Alexandrië was een smeltkroes van bevolkingsgroepen en culturen, geboorteplaats van het hermetisme

Alexandrië was in zijn bloeitijd niet alleen een handelscentrum voor goederen, het was ook een centrum van ideeën, dat tot uiting kwam in de beroemde bibliotheek van Alexandrië. Het was een smeltkroes voor verschillende bevolkingsgroepen, voor culten, geloofsovertuigingen en filosofische systemen. De stad was daarom een knooppunt, een kruispunt en een uitwisselingsplaats voor wijsheid en kennis uit de hele bekende wereld. Binnen haar grenzen was er plaats voor bijna elke religie en denkwijze.

Als ondergrond waren er de culten die afgeleid waren van en nog vaak geassocieerd worden met het oude Egypte, die teruggaat naar de tijd van de farao’s en wellicht nog verder terug. Boven op deze ondergrond, en daarmee die ondergrond vaak verstikkend, waren er culten gewijd aan verschillende Griekse godheden – alsook aan Alexander de Grote, de stichter van de stad, en de Ptolemeïsche dynastie wier leden zichzelf gemakkelijk als goden beschouwden.

De cultus rond de god Serapis was van speciaal belang. Serapis kan het best worden beschreven als een welbewust gecreëerde godheid die was berekend en samengesteld om zowel Grieken als Egyptenaren te behagen. Volgens een commentator was Serapis ‘eigenlijk het resultaat van een onderzoek door filosofen en priesters die uit alle bronnen putten en alle soorten ideeën en toebehoren naar believen samensmolten.

De cultus van Serapis werd vooral aangemoedigd door de Ptolemeïsche dynastie omdat hij religieuze verschillen te boven ging en gebruikt kon worden om de orde onder de burgers te bewaren. Gedeeltelijk was zij afkomstig van de oude cultus van de heilige stier Apis, die vroeger in de oude Egyptische hoofdstad Memphis als centrum had. Deze had weer elementen van de weer oudere cultus van Osiris overgenomen. Serapis werd derhalve dikwijls afgebeeld als de echtgenoot en gemaal van Isis, de archaïsche moedergodin.

Griekse inscripties voor Serapis waren dus, als ze waren omgezet in de hiëroglyfen, bedoeld voor Osiris. Voor de Grieken werd Serapis echter samengesmolten met Zeus en de samenstelling Zeus-Serapis  kwam dan ook geregeld voor. Serapis werd ook vaak geassocieerd met andere Egyptische godheden, zoals Ammon, en tevens met andere Griekse goden, zoals Poseidon. In elke district van Egypte stond wel een tempel gewijd aan Serapis. Zijn tempel in Alexandrië was een van de voornaamste architecturale attracties van die tijd.

Na de Romeinse verovering verschenen er culten rond Romeinse godheden alsook geromantiseerde variaties van Griekse godheden; de Romeinse keizer had, als een god die zichzelf had aangesteld, zijn eigen cultus. Tevens bestond er een sterke cultus rond de godin Cybele uit het oostelijk Middellandse-zeegebied, wier zelf-gecastreerde priester kennelijk normaal waren binnen het straatbeeld van Alexandrië. ook bestond er een cultus ter ere van Ahura-Mazda, de centrale figuur in de Perzische leer van Zarathoestra.

Er waren leermeesters, exponenten en beoefenaars van het van het zogenaamde ‘gymnosofisme’ – dat wil zeggen het hindoeïsme, het boeddhisme en de filosofieën die daarbij hoorden, yoga-disciplines en methodologieën die uit India kwamen. En er waren daar – met alleen de Grieken boven zich – de joden.

In het midden van de eerste eeuw had het nieuwe geloof dat bekend stond als het christendom zich gevestigd in Alexandrië. Om te kunnen overleven en zichzelf te blijven in de maalstroom van alle andere religies en tradities binnen de stad. moest het zichzelf aanpassen. Het zou bepaalde specifiek messiaanse en specifiek joods aspecten moeten loslaten, waardoor het zich in Palestina had onderscheiden. Het christendom zou beschaafder moeten worden en uit moeten stijgen boven de simplistische boodschap die Paulus aan zijn grotendeels ongeletterde scharen had verkondigd.

Volgens een commentator ‘moest het christendom, als het meer dan een religie voor ongeletterden wilde zijn, tot een vergelijk komen met de Griekse filosofie en wetenschap. Als gevolg daarvan sloeg het christendom in Alexandrië een radicaal nieuwe richting in. eerst onder auspicien van bisschop Clemens en later onder zijn opvolger Origenes begonnen christelijke theologen zich vertrouwd te maken met de Griekse denkwereld – bijvoorbeeld met de leer van de stoïcijnen en met die van Aristoteles en Plato. Met deze intellectuele bagage begonnen zij een ‘dialoog met het heidendom’ – een dialoog die steeds meer ‘een dialoog tussen intellectueel gelijkwaardigen’ werd. Vaak was er veel waarover men hetzelfde dacht. Origenes, een van de invloedrijkste kerkvaders, was bijvoorbeeld een leerling van dezelfde Alexandrijnse leermeester als Plotinus, de stichter van de heidense filosofie die algemeen bekend staat als het neoplatonisme. Het christelijke idee van de logos was afgeleid van de interpretatie van de hellenistische jood Philo.

Tegenwoordig maken we vaak en onderscheid tussen theologie en filosofie. Theologie wordt gezien als de intellectuele formulering of wellicht rationalisering van een geloof, een overtuiging, een geloofssysteem dat behoort tot het goddelijke of het bovennatuurlijke. In deze mate wordt theologie gezien als een poging om het heilige  te vatten of te verklaren. Filosofie daarentegen wordt gezien als iets ‘profaners’, in de traditionele betekenis van het woord. Filosofie kan louter wereld zijn, maar ook net zo metafysisch van aard als welke theologie dan ook. Maar zelfs dan zal niet dezelfde dimensie van het heilige gelden. Binnen de meeste religies wordt de theologie gezien als iets dat van oorsprong goddelijk is. Filosofie is in wezen iets van mensen.

In Alexandrië bestonden die verschillen niet in het begin van onze jaartelling, noch in de twee daaropvolgende millennia. Theologie en filosofie waren min of meer onderling uitwisselbaar – of overlapten in die mate dat de scheidingslijnen tussen de twee onduidelijk werden. Dus leefde de intellectuele ambiance van Alexandrië niet alleen door de verschillende religies en geloofsovertuigingen met hun achterliggende theologieën, maar ook door wat we nu filosofische systemen zouden noemen; en deze laatstgenoemden genoten een vergelijkbaar respect en een vergelijkbaar hoge status.

Culten, sekten, mysteriescholen en religies in Alexandrië werden gecomplementeerd door filosofische leerscholen. Aristoteles, die ooit mentor was van Alexander de Grote, beschikte over een aanzienlijk aantal volgelingen, waardoor zijn gedachtegoed de christelijke leer blijvend kon beïnvloeden. Ook Plato werd echter vereerd en aanvankelijk zelfs gezien als een nog waardevollere verbinding tussen het christen- en heidendom. Bij mystieke filosofen als Plotinus zou de leer van Plato een grote opleving genieten in de vorm van het neo-platonisme. Ook andere filosofen waren in de mode, vooral enkele zogeheten ‘pre-socratische’ leermeesters die min of meer mystiek georiënteerd waren – Pythagoras en Heraclitus bijvoorbeeld.

In Alexandrië verdrongen de culten, sekten, religies, filosofische scholen en systemen elkaar in een dynamische en voortdurend veranderende bouillabaisse. De verzameling denkwijzen die uit deze interactie voortkwam wordt tegenwoordig het ‘syncretisme’ genoemd. Het Alexandrijns syncretisme zou een blijvende invloed uitoefenen op de evolutie en ontwikkeling van het westerse bewustzijn, westerse houdingen en waarden. Een van de belangrijkste producten van het Alexandrijnse syncretisme de tradities die we het beste hermetisme of de hermetische leer noemen.

Bron: ‘Het elixer en de steen’ van Michael Baigent en Richard Leigh