De hogepriester of hiërofant – arcanum 5 van de hermetische tarot – het vijfde symbool van de Egyptische mysteriën

Op de vijfde dag sprak de hogepriester aldus:

‘Mijn zoon, je staat nu voor een afbeelding die mijn naam draagt. Hij heet hogepriester en betekent gezag, verstand, mondeling onderricht en gefluisterde mededelingen. Je ziet de hogepriester voor de voorhang zitten, zoals de priesteres in de tweede schildering. Dit zegt je dat er tussen deze twee een relatie bestaat. En dat is ook zo, beiden maken je op de noodzaak opmerkzaam om onderricht te ontvangen. Maar let op het onderscheid: De papyrusrol in de hand van de priesteres raadde je aan uit rollen en boeken wijsheid en inzicht te verzamelen. Op deze afbeelding zie je geen rol of boek in de hand van de leraar, maar de geheven hand wijst naar boven, aldus duidend op een hogere vorm van onderricht en wel op het vertrouwelijke mondelinge, zoals je dat nu van mij ontvangt. 

Deze belering bestaat niet alleen uit de verklaring van de diepzinnige, allesomvattende symbolen die je hier ziet, maar ook uit mededelingen over verborgen kennis van de onzichtbare wereld, die door de voorhang wordt versluierd. Want het doel van de belering is op beide schilderingen – zowel op het tweede als het vijfde symbool – hetzelfde; de voorhang en de beide sleutels tonen dit aan: de ontsluiting van de beide grote rijken achter de voorhang – achter de verschijnselen. 

De ontsluiting, de kennis van deze rijken is echter geboden en nuttig, omdat je door het kennen van het grote plan in staat zult zijn met hogere wezens in verbinding te treden en zodoende aan de ontwikkeling van het heelal daadwerkelijk deel te nemen. Er zijn dingen die niet te allen tijde aan iedereen meegedeeld kunnen worden, maar slechts op de juiste tijd doorgegeven mogen worden aan hen die daartoe zijn voorbereid. Een dergelijk uur is nu voor jou gekomen. Ik zal je een woord geven, je een naam noemen, je een sleutel geven, die toegang geeft tot de onzichtbare werelden’.

De hogepriester boog zich tot de jonge zelator en fluisterde hem een naam met vijf lettergrepen in het oor.

‘Heb je het verstaan?’
‘Ja.’
‘Herhaal het woord, fluister het in mijn oor.’
De jonge priester deed het.

‘Goed zo mijn zoon, vergeet het woord niet, maar spreek het nooit lichtvaardig uit, dit zou afschrikwekkende gevolgen voor je hebben. Het is het begin van alle dingen, die je nog niet kent. Vanavond en de volgende vier avonden moet je, nadat je je laatste meditatie volbracht hebt, je op je bed uitstrekken en het woord dat ik je gegeven heb hardop uitspreken, want het bevat bovennatuurlijke kracht en roept een geest op die in een boven ons liggende sfeer thuishoort en aan wie door nog hogere geesten opgedragen is jouw ontwikkeling te begeleiden. In de volgende vijf nachten zal hij zich aan je openbaren. Houdt daarbij in gedachten: weten, willen, wagen, zwijgen. 

Er bestaat nog een verschil tussen beide schilderingen. De priesteres heeft geen leerlingen bij zich die naar haar luisteren, die met geheven handen om onderricht vragen. Leerlingen zijn degenen die leren willen, die zich aan de voeten van een leraar neerzetten – zoals jij bij mij – maar hun motieven zijn dikwijls heel verschillend. Hier wordt gezinspeeld op het onderscheid tussen witte en zwarte magie en wel middels het verschil in kleding. We zien hier beide wegen. De leerling in het wit meent het eerlijk, hij houdt ook de rechterhand op het hart. Zijn doelstellingen zijn zuiver, omdat hij tot de godheid gedreven wordt vanuit de wil tot weten, om zo in het godsplan inzicht te verwerven. Hij wil helpen, dienen en nuttig zijn. 

Geheel anders is het met de leerling in de zwarte mantel gesteld. Ook hij wil weten, maar zijn beweegredenen zijn onzuiver, want hij zoekt kennis en macht ten eigen bate. Begeerte naar geld en zingenot vervullen zijn hart en daarom zal hij aan zelfzucht ten gronde gaan. Houd jij je echter gericht op de weg van liefde en licht en vermijd het glibberige pad van de zelfzucht en duisternis. 

De hele dag dacht de jonge priester aan de komende avond. Steeds weer sprak hij in gedachten het vijflettergrepige woord uit. De zon ging onder en de zelator mediteerde op zijn mat. Het wilde niet lukken. Voortdurend gingen zijn gedachten uit naar het geheimzinnige woord. Toen hij zijn oefeningen beëindigd had strekte hij zich op zijn bed uit. 

Door de vensteropening scheen de sikkel van de afnemende maan. Weten, willen, wagen. Hij sprak het woord hardop uit en wachtte op wat komen ging. Plotseling werd hij door paniek overmand, lichamelijk en geestelijk verlamd, voelde hij hoe iets onzichtbaars bovennatuurlijks, in zijn nabijheid rondwaarde. Even bleef het dreigend om hem heen hangen, om dan, zoals het gekomen was, opeens te verdwijnen. Hij slaakte een zucht van verlichting, beval zich in de bescherming van de goden aan en viel in een diepe slaap.

Bron: Egyptische Mysteriën, Inwijding in de Esoterische Tarot door Woldemar von Uxkull