Tempelsymboliek – hoofdstuk 21 uit ‘Het Gouden Rozenkruis’ – de witte roos, de rode roos, de gouden roos

 

BESTEL HET GOUDEN ROZENKRUIS VOOR € 7,50

BESTEL DE VIERDELIGE ROZENSERIE VOOR € 15,00

LEES OVER DE INSPIRATIEMIDDAG ‘HET MIDZOMERFEEST VAN DE WITTE ROOS’ OP 19 JUNI 2022

Catharose de Petri (fakkeldrager van het Rozenkruis 22) maakt in het boekje ‘Het Gouden Rozenkruis’ – het vierde en laatste deel van de Rozenserie – duidelijk hoe de mens weer een levende bouwsteen kan worden in de Universele Tempel. In de fysieke tempels van de School van het Gouden Rozenkruis vindt daartoe een afstemming plaats van hart, oog, stem, hypofyse, medulla en de twaalf paar hersenzenuwen. Andere magnetische stromingen worden zo in de menselijke tempel aangetrokken. Nieuwe lichten worden ontstoken in het aurische wezen van de mens die daar bewust aan meewerkt door zelfovergave. Hieronder volgen de tekst van het laatste hoofdstuk en de inhoudsopgave. 

21 TEMPELSYMBOLIEK

De mogelijkheid is niet uitgesloten dat het voor velen in en buiten de geestesschool van de jonge gnostieke Broederschap niet geheel duidelijk is waarom in haar tempels en gewijde werkplaatsen op de plaats-van-dienst als symbool het gouden Rozenkruis is aangebracht. Ook ziet men in het midden van de Renovatempel een roos in een wa­terbekken, dat bestraald wordt door een violet­ kleurig licht; en in de hoofdtempel te Haarlem, op de plaats-van-dienst, eveneens een roos in een waterbekken en bovendien een symbool waarin on­der andere zeven maal zeven gouden stralen zijn aangebracht. Daar het noodzakelijk kan worden geacht dat ieder die daarvoor enige belangstelling heeft, weet wat de geestesschool van het Gouden Rozenkruis met deze uiterlijke kentekenen be­doelt, wil zij hierover gaarne een nadere uiteenzetting geven.

De leerlingen van de School van de jonge Gno­sis, die de voortgangen van de arbeid in de School reeds jaren hebben meegemaakt, weten dat er met betrekking tot de symboliek van de roos en het kruis steeds veranderingen zijn aangebracht. Om het waarom hiervan duidelijk te maken moet wor­den teruggegaan tot de tijd waarin de School nog in het openbare werk stond.

Toen het tempelwerk nog voor het belangstel­lende publiek toegankelijk was, voerden de tem­ pels als symbool het witte kruis, met in het hart daarvan een witte roos. Zo werden de belangstel­lenden, die de tempel van het Rozenkruis binnen­ kwamen als zoekende zielen, geconfronteerd met een geheel wit kruis en een geheel witte roos. De witte roos werd hun als symbool vanuit de tempel gereikt door de Johanneïsèhe Broederschap, die hun de komst van het naderende Christuslicht verkondigde.

De witte roos verzinnebeeldt het nog in onge­repte staat zijnde zaadatoom in het hartheilig­ dom, dat door de aanvangende leerlingen op het pad met het eigen hartebloed rood moet worden gekleurd, door transmutatie van het persoonlijk­heidswezen, waardoor de witte roos rood wordt. De roos verzinnebeeldt tevens het latente geestbe­ginsel in het aurische veld, dat iedere mens om­ mantelt. Dit is de voor menselijke zintuigen on­zichtbare mantel, waarin het gehele leven van de persoonlijkheidsgang door de stof wordt opgete­kend.

Nadat de roep vele jaren weerklonken had en een voldoende aantal mensenzielen de drempel van de geestesschool had overschreden, kreeg de School een gesloten karakter en werden degenen die zich in de tempel bevonden geconfronteerd met de rode roos, aannemende dat zij zich met hun hartebloed verinnigd hadden met de roep van de School.

De geestelijke leiding van de School trad met haar leerlingen stap voor stap voorwaarts op de ontwikkelingsladder, want in de rode roos moest onvergankelijk licht worden gebracht, het licht van de goddelijke Zevengeest. De uiterlijke gods­dienst moest in de leerling innerlijke godsdienst worden. De universele leer moest innerlijk bele­den worden en het symbool moest een levende werkelijkheid worden.

Naarmate de leerlingen die doende waren met deze grootse arbeid, de aanraking met het gnostie­ke licht ondergingen, zich daarvan bewust wer­den, werd in de tempels de rode roos veranderd in de gouden roos en het witte kruis in het gouden kruis.

Het perspectief en het inzicht van de leerling werden verruimd en het oog werd gevestigd op de gouden roos en het gouden kruis. Er mag veilig worden vastgesteld dat momenteel bijna alle belij­dende leerlingen van de jonge Gnosis zich de rode roos hebben eigen gemaakt en innerlijk groeiende zijn naar de verwerkelijking van het Gouden Ro­zenkruis.

De belijdende leerling die tot het Gouden Ro­zenkruis behoort, heeft primair geen aardse ge­ richtheden meer, hoewel hij als persoonlijkheids­mens nog wel terdege in de stof existeert en daarin zijn plichten vervult. Deze staat-van-zijn wordt verzinnebeeld door het gouden kruis, terwijl de gouden roos het zichtbare bewijs levert dat het ge­ hele aurische veld van de leerling doordrenkt is met de glanzing en straling van het Christuslicht en zijn kracht.

Zo bemerkt u dat de roos, die de leerling in de aan­vang van zijn leerlingschap wit mocht ontvangen, door hem zelf dient te worden gekleurd. Dat kan geen ander voor hem doen. De rode roos tot ont­wikkeling brengen wil zeggen, dat het gehele bloedswezen van de leerling op het vrijmakende pad zich verbonden weet met de consequente eisen van de universele Broederschapsketen. Eerst dan is er voldoende openheid om gnostiek licht, en daardoor geestkracht, te doen binnenstromen, waardoor de gehele microkosmos van de leerling gevuld wordt met het licht van Jezus Christus, onze Heer en Verlosser.

In iedere tempel of gewijde werkplaats van het Lectorium Rosicrucianum, waar het gouden Ro­ zenkruis op de plaats-van-dienst is aangebracht en dus als brandpunt van universeel bemoeien dient, wordt een blijvende binding met de Universele Keten onderhouden. Het mag dus duidelijk zijn, dat voor de belijdende leerling dit gouden Rozen­kruis het volkomen einddoel stelt en in de tempel dus de morgenschemering van het bereiken ver­beeldt. Het zou heerlijk zijn als men reeds nu van een ontelbare schare zou kunnen zeggen: ‘Zij zijn op weg.’

En zie, wat voorheen nog niet mogelijk was of slechts ten dele heeft kunnen functioneren, is nu voor de mensheid concreet geworden. De zeven brandpunten van de Universele Broederschap zijn sedert enkele jaren tot volledige openbaring geko­men. Hiermee naderen wij het symbool in de Haarlemse hoofdtempel: het symbool met de ze­ven maal zeven stralen. De zeven brandpunten met hun negenenveertig stralen worden voor allen die zulks van harte begeren tot een intense hulp om het gouden Rozenkruis van verre schemering tot een lichtend heden te kunnen maken.

Er is een vuur van vernieuwing geboren, een vuur van Renova! Daarom ziet u in het midden van de Renovatempel, die aan deze volkomen nieuwe goddelijke arbeid gewijd is, een waterbek­ken, waarin een sprankelende waterbron is aange­bracht. Tijdens de diensten zit de leerlingenscha­re daaromheen gegroepeerd. Iets van de roos heeft een enigszins serieuze leerling reeds waar gemaakt in het eigen leven. Daar dit ongetwijfeld het geval is, wordt het zó gesteld: onze roos en ons levenskruis plaatsen wij in het midden van de Re­novatempel en wij vertrouwen ze toe aan het le­ vende water der actuele vernieuwing.

U zult denken: als symbool. Natuurlijk, doch een symbool dat ons plaatst vóór en verhaalt ván een directe, concrete mogelijkheid. Dit Renova­ symbool bedoelt ons een omschrijving te geven van een lichtend heden. Het is een heden, zoals het Gouden Rozenkruis toekomst is. Wij dienen door dit nieuwgeboren heden, dat zo vol van gena­de is, de toekomst te naderen.

Het Renovasymbool doet ons voorts zien dat het hart van de tempel beschenen wordt door een goud-violetkleurig licht. Daarmee wordt de pri­maire straal van de zevende School tot uitdruk­king gebracht, die als ommanteling moet dienen van het Grote Werk dat door leerlingen en Gees­tesschool verricht wordt.

De violette koning-priestermantel is een gewaad dat ieder die het verlos­sende pad wil gaan, moet weven. En ieder die waarlijk wil wordt in staat gesteld deze arbeid reeds nu aan te vangen. Indien dit nu begrepen wordt, dan weet u dat het Lectorium Rosicrucianum een zeer bewuste weg met zijn leerlingen gaat, een weg die tot de ware bevrijding voert.

INHOUDSOPGAVE

Woord vooraf

  1. De Geestesschool in openbaring
  2. Tempelorde
  3. De menselijke stem
  4. Het oog, de transformator van lichtkracht
  5. Waarlijk menszijn
  6. De zeven brandpunten
  7. Het licht van de oorspronkelijke zuivere natuurkracht
  8. De stroomkring der tegennatuur
  9. Het overkoepelingsveld van de nieuwe Aarde
  10. Het zal geschieden dat al wie de naam des Heren zal aanroepen, behouden zal worden
  11. De Medusa
  12. De zielemens in mij moet wassen, ik moet minder worden
  13. Verzoeking in de woestijn
  14. Een heilig priesterdom van de nieuwe levensstaat
  15. Het nieuwe astrale voertuig, de mantel der liefde
  16. Het verzegelen van het voorhoofd met het nieuwe teken
  17. De graanoogst en de wijnoogst
  18. De Gnosis roept ook u
  19. De fase der uitredding heeft reeds en aanvang genomen
  20. Terugkeer tot het hart van uw microkosmos
  21. Tempelsymboliek

BESTEL HET GOUDEN ROZENKRUIS VOOR € 7,50

BELUISTER OF LEES MEER OVER DE ROZENSERIE

BESTEL DE VIER UITGAVEN VAN DE ROZENSERIE VAN € 25,- VOOR € 15,-