Philo van Alexandrië en de boom des levens van de kabbalah – voordracht door Henk Spierenburg

In 1296 gaf Mozes de Leon gaf in dat jaar de Sefer ha Sohar uit. Sefer betekent in het Hebreeuws en Aramees: boek, Sohar betekent zoiets als schittering of glans. Dus Sefer ha Sohar is het boek van glans. In dat boek vindt u de volledige Kabbala.

Het is niet zomaar een boek waarin de tekst van de eerste tot de laatste pagina doorloopt; het is eigenlijk een complete bibliotheek. In de oorspronkelijke uitgave vindt u aan de bovenkant van de pagina’s een in slecht Aramees gesteld boek, dat is de Sefer ha Sohar zelf. Het is een doorlopend commentaar op de Pentateuch (dit zijn de eerste vijf boeken uit het Oude Testament: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium). Op de onderste helft van de pagina’s vindt u een aantal andere boeken die ook tot de Sohar behoren en bovendien is er nog een Tikoenei-Sohar en een Sohar Chadash. Alles bij elkaar een behoorlijke bibliotheek.

Om te zien hoe dit geheel tot stand gekomen is, beginnen we bij de voorgeschiedenis. Eerst is er de Thora, dit zijn de eerste vijf boeken uit het oude Testament (het Oude Testament in zijn geheel wordt Tenach genoemd). Die eerste vijf boeken zouden geschreven zijn door Mozes. We zullen ons niet mengen in de discussie of er werkelijk een figuur is geweest die daadwerkelijk die eerste vijf boeken geschreven heeft, dat gaat allemaal veel te ver.

Het eerste boek van de Thora (ook wel Pentateuch genaamd) is Genesis; het verhaal van de schepping, het paradijs en de aartsvaders. In het tweede boek, Exodus, vindt u alle mogelijk zaken over het uitleiden uit Egypte van het joodse volk. Dit zijn allemaal legenden, en een daarvan gaat over Mozes, de schrijver van deze vijf boeken. Mozes gaat een berg op en komt terug met de tien geboden. Dit is algemeen bekend, ook wie niet godsdienstig opgevoed is weet dat er sprake is van tien geboden.

Een legende vertelt ons dat Mozes ook het schema van de kosmos, dat tegelijkertijd een schema van de mens is, meebracht met de tien geboden. Dit nu zou de kabbalistische boom des levens zijn geweest. In het derde hoofdstuk van Genesis staan teksten over het paradijs. Of dit paradijs op aarde gelegen zou hebben doet weinig ter zake. Maar in die teksten staat ook iets over de Levensboom. Het woord ‘boom’ is hier niet zoiets als een stam met vertakkingen en bladeren eraan, maar meer een symbool. Er wordt gezegd dat één van de bomen uit het paradijs de latere kabbalistische boom zou zijn die Mozes op de berg ontving.

Nu zijn op die Thora of Pentateuch (daar zit het getal 5 in), allerlei commentaren geschreven. Men kan het niet laten. Maak een eenvoudige tekst die voor iedereen te begrijpen is, en men schrijft er een commentaar op. En dan komen er anderen en die zeggen ‘onbegrijpelijk, daar deugt niets van’ en vervolgens begint men daar weer een commentaar op te schrijven. En daar houdt het niet mee op, want dan zeggen we: de verwarring ten top, wat is het nou eigenlijk? En wordt er weer een commentaar geschreven op het commentaar of over het totaal.

Zo gebeurde het ook al in het oude Israël — het oude Israël meer als idee dan dat u zich daar een strook land moet voorstellen, hoewel er wel sprake was van een fysiek land. Men had dus een reeks aanmerkingen op de Thora en noemden deze de Misjna. De Misjna werd geschreven door rabbijnen die leefden rond de derde en tweede eeuw vóór het jaar nul. Ik vermijd te zeggen vóór Christus, omdat niet iedereen vindt dat dit een tijdsaanduiding moet zijn. Maar de Misjna werd natuurlijk ook weer onderwerp van bespreking door andere rabbijnen die vaak weer van andere scholen afkomstig waren.

Zo werd er op de Misjna weer een ander commentaar geschreven: de Tosefta. Dit woord kan op verschillende wijzen vertaald worden, onder andere als `toevoeging’. De commentaren werden steeds omvangrijker. De eerste vijf boeken, de Thora zelf, kunnen bij elkaar in één band. Maar de Misjna zijn bij elkaar al weer een paar delen. De Tosefta echter beslaan in het geheel evenveel delen, ze hebben zich dus nog redelijk beperkt! En in de eeuwen na het begin van onze jaartelling zijn er ook weer scholen en rabbijnen, die op de Tosefta weer commentaren leverden.

De Thora was oorspronkelijk in het Hebreeuws geschreven, maar toen dit rond 445 v. C niet langer meer de moedertaal was van het joodse volk werden zowel de Thora als de Tenach (het gehele Oude Testament) in het Aramees vertaald. Na de Babylonische ballingschap ontstonden er binnen het jodendom twee takken: een oosterse in Babylonië, en een westerse tak in Palestina. Dit komt ook in de talen tot uitdrukking, er is een westers Aramees, en er is een oosters Aramees.

Men gaat daarna nog weer verder met becommentariëren. Zo ontstaat uit de Misjna en het commentaar daarop, de Talmoed. Talmoed betekent studie en is een optelsom. De vele uitleggingen van de Tenach vormen tezamen de Midrasj. Dit betekent zoiets als weefsel. Bij elkaar waren dit al vele en vooral erg dikke boeken. Daar kwam nog bij dat er een Palestijnse Talmoed geschreven werd en een Babylonische. En daarop werden weer opnieuw commentaren geschreven. Eén van de Palestijnse Talmoedim (meervoud van Talmoed) is uitgegeven in Polen. Dit is een buitengewoon groot boek. Eén bladzijde heeft 150 regels met hele kleine lettertjes die dus heel dicht op elkaar staan. De Babylonische Talmoed heeft men in zo’n 20 dikke delen uitgegeven. Daar vindt u dan de Misjna en een beetje Tosefta en daaromheen alle mogelijk kritieken van rabbijnen die leefden van het jaar nul of iets eerder, tot zo ongeveer de 7e eeuw van onze jaartelling.

Waarom vertel ik u dit? Om het simpele feit dat in deze bronnen eigenlijk de wortels van de Kabbala, de joodse mystiek, te vinden zijn. Een eenvoudige inleiding tot onderwerp vindt men in het boekje: Vera Box-Thijs, De klassieke Kabbalah, een introductie. Deventer 2001 (ankertje 263). Niet al te duidelijk, zeker niet. Maar als men bijvoorbeeld naar de kabbalistische boom kijkt, dan komt het getal tien af en toe te voorschijn. Er zijn tien van die delen van die kabbalistische boom en het getal tien komt heel vaak voor in deze teksten.

Het is niet zo dat men die kabbalistische boom, die levensboom, kan construeren uit wat wij de Talmoedica of de Rabinica noemen. Wel is het zo dat omstreeks de vierde eeuw (misschien eerder, misschien later, we zullen ons niet mengen in de strijd die daarover is ontstaan), een boek verscheen, het Sefer Jetzirah. In de Bibliotheca Philosophica Hermetica te Amsterdam bevindt zich daar een prachtig exemplaar van. Hierin komt het woord Sefiroth voor. Sefiroth zijn de tien delen van de kabbalistische boom die staan voor de tien goddelijke wezens of eigenschappen: Kroon, Wijsheid, Inzicht, Mededogen, Macht, Schoonheid, Victorie, Glorie, Fundament en Koninkrijk.

Anderen zeggen dat Sefiroth een totaal andere betekenis heeft. Sefiroth is maar een woord, het betekent zowel ballen als ook getallen, dus dat is geen bewijs.

Ergens tussen 800 en 1000 komt het Sefer ha Bahir te voorschijn. Bahir is ook al zo’n Hebreeuws/Aramees woord en betekent ook zoiets als straling of glans, dus net als Sefer ha Sohar. Ook hierbij kan de vraag gesteld worden of de kabbalistische boom erin voorkomt. Als je die figuur een beetje kent is het mogelijk om hem eruit te halen. Maar de vraag is of je hem eruit kunt construeren als je hem niet kent. Sommigen zeggen ja, anderen nee, ook daar zullen we ons niet in mengen. Vraagt men aan mensen die zich daarmee bezig houden of de figuur van de kabbalistische boom bekend was in het jaar nul, dan zal men zeer beslist ontkennend antwoorden. Men zegt dat deze later is ontstaan, al is het heel goed mogelijk dat er in het begin van onze jaartelling mensen zijn geweest die ermee hebben gewerkt, maar de geschriften die dit zouden moeten bevestigen hebben we niet meer.

Het Alexandrië van rond het jaar nul was net als nu een havenstad. Oude kaarten bevestigen dat de wijken nog steeds op dezelfde plaats liggen. Alleen was de haven toen veel groter. Daar stond één van de zeven wereldwonderen, de vuurtoren van Alexandrië. Schepen die vanaf de Middellandse Zee kwamen aanvaren konden die al van verre zien. Het was een wereldstad die naar schatting een miljoen inwoners telde. De stad kende twee enorme bibliotheken, het Museon en het Serapeion. Daar was een boekenbezit vertegenwoordigd dat zijn weerga in de antieke wereld niet kende.

In Alexandrië werd Grieks gesproken. Er zijn twee soorten nazaten van de volkeren die in het Oude Testament joden worden genoemd: de Grieks sprekenden die ook wel hellenistisch worden genoemd en de Aramees/Hebreeuws sprekenden. De Thora was rond 260 v. C. vertaald in het Grieks. Daar is een prachtige legende over, die vindt u in de apocriefe Aristeas-brief van een of twee eeuwen vóór onze jaartelling. Die legende is als volgt:

«Er was eens een koning die meende dat als het werkelijk waar was dat de Pentateuch het Goddelijke Woord was dat door Mozes was opgetekend, dit heden ten dage op de een of andere wijze aangetoond zou moeten kunnen worden. De schrijver van de koning wist daar wel iets op, hij haalde 72 geleerden uit Palestina. Het getal 72 werd als magisch beschouwd omdat het door veel getallen gedeeld kan worden. Deze 72 geleerden werden in een soort zaal opgesloten en mochten geen contact met de buitenwereld hebben, zo ongeveer als tegenwoordig de paus van Rome gekozen wordt. Zij kregen allemaal een Hebreeuwse Thora en mo”esten deze in het Grieks vertalen. 

Als er daadwerkelijk sprake zou zijn van Goddelijke inspiratie dan moest er woordelijk 72 maal dezelfde tekst verschijnen.» De legende besluit met de mededeling dat er titel noch jota afgeweken was van de Hebreeuwse tekst. Deze vertaling noemen we de Septuagint. Daar zit het woord sept in en septem, zeven. Later zijn er naast de Septuagint nog verschillende andere Griekse vertalingen ontstaan. Deze vertalingen verschillen vaak nogal van de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst. Als u wel eens echte Hebreeuwse tekst heeft gezien ziet u een stuk tekst met daaronder een zogenaamd `apparaat’. Daarin kunt u nauwkeurig zien in welke vertaling een bepaald woord anders is dan in een andere.

Philo van Alexandrië

In het Alexandrië van rond de jaartelling leefde ene Philo Judaeus (letterlijk: Philo de jood), in onze tijd beter bekend als Philo van Alexandrië. Hij was lid van een in die dagen zeer vooraanstaande en vermogende familie. Vermoedelijk leefden er in zijn tijd tussen de driehonderdduizend en vierhonderdduizend joden in Alexandrië. Ten behoeve van hen was de Septuagint ontstaan, zij het dat er sprake was van een vertaling die toch weer afweek van de huidige Septuagint. De verschillen vindt men in het `apparaat’.

Philo’s familie had hem in het begin niet zo hoog zitten, zij waren rijk en bekleedden voorname posities; Philo was een denker en schrijver en daarmee verdiende hij geen geld. Hij schreef commentaren op de Thora, als bijna iedereen. Hij was aangewezen op de Septuagint, dat wil zeggen dat alles wat hij geschreven heeft op een of andere wijze te maken had met het Oude Testament.

Philo was een ongelofelijk goed Plato kenner, maar ook wat andere Griekse en Latijnse filosofen te zeggen hadden had hij allemaal bestudeerd.

Maar Philo zei ook nog iets anders; hij beweerde door Mozes ingewijd te zijn. De meeste geschiedenissen uit de Septuagint ziet hij als symbolisch en hij schrijft er een diepere betekenis aan toe. Laten wij hem zelf aan het woord laten: «De deugden kennen zowel een conceptie als geboorteweeën. Nu wij dit beschrijven, kunnen de bijgelovigen beter hun oren dichtstoppen en weggaan, want wij spreken alleen tot diegenen die toe zijn aan de kennis over de meest heilige mysteriën, de gehele aard van de goddelijke en geheime leerstukken. Degenen die waardig zijn, zijn zij die in alle bescheidenheid de ware liefde beoefenen, degenen die zich nimmer zouden verlagen naar buiten te treden onder een valse vlag. Wij zullen ook niet optreden als hiërofant of uitlegger van de heilige mysteriën voor diegenen die behept zijn met de ongeneeslijke ziekte van gezwollen taalgebruik, spitsvondige uitdrukkingen, handigheidjes in het debat en gemummel in een ritueel».

Elders schrijft hij: ‘Aan u, ingewijde, wiens oren zijn gezuiverd, om naar deze zaken te luisteren als mysteriën die werkelijk heilig zijn en deze op te bergen in het binnenste van uw ziel. Openbaar dit niet aan degenen die niet zijn ingewijd, maar behoed het als een heilige schat. Berg het in uw hart, niet in een schatkamer waar kwetsbare gouden en zilveren voorwerpen zijn opgeslagen, maar in de schatkamer waarin de meest kostbare van alle bezittingen zijn opgeslagen, namelijk de kennis over de grote eerste Oorzaak, over de deugden en de vruchten van die twee. En mocht u ooit iemand ontmoeten die meer is ingewijd, behandel hem dan met toegenegenheid en blijf bij hem, zodat als hij meer kennis heeft van ontdekte mysteriën, hij die niet voor u verborgen houdt maar het aan u onthult.’ (De Philonische Geheime leer blz. 23)

Philo’s geschriften zijn geïnspireerd door een hogere macht, hij zegt:

‘ … plotseling kwamen er gedachten bij mij binnenstromen, ideeën werden mij op een onzichtbare manier getoond waarbij ik, onder invloed van iets goddelijks, totaal begeesterd was. Ik wist niets meer van de plaats waar ik was, de omstanders waren verdwenen, noch was ik mij van mijzelf bewust…’

Hij schrijft een aantal malen over dit soort ervaringen. Bij de verklaring van een moeilijke tekst zegt hij: ‘(de verklaring) kwam van een stem in mijn eigen ziel’.

Dit overkwam hem regelmatig, want: ‘Ik hoorde eens te meer de stem van de vertrouwde, geheime bewoner van mijn onzichtbare geest …’ (De Philonische Geheime leer blz. 13)

Hij zegt ook dat hij als het ware inspiratie kreeg om te kunnen begrijpen hoe de wereld en de mens in elkaar zaten, want daar komt het in wezen op neer. Hij zei ongeveer: ‘Kijk eens, in het Oude Testament, de Septuagint, daar vindt men een reeks geheimen, en die kun je eruit halen. Daar wordt nauwkeurig in vermeld hoe de schepping in elkaar zit, hoe de planten in elkaar zitten, hoe ze groeien, etc. etc., alles staat daar in.’

Er is een legende (ik ga even terug in de tijd) waarin wordt beschreven hoe God de wereld schiep. Hij had een blauwdruk, geschreven met licht vuur op zwart vuur. Dit was de Thora. God legde die blauwdruk op zijn knieën en las daarin en al lezende schiep hij de wereld. En met die gedachte gaat Philo van Alexandrië de beschrijving van de schepping maken. In die Septuagint, in die Griekse vertaling zit alles. Er is geen geheim in de natuur of het staat daar in. Zo heeft Philo een atoomtheorie. Wij zouden tegenwoordig zeggen dat het niet helemaal zo is, maar daar gaat het nu niet om. Het gaat er om dat Philo zich met alle mogelijke zaken bemoeide; dit vinden wij in al zijn geschriften terug.

In het derde hoofdstuk van Genesis, de paradijslegende, is de Boom des Levens te vinden, de boom van kennis van goed en kwaad. Maar als je die tekst goed leest, blijkt dat er nog meer van die bomen zijn. Eén daarvan is de kabbalistische boom. In mijn boek: De Philonische geheime leer heb ik geprobeerd om Philo zover als dat kon te doorgronden en alles wat hij zegt over die Boom daar neer te zetten. U zult zich afvragen hoe dit kan, omdat de kabbalistische boom voor zover wij weten ergens in de buurt van de 9e en 10e eeuw is ontstaan.

In Exodus 25:31-32 staat: ‘U zult een kandelaar van louter goud maken, van gedreven werk zal de kandelaar gemaakt worden, het voetstuk zowel als de schacht; de bloemkelken, met knoppen en bloesems, zullen daarmee één geheel vormen. Zes armen nu zullen uit zijn zijden uitsteken: drie armen van de kandelaar uit de ene zijde en drie armen van de kandelaar uit de andere zijde’.

Het beeld van de zevenarmige kandelaar, de menora, werd reeds gebruikt om de planeten en zon en maan op de kabbalistische boom te plaatsen. In het commentaar dat Philo geeft op deze tekst wordt de boom zelf min of meer geconstrueerd. Hij zegt: ‘De heilige kandelaar is vervaardigd met zes delen, drie aan iedere zijde en de een in het midden maakt de zeven, aldus de twee triaden verdelend en scheidend. De heilige kandelaar en zijn zeven lichten vormen een beeld van de bewegingen van het koor van de zeven planeten. Op die wijze heeft de Meester-kunstenaar, wetend dat wij behoefte zouden hebben aan een kopie van de zevenvoudige lichtende sfeer zoals die in de hemel is, opdracht gegeven dit bijzondere voorwerp te vervaardigen’.

Een andere tekst waarin een deel van de kabbalistische boom te vinden is, gaat over zogenaamde vrijplaatsen: Num. 35.10b-11a: ‘Wanneer u over de Jordaan trekt naar het land Kanaän, dan zult u enige steden uitkiezen die tot vrijplaatsen zijn’. Num. 35.13-14: ‘En de steden die u zult aanwijzen, zullen voor u zes vrijsteden zijn. Drie steden zult u aanwijzen aan de overzijde van de Jordaan en drie steden zult u aanwijzen in het land Kanaän; vrijsteden zullen het zijn’.

Philo zegt hierover: ‘De hoogste, de zekerste en de beste is de moederstad, meer dan een stad, want het is de goddelijke Logos … De andere vijf zijn te beschouwen als kolonies daarvan, krachten van Hem die de wereld schiep door de Logos. De hoogste van die krachten is de scheppende kracht, door middel waarvan de Schepper het universum schiep …, de tweede daarvan is de koninklijke kracht, door middel waarvan leiding wordt gegeven aan wat geschapen is; de derde is de genadige kracht, door middel waarvan de grote Architect mededogen en compassie in Zijn werk laat doorwerken; de vierde is de wetgevende kracht, door middel waarvan Hij ons onze plichten oplegt; de vijfde zijn die delen van de wetten waarin de dingen worden beschreven die niet mogen worden gedaan (en wel moeten worden gedaan) … Drie van de vrijsteden zijn aan de overzijde van de rivier, ver weg van de mensheid. Welke zijn dat? De Logos van de enige Heerser en Zijn scheppende en koninklijke kracht…. De overige zijn de krachten die direct in contact met de mensheid zijn, de genadige kracht die de dingen verbiedt die niet mogen worden gedaan’ (De Philonische Geheime leer, blz. 116-117)

Hiermee is aannemelijk gemaakt dat in Philo’s tijd een schema van het universum, de macrokosmos, en hetzelfde schema van de menselijke beginselen, de microkosmos, in de kern van het denken van de filosofen uit die dagen aanwezig was. (De Philonische Geheime leer, blz. 121).

Bron: Terug naar de Bron, Voordracht door Henk Spierenburg, symposionreeks 5