Meer dan een half millennium voor het begin van de jaartelling bestonden er al vriendschapsbanden tussen Egypte en Griekenland. ln 610 v. Chr. Was er sprake van een Griekse nederzetting die diende als handelscentrum in de Nijldelta; het Griekse krijgsvolk dat in vele oorlogen tegen Perzische expansiedrift had moeten vechten, hielp de Egyptenaren ook tegen de Perzische invasies. Egypte slaagde er echter niet in de indringers te verjagen, waardoor het gedurende bijna twee eeuwen – van 539 tot 332 v. Chr. – moest zwoegen onder het Perzische juk.
In 343 vluchtte Nectanebo II, de laatste der farao’s, via de Nijl naar Ethiopië waardoor het Egypte van de oude dynastieën feitelijk ophield te bestaan. Tempels, heiligdommen, monumenten en zelfs hele steden werden door de Perzische veroveraars verwoest en in ruïnes veranderd.
Toen Alexander de Grote Egypte binnendrong in 332 v. Chr., werd hij binnengehaald als de bevrijder van het Egyptische volk. De strijd krachten van het bezettende Perzische regime boden weinig weerstand en werden gemakkelijk opzij geschoven. een jaar later, in 331, stichtte de Macedonische bevelhebber de stad die tot op de dag van vandaag zijn naam draagt. Kort daarna verliet hij het land om er nooit weer terug te keren. Hij stierf acht jaar later in Babylon, waarna zijn immense rijk – dat zich uitstrekte tot de grens met India – door zijn generaals werd opgedeeld. Een van hen, Ptolemaios, kreeg Egypte als erfenis en werd tevens koning van het land: Ptolemaios I. Ptolemaios was derhalve de eerste van een dynastie van Griekse monarchen die Egypte regeerden totdat de laatste van hen, Cleopatra, stierf in 30 v. Chr.
Cleopatra pleegde zelfmoord toen haar vloot en die van de rebellerende Romein Marcus’ Antonius in de slag bij Actium verslagen werden door Octavianus, de geadopteerde zoon van Julius Ceasar. In 27 v. Chr. Kroonde Octavianus als overwinnaar zichzelf tot keizer, nam de naam Augustus aan en stichtte het Romeinse keizerrijk. Zo werd Egypte een satelliet van Rome en werd het geregeerd door een prefect die verantwoording moest afleggen aan de keizer. Voor de komende drieëneenhalve jaar zou Egypte dienen als graanschuur van Rome. Hele vloten schepen vervoerden het graan van Alexandrië over de Middellandse Zee – eerst naar Italië, later naar afgelegen buitenposten van het Romeinse rijk en uiteindelijk, na het jaar 324, naar de nieuw gestichte stad Constantinopel.
Onder de Griekse dynastie der Ptolemeeën werd Egypte een land dat grond, sociale status en snel fortuin bood. Dit miste zijn aantrekkingskracht niet op een groot aantal immigranten – van wie velen in hun moederland arm waren geweest en die nu de gelegenheid te baat namen om hun toestand te verbeteren en zelfs machts- en autoriteitsposities te gaan bekleden.
Door de instroom van Griekse immigranten werd Egypte gehelleniseerd en veranderde het dramatisch. De meeste Egyptenaren drinken bijvoorbeeld van oudsher bier. De Gieken dronken echter wijn, dus er moesten een heleboel wijngaarden aangelegd worden. Waar de meeste Egyptenaren linnen kleding droegen, droegen de Grieken wol, dus moesten er schapen geïmporteerd worden. Omdat ze geen vervanger voor hun olijfolie accepteerden, gingen de Grieken ook een groot aantal olijfgaarden cultiveren.
Ook stichtten ze nieuwe steden die gesitueerd waren op belangrijke handelsroutes. Om de landbouwproductie te maximaliseren reorganiseerden ze het land, gingen meer grond bewerken, verbeterden irrigatie door middel van technologische expertise en legden moerassen droog. Met het ijzer dat ze geïmporteerd hadden, konden ze betere landbouwwerktuigen maken dan Egypte ooit had gekend.
Het bankwezen werd een fundamenteel onderdeel van de gehelleniseerde Egyptische economie. Er werd een officiële koninklijke bank opgericht met een centrale bank in Alexandrië en filialen in het hele land. Als onderdeel van de Ptolemeïsche koninklijke schatkist kon deze bank geld wisselen en lenen, deposito’s accepteren en hypotheken aanbieden. Deze faciliteiten waren natuurlijk mogelijk gemaakt door de Grieken, voornamelijk terwille van andere Grieken. De oorspronkelijke Egyptische bevolking kende dergelijke voorrechten niet.
Onder het Ptolemaische regime bloeide Egypte als geheel echter op – zowel de autochtone bevolking als de immigranten. Aan het eind van Cleopatra’s regering kende het land een immense rijkdom. Volgens een bepaalde bron was de jaaromzet 294 ton goud en 45.300 ton tarwe – waarvan het equivalent in moderne valuta honderden miljoenen dollars bedraagt.
Vlak voor onze jaartelling, toen Egypte overging in Romeinse handen was het waarschijnlijk het belangrijkste commerciële bezit in de toenmalige wereld. Geen enkel ander gebied in het Romeinse Rijk bracht een vergelijkbaar inkomen binnen.
Ook al was Egypte als geheel opgebloeid, Alexandrië bleef de ultieme manifestatie van succes. Hoewel het nooit de officiële hoofdstad van Egypte was geweest, had Alexandrië van zichzelf toch een unieke status. Het was de residentie van Ptolemeïsche monarchen en, toen zij gevallen waren, van de Romeinse prefect. De stad werd gewoonlijk beschreven als zijnde ‘bij’ Egypte, in plaats van ‘in’ of ‘van’ Egypte.
In de eerste eeuw was Alexandrië de rijkste, meest urbane, kosmopolitische, culturele en beschaafde stad van de Grieks-Romeinse wereld en tevens het ‘onbetwiste centrum van de wereldhandel’. De bevolking werd geschat op 500.000 die daarmee elke andere mediterrane stad voorbijstreefde. De stad was beroemd om zijn architectuur. Een van zijn attracties was de fameuze vuurtoren van Pharos die gold als een van de zeven wonderen van de klassieke wereld.
De vuurtoren die gebouwd was op het eiland Pharos was met de stad verbonden door middel van een 1300 meter lange weg. Het gebouw was 120 meter hoog, het equivalent van een moderne flat met veertig verdiepingen. Het was gebouwd van glinsterend witte steen en erbovenop stond een enorm standbeeld van Zeus. Op de top van het gebouw brandde een permanent vuur waarvan het licht ver over de zee door middel van vergrotende spiegels werd gereflecteerd.
Een verslag meldt dat de stad meer dan 800 herbergen, meer dan 1500 badhuizen, meer dan 2400 tempels en meer dan 24.000 huizen telde. Ook waren er theaters, een stadion voor spelen, een forum, een grote markt, een immense gymnastiekhal, talloze openbare parken en heilige bossen. Er waren gerechtshoven. Er waren kazernes. Er waren ontelbaar veel monumenten. Bij de ingang van de Tempel van Augustus stonden twee obelisken die bekend stonden als de ‘Naalden van Cleopatra’, waarvan de ene nu staat op het Embankment in Londen en de andere in het Central Park van New York. In deze constructie was al zo’n overvloedig gebruik gemaakt van wit marmer dat de ogen er bij zonlicht door verblind werden.
Een van de voornaamste toenmalige attracties van de stad was het gebalsemde en in linnen gezwachtelde lichaam van Alexander, dat van Babylon naar de stad was teruggebracht. Het lichaam van de grote veldheer rustte in een gouden sarcofaag in een immense tombe die een pelgrimscentrum werd. Men denkt dat de sarcofaag omstreeks 89 v. Chr. gestolen is door een van de Ptolemeïsche koningen die geld nodig had. De tombe kon langer overleven; de laatste keer dat ze wordt genoemd is in de geschriften uit het jaar 215 toen ze bezocht werd door de Romeinse keizer Caracalla.
Voor veel mensen uit die tijd en zeker voor het nageslacht bestond de voornaamste glorie van Alexandrië echter uit de beroemde ‘Grote Bibliotheek’. Door haar bibliografische collecties was de stad andere studiegenoten zoals Athene en Korinthe voorbijgestreefd en naar voren gekomen als centrum van wetenschap in de klassieke wereld. Er waren eigenlijk twee grote bibliotheken in Alexandrië. De grootste van de twee was opgetrokken uit. Wit marmer en verbonden met het ‘Museum’ – oorspronkelijk het Mouseion’ of het ‘Heiligdom der muzen’. De andere, kleinere bibliotheek, een dochter van de eerste zogezegd, was ondergebracht in de tempel die was gewijd aan de god Serapis.
Het ‘Mouseion’ was oorspronkelijk een cultuscentrum, een heilige plaats gewijd aan de muzen. Onder het Romeinse bewind dat in de plaats kwam van het Ptlolemeïsche kreeg het een meer seculier karakter en werd dit het oude equivalent van een moderne universiteit. Liggend aan de zee bood het gebouw een overdekte promenade, een galerij met stoelen, een gemeenschappelijke eetzaal voor geleerden, vertrekken voor privé-studie, verblijfruimtes en waarschijnlijk zalen voor lezingen of theater. De mensen die er werkten werden door het instituut zelf financieel gesteund. Ze betaalden geen belasting. Ze kregen gratis verblijf en maaltijden, goede salarissen en zeer veel andere voorzieningen, waaronder bedienden.
Het ‘Mouseion’ was gesticht tussen 300 en 290 v. Chr. Door Ptolemaios I, een geleerd man die zich in het gezelschap bevond van kunstenaars, filosofen, dichters en andere schrijvers. Ptolemaios gebood dat alle boeken die men op schepen in de haven van Alexandie vond in beslag genomen en gekopieerd moesten worden. e kopieën werden aan de boekeigenaren gegeven. e originelen werden aan het ‘Mouseion’ toevertrouwd. Ptolemaios gaf ook de opdracht kopieën te maken van boeken in andere bibliotheken zoals die in Athene; tevens werden er privé-collecties uit de hele wereld opgekocht.
Ptolemaios bibliografische fanatisme werd overgenomen door zijn opvolgers. de bibliotheek bestond uiteindelijk uit tien zalen, waarvan elk gewijd was aan Deen ander vakgebied. Ook deze bibliotheek werd, net als de vuurtoren van Pharos, gezien als een van de zeven wereldwonderen van de klassieke wereld. manuscripten werden bewaard in de vorm van papyrusrollen, waarvan de meesten twee of meer verschillende werken bevatten.
In zijn meest glorieuze tijd herbergde het ‘Mouseion’ zo’n 500.000 rollen, terwijl de kleinere bibliotheek, die was verbonden met de tempel van Serapis, er nog zo’n 40.000 bevatte. alles was heel nauwkeurig van labels voorzien en gecatalogiseerd. Bovendien was alles niet alleen toegankelijk voor een geleerde elite, maar vrijelijk voor alle mensen – voor ieder die iets wilde leren.
Het meeste materiaal in de bibliotheken van de stad was in het Grieks. Na de Romeinse verovering werd dit materiaal natuurlijk aangevuld door Latijnse teksten. Er bevond zich echter een groot aantal werken in andere talen en uit nog veel verder gelegen streken. Zo waren er bijvoorbeeld commentaren op de heilige geschriften van Zarathoestra; tevens waren er waarschijnlijk kopieën van oude Egyptische werken.
Zoals alle andere bibliotheken waren die van Alexandrië tragisch kwetsbaar voor wisselvalligheden van het lot, oorlogen en excessen van dogmatische fanatici. In 48 v. Chr. bijvoorbeeld belegerde Julius Ceasar de stad. De vlammen verspreidden zich van de verslagen Egyptische vloot tot gebouwen aan de kust, waardoor naar verluidt 70.000 rollen in het Mouseion vernietigd werden. Vele hiervan werden vervangen, maar vanaf het eind van de derde eeuw waren de bibliotheken herhaaldelijk onderhevig aan plunderingen – door een nieuwe golf Perzische indringers, de Romeinse keizer Diocletianus en door fanatieke, dogmatische christenen.
In de vierde eeuw schijnt de voornaamste bibliotheek, die van het ‘Mouseion’, verwoest te zijn – of zozeer vernield dat ze niet meer genoemd werd in de geschiedschrijving. Uiteindelijk verwoestte een dolle christelijke menigte onder aanvoering van de patriarch van Alexandrië de kleinere bibliotheek bij de tempel van Serapis, evenals de tempel zelf. Dit verlies – namelijk van de rijkdom aan kennis en wetenschap in Alexandrië – was een van de grootste rampen in de geschiedenis van de westerse beschaving.
De omvang van dit verlies kan het best geïllustreerd worden aan de hand van enkele gerenommeerde namen die men associeert met Alexandrië en zijn bibliotheken. Onder deze alumni bevond zich Euclides, de wiskundige, wiens geometrie vandaag de dag nog steeds wordt bestudeerd. Ook bevond zich daar Eratoshenes die tot de conclusie was gekomen dat de aarde een bol was en die haar omtrek berekende. Verder was er de astronoom en astroloog die bekend stond als Ptolemaios. Tevens de arts Galenus, wiens leer het medische denken van het volgende millennium zou beïnvloedden. Er was de Egyptische priester en historicus Manetho wiens compilatie van Egyptische vorsten en dynastieën zelfs nu nog door velen als gezaghebbend wordt beschouwd.
Dan waren er de kerkvaders en theologen, zoals Origenes en bisschop Clemens. Er waren vooraanstaande gnostische leermeesters, zoals Valentinus en Basilides. Ook waren er talloze filosofen wier werken sindsdien denkers hebben beïnvloed – Plotinus, bijvoorbeeld, Proclus en de hellenistische jood Philo.
De diversiteit van deze figuren geeft al aan dat er in Alexandrië aan het begin van onze jaartelling een spreekwoordelijke smeltkroes was. De bevolking van de stad bestond uit mensen van alle windstreken, rassen, culturen en religies van de bekende wereld; hierdoor werd de stad een metropool waarvan het moderne equivalent alleen gevonden kan worden in centra als Londen of New York. Natuurlijk waren er ook autochtone Egyptenaren. Zij allen vertegenwoordigden alle hoeken van het Grieks sprekende Middellandse-Zeegebied – niet alleen van het Griekse vasteland en de Griekse eilanden, maar ook van Sicilië, Syrië, Turkije en Klein-Azië. Ervaren Babyloniërs, Arabieren, Perzen, Carthagers, Italianen, Spanjaarden, Galliërs uit Frankrijk en ook de grootste concentratie joden buiten Judea.
Bron: Michael Baigent en Richard Leigh, Het elixer en de steen, Baarn, Trion, 1997