De zesvoudige overeenkomst – hoofdstuk 14 uit ‘De roep der broederschap van het Rozenkruis’

BESTEL DE ROEP DER ROZENKRUISERS BROEDERSCHAP, TIJDELIJK VAN € 24,50 VOOR € 15,00

Hieronder volgt het commentaar dat J. van Rijckenborgh schreef op de zogeheten ‘zesvoudige overeenkomst’ die vermeld staat in de tweede helft van het eerste van de drie manifesten van de klassieke rozenkruisers: de Fama Fraternitatis uit 1614. Het betreft hoofdstuk 14 uit het boek De roep der broederschap van het Rozenkruis, dat via de bovenstaande audio-speler kan worden beluisterd.  

Als de leerling in de mysterieschool van het westen, in overeenstemming met zijn aanleg en karakter, de voornaamste waarden der gnostieke wijsbegeerte heeft geassimileerd; indien hij, zoals de Fama Fraternitatis zegt, zowel de geheime als de geopenbaarde wijsbegeerte beheerst, wordt hij uitgezonden als een der profeten, herauten, van het grote werk. Zoals de Christus zijn discipelen uitzond als arbeiders in de grote wijngaard, zo zijn de werkers van het Rozenkruis in alle landen der aarde te vinden, om daar op alle mogelijke wijzen hun diensten te verrichten in het grote tehuis van de menselijke levensgolf.

Wij willen nu nagaan volgens welke regels deze arbeid wordt verricht. De Broeders van het Rozenkruis zijn gebonden aan een zesvoudige, vrijwillig aangegane verbintenis. Volgens de Fama Fraternitatis luidt deze:

  1. Niemand van hen zou een ander beroep mogen uitoefenen dan het genezen van zieken, en wel geheel kosteloos.
  2. Niemand van hen zou door de Broederschap verplicht worden bepaalde kleding te dragen, maar ieder zou zich naar de gewoonten des lands moeten voegen.
  3. Iedere broeder zou zich telken jare, op dag C, bij het Huis van de Heilige Geest vervoegen, óf de oorzaak van zijn wegblijven laten weten.
  4. Iedere broeder zou naar een waardig persoon uitzien, die hem te eniger tijd zou kunnen opvolgen.
  5. Het woord R.C. zou hun zegel, wachtwoord en kenmerk zijn.
  6. De Broederschap zou honderd jaar geheim blijven.

Op het eerste gezicht lijkt deze zesvoudige overeenkomst vrij eenvoudig, ja zelfs min of meer onbenullig, althans ernstig teleurstellend. En inderdaad is met deze zesvoudige wet meermalen de spot gedreven en heeft men er aanleiding in gevonden de auteur van de Fama Fraternitatis, Johannes Valentinus Andreae, te verwijten dat hij bedoeld had een satire te schrijven, dat hij de Broederschap van het Rozenkruis belachelijk heeft willen maken. Oppervlakkig bekeken is daar ook wel reden voor. Als men bepalingen moet maken terzake van de kosteloze arbeid, teneinde eventuele winstzucht te beteugelen, als men zich druk maakt over het al of niet dragen van een ordekleed, en als men het nodig oordeelt een bepaald insigne samen te stellen, dan moet het met de geestelijke standing van deze orde toch niet zo bijster gunstig gesteld zijn.

Doch al menig mens is gestruikeld door gebrek aan kennis en inzicht en ook hier moeten wij alle critici teleurstellen. De zesvoudige overeenkomst is niet geboren uit een heftig gevoerd debat over de clubkleuren, over de voor- en nadelen van een bepaalde mode of iets dergelijks. Nee, deze overeenkomst is van groter allure, van volmaakter conceptie dan oppervlakkigen vermoeden en wij willen trachten haar in het juiste licht te plaatsen.

Zo stellen wij ons dan voor de eerste wet: Niemand van hen zou een ander beroep mogen uitoefenen dan het genezen van zieken, en wel geheel kosteloos.

Wij weten dat de Broeders van het Rozenkruis in het leven de grote wet van de Christus vervullen, namelijk het evangelie te prediken en de zieken te genezen. Deze wet eist heel eenvoudig: zeggen en doen. Terzake mag generlei scheiding bestaan, hoewel naar de methode der verwerkelijking het zeggen, het evangelie, moet uitgaan vóór de daad, de genezing.

Wij zien dit ook in het wezen der mysteriën geschieden. Christiaan Rozenkruis, als de prediker, steekt het reveil en daar dit zonder gevolg blijft –  immers, hij ontvangt overal een brute afwijzing – bouwt hij na zijn terugkomst in Duitsland de mysterieschool als een vesting, als een citadel van waarheid, om stormenderhand het licht der waarheid te doen zegevieren. Met andere woorden: hij trekt het rapier van de Universele Broederschap om de zwarte krachten aan te vallen. Indien hij, zoals ieder negatief mens in onze tijd gewend is, was blijven volharden in evangelieprediking, in waarheidsprediking, zonder meer, dan was hij voor de zwarte krachten volkomen gevaarloos geweest. Men had hem dan gaarne geëerd, gefêteerd, een standbeeld voor hem geplaatst, met een roerend onderschrift: ‘Hier staat de grote en helaas nog onbegrepen wereldhervormer’, maar met de gedachte erbij: ‘Moge hij nog lang onbegrepen blijven!’.

Doch in deze val is Christiaan Rozenkruis niet gelopen. Hij wilde een dader des woords zijn en daarom begrijpen wij dat, wanneer de Rozenkruisklassieken spreken van ‘geen ander beroep uitoefenen dan het genezen van zieken’, hier gedoeld wordt op strijden voor goedheid, waarheid en gerechtigheid. Dan ontdekken wij hoe hier de ridders van het Rozenkruis worden geschetst, die als strijdbare helden uitgaan om de ziekten der mensheid te genezen. Niet een hoofdpijntje, of een storing in de dikke darm, als men de elementaire voedingswetten heeft overtreden. Zeker, er is ook lichamelijk genezingswerk, doch dat is slechts een gering onderdeel van het grote genezingswerk, dat de gehele mensheid omvat, dat de kanker uit deze maatschappij wil bannen, dat de verlorenen in deze wereld wil oprichten, dat de mensheid haar roeping, haar menselijkheid wil doen beseffen. Dát is het genezingswerk der Ordebroeders van het Rozenkruis.

En dat doen zij kosteloos. Dat doen zij niet voor geld of goed, dat grote werk doen zij niet voor roem of eer, dat doen zijn niet om van de mensen gezien te worden, dat doen zij ook niet om diverse geestelijke bevrijdingen te toucheren. Het gaat om de mensheid die bevrijd moet worden, de mensheid die uit de greep van het zwarte beest moet worden losgescheurd. Dat is het kosteloze werk der Broeders van het Rozenkruis.

Kosteloos is feitelijk een onjuistheid. Weet u wat er verdiend wordt? Laster en haat, de modder van achterklap en leugens, kleinburgerlijke hinder in alle opzichten, in scène gezet door de zwarte moloch. Dát is de betaling in materiële verhoudingen gezien. Kosteloos is feitelijk een onjuistheid, want zij die zich zo in onpersoonlijke dienst aan de mensheid overgeven en de smaad van het kruis op zich nemen, worden ongelooflijk rijk, tegen alle verhoudingen in, rijk aan kracht en liefde, die door het licht zelf wordt uitgestraald. Het is een kracht die schier onmogelijk sterk maakt en die de overwinning des te zekerder doet lichten.

De tweede wet luidt: Niemand van de broeders zou verplicht worden bepaalde kleding te dragen, maar ieder zou zich naar de gewoonten des lands moeten voegen.

In dit wetsartikel gaat het om de methode, de tactiek, de doelmatigheid van het grote werk, aspecten die hier als ‘kleding’ worden aangeduid. Iedere werker, iedere groep werkers, heeft volkomen vrijheid van handelen. De werkers van het Rozenkruis worden niet in een bepaald cliché van arbeid geperst, maar iedere voorpost moet handelen naar de noodzaak van de omstandigheden. Er is geen autoritaire methode die internationaal moet worden doorgevoerd, doch ieder land dient zich aan te passen bij zijn gewoonten. Iedere afwijking terzake moet steeds worden gecorrigeerd, opdat ieder instrument zo soepel mogelijk zal kunnen arbeiden aan de verwezenlijking van het grote ideaal.

Geen der Broeders van het Rozenkruis zal een bepaald soort ‘kleding’ dragen. Zij voegen zich niet in of tot bepaalde corporaties of verenigingen, zij staan boven of buiten iedere partij, om daardoor des te beter hun taak te kunnen verrichten. U moet dit echter goed begrijpen. Het spreekt vanzelf dat, daar alles in het universum systeem en orde is, organisatorische arbeid en werkelijk methodische bouw tot aanzijn worden geroepen waar zulks maar even nuttig en noodzakelijk is. De structuur van deze bouw zal echter iedere poging tot kristallisatie bij voorbaat onmogelijk moeten maken.

Zo zal het u duidelijk worden dat door deze wetsregel de Orde van het Rozenkruis in haar veelvuldige arbeid ongrijpbaar wordt. Een groep die zich materieel als eenheid openbaart, kan worden bestreden, doch een onkenbare veelheid in aanzicht, in methode, is even onkwetsbaar als het licht zelf. In miljoenvoudige straling giet het licht zich over wereld en mensheid uit en doordringt de duistere plaatsen; en waar dit licht verschijnt moet het duister vlieden.

De arbeidsmethode der Broederschap van het Rozenkruis kan wel worden nagebootst, doch niet worden overtroffen. En dát is de blijdschap van de gnostieke magiër: dat, hoewel de zwarte magiër zijn methode nabootst, deze vanwege de onzuiverheid van zijn motief nimmer zal kunnen overwinnen.

Zo gaan wij dan mogelijk ook begrijpen wat er met het derde wetsartikel wordt bedoeld: Iedere broeder zou zich telken jare, op dag C, bij het Huis van de Heilige Geest vervoegen, óf de oorzaak van zijn wegblijven laten weten.

Hoewel de geestelijke pioniers over de gehele wereld verspreid zijn, is er toch een dagelijks contact tussen hen allen. Er is een voortdurende levensgemeenschap, die grenzen wegvaagt, die continenten overspant.

Dag C is de Dies Crucis, de Cruysdag, de Christusdag, het is iedere dag die God geeft. Iedere dag leven wij in de hand des Heren: uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hier wordt niet gedacht aan samenzijn in stoffelijke verhoudingen, maar aan een samenkomst in het tehuis Sancti Spiritus, het gebouw des Heiligen Geestes. Dit huis kan iedereen vinden die zielekwaliteit heeft veroverd, iedereen die iets van het gouden bruiloftskleed heeft geweven. Daar, in dat Jupitergewaad, daar is het schoon en heerlijk te verblijven; het is het magische gewaad van de broeders, het is de vergeestelijking, het is de wondertuin van het huis Sancti Spiritus.

Zij die niet kunnen verschijnen als op de Dies Crucis de oproep wordt vernomen, zij die gebonden zijn aan hun arbeid, als de zielegemeenschap der broeders in verzaligde blijdschap wordt gevierd en zij elkaar de liefdekracht schenken die alle verstand te boven gaat, zij schrijven een brief, waarin de reden van verhindering staat opgetekend. Dit wil zeggen dat niemand een bouwstuk mag verlaten waaraan hij bezig is; dat niemand zijn post mag verlaten vóór het werk ten einde is. Met zijn hartebloed, zijn zielebloed, schrijft de werker zijn brief van verhindering. De dagelijkse zielecontinuïteit der Broeders van het Rozenkruis is er niet een van dromen en mystieke vervoering, terwijl de wereld doodbloedt in ellende. Uw concrete daad, uw offer zonder ophouden, is uw brief, geschreven met de lettertekens der liefde.

Iedere broeder zou naar een waardig persoon uitzien, die hem te eniger tijd zou kunnen opvolgen. Zo luidt de vierde wet.

U begrijpt dat het werk nimmer beëindigd mag worden, maar dat er ook nimmer enige vertraging mag ontstaan. U kent wellicht de magische krachtcirkels die opkomen vanuit een centraal punt, om te vervloeien in de wijde ruimte der levensopenbaring. Een nieuwe impuls is steeds nodig om een nieuwe krachtcirkel te verwekken. Daarom zorgen de broeders van het Rozenkruis bij voortduring dat hun opvolgers gereed staan. Is een bepaald werk aangevangen, dan staan de jonge werkers alweer gereed als de metselaarshand van de ouderen krachteloos wordt. Dikwijls gebeurt het dat bij exoterisch werk de scheppingen met hun scheppers verdwijnen. In de mysterieschool wordt echter met scherp vooruitziende blik de opvolger gezocht en gevonden. Bereid u voor om tot een nieuwe cirkel te worden toegelaten.

Het spreekt vanzelf dat, zoals de vijfde wet luidt, het woord R.C., het woord Rozenkruis, hun zegel, wachtwoord en kenmerk zal zijn: het kruis, het symbool van het lichaam, waarin de latente vermogens tot ontwikkeling moeten komen; het kruis, het symbool van de persoonlijkheid, die zich moet offeren in goedheid, waarheid en gerechtigheid; het kruis van de Christus, die zijn offer bracht voor wereld en mensheid; het kruis van de Christus, die ons het westerse pad ontsloot; het kruis der smarten, gedragen door een onafzienbare rij helden en heldinnen, die arbeiden voor de bevrijding, naar lichaam, ziel en geest, van hun broeders en zusters.

En het symbool van de roos? Waarom al die smarten en die hoon? Waarom al die vermoeienis en kwelling des geestes? Waarom al die offers en dat zwoegen? Waarom dat lange pad van zelfoffering? Uit diepgevoelde, in vuur gelouterde mensenliefde! Dat is de geur van de roos. Dat is de symfonie van de liefde, gezongen door de Broeders van het Rozenkruis.

En dan komt tenslotte de zesde wet der magische overeenkomst, die in haar geniale sluiering wel de meest aangrijpende is: De Broederschap zou honderd jaar geheim blijven.

Waarom, zo hebben de critici nieuwsgierig gevraagd. Wat heeft het voor zin? Waarom geen honderdvijfentwintig of tweehonderd jaar? Omdat het hier niet gaat om honderd jaar in de letterlijke betekenis, maar om het begrip ‘volledige schepping’.

‘Het getal honderd is kabbalistisch opgebouwd’, zo zegt men, ‘uit twaalf trappen, die ons onmetelijke vergezichten openen. Zij vertellen ons van het oprijzen der mensen uit de stoffelijke ellende, uit de verwordenheid van hun lagere bestaan; de mensen die de schakel vinden tussen het onmetelijke én meetbare, tussen het onzichtbare en het zichtbare, tussen wezen en inhoud, tussen God en mens. Zij vertellen ons van geestelijke werkzaamheid en van het begrijpen der stoffelijke werelden, van de doorvoering der stof en van de overwinning op de zwarte moloch. Het is de zon die haar stralen werpt, vermengd met druppels vloeiend goud, op het positieve en negatieve, het biddende, het devote, en het uitvoerende, het dadenprincipe. Het is de zuiverheid, het ontvankelijke, zittend op een sneeuwwit paard, dragend de rode standaard van bloedstorting, van zieleoffering, voor broeders en zusters.

Dat is het geheim der Broederschap van het Rozenkruis, dat zij niet, zich op de borst kloppend, uitroept: ‘Zie, hier ben ik’, voordat het werk voleind is. De Orde van het Rozenkruis wil onpersoonlijk, onbekend naar diepste wezen, haar werk volbrengen, tot het bekroond is met volledige schepping. Wat u van de Orde merkt, zijn haar daden, haar liefdedaden, het omverwerpen van de muren die u omringen. Dat zijn de honderd jaren van geheimenis. God geve dat u het begrijpen moge en er iets van in uw leven zult kunnen tillen.

BESTEL DE ROEP DER ROZENKRUISERS BROEDERSCHAP, TIJDELIJK VAN € 24,50 VOOR € 15,00

BUNDEL MET EN OVER ROZENKRUISERS-MANIFESTEN, TIJDELIJK VAN € 75,00 VOOR  € 45,00