zijn de vreedzamen,
want zij zullen Gods kinderen genaamd worden.
Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil,
want hunner is het koninkrijk der hemelen.
Zalig zijt gij als de mensen u smaden en vervolgen en,
liegende, allerlei kwaad van u spreken, om mijnentwil.
Verblijd u en verheug u,
want uw loon is groot in de hemelen,
want zo hebben zij ook de profeten vervolgd
die vóór u geweest zijn.

Gij zijt het zout der aarde.
Indien nu het zout smakeloos wordt,
waarmee zal het dan gezouten worden?
Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen
en door de mensen vertreden te worden.
Gij zijt het licht der wereld.
Een stad die boven op een berg ligt,
kan niet verborgen blijven,
ook steekt men geen kaars aan
om die onder een korenmaat te zetten,
maar op een kandelaar,
zodat zij schijnt voor allen die in het huis zijn.
Laat zo uw licht schijnen voor de mensen,
opdat zij uw goede werken mogen zien,
en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.’

In alle daartoe geëigende levensfasen, in alle daartoe geëigende tijden van de menselijke geschiedenis, is er steeds op de aarde een schare mensen van uitzonderlijke aard. Het zijn de mensen die op een gegeven moment als bij intuïtie verstaan dat er een geheel ander en een zeer concreet nieuw leven moet zijn. Een leven dat niet begrepen kan zijn in de verschijnende mystiek, noch in de aanzichten van het humane, en zeker niet in de gerichtheden van de menselijke ik. En naarmate bij de vertegenwoordigers van die schare de tijd voortschrijdt, naarmate de tijd steeds duidelijker zijn einde wijst, en die schare haar gerichtheden nog niet met uitkomsten beloond ziet, ontwikkelt zich in hen in toenemende mate een spanningsveld.

Stel u een aldus gerichte mens voor, die uiteraard aangeraakt is door de Wereldziel. De krachten van het ware licht raken hem aan vanwege zijn gerichtheid. Hij tracht het pad zo recht mogelijk te maken, maar vooralsnog ziet hij de woestijn van het leven. In een dergelijke aanraking, in een dergelijke verwachtingstoestand zal derhalve een intense spanning ontstaan: ‘Er moet toch een uitkomst zijn? Er moet toch een oplossing komen voor heel de mensheid, voor heel het menselijke bestaan? De overwinning moet toch komen?’

Deze psychologische gesteldheid, deze spanning brengt, het kan niet anders, van binnen uit een ontheven worden. Althans, de mogelijkheden daartoe. De voorbereidingen zijn te volstrekt en wanneer die spanning nu tot haar crisis gestegen is, moet op een gegeven moment blijken wat zulk een mens, die tot die uitzonderlijke groep behoort, doet. Er moet blijken wie uit die groepering, wie uit de schare, werkelijk een discipel zal zijn, een discipel van het hoge, edele prototype, Jezus Christus onze Heer.

Dit nu wordt bedoeld met de aanvang van de Bergrede: ‘Toen Jezus de schare zag, ging Hij de berg op en nadat Hij zich had neergezet kwamen zijn discipelen tot Hem.’

Jezus de Heer, hoe kan het anders, neemt een exclusief standpunt in. Hij plaatst zich op een hoger niveau dan men in de, dialectische natuur gewend is en Hij verwacht, krachtens de ontwikkeling in de schare, dat zij die waarlijk verstaan tot Hem zullen komen.

Het heeft geen zin vanuit het natuurgeboren dialectische niveau omhoog te staren om de klanken van de Bergrede enigermate op te vangen. Nee, men dient in staat te zijn zich psychisch op het niveau van de berg te plaatsen. Eerst dan zult u volkomen kunnen verstaan. En eerst dan zult u verstaan, wat u voordien voor volstrekt onmogelijk hebt gehouden.

Tot u klinkt een stem: ‘Ga tot heerlijkheid.’ Tot u gaat zulk een alles omvattend, vervaarlijk optimisme uit, aan u wordt zulk een majesteitelijk en volheerlijke bereiken verkondigd, dat alles wat wij terzake van de zielemens getracht hebben tot u over te dragen, daarbij totaal in het niet verzinkt. Wie zal kunnen ontstijgen aan zijn natuurgeboren levensgerichtheid, wie zich psychisch – dat wil dus zeggen innerlijk, etherisch zal kunnen verheffen tot het hogere vlak van leven dat ‘de top van de berg’ genoemd wordt, en daarmee het bewijs levert dat de reeds verzamelde zielekwaliteit inderdaad pakt, inderdaad werkzaam gemaakt wordt, die hoort met grote positiviteit uitspreken, als met mantrams die in hem branden: ‘Zalig zijn de hunkerenden naar de geest, hunner is het koninkrijk der hemelen.’

Zodra deze nieuwe psychische toestand in het levensstelsel tot een feit geworden is, en de mens onmiskenbaar de grote binding gemaakt heeft met de Wereldziel, is hij de actieradius binnengetreden van het rijk Gods. Hij is de zaligheid binnengetreden. En dan ligt het slechts aan een daarmee corresponderende levenshouding om die zaligheid te ondergaan, te bemerken, te doen voortduren, als een consolamentum. Vanuit die durende toestand-van-zijn zal er dan een vertroosting komen die alle treurnissen, die men naar de natuurgeboorte zou moeten ondergaan, volledig te verdragen maakt.

Zo een wordt dan geconfronteerd met het heldendom der zachtmoedigheid. Eerst dezulken zullen overwinnen en het aardrijk beërven. Zij zullen de gesel der onwetendheid en haar gevolgen kunnen opheffen. En het is onweerlegbaar dat allen die, uit die hoge serene staat levend, hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, zonder uitzondering verzadigd zullen worden. Dat de barmhartigen barmhartigheid zal geschieden, dat de reinen van hart de God in hen zullen belevendigen, dat de vreedzamen de vrede, de innige vrede van het kindschap Gods, zullen kennen.

Duidt dit alles niet op snelle zielengroei? Duidt dit alles niet op ziele-ontwaken, op een steeds dichter naderen van het centrum van het nieuwe rijk? Daarom is er ook zaligheid in de vervolging om der gerechtigheid wil, en in smaad en in verdrukking. Immers, de tegennatuur kan het niet verdragen dat de godsnatuur onder haar verkeert en langs haar eigen wegen voortsnelt. Daarom is in deze zin de brand der vervolging met betrekking tot de tegennatuur het bewijs van zwakheid, het bewijs van terugtocht.

U is het geschonken uit die hoge staat-van-zijn te leven, in de grote werkelijkheid binnen te gaan. Daarom is klare bezinning op deze taak nodig. Een taak dus die slechts voor u kan gelden als u de Zaligsprekingen hebt gehoord van binnen uit, hun kracht hebt ondergaan, en vast besloten bent het nieuwe levensniveau te blijven innemen.

Bron: De Chinese Gnosis, door J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri

BESTEL DE CHINESE GNOSIS

DOWNLOAD THE CHINESE GNOSIS (FREE PDF)