Albert Einstein, citaten en biografie van het genie dat tijd en ruimte doorgrondde

De in 1995 verschenen verhandeling over de bijzondere relativiteitstheorie van Albert Einstein (1879-1955) verwekte in de wetenschappelijke wereldgrote opschudding. Iedereen vroeg wie toch de onbekende auteur van deze schitterende studie was. Toen bleek, dat hij een ondergeschikt ambtenaar van een octrooiraad was, meende men algemeen, dat een andere positie beter bij zijn aanleg en talent  zou passen.

De Zwitserse universiteit wilden graag beslag op hem leggen. Zodra er een vacature kwam, in 1909, werd Albert Einstein benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de theoretische natuurkunde aan de universiteit te Zürich. Hij verhuisde daarheen en aanvaardde zijn nieuwe functie, zij het ook met weinig enthousiasme. Het geregeld college geven als routinewerk vond hij weinig aantrekkelijk, waar nog bij kwam dat dit professoraat slecht gehonoreerd werd.

Einstein is niet lang in Zürich gebleven. In 1910 werd hij benoemd tot gewoon hoogleraar, ook in de theoretische natuurkunde, te Praag. Graag aanvaardde hij deze benoeming, die hij als een verbetring beschouwde. In Praag heeft Einstein ook maar twee jaar gewoond. Deze periode is echter voor zijn toekomst van grote betekenis geweest. Hij maakte er de rassenstrijd tussen Duitsers en Tsjechen en ook de haat tegen het joodse volk van nabij mee. In die tijd zijn de denkbeelden op sociaal gebied, waarvan hij later blijk gaf, tot rijpheid gekomen. Van die tijd af heeft hij zich met de toekomst van het joodse volk beziggehouden.

In 1912 keerde hij echter naar Zwitserland terug om professor te worden van de polytechnische hogeschool te Zürich, de school waaraan hijzelf zijn opleiding had genoten. Een jaar later verhuisde hij evenwel opnieuw, nu naar Berlijn, waar hij benoemd was tot ‘research-professor’ aan het Kaiser-Wilhelminstituut. Reeds eerder hadden in Amerika rijke industriëlen als Rockefeller en Carnegie, grote sommen geld beschikbaar gesteld voor instellingen die geleerden de gelegenheid schonken zich aan wetenschappelijke onderzoekingen te wijden zonder dat zij met het onderwijs aan studenten belast waren. Naar het voorbeeld van deze Amerikaanse instelling werd in 1913 te Berlijn een dergelijk instituut gesticht. Kaiser Wilhelm II juichte het zeer toe, dat een geleerde van wereldnaam als Albert Einstein zich daaraan wilde verbinden.

Einstein kon te Berlijn rustig werken aan de wetenschappelijke problemen die hem interesseerden. Hij heeft dat dan ook een kleine twintig jaar gedaan. Hij was niet verplicht college te geven. Wel deed hij het zo nu en dan, en ook gaf hij leiding aan de onderzoekingen van vergevorderde studenten.

Professor Einstein was wel in staat een goed college te geven, maar toch heeft hij op zijn studenten nooit een grote invloed gehad. Dit hield verband met zijn karakter. Al was hij vriendelijk en gemoedelijk, toch gaf hij zich moeilijk. Hij was altijd de eenzame geleerde, de man in een geïsoleerde positie. Ook met zijn collega’s had hij weinig omgang.

Hij was nog geen vol jaar in Berlijn, toen de eerste wereldoorlog uitbrak. In de Duitse hoofdstad was de geestdrift groot, maar niet bij professor Einstein. Vanaf zijn kinderjaren had hij antipathie gehad tegen het Duitse militarisme. Zijn meeste collega’s werden gemobiliseerd voor wetenschappelijke onderzoekingen in het belang van de oorlog, maar hij hied zich daarbuiten. Deze gereserveerdheid werd hem door menig Duitser kwalijk genomen.

Van verschillende zijden werd in de jaren na de eerste wereldoorlog kritiek geoefend op de relativiteitstheorie. Dit wekte echter ook veel belangstelling. Uit tal van landen ontving Einstein uitnodigingen om lezingen te huoden over zijn ontdekkingen. Zo bezocht hij in die tijd niet alleen verscheidene Europese landen, maar ook China, Japan, Palestina en Noord-Amerika. Heel graag was hij in Leiden om daar met zijn vriend, professor Ehrenfest, Lorentz‘ opvolger, fysische problemen te bespreken. Hij werd ook benoemd tot buitengewoon hoogleraar aan de Leidse universiteit met de verplichting daar elk jaar een paar weken college te geven.

Naarmate de invloed van de nationaal socialisten in Duitsland groter werd, namen de campagnes tegen Einstein in aantal en felheid toe. Men nam hem kwalijk, dat hij had meegewerkt aan de oprichting van de Hebreeuwse universiteit te Jeruzalem. Men verweet hem, dat hij zionist en dat hij pacifist was. Sommigen die tegen hem ageerden, bestreden en bespotten ook de relativiteitstheorie, die zij een dwaze fantasie noemden.

In 1932 werd het Einstein duidelijk, dat deze toestand niet lang meer kon duren. Zijn leven liep gevaar. Hij woonde dat jaar een tijdje in een klein plaatsje in België, waar hij zijn huis door twee detectives moest laten bewaken. Dit werd onhoudbaar. Hij besloot zijn vervolgers voor te zijn en niet te wachten tot hij ontslagen en misschien vermoord zou worden. Veel van zijn joodse collega’s hadden reeds in het buitenland asiel gezocht.

Het was niet voor Einstein niet moeilijk buiten Duitsland een positie te vinden. Verscheidene universiteiten (onder andere in Madrid en de Sorbonne te Parijs) boden hem een hoogleraarszetel aan. Tenslotte aanvaardde hij een benoeming tot professor aan het ‘Institute for advanced study’ te Princeton. Hij verliet zijn geboorteland en emigreerde naar de Nieuwe Wereld.

In 1930 hadden twee rijke Amerikanen een kapitaal van vijf miljoen dollar geschonken voor de stichting van dit ‘Instituut voor voortgezette studie’. Aan deze instelling kunnen afgestudeerden van Amerikaanse universiteiten, die blijken van bijzondere begaafdheid hebben gegeven, hun studie verder voortzetten en wetenschappelijke onderzoekingen verrichten.

Aan dit instituut heeft Einstein gewerkt, totdat hij er in 1945 emeritaat ontving. Zijn postie te Princeton had grote overeenkomst met die welke hij te Berlijn had bekleed. Toen hij er aankwam, kon hij dan ook het werk waarmee hij in Berlijn bezig was, rustig voortzetten.

In 1936 overleed zijn tweede vrouw en sindsdien woonde hij in Princeton met een van zijn stiefdochters en zijn secretaresse. Omgang met collega’s of vrienden had hij bijna nooit. Op 18 april 1955 is Einstein overleden, nadat hij enige dagen daarvoor in het ziekenhuis van Pinceton was opgenomen, omdat hij aan een galblaasontsteking leed. De ziekte was zeer onverwachts gekomen, want op 14 maart had hij nog in goede gezondheid (maar in alle stilte zoals zijn gewoonte was) zijn 76ste verjaardag gevierd.

Naast veel verguizing en miskenning heeft Albert Einstein ook veel waardering ondervonden. Zijn ontdekkingen hebben tot een omwenteling in de fysica geleid. Alle natuurkundigen op de hele wereld en miljoenen ‘leken‘ hebben kennis genomen van zijn prestaties. Wie onbevooroordeeld zijn levenswerk overziet, zal moeten toegeven, dat hij een natuurkundig genie is zoals er maar weinigen in de geschiedenis van de wetenschap kunnen worden aangewezen.

Bron: WJ.A. Schouten – de geschiedenis der natuurwetenschappen in 34 portretten, Universiteit voor zelfstudie, ‘s-Gravenhage. 

 

Citaten, quotes, oneliners en aforismen die worden toegeschreven aan Albert Einstein

Alles dat kan worden geteld telt niet noodzakelijkerwijs; alles dat telt kan niet noodzakelijkerwijs worden geteld.

Alles dat werkelijk groots en inspirerend is, is gecreëerd door een individu dat kon werken in vrijheid.

Alles moet zo eenvoudig mogelijk gemaakt worden, maar niet eenvoudiger dan dat.

Als dit universum in zijn miljoenvoudige orde en precisie het resultaat van een blind toeval zou zijn, dan is dat net zo geloofwaardig als wanneer een drukkerij explodeert en alle druklettertjes weer op de grond terecht komen in de voltooide en foutloze vorm van het woordenboek.

Als ik geen natuurkundige was, zou ik waarschijnlijk muzikant zijn. Ik denk vaak in muziek. Ik leef mijn dagdromen in muziek. Ik zie mijn leven termen van muziek.

Blind geloven in autoriteit is de grootste vijand van de waarheid.

De bittere lessen uit het verleden moeten voortdurend opnieuw worden geleerd. De bron van onze ellende bestaat daarin dat we meer verwachten van laboratoria dan van gebedsruimten.

De gehele wetenschap is niets meer dan een verfijning van het dagelijks denken.

De mens die zich omringt met feiten, niet toestaat dat hij verrast wordt, geen flits van intuïtie kent, geen veronderstellingen maakt, geen risico neemt,leeft in een afgesloten cel.

De tijd bestaat alleen maar omdat anders alles tegelijk zou gebeuren.

De werkelijke waarde van een mens kan worden gevonden in de mate waarin hij bevrijding van zijn eigenbelang heeft bereikt.

Een mens komt pas tot leven als hij dat buiten zichzelf kan.

Een mens maakt deel uit van het geheel, dat door ons “het universum” genoemd wordt. Onze taak moet zijn dat we onze cirkel van compassie vergroten, zodat alle levende wezens en de gehele natuur in al haar schoonheid erdoor worden omvat.

Eén van de sterkste motieven die de mens naar kunst en wetenschap leidde is de ontsnapping aan het dagelijks leven met pijnlijke wreedheden en hopeloze somberheid. Een fijngevoelige natuur verlangt ernaar te ontsnappen uit de ketens van het persoonlijke leven naar de wereld van objectieve gewaarwordingen en gedachten.

Een weten van het bestaan van iets waarin wij niet kunnen doordringen, van de manifestatie van de diepste rede en de stralendste schoonheid, die alleen in hun meest elementaire vormen voor onze rede toegankelijk zijn – dit weten en deze emotie vormen de waarlijk religieuze houding; in deze zin, en niet anders, ben ik een diep religieus man.

Elke intelligente idioot kan dingen groter, complexer en geweldadiger maken maar er is een vleug genialiteit en moed nodig om de tegenovergestelde richting op te gaan.

Er zijn slechts twee manieren om je leven te leven: doen alsof niets een wonder is, en doen alsof alles een wonder is

Graag zou ik God’s gedachten kennen, de rest zijn details.

God dobbelt niet.

Het belangrijkste is dat we niet ophouden met vragen stellen.

Iedereen is een genie. Maar als een vis wordt beoordeeld op zijn vaardigheid om in bomen te klimmen, zal hij zichzelf zijn hele leven als een mislukkeling beschouwen.

Ik ben een diep religieuze ongelovige. Dit is een enigszins nieuwe religie.

In de kern van moeilijkheden schuilen de mogelijkheden.

Intuïtie is het enige dat echt waardevol is.

Het is de plicht van ieder mens om minstens het equivalent van wat hij uit de wereld haalt er ook weer in terug te stoppen.

Het is niet dat ik zo slim ben; ik blijf alleen langer met vraagstukken bezig.

Het mooiste dat we kunnen ervaren is het mysterieuze.

Het opstellen van een nieuwe theorie is niet hetzelfde als het slopen van een oude schuur om op die plaats een wolkenkrabber te bouwen. Het lijkt veel meer op het beklimmen van een berg, waarbij we nieuwe en weidse gezichten aanschouwen en waarbij we onverwachte verbindingen ontdekken tussen ons uitgangspunt en zijn rijke omgeving.

Het probleem vandaag de dag is niet de atoomenergie, maar het hart van de mens.

Het werkelijke kenmerk van intelligentie is niet kennis, maar verbeeldingskracht.

Ik heb geen speciaal talent. Ik ben slechts nieuwsgierig.

Ik geloof dat de religie van de toekomst een kosmische religie zal zijn.

De religie die het meest strookt met de wetenschappelijke behoeften is het boeddhisme.

Ik geloof in Spinoza’s God die zich openbaart in een ordelijke harmonie van alles wat bestaat, niet in een God die zich bemoeit met het lot en handelen
van mensen.

Intellectuelen lossen problemen op. Genieën voorkomen ze.

Leven is als fietsen. Om je evenwicht te bewaren, moet je in beweging blijven.

Logica brengt je van A naar B. Verbeelding brengt je overal.

Men hoeft de wereld niet te begrijpen, men moet alleen zijn plaats erin weten te vinden.

Mijn religiositeit bestaat in een nederig bewonderen van de oneindig superieure geest die zich openbaart in het kleine beetje dat wij met ons zwakke, vluchtige verstand kunnen begrijpen van de werkelijkheid.

Veroordeling zonder onderzoek is het toppunt van onwetendheid.

Voorstellingsvermogen is belangrijker dan kennis, want kennis is begrensd.

We kunnen een probleem niet oplossen met de denkwijze die het heeft veroorzaakt.

Tracht niet een mens van succes te zijn, maar probeer liever een mens van waarde te zijn.

Wetenschap zonder religie is lam, religie zonder wetenschap is blind.