10 van 12 Zaligsprekingen: Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien – J. van Rijckenborgh

 

HOOFDSTUK 1HOOFDSTUK 2HOOFDSTUK 3HOOFDSTUK 4HOOFDSTUK 5HOOFDSTUK 6HOOFDSTUK 7HOOFDSTUK 8HOOFDSTUK 9HOOFDSTUK 10HOOFDSTUK 11 – HOOFDSTUK 12

BESTEL HET MYSTERIE DER ZALIGSPREKINGEN

In de Bergrede in de Bijbel nemen de zaligsprekingen een bijzondere plaats in. Gewoonlijk worden ze beschouwd als een beloning in de toekomst voor een moreel hoogstaand leven. De verklaringen van J. van Rijckenborgh in Het mysterie der zaligsprekingen maken duidelijk dat de teksten van een heel andere orde zijn, met een zeer actuele waarde. De negen zaligsprekingen stellen ons voor het negenvoudige pad tot ware menswording. Hieronder volgt hoofdstuk 10 met de titel ‘Zalig zijn die reinen van hart, want zij zullen God zien’. 

Wanneer de leerling op het pad der christelijke mysteriën de toestand van barmhartigheid, die wij in onze vorige beschouwing hebben geschetst, heeft bereikt, vaart hij op tot nog hoger goed. Een volgende trede op het pad van bereiken ontsluit zich voor zijn bewustzijn, een trede die tot uitdrukking wordt gebracht door het Christuswoord: ‘Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien’.

Om u de waarde van deze nieuwe trede te doen beseffen willen wij nog even in het kort het ‘Zalig zijn de barmhartigen’ voor uw bewustzijn doen lichten. Wij zagen dan dat barmhartigheid geen humane goedheid tot uitdrukking brengt, doch een zekere toestand van het hartheiligdom, waardoor de zielemagie van de wedergeboren mens zich kan openbaren. Deze magie van de ziel heeft betrekking op een aan de aarde-aards ontstegen liefdestroom, met behulp waarvan de leerling zich in onpersoonlijke binding weet met de gehele mensheid. Deze binding is zowel negatief als positief.

In de negatieve binding is de leerling in staat de toestand-van-zijn van zijn medemens naar bewustzijn, ziel en lichaam te doorgronden: zijn kwaliteiten, noden en behoeften, alsmede zijn tekortkomingen, zowel in algemene als in zeer particuliere zin. Door middel van de negatieve zielebinding ondergaat dus de leerling alle smarten en zonden, alle beangstigende en primitieve dierlijkheid van zijn medemensen in hun gevolgen en vibraties. Hij neemt derhalve, krachtens zijn staat, al het lijden van deze wereld mede op zich. Deze negatieve zielebinding kan zo intens zijn dat de leerling, wanneer hij twee mensen elkaar onheus ziet bejegenen, het schaamrood gevoelt dat de een zou moeten ervaren maar het niet doet, en de pijn voelt branden vanwege de belediging die de ander moest ondergaan, zonder dat die ander zelf deze pijn beseft.

In de zee van ontreddering en slechtheid waarin de gehele mensheid gedompeld ligt, wordt het leven van de leerling door deze binding dermate zwaar, dat er momenten komen waarop hij het plaatsvervangende lijden in dienst van zijn Heer nauwelijks verdragen kan. Doch in de ogenblikken van zijn grootste benauwenis ervaart hij steeds de grandioze waarheid van de woorden van zijn Heiland: ‘Zalig zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden.’ Er komt altijd kracht naar kruis: een grote vreugde, die niet van deze wereld is, tilt hem op en maakt hem krachtiger dan ooit tevoren.

De positieve binding is niet assimilerend, maar stralend. Wanneer de leerling de smart, de pijn, de zonde en het gevolg der primitiviteit van zijn medemens ondergaat en met hem medelijdt of voor hem lijdt, dan zal hij door middel van de positieve binding zijn medemens iets anders teruggeven voor wat hij van hem ontvangt of ondergaat.

De stralende kracht van deze positieve binding, die nagenoeg altijd volstrekt onpersoonlijk wordt toegezonden, kan voor de betrokkene een intense troost, een verrukkelijke genade zijn; doch in verreweg de meeste gevallen werkt deze kracht als een intense brand. Het hemelse liefdelicht kan door de lagere mens niet worden verdragen. Hij ondergaat het als een verterend vuur. Het is als een koortsgloed: reinigend, louterend, ziekte-uitdrijvend, maar het wordt niettemin door de negativiteit van de ontvanger als ziekmakend en complicaties veroorzakend ervaren.

Besef dat goed, wanneer u denkt of spreekt over het plaatsvervangend lijden van de Heer; wanneer de gelovige gemeente zingt: ‘Welk een vriend is onze Jezus, die op onze plaats wil staan’ – die dus het lijden voor ons ondergaat; die voor ons lijdt, zonder dat de mens er ook maar enig besef van heeft, omdat hij zo intens dom en benepen is dat hij nog nauwelijks een blik kan slaan in het veld zijner tekortkomingen.

Diezelfde gemeente, die het heil van de negatieve zielebinding Christi ondergaat, wordt echter tegelijkertijd getroffen door de positieve zielebinding met de Heer. Met andere woorden: de lagere of elementaire moeilijkheden lossen zich niet op, doch zij spitsen zich juist toe. Wanneer men zich bewust, in afhankelijkheid, openstelt voor de negatieve zielebinding, dan ondergaat men in volstrekte mate ook de brand der positieve zielebinding. Deze brand wordt een koorts, een schroeiende disharmonie, een toorn Gods, indien de mens zichzelf en zijn leven niet fundamenteel verandert. Het besef van déze dingen zou voor de mensheid meer kunnen doen dan duizend preken.

Als de leerling op het pad der christelijke mysteriën tot de ontdekking komt dat de magie der ziel in zijn leven haar rechten en krachten begint op te eisen en te bewijzen; als hij ervaart dat hij, door zijn deelhebben aan Christus, het plaatsvervangende lijden door de negatieve zielebinding mede ondergaat en dat hij door de positieve zielebinding zijn medemens op onaardse wijze vermag te helpen: als de leerling aldus barmhartigheid betoont en barm- hartigheid ontvangt, wordt tot hem een nieuwe waarschuwing gericht, wordt hem een nieuwe raad gegeven, wordt hem een nieuw uitzicht geopend. Deze waarschuwing, deze raad, dit nieuwe uitzicht wordt onder woorden gebracht door het: ‘Zalig zijn de reinen van hart’.

De leerling dient te begrijpen dat zijn nieuwe zielevermogen een absoluut vermogen moet worden.Voordat de leerling het zielevermogen persoonlijk gericht mag gebruiken, moet zijn hart- heiligdom gereinigd worden, in een toestand worden gebracht die in overeenstemming is met een minimumeis. Deze reiniging des harten kan nimmer het gevolg zijn van een besluit. Niemand kan door een besluit overgaan tot reinheid des harten. Reinheid des harten is altijd het resultaat van een proces.

De ziel houdt verband met het bloed van de mens. Ja, het bloed is een aanzicht van de ziel. Reeds de ouden getuigden: ‘De ziel van de mens is zijn bloed’. En daar het hart de bloedsmotor, de lichaamsmotor is, waar het bloed zich vernieuwt en voorzien wordt van nieuwe atmosferische krachten, kunt u begrijpen dat de reinheid des harten vooral betrekking heeft op de bloedsreinheid en op het bloedsvermogen.

Sommigen hebben gemeend dat reinheid alleen een toestand van het lichaam is; anderen waren van mening dat reinheid een kwestie is van zielestaat; enkelen hebben gezegd: reinheid is een toestand van bewustzijn, mystiek-abstract begrepen. Doch wij zeggen: reinheid is het gevolg van bloedsvermogen. Dat sluit alles in zich, zowel begrepen naar bewustzijn als naar ziel en lichaam. Het assimilatievermogen van uw bewustzijn, uw verstandelijke begrip, uw vermogen tot oordelen en veroordelen; het overzien van diverse situaties in al hun aanzichten en hun samenhang; de juiste hulp die u moet verlenen aan mensen en toestanden; het weten wanneer u spreken en wanneer u zwijgen moet – dat alles is afhankelijk van uw bloedsvermogen.

De impressies die u als leerling op het pad ontvangen zou door middel van de negatieve zielebinding, worden gezeefd of weerkaatst door uw bloedsvermogen, en de positieve zielebinding is geheel afhankelijk van het beeld dat het bloed op uw bewustzijn weerkaatst.
Een gevlekte lens kan geen juist beeld geven, een beslagen spiegel kan men niet gebruiken. Dat is de reden waarom de leerlingen op het pad, en intuïtieve mensen in het algemeen, steeds met schade en schande tot de ontdekking komen dat, wanneer zij varen op het kompas van hun intuïtie, van hun impressies, zij bij herhaling met hun levensschip op klippen stoten.

Daarom is reinheid des harten, reinheid en uitbreiding van het bloedsvermogen, een eerste vereiste. Alleen op dit kompas zult u veilig kunnen varen; want reinheid des harten betekent: God zien. En ‘God zien’ beduidt: zulk een bewust-eerstehandse binding bezitten met het Godswezen, met het Godsplan, met het goddelijke doel van het al, dat een impressie, een intuïtie die in deze toestand ontvangen wordt een volledig begrip schenkt en een juiste reactie waarborgt.‘God zien’ beduidt dat er geen enkele belemmering meer is tussen de wereld van God en de leerling. Deze toestand wordt bereikt door reinheid des harten, dat is: zuivering en uitbreiding van het bloedsvermogen dat in het hartheiligdom zijn brandpunt, zijn kern, zijn toegangspoort bezit.

Daarom is het goed nauwgezet te overwegen op welke wijze u deze reinheid des harten kunt bewerkstelligen of gunstig beïnvloeden, want het heeft weinig zin in mystieke vervoering te mediteren over een waarde Gods die in het mensenleven moet worden ingeplant, zonder moeite te doen deze waarde te veroveren. Daarom dient u allereerst te verstaan wat in deze van u verlangd wordt.

Het bloed doordringt alle orgaanstructuren, alle vezels, alle cellen van het lichaam; door het bloed in al zijn aanzichten en vibraties – waarop wij nu niet verder kunnen ingaan – functioneert de menselijke tempel. Ons bloed ontvingen wij bij onze geboorte van onze ouders en op basis daarvan gaan wij omstreeks het zevende jaar tot eigen bloedproductie over. Voorts zijn in ons bloedswezen de resultaten gegrift van de levens der voorgangers in onze mikrokosmos. Hetgeen wij van onze ouders en voorouders ontvingen en zelf meebrachten uit het ons onbekende mikrokosmische verleden, verleent aan ons bloed een particulier magnetisch vermogen, volgens het recept ‘gelijk trekt gelijk aan’.

Hierdoor ontstaat er een kringloop der natuur, die aan bepaalde gezinnen, families, volkeren en rassen zekere kenmerkende eigenschappen verleent, waaraan de soort en de ondersoort steeds opnieuw zullen beantwoorden. Alle mensen zijn naar de natuur gebonden aan het bloed, en daar de natuur verzonken is en het bloed inferieur, heeft zich het grote mensheidsdrama gevormd dat zonder tussenpozen al eonenlang de mens gevangen houdt.

De intelligente mens, de denkende mens, de godzoekende, de bevrijdingzoekende mens, die deze gebondenheid door het bloed beseft, begrijpt dat hier een zelfwerkzaamheid tot ontwikkeling moet worden gebracht waarmee hij antwoordt op en meewerkt met de Christusbemoeienis in deze wereld. Zo vangt de leerling aan met het proces dat voeren moet tot de reinheid des harten.

Dit proces is geen mystieke zwijmelarij, doch een klaar wetenschappelijk proces. Een regeneratie, naar bewustzijn, ziel en lichaam, moet worden doorgevoerd, en de leerling dient te weten en klaar te schouwen hoe deze regeneratie in al haar aanzichten moet worden aangevangen en doorgezet. Reeds bij het begin dient hij te begrijpen dat het hier niet gaat om schijn doch om wezen; niet om woord, doch om daad; dat een daad-naar-buiten steeds zijn grond moet vinden in een daad-naar-binnen.

Als de Bergrede vermaant: ‘Indien dan uw rechteroog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit en werp het van u… en indien uw rechterhand u tot zonde zou verleiden, houw haar af en werp haar van u’, dan begrijpt de leerling dat hij een structurele vernieuwing moet doorvoeren. De hand die een situatie bezweert en een bepaalde magie pleegt, het oog dat de mens aan bepaalde waarden bindt, zij moeten in hun activiteiten worden gewijzigd. Zo gaat de leerling ertoe over zich ‘onder de wet’ te plaatsen. Vanuit zijn diepste nood en vanuit zijn diepste behoeften en innigste verlangen plaatst hij zich vrijwillig ‘onder de wet’.

Deze wet, als vertolkster van het plan Gods voor wereld en mensheid, brengt tot uitdrukking hoe de mens moet leven, waaraan hij dient te beantwoorden en welke wegen hij moet bewandelen om de boeien der bloedsgebondenheid te verbreken en de reinheid des harten procesmatig te bewerkstelligen. Is deze wet het hoogste? Is het leven onder de wet het voornaamste? Natuurlijk niet! De wet is een program van actie, een werkschema, een belevendigd geestelijk vibratieveld, waarin en waardoor de zin van het leven zich intelligent voor de mens ontvouwt.

De bedoeling van het leven-onder-de-wet is, dat de mens zichzelf tot een wet zal worden, aan de wet zal ontstijgen en de goodwill van de wet aldus voor anderen zal versterken.
De wet, in gnostieke zin, moet u leren zien als een Jacobsladder, die tot de hemel reikt, een ladder waarlangs de engelen Gods opklimmen en afdalen, zonder belemmering. U kunt de ladder zien als twee palen met dwarslatten; u kunt de wet zien als woorden en formules; u kunt de wet prostitueren en doen alsof; u kunt de wet vrezen; want, zoals de Romeinenbrief getuigt: ‘Onder de wet zondigen allen…. er is niemand goed, ook niet één.’

U kunt de wet echter ook zien als de door Christus belevendigde Universele Leer, als een handreiking Gods, als een kruis dat de mens moet leren dragen en verwerkelijken, als een kruis dat de eeuwigheid met de tijd verbindt. De wet is voor de ware leerling een bundeling van lichtstralen der universele waarheid, waaraan hij straal voor straal moet leren beantwoorden. Iedere straal kan worden aangeduid met behulp van een eenvoudige formule, die zich liefdevol stelt naast het primitieve begripsvermogen van de verzonkene die opwaarts wil klimmen, en hem aldus door een nuchtere, klare eis het pad ontsluit.

Het bloedsvermogen wordt gereinigd, breidt zich uit en ontworstelt zich aan zijn natuurgebondenheid door idealiteit, moraliteit en realiteit. De idealiteit stelt het waarom, de moraliteit stelt het waartoe, de realiteit stelt het waardoor.
‘Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien.’

Naar de idee, naar de idealiteit, omvat u dit woord nu. Door een bepaalde toestand van het bloedsvermogen ontvangt u binding met het Godswezen. Ook de moraliteit doorschouwt u. Na het waarom ziet u het waartoe. De reinheid van het hart stelt u in staat de juiste barmhartigheid te betrachten, de negatieve zielebinding op de juiste wijze te waarderen en met de positieve zielebinding op de juiste wijze te helpen.

Doch nu moet de realiteit komen. Na het zien en begrijpen moet de verwerkelijking en de dynamisering komen. U mag niet blijven staan bij het doorschouwen en doorlíchten. Dan staat u, als de Abelmens, negatief te zonnen. U dient de realiteit te grijpen en u kúnt haar grijpen, dank zij de wet, die u vernieuwt en u in Christus nadert.

De werking van de wet is tot op zekere hoogte nuchter wetenschappelijk. Als u weet dat uw zielevermogen in de kringloop van het bloed gevangen zit, begint u zeer logisch op de horizontale lijn deze kringloop-der-natuur aan te vallen door een systematisch veranderde levenswijze van-onderen-op. Daarbij houdt u in het oog dat de levenswijze geen doel is, doch slechts middel tot het doel.

Zo aanvangend in de bittere realiteit, verovert u barrière na barrière, en door de realiteit heen nadert u steeds meer de moraliteit, om tenslotte de idee zelf te verwerkelijken: ‘de reinheid des harten’ en ‘het God zien’.

De zaligheid hiervan is niet in woorden uit te drukken. Zij kan alleen in goedheid, waarheid en gerechtigheid bevestigd worden in de tijd, tot een troost en zegen voor de gehele mensheid.
Besef toch vooral dat reinheid des harten een aanduiding is voor de hoogste zieleontwikkeling, voor het absolute zielevermogen en voor de volkomen bloedsreiniging.
‘Heer, wie zal verkeren in uw tent, en wie zal wonen op de berg uwer heiligheid? Hij die oprecht wandelt en gerechtigheid werkt, en die met zijn hart de waarheid spreekt. Wie deze dingen doet, zal niet wankelen in eeuwigheid.’

INHOUDSOPGAVE

Woord vooraf

    1. Zalig zijn de armen van geest (1)
    2. Zalig zijn de armen van geest (2) 
    3. Zalig zijn die treuren (1)
    4. Zalig zijn die treuren (2)
    5. Zalig zijn die treuren (3)
    6. Zalig zijn de zachtmoedigen
    7. Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid (1)
    8. Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid (2)
    9. Zalig zijn de barmhartigen
    10. Zalig zijn de reinen van hart
    11. Zalig zijn de vreedzamen
    12. Zalig zijn die vervolgd

     

  1. Woordverklaring

Bron: Het mysterie der zaligsprekingen van J. van Rijckenborgh

BESTEL HET MYSTERIE DER ZALIGSPREKINGEN

LEES OVER 5 BOEKEN VAN J. VAN RIJCKENBORGH OVER CHRISTELIJKE TEKSTEN UIT DE OUDHEID