Het evangelie van Judas – hoofdstuk 14 van ‘De dertiende’ van Arnold Stevelink over een andere kijk op Judas Iskariot

BESTEL DE DERTIENDE – OVERWEGINGEN OP EEN GNOSTIEKE ERVARINGSREIS

Het Judasevangelie geeft een heel ander beeld van de christelijke weg dan tot nu toe algemeen bekend is. Het geschrift werd waarschijnlijk in het midden van de tweede eeuw opgesteld door vroege christenen als aanvulling op de vier evangeliën in het Nieuwe Testament. Het is niet in de Bijbel opgenomen, maar wel in de Gooische Bijbel. De trouwe discipel Judas Iskariot ontvangt esoterisch onderricht van Jezus, leraar van wijsheid en liefde. Het verraad van Judas staat hier in het licht van de gnosis. Tegelijkertijd keert dit evangelie zich tegen de leiders van de opkomende orthodox-christelijke kerk. Hieronder volgt de integrale tekst van hoofdstuk 14 van het boek De dertiende, overwegingen op een gnostieke ervaringsreis van psycholoog Arnold Stevelink. De auteur gaat in op de gnostieke wijsheid die hij in het Judasevangelie herkent. 

Het is al meer dan tien jaar geleden dat de eerste vertaling van het Judasevangelie in het Nederlands verscheen, een authentieke tekst uit de eerste eeuwen van onze jaartelling. Het Judasevangelie is rond 1970 gevonden in Egypte, in Al Minya, in de buurt van Nag Hammadi waar in 1945 ook andere gnostieke geschriften zijn gevonden. (De Nag Hammadi-geschriften, Jacob Slavenburg). Het vormde een onderdeel van een codex (met de naam Tchacos), dat is een verzameling geschriften. Na tal van omzwervingen en intriges is deze codex uiteindelijk rond 2000 bij vertalers terechtgekomen en toen pas is een onderdeel hiervan herkend als het ‘Evangelie van Judas’.

De tekst is rond 220-340 opgetekend in het Koptisch, vertaald vanuit het Grieks. Het woord evangelie betekent ‘goede boodschap’ en is later ook wel ‘bericht van Jezus’ genoemd. Sedert de vondst bij het Egyptische plaatsje Nag Hammadi is de omschrijving van het begrip evangelie breder geworden. Er zijn namelijk veel meer evangeliën gevonden.

LEES MEER OVER DE GOOISCHE BIJBEL

Momenteel zijn er drieëndertig evangeliën bekend. Bij het ontstaan van de christelijk-Romeinse staatskerk zijn er vier gekozen als basis voor het ‘Nieuwe Testament’ van de latere bekende Bijbel (canonieke evangeliën). Er is tot het tijdstip van de vondst nooit een Evangelie van Judas bekend geweest, maar tegenstanders van gnostici hebben het er wel over gehad. Reeds in het jaar 180 schrijft een zogenaamde kerkvader en bisschop van Lyon, Irenaeus, over Judas in zijn geschrift ‘Tegen de ketterijen’ het volgende:

‘En Judas, de overleveraar (proditor), was van al deze dingen zeer goed op de hoogte, zo zeggen zij. Want anders dan de anderen kende hij alleen de waarheid en zo volvoerde hij de geheimenis van de overlevering (mysterium proditionis). Door zijn tussenkomst zijn alle aardse en hemelse dingen losgemaakt, zo melden zij. En zij voeren hiervoor een verzonnen werk aan, dat zij het Evangelie van Judas noemen.’

De evangeliën worden binnen het gnosticisme gezien als symbolische verhalen met betrekking tot een innerlijk pad in ieder mens, niet zozeer verhalen over historische gebeurtenissen, maar verslagen van een proces van vrijmaking van de God in ons. In het verleden hebben tegenstanders de gnostici vaak verweten dat zij de zichtbare schepping niet erkenden als door God geschapen. Inderdaad, de natuur die wij om ons heen zien is niet de oorspronkelijke, goddelijke schepping. Wel een goddelijke schepping in de zin dat er niets buiten God is, maar het is een noodorde om de mens de kans te geven terug te keren naar zijn oorspronkelijke woondomein. Hoe die weg terug eruitziet of beleefd wordt, is te lezen in de evangeliën.

Het Evangelie van Judas geeft je inzicht in het vroege christendom. Dit had een sterk gnostiek karakter. Jacob Slavenburg spreekt in De oerknal van het christendom over het innerlijke karakter, de innerlijke beleving van het christendom in de eerste eeuwen van onze jaartelling. Het meest opzienbarende van het Judasevangelie is wel, dat volgens dit evangelie Judas de meeste verlichte is van de twaalf discipelen én dat Judas Jezus overlevert aan hen, die hem willen vernietigen. Hoe is dat met elkaar te rijmen? Volgens het Judasevangelie spreekt Jezus tot Judas de volgende woorden:

‘Ga terzijde staan van die anderen en ik zal je de geheimenissen van dat rijk vertellen. Voor jou is het mogelijk het te bereiken.’ (De citaten uit het Judasevangelie komen steeds uit de vertaling van J. van Oort, Het Evangelie van Judas.)

LEES OVER HET LAATSTE AVONDMAAL DOOR LEONARDO DA VINCI

Judas is de geschiedenis ingegaan als de slechtste mens die iemand zich maar kan voorstellen: de verrader van Jezus, de zoon van God. Het liep dan ook heel slecht met hem af. Die eerste vertaling van het Judasevangelie kon dan ook onmogelijk kloppen volgens bepaalde theologen als we het verhaal van Jezus zien – of willen zien – als een historisch verslag over uiterlijke gebeurtenissen. Men heeft dan ook meerdere pogingen gedaan om die eerste vertaling bij te stellen, zodat de tekst toch iets dichter bij ons klassieke beeld van Judas als verrader kwam te liggen.

Hier stuiten we in meer algemene zin op een belangrijk probleem bij vertalingen. Want wat is vertalen? Vertalen is het omzetten van een in een vreemde taal geschreven of gesproken tekst, in de eigen taal van de vertaler (of andersom). Hij kan alleen vertalen wat hij begrijpt en het resultaat van zijn werk blijft, hoe dan ook, binnen zijn eigen systeem van interpretaties en opvattingen over de werkelijkheid.

Voordat hij aan zijn vertaling begint, heeft een goede vertaler zich dan ook grondig verdiept in de cultuurachtergronden en de daaraan gekoppelde taalopvattingen binnen het taalgebied waaruit de te vertalen tekst afkomstig is. Dat geeft redelijke resultaten, voor zover een dergelijke cultuur ook werkelijk in de praktijk te bestuderen valt. Het construeren van het verleden uit schaarse en verbrokkelde bronnen is een ingewikkelde zaak, die ruimte laat voor interpretatie en veel discussie tussen historici en archeologen. En in het geval van de gnostici: godsdienstwetenschappers.

De laatste jaren verschenen meerdere boeken die een nieuw licht werpen op de interpretatie en het tot stand komen van de ons bekende Bijbel. De schrijvers herkennen in de ons bekende evangeliën een veel ouder, Egyptisch verhaal over een innerlijk inwijdingsproces dat symbolisch beschreven kan worden. Zoals Tom Harpur aangeeft in ‘De heidense Christus’ of Timothy Freke in ‘De lachende Jezus’. Het is een ‘verslag’ dat je eigenlijk alleen kunt herkennen als je dat innerlijke proces zelf daadwerkelijk beleeft en ervaart. Dan is de inhoud ook niet meer aan enige speculatie onderhevig.

Mensen die dit pad of proces verwerkelijken, laten ‘voetsporen’ na die later gevonden en gevolgd kunnen worden. Deze ‘sporen’ moet je dan vooral in energetische zin begrijpen. Het gaat om de kracht die de woorden op je uitoefenen, om de innerlijke resonantie daarop van nog latente krachten in je, die je daardoor gaat herkennen. Zo kan zo’n ‘verslag’ dienen als kompas, richtsnoer en inspiratie voor jezelf – nu, maar ook voor degenen die later zullen leven.

Het gaat bij een moderne gnostieke groepering zoals de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis om de verwerkelijking van een proces, een innerlijk proces dat een bewustzijnsverandering en een wezensverandering tot gevolg heeft. Een proces dat J. van Rijckenborgh in Dei Gloria Intacta (De glorie van God is onaantastbaar) beschreven heeft als: het christelijke inwijdingsmysterie van het heilige Rozenkruis voor de nieuwe eeuw.

Deze verhandeling over Judas is eveneens te beschouwen als een getuigenis van dit innerlijke proces. Het maakt duidelijk dat dit proces nu, in de eenentwintigste eeuw, op dezelfde manier beleefd kan worden als tweeduizend jaar geleden. Een verbinding in de tijd, maar ook een verbinding met de eeuwigheid. Om de figuur Judas te kunnen begrijpen, moet je dus inzien dat gaat het om je eigen innerlijke proces. Het Judasevangelie vangt aan met de volgende woorden:

‘Het geheime verslag van de openbaring die Jezus eens openbaarde in een gesprek met Judas Iskariot, gedurende acht dagen en drie dagen voordat hij het Pascha vierde.’

Het begint bij het Judasevangelie dus met het proces voor Pasen, vóór de opstanding van de goddelijke mens in jezelf. Je kunt dit proces in deze verhandeling over Judas ook volgen via een ander verhaal namelijk: De alchemische bruiloft van Christiaan Rozenkruis, van commentaar voorzien door J. van Rijckenborgh. Het proces blijkt universeel te zijn, de verhaallijnen zijn identiek maar natuurlijk wel in elke tijd met andere, eigentijdse woorden beschreven.

De alchemische bruiloft beschrijft een proces van zeven dagen, en het verhaal van Christiaan Rozenkruis (Christian Rosen-Creutz (CRC)) begint ook op de avond voor Pasen. Er steekt dan een storm op en hoewel CRC zich wezenloos schrikt, volhardt hij in zijn overpeinzing, totdat hij op zijn rug wordt getikt door een ‘heerlijke vrouwelijke gestalte’, die hem een klein briefje aanreikt. Het is een uitnodiging voor een koninklijke bruiloft. De tekst van het briefje luidt:

‘Dit is de dag, dit is de dag
Voor wie ter Koningbruiloft komen mag.
Zijt gij daartoe geboren,
Door God tot vreugd verkoren,
Moogt ge de berg opgaan,
Alwaar drie tempels staan,
En daar het Wonder gadeslaan.
Wees waakzaam,
Onderzoek uzelf.
Wanneer ge u niet in reinheid baadt,
Is ’t zeker dat u de Bruiloft schaadt.
Wie zich niet wast van zonden,
Hij wordt te licht bevonden.’

Ja, de avond voor Pasen markeert het daadwerkelijke begin van een zeer bijzonder proces: de eerste dag van de alchemische bruiloft. Ondanks intensieve voorbereiding staat CRC aan het begin van een weg waarvan het einde niet zeker is. Er gaat heel wat vooraf aan die avond voor Pasen, vóór de opstanding dus, ofwel vóór de verwerkelijking van de goddelijke mens in jezelf, een fundamenteel andere mens dan die je nú bent. Een mens met een alomvattend bewustzijn in een totaal andere werkelijkheid. Hoe is dit mogelijk? Voor je ‘normale’ ik-bewustzijn is dit natuurlijk volslagen onzin, een soort fantasy- of sciencefictionverhaal. Dit verhaal kan dan ook alleen geloofd worden als er ook iets van een ander bewustzijn ergens in je aanwezig is dat, hoe summier ook, al werkzaam in je is.

Hoe werkt dit innerlijke proces? Het is een proces van inzicht, ‘de omwandeling van Jezus’ die in je plaatsvindt. De Christuskracht geneest het zieke, het blinde in je. Het is een veilige weg. Als je het verlangen naar Licht maar blijft volhouden en voeden en je eraan overgeeft, gaat het Licht met jou een weg. Want als jij een mijl met Hem gaat, neemt Hij je voor twee mijlen aan.

Als je het verlangen naar de Al-liefde, het Al-goede blijft voeden, laat het Licht je zelf ervaren hoe je je verhoudt ten opzichte van dat Licht. Daar word je je van bewust. Die ervaring, en jouw bewustwording ervan, is het proces van ‘gewogen worden’ op de derde dag van De alchemische bruiloft. Ook CRC is niet zeker van zichzelf, hij wordt gewogen. Voordat hij daadwerkelijk het alchemische proces kan aangaan, moet zijn ziel, zijn bewustzijn aan zeven eisen voldoen. Hij moet een ‘weging met zeven gewichten’ doorstaan, ofwel hij moet aan zeven stralen beantwoorden voordat hij verder kan gaan. Zijn astrale (emotionele) lichaam moet voldoen aan de eisen van die andere natuur, de oorspronkelijke, goddelijke natuur.

Als je door het Licht geraakt wordt, volgt een individueel leerproces of ontwikkelingsproces in je persoonlijke omgang met dat Licht zelf. Het gaat om jouw individuele innerlijke zielekwaliteit. Het mag duidelijk zijn dat dit niet altijd prettig is voor je ‘ik’. Je wordt door het Licht ontmaskerd. Subtiele ik-bedoelingen komen bloot te liggen op een vaak pijnlijke wijze. Dan zie je ook steeds meer in hoe onvolmaakt je bent. Dat maakt je bescheidener tegenover anderen waar je voorheen kritiek op had.

Je mag er alle vertrouwen in hebben dat, als dat écht aan de orde is, dit die ander vanzelf duidelijk zal worden. Ieder gaat zijn eigen pad en wikkelt zijn karma op eigen wijze af, ongeforceerd. Inzicht groeit aldus van binnenuit, niet uit boeken, niet door leerstelligheid en ook niet omdat anderen er wat van vinden. Duidelijker wordt zo ook de uitspraak van Jezus: ‘Niemand is goed, ook niet één.’

In de ‘gevallen wereld’ zie je misverstanden, chaos, strijd en vooral veel lijden en verdriet. Zoals de woorden van de Boeddha aangeven: het ‘ik’ is weerstand, lijden. Dit kun je tot op het bot ervaren, in de wereld en vooral ook in jezelf.

Pas als dit ervaringsproces tot een zekere rijping is gekomen en het ik van alle illusies is ontdaan, kom je geleidelijk aan terecht bij de avond voor Pasen. De avond, waarbij in volledigheid het Licht in je woning wil maken en waarbij ook jij aan de zeven stralen, aan ‘zeven gewichten’ kunt beantwoorden. Dan worden het brood en de wijn uitgedeeld, de krachten van de goddelijke wereld, ongesplitst en in alle zuiverheid. Het is jouw ‘laatste avondmaal’, waarbij je in volledigheid deze krachten kunt opnemen. En je weet het: tot een oordeel.

Jezus zit aan tafel met de twaalf. Die twaalven, dat ben jij, met de twaalf krachten van je oude wezen, jouw ‘ik’. En Jezus geeft zichzélf: het brood en de wijn. Etherische en astrale krachten uit een heel ander levensgebied geven zich gevangen aan jou. En nu wordt het kritiek. Dit is het punt, waarop het Judasevangelie daadwerkelijk begint:

‘Toen Jezus op aarde verscheen, deed hij tekenen en grote wonderen voor het heil van de mensheid. En terwijl sommigen wandelden op de weg der gerechtigheid, en anderen in hun overtreding, werden de twaalf geroepen.’

Jezus roept zijn twaalf discipelen (de twaalf krachten van de ik-mens in ons) en spreekt met hen over de geheimenissen van deze wereld en over hetgeen zal plaatsvinden als het einde van deze wereld genaderd is.

‘Toen hij naderde tot zijn discipelen, die waren bijeengekomen, en waren neergezeten, en die hun dankgebed uitspraken over het brood, lachte hij.’

Als de discipelen zich hierover verbazen met: ‘Wij hebben immers gedaan wat betamelijk is, licht Jezus dit toe met: Ik lach niet om jullie. Want jullie doen dit niet uit eigener beweging. Maar hierdoor wil jullie God lof ontvangen.’

Blijkbaar hebben we er een probleem mee om het goddelijke in ons te herkennen. Steeds weer is er een ‘uiterlijke tempeldienst’ en creëren wij een eigen god buiten onszelf (‘jullie God’). Heel bijzonder is de volgende verhandeling van Jezus over deze uiterlijke tempeldienst:

‘De heerser van deze wereld zal staan [= heersen] en mijn naam op schandelijke wijze gebruiken en vele geslachten aan wetsgetrouwe vromen zullen aan hem trouw blijven.’

Judas is vervolgens de eerste die Jezus werkelijk van binnenuit herkent, na vooral ook de ervaring doorleefd te hebben arm te zijn aan geest. De opdracht die Jezus geeft is:

‘Laat ieder van jullie die sterk genoeg is onder de menselijke schepselen de volmaakte mens voortbrengen en laat deze voor mijn aangezicht komen staan.’

Judas is de eerste die daartoe in staat is.

‘Judas zei tot hem: ik weet wie u bent en vanwaar u bent gekomen. En ik ben niet waardig om de naam uit te spreken, van degene die u gezonden heeft.’

Jezus kan hem daarna onderrichten en vertelt hem de geheimenissen van het andere (goddelijke) rijk:

‘Ga terzijde staan van die anderen, en ik zal je de geheimenissen van dat rijk vertellen. Voor jou is het mogelijk het te bereiken, maar je zult er veel verdriet om hebben.’

Judas wordt terzijde gezet van de twaalven en treedt daarmee ook in de eenzaamheid. De anderen kunnen hem niet volgen. In de nacht voor de kruisiging konden de discipelen Jezus ook niet volgen, ze vielen in slaap. Jezus vervolgt:

‘Jij zult de dertiende worden, en jij zult vervloekt worden door de andere geslachten.’

Judas valt geen dank of eer toe van anderen. Jezus zegt verder tot Judas:

‘Maar jij zult hen allen overtreffen, want jij zult offeren de mens die mij draagt. Hef je ogen op, en zie op de wolk en op het licht in de wolk, en op de sterren die de wolk omgeven. De ster die de leiding heeft, is jouw ster. Judas hief zijn ogen op. En hij zag de lichtende wolk. En hij ging haar binnen.’

Judas gaat in een lichtende wolk en daarna is hij niet meer van onze ‘lagere’ wereld. Pas op het laatst vermeldt dit evangelie dat Judas Jezus ‘overgeeft’ (niet: ‘verraadt’):

‘Er waren daar enige schriftgeleerden die nauwkeurig opletten hoe zij hem gevangen zouden nemen gedurende het gebed. Zij naderden tot Judas en zeiden tot hem: “Wat doe je hier? Jij bent Jezus’ ware discipel.” En hij antwoordde hun overeenkomstig hun wens. En Judas ontving enig geld. En hij gaf hem aan hen over.’

Judas maakt de kruisgang mogelijk. Hij heeft het (ervarings)inzicht om de kruisgang op de juiste wijze te laten uitvoeren. Hij maakt de verbinding tussen de twee werelden mogelijk. Hij geeft de kracht van de goddelijke wereld over aan de krachten van de lagere natuur en maakt daardoor een pad vrij voor velen. Daarna is er geen ik-mens meer, ook geen Judas, maar is er de opstanding van de oorspronkelijke, goddelijke mens. Jezus zegt van Judas dat hij degene is die de mens offert die hem (Jezus, dat is de nieuwe ziel) draagt. Judas is een aspect van de ik-mens die het proces begrijpt, uitvoert en daarna terugtreedt. De beschrijving van dit proces in het Judasevangelie maakt dat dit evangelie een bij uitstek gnostiek evangelie is.

In De alchemische bruiloft van Christiaan Rozenkruis komen zes koninklijke personen voor op de vierde dag. De nieuwe ziel, de Jezusmens in zijn twee aanzichten, mannelijk en vrouwelijk, als de nog ongekroonde koning en koningin, daarnaast ‘het kwade ik en het goede ik’, beide eveneens met twee aanzichten, mannelijk en vrouwelijk, dus nog eens twee koningsparen. Hier doet zich de vraag voor: wat is kwaad en wat is goed in gnostiek-filosofische zin? In het commentaar op De alchemische bruiloft van Christiaan Rozenkruis zegt J. van Rijckenborgh daarover:

‘Wat is kwaad? Niet alleen wat misdadig, inferieur en zeer slecht is. Kwaad is in de zin der gnosis alles wat de lichamelijke mens bindt aan het nadir van stoffelijkheid en hem aldaar zijn bestemming wil doen vinden. Wat is goed? In dezelfde gnostiek-filosofische zin alles wat de lichamelijke mens doet om in het nadir van stoffelijkheid (waarin zijn bestemming niet ligt), een oplossing te zoeken voor een min of meer diep doorvoeld en waarachtig en puur leven.’

Het is de wil van de oude mens, van de ik-mens die in De alchemische bruiloft het vonnis voltrekt. Dit lijkt dramatisch, zoals ook de kruisgang dramatisch lijkt. Het laatste wat de ‘ik-wil’ kan doen is deze zes koninklijke personen onthoofden. Deze wil wordt daarna zelf ook onthoofd. Het is de volledige neutralisatie van het ‘ik’, inclusief al zijn mogelijke inbeeldingen. Dat is de ultieme zelfovergave: ‘Want wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven verliezen zal, om mijnentwil, die zal het vinden.’ (Mattheüs 10:39) Is de wil daartoe in staat? Kan de ik-wil dat? Het bewustzijn kan dat! In zijn boek De gnosis in actuele openbaring zegt J. van Rijckenborgh:

‘Het bewustzijn, door veelheid van ervaring moe en rijp geworden, is dan ook in staat de wil tot zwijgen te brengen en het wilsdomein aan de Gnosis over te dragen.’

Daarna vindt in de Toren van Olympus een alchemisch proces, een omzetting plaats van de essenties van deze zes koninklijke personen, samen met de onthoofde ‘oude wil’. De werkelijke alchemische bruiloft. Niets gaat verloren, alles wordt omgezet en niets wordt verdrongen of weggeduwd, want als je dat zou doen, dan vecht het ene gedeelte van het ‘ik’ tegen het andere en daarmee vecht je tegen jezelf. Een dergelijk energieverbruik is alleen in het begin nodig om tot het ervaringsinzicht van Judas te komen.

Op Golgotha staan drie kruisen; Jezus hangt aan een kruis en twee moordenaars hangen naast hem: het ‘kwade ik’ en het ‘goede ik’. Beide zijn moordenaars van het goddelijke in ons en beide trekken ze de krachten van het goddelijke in het lagere, de ons bekende natuur. Het ‘kwade ik’ beseft dat niet. Hij lacht Jezus uit. Het ‘goede ik’, de mens die persoonlijkheidscultuur nastreeft, gaat op dit moment beseffen dat hij ook een moordenaar is van die goddelijke kracht in hem. Tot deze laatste moordenaar zegt Jezus: ‘Heden zult ge met mij in het paradijs zijn.’ Door ons verlangen stroomt de goddelijke kracht verticaal in en door onze overgave vloeit deze kracht horizontaal uit, de wereld in, voor wereld en mensheid. En in het midden bloeit op de roos, de nieuwe ziel. Het hogere, de Christuskracht, daalt af tot het diepste der aarde en de Christus neemt de ‘zonden’, het karma op zich.

Het verleden dat je onmetelijk lange tijden heeft vastgehouden, wordt nu volledig uitgewist. Dat is het ‘scherpe’ van het gnostieke pad. Geen cultuur vanuit het ‘ik’, niet proberen het goede te doen met het ‘ik’ maar een persoonlijkheidsverwisseling (zie ook het boek Dei Gloria Intacta, hoofdstuk Oriëntering). Totale opheffing van het oude en de opstanding van het nieuwe. Niet met de oude wil proberen de wil van God uit te voeren maar de goddelijke wil zelf in onszelf laten doorwerken. Daarop doelt het: ‘Uw wil geschiede’ (Mattheüs 6:10). Een nieuwgeboren wil voltrekt de verdere alchemische bruiloft. Het bewustzijn speelt hierbij een grote rol. Er is nu sprake van een volledige ik-neutralisatie: het ‘lege graf’ van het ik-bewustzijn, wel te verstaan.

Judas is dus eigenlijk niets: een leeg graf. Is dat dramatisch? Nee, dat is niet dramatisch want hij was al ingegaan in de lichtende wolk. Judas staat in het Licht. Tegelijkertijd is daar de gewone alledaagse persoonlijkheid met al zijn karma en verleden, die nog staat in de alledaagse, lagere, gevallen en niet weg te liegen werkelijkheid. Het Licht heeft hem ontmaskerd (persona betekent letterlijk masker). Gaande het pad heeft hij ook alle (ingebeelde) persoonlijkheidscultuur of aardse goedheid verloren. Hij ontvangt het Licht, het mateloos overstelpende Licht, zonder enige schaduw of duisternis. En Judas, hij laat het instromen in deze lagere alledaagse persoonlijkheid en werkelijkheid; hij kan eigenlijk ook niet anders.

Daarmee is hij zich er ook van bewust dat hij Jezus overgeeft aan de krachten, de ‘hogepriesters’ en ‘schriftgeleerden’, van de lagere wereld. Hij ontvangt daarvoor enig geld want ook in de lagere aardse wereld kan er ‘winst’ zijn. Het licht is dermate overvloedig dat de gehele lagere natuur meedeelt in deze mateloze vreugde. En of hij de zilverstukken nu in de tempel terug smijt (zie andere evangeliën) of niet, het maakt niet uit, want hij is niet meer, omdat die Andere er is, in het Licht.

Na Judas is er in feite geen persoonlijkheid meer, die te volgen is voor de dialectische waarnemer. Wat was het doel en opdracht van Judas? De ontwikkeling van een Niets. In zijn boek De universele gnosis (in het hoofdstuk over de glorievolle opstanding) spreekt J. van Rijckenborgh dan ook over de oprichting van een schijngestalte (denk hierbij ook aan het lege graf dat voorafgaat aan de opstanding). Er is nog wel iemand, die opgenomen is in ‘de Andere’ en dienstbaar is aan die Andere, een persoonlijkheid die nog wel volkomen natuurlijk herkenbaar is. Maar voor de waarnemer is dit proces niet te volgen door uiterlijk gedrag waar te nemen. Daarom zwijgt Jezus als hij voor de machten van de wereld, voor Pilatus staat.

Men heeft zich erover verbaasd dat Jezus zo vaak lacht in dit laatste gepubliceerde evangelie. Maar het is een lach vol ontroering, vol liefde en mededogen. Het is ook de lach van bevrijding, een overwinningslach. Ik eindig hier met het gedeelte waarmee J. van Rijckenborgh afsluit in Dei Gloria Intacta:

‘En daarom zong die oude dichter: ‘Die in de hemel woont zal lachen!’ Doch dat lachen is het vreugdeweten en het vreugdegevoel dat niet meer spreken kan. Het is een lachen van geluk zó, dat er tranen komen – die als parelen vallen in het grauw, waarin zij lichten als stille sterren. Dat lachen wensen wij u allen toe. Laat ons vreugde bedrijven, want de eeuwige heerlijkheid staat wenkend aan de kimmen van een nieuwe dageraad.’

Uit: De dertiende, overwegingen op een gnostieke ervaringsreis’ door Arnold Stevelink

GESPREKSRONDE 1GESPREKSRONDE 2 – GESPREKSRONDE 3 – GESPREKSRONDE 4

BESTEL DE DERTIENDE – OVERWEGINGEN OP EEN GNOSTIEKE ERVARINGSREIS

Eén gedachte op “Het evangelie van Judas – hoofdstuk 14 van ‘De dertiende’ van Arnold Stevelink over een andere kijk op Judas Iskariot

Reacties zijn gesloten.