3 van 12 Zaligsprekingen: Zalig zijn die treuren 1 – J. van Rijckenborgh over het begin van de Bergrede

 

HOOFDSTUK 1HOOFDSTUK 2HOOFDSTUK 3HOOFDSTUK 4HOOFDSTUK 5HOOFDSTUK 6HOOFDSTUK 7HOOFDSTUK 8HOOFDSTUK 9HOOFDSTUK 10HOOFDSTUK 11 – HOOFDSTUK 12


BESTEL HET MYSTERIE DER ZALIGSPREKINGEN

In de Bergrede in de Bijbel nemen de zaligsprekingen een bijzondere plaats in. Gewoonlijk worden ze beschouwd als een beloning in de toekomst voor een moreel hoogstaand leven. De verklaringen van J. van Rijckenborgh in Het mysterie der zaligsprekingen maken duidelijk dat de teksten van een heel andere orde zijn, met een zeer actuele waarde. De negen zaligsprekingen stellen ons voor het negenvoudige pad tot ware menswording. Hieronder volgt hoofdstuk 3 met de titel ‘Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden 1’. 

De leerling van de gnostieke geestesschool, die naar het licht hunkert vanuit zijn innerlijke wezen, ís zalig, zo zeiden wij. En de Bergrede gaat verder met haar zaligprijzingen:

‘Zalig die treurt;
die zachtmoedig is;
die hongert en dorst naar de gerechtigheid;
die barmhartig is;
die rein van hart is;
die een vredestichter is;
die vervolgd wordt om der gerechtigheid wil;
en die gesmaad en belasterd wordt om Christus’wil.’

De hunkering-naar-de-geest heeft betrekking op de zeer particuliere verhouding van de leerling tot het licht. Doch bij de tweede zaligspreking wordt ons het type van de ware leerling wijder geschetst: ‘Zalig die treurt.’

Het ’treuren’ dat hier bedoeld wordt, geldt niet het eigen leed. Hoe zou iemand gebukt kunnen gaan onder eigen lijden, wanneer hij in het licht wandelt en leeft? Neen, dit treuren doelt op het gemoed dat verscheurd is vanwege het lijden van wereld en mensheid. Dat lijden heeft zo ontzettend veel kanten en is zo zwaar, dat men bij het overwegen daarvan nimmer gereedkomt. Het lijden in de natuur-des-doods is onmetelijk. Iedere seconde stijgen van de ontelbare lijdenden miljarden jammerklachten omhoog en wordt de atmosfeer verscheurd door de kreten der ontelbare krankzinnigen.

Zo blijkt hoe uit deze wereld met iedere harteklop een alomvattend zuchten en steunen wordt vernomen. Daarom is de kreet der wereld, de stem der wereld, één orkaan van angst en verdriet. Wie daarvan iets weet, iets ondergaat, ondergaat het lijden van de wereld tot in ieder atoom van zijn wezen. Een groot weedom doortrilt zo iemand; hij treurt, door het innigste medelijden bewogen.

Zou aan zulk een wee ooit een einde komen? Het licht antwoordt. Het licht antwoordt met een vertroosting: ‘Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden.’ Welke vertroosting zou dat zijn? Wel, de vertroosting van het inzicht en van de gereedmaking tot het ware helperschap.

Aan alle lijden komt een einde! In de eerste plaats een wetmatig einde, want alles wat in de tijd verschijnt en daarin gestaltenis neemt, zal door de tijd vermalen worden; u weet dat. Ieder lijden, hoe groot ook, neemt in de natuur-des-doods een einde, het einde der persoonlijkheidsopheffing. Zo wordt de kandidaat getroost door de zekerheid-des-doods. Doch wat, naar de persoonlijkheid gezien, vernietigd wordt en een einde neemt, wordt in het aurische wezen van de mikrokosmos bewaard, zodat het volgende geslacht het lijden ingeboren krijgt.

Daarom dient vertroosting geen einde te nemen bij de zekerheid-des-doods, want de dood is slechts een onderbreking van het lijden. Neen, ook het uitgestelde lijden moet worden ‘verslonden’, door het thuisbrengen van allen die dolen in de duisternis van de wereld der dialectiek. En het is nu daarin dat de kandidaat inzicht ontvangt, inzicht in de niet-aflatende arbeid van de Gnosis, die in de grijze oertijd met haar reddingswerk begonnen is, het heeft voortgezet tot op dit uur, en zal blijven voortgaan tot de laatste ziel over de brug der zuchten heengetrokken zal zijn, naar de wereld waar geen lijden meer is.

Wie met betrekking tot de grote uitredding van allen tot inzicht komt, wie het grote plan schouwen gaat, weet dat daarin de eeuwigheid zich tegenover de tijd plaatst. En wie zou zich in lijden kunnen handhaven, welk lijden zou kunnen bestaan, waar het licht der eeuwigheid verschijnt?

O, welk een vertroosting treedt in het leerlingschap naar voren, wanneer het lijden der wereld wordt ondergaan. ‘Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden.’

Het betreft hier dus geenszins een negatieve troost, doch een zeer positieve. Welke leerling zou zich niet aangegord weten met een machtige kracht, wanneer hij beseft mede te kunnen helpen om het grote lijden teniet te doen en mede de overwinningsgang te mogen gaan, ten dienste van de gehele wereld en de gehele mensheid ? Hij mag, ja, hij moet en hij kan meehelpen – en de overwinning is bij voorbaat zeker!

Wie zó helpt, verkommert niet meer van verdriet en balt niet langer de vuisten in een drift van verzet tegen de gevolgen der zonden. Wie de overwinningsgang bewandelt, tast in grote zachtmoedigheid, mét de Lichtbroederschap, de diepe oorzaken aan. En bij die arbeid staat de ster van Bethlehem reeds boven de geboortegrot te lichten.

Bron: Het mysterie der zaligsprekingen van J. van Rijckenborgh

INHOUDSOPGAVE

Woord vooraf

    1. Zalig zijn de armen van geest (1)
    2. Zalig zijn de armen van geest (2) 
    3. Zalig zijn die treuren (1)
    4. Zalig zijn die treuren (2)
    5. Zalig zijn die treuren (3)
    6. Zalig zijn de zachtmoedigen
    7. Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid (1)
    8. Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid (2)
    9. Zalig zijn de barmhartigen
    10. Zalig zijn de reinen van hart
    11. Zalig zijn de vreedzamen
    12. Zalig zijn die vervolgd

     

  1. Woordverklaring

BESTEL HET MYSTERIE DER ZALIGSPREKINGEN

LEES OVER 5 BOEKEN VAN J. VAN RIJCKENBORGH OVER CHRISTELIJKE TEKSTEN UIT DE OUDHEID