Mattheus Merian de Oudere: de graveur van alchemisten, hermetici en rozenkruisers bij uitgeverij Theodore de Bry

BESTEL GODDELIJKE WIJSHEID – GODDELIJKE NATUUR

De naam van Mattheus Merian (1593-1650) is al genoemd als de graveur van Atalanta fugiens van Michael Maier (1568-1622, fakkeldrager van het Rozenkruis 5) en van veel meer prenten in diens werken,  en ook  van de illustraties in het meerdelige foliowerk Utriusque cosmi historia van Robert Fludd (1574-1637, fakkeldrager van het Rozenkruis 6). In beide gevallen was de uitgever waar het werk verscheen dezelfde: Theodore de Bry, bij wie Merian in 1616 als kopergraveur in dienst trad en met wiens dochter hij een jaar later trouwde.

De calvinistische familie De Bry was in 1609 van het Lutherse Frankfurt naar Oppenheim getrokken, hemelsbreed nog geen 40 kilometer zuidelijker, maar  Oppenheim was een bekende uitwijkplaats voor religieuze ‘vluchtelingen’ die zich hoofdzakelijk in een deel van de stad dat Welschdorf genoemd werde vestigden (Welsch duidt op: vreemdeling).

In 1620 maakt hij zich los van De Bry en werd hij zelf ook ondernemer in zijn vaderstad Basel: hij richtte een uitgeverij op waar circa 90 werken verschenen.  Vijf jaar later, na de dood van zijn schoonvader, keerde hij op verzoek van zijn schoonmoeder weer terug om de uitgeverij over te nemen, die toen weer in Frankfurt gevestigd was. Bij het grote publiek is hij het meest bekend door zijn topografische werk: natuurgetrouwe en gedetailleerde stadsgezichten uit zijn Zwitserse Heimat – hij was afkomstig uit Basel – , en uit de verschillende Duitse gebieden vallend onder het Heilige roomse Rijk (hieronder staat een stadsgezicht van hem van Frankfurt uit 1612) .

Maar kijkend naar de door hem geïllustreerde boeken van Fludd en Maier, kunnen we vaststellen dat Merian niet zomaar een briljante graveur was, maar iemand die meer dan gewone interesse had en inzicht bezat in de alchemie en de hermetica; iemand die bovendien werkte vanuit zijn christelijk-spiritualistische opvattingen. Hij was overtuigd Weigeliaan, dat wil zeggen dat hij een aanhanger was van de religieuze inzichten van Valentin Weigel (1533-1588), die op zijn beurt weer geïnspireerd was door het spiritualisme van Caspar Schwenckfeld (1489-1561).

Merian geloofde dat door het ‘goddelijke vonkje in de mens’ de kerk eigenlijk overbodig was en dat dogma’s, sacramenten en zelfs de Heilige Schrift de persoonlijke verlichting juist in de weg stonden: de persoonlijke relatie met God is belangrijker dan welke cultus ook. Hij schreef lange brieven over deze thema’s aan geloofsgenoten en het lijkt erop dat hij evenveel tijd besteedde aan geloofszaken als aan zijn graveursbezigheden. Maar net als bij de meeste spiritualisten erkende Merian de wereldlijke overheden en richtte hij zich naar hun wetten. Zijn persoonlijke opvattingen legde hij alleen vast in zijn brieven, die hij zorgvuldig verzegelde.

Gegeven Merians bekendheid met het onderwerp en zijn persoonlijke interesse ligt de vraag voor de hand of hij ook de vier illustraties gegraveerd zou kunnen hebben van Mögling Speculum, waaronder die van het iconische Collegium Fraternitatis. Deze illustraties zijn niet gesigneerd; in de literatuur over Merian worden deze zelfs niet bij de afdeling ’toeschrijvingen’ genoemd. Toch zijn er door de kenner van de geschiedenis de rozenkruisers Carlos Gilly aanwijzingen ontdekt dat deze gravures wel van zijn hand moeten zijn (het gegraveerde titelblad en de drie overige prenten). Zijn detectivewerk leverde ‘circumstantial evidence’ op: enkele indirecte aanwijzingen.

Het werk, dat onder het pseudoniem verscheen en zonder dat de naam van de drukker/uitgever vermeld werd, staat aangekondigd in de catalogus van boeken die uitkwamen ter gelegenheid van de Buchmesse in de herfst van 1618 in Frankfurt. Hier wordt wél de naam van de uitgever genoemd Theodore de Fry, voor wiens firma Merian op dat moment werkte. Mögling, de auteur van het Speculum, bevond zich in het najaar van 1617 dicht genoeg in de buurt (namelijk in Frankfurt, zoals we weten uit het colofon van zijn Rosa florescens) om Merian te hebben gevraagd om de gravures voor zijn volgende boek te maken  en met hem te hebben overlegd over de inhoud van de voorstellingen, die de tekst op de voet volgen. Dat het speculum door De Bry werd uitgegeven, is een nieuw gegeven, dat 100% zeker is; dat Merian de graveur van de prenten is, is gezien het bovenstaande zeer aannemelijk.

Uit: Goddelijke wijsheid – Goddelijke Natuur

BESTEL GODDELIJKE WIJSHEID – GODDELIJKE NATUUR

LEES OVER DE BOVENSTAANDE VIER BOEKEN